[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 25 en 26 januari 2018 te Sofia

Bijlage

Nummer: 2018D01006, datum: 2018-01-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda voor de informele JBZ-raad van 25 en 26 januari 2018 te Sofia (2018D01004)

Preview document (šŸ”— origineel)


Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van

de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,

25 en 26 januari 2018 te Sofia

I. Binnenlandse Zaken, Immigratie en Asiel

1. Sessie I en II: migratie en asiel

Op het moment van schrijven is nog niet bekend waarop de discussie zich zal toespitsen.

Naar alle waarschijnlijkheid zal het Bulgaarse voorzitterschap willen bespreken hoe

voortgang kan worden geboekt en voor een doorbraak kan worden gezorgd op het

Dublindossier en hierbij naar de algemene ideeƫn van de lidstaten willen vragen. Dit

mede in het licht van het tijdspad van de Leidersagenda van voorzitter van de Europese

Raad Tusk, dat verzoekt om uiterlijk in juni 2018 een akkoord te bereiken. Na discussies

op expertniveau en in bilaterale vorm met de verschillende Voorzitterschappen in de

afgelopen periode, worden de onderhandelingen over de Dublin Verordening voortgezet

binnen de Raad door het Bulgaars voorzitterschap. Voor het kabinet blijft het van belang

dat herziening van de Dublin Verordening leidt tot een efficiƫntere asielprocedure,

inclusief Dublinprocedures, die ook onder hoge migratiedruk blijft functioneren en

secundaire migratiestromen binnen de EU ontmoedigt.

2. Sessie III en IV: grenzen en veiligheid

Op basis van de, tijdens het Nederlandse EU voorzitterschap tot stand gebrachte

Verordening voor een Europese Grens -en Kustwachtagentschap, (2016/1624) zijn de

grensautoriteiten van de lidstaten en het EU Agentschap voor Grens- en Kustwacht

(Frontex) gezamenlijk verantwoordelijk voor het uitvoeren van het geĆÆntegreerde

grensbeheer (Integrated Border Management - IBM). Het Europees geĆÆntegreerd

grensbeheer gaat uit van het op vier niveaus gebaseerde toegangscontrolemodel en

omvat te nemen maatregelen in derde landen, zoals bijvoorbeeld in het kader van het

gemeenschappelijk visumbeleid, maatregelen met naburige derde landen,

grenstoezichtmaatregelen aan de Europese buitengrenzen, risicoanalyses en maatregelen

binnen het Schengengebied alsook op het gebied van terugkeer. In de genoemde

Verordening is vastgelegd dat er op verschillende niveaus strategieƫn opgesteld dienen

te worden om invulling te geven aan het geĆÆntegreerde grensbeheer. Zo zullen lidstaten

hun eigen nationale strategie moeten opstellen, die in lijn moet zijn met de operationele

en technische strategie die het Europese Grens- en Kustwacht agentschap opstelt.

Tevens zal onder verantwoordelijkheid van de Europese instituties een Europese

(politieke) strategie worden opgesteld.

Het kabinet is van mening dat de Europese IBM-strategie zich moet richten op acties die

op Europees niveau, door de Europese instituties, genomen kunnen worden. Nederland

zal zich er, conform regeerakkoord, voor inzetten dat een Europese strategie stevige

aandacht kent voor samenwerking met derde landen, terugkeer, versterking van de

grenscontroles en samenwerking tussen (grens)autoriteiten. Nederland zal, na publicatie

van deze strategie en het verschijnen van de operationele en technische strategie van

het Europese Grens- en Kustwacht agentschap, ook een nationale strategie opstellen. Op

het moment van schrijven is nog niet bekend waar de precieze discussie tijdens dit

agendapunt zich op zal richten.

3. Lunchbespreking : de externe dimensie van migratie

Tijdens de lunch zal gesproken worden over de externe dimensie van de Europese

migratie-inzet. Op het moment van schrijven is nog niet bekend waar de bespreking zich

precies op zal richten. Naast de inspanningen op de Centraal Mediterrane Route, de

voortgang van de EU-AU-VN-taskforce voor Libiƫ, zal mogelijk ook met UNHCR en IOM

van gedachten worden gewisseld over de aanstaande onderhandelingen over de VN

Compact voor veilige, geordende en reguliere migratie. Over de Nederlandse inzet in

deze onderhandelingen wordt Uw Kamer nader geĆÆnformeerd.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

4. Sessie I: Europees Openbaar Ministerie

Het Bulgaarse Voorzitterschap wil onder dit agendapunt de relaties bespreken tussen het

EOM en het Europees Orgaan voor Justitiƫle Samenwerking (Eurojust), tussen het EOM

en het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en tussen het EOM en de

Europese Politiedienst (Europol). Het Voorzitterschap vraagt de lidstaten de onderwerpen

te identificeren die in dat verband bijzondere aandacht verdienen.

Met betrekking tot de relatie met Eurojust en OLAF heeft Nederland sinds het begin van

de onderhandelingen over het EOM in het najaar van 2013 consequent in JBZ-verband

het standpunt ingenomen dat de oprichting van het EOM geen nadelige gevolgen zou

moeten hebben voor de positie en werkzaamheden van deze beide organisaties. Eurojust

en OLAF hebben immers een eigenstandige en belangrijke rol bij de bescherming van de

financiƫle belangen van de EU. Die eigenstandige rol is complementair aan de specifieke

taak en bevoegdheid van het EOM zodra dat eenmaal van start is gegaan. Dat zal naar

verwachting eind 2020 het geval zijn. Nederland heeft dan ook bij herhaling in de JBZ-Raad zorg uitgesproken over het voornemen van de Commissie tot overheveling van

financiƫle middelen en mensen vanuit Eurojust en OLAF naar het EOM, omdat het risico

daarvan is dat de taakvervulling en operationele slagkracht van deze organisaties

daarmee onder druk komen te staan.

Nederland heeft zich bovendien altijd sterk gemaakt - en zal dat ook blijven doen - voor

het behoud van een zelfstandige positie van Eurojust en OLAF, in die zin dat deze beide

organisaties niet op enigerlei wijze in de praktijk ondergeschikt dienen te raken aan het

EOM, maar als gelijkwaardige partners van het EOM met een eigen mandaat moeten

kunnen blijven optreden. Dat laatste brengt eveneens mee dat Nederland zich zal blijven

beijveren voor bevestiging van dit uitgangspunt in de tekst van de ontwerp-Eurojustverordening, die thans onderwerp is van een triloog, en daarnaast in Verordening

883/2013 (OLAF), die in de loop van dit jaar zal worden gewijzigd om de tekst daarvan in

overeenstemming te kunnen brengen met die van Verordening 2017/1939 (EOM).

Verder meent Nederland dat het EOM en Eurojust afspraken over eventuele

administratieve ondersteuning door Eurojust van het EOM moeten vastleggen in een

ā€˜service level agreementā€™, waarbij beide organisaties wederom gelijkwaardige partners

zijn. Afspraken over operationele samenwerking tussen het EOM en Eurojust en het EOM

en OLAF moeten nader worden vastgelegd in de vorm van een werkafspraak. De hiervoor

beschreven opvattingen stroken naar de mening van Nederland geheel met de specifieke

bepalingen in de EOM-verordening over de samenwerking tussen het EOM en Eurojust

(zie artikel 100, Verordening 2017/1939) en tussen het EOM en OLAF (zie artikel 101,

Verordening 2017/1939). Het merendeel van de overige lidstaten steunt deze

opvattingen overigens ook.

Voor wat de samenwerking tussen het EOM en Europol aangaat, komt de EOMverordening (zie artikel 102, Verordening 2017/1939) op dit punt in essentie neer op een bevestiging van het feit dat het EOM ook met Europol een nauwe band zal onderhouden en dat beide organisaties een werkafspraak moeten maken waarin hun samenwerking nader wordt geregeld. Nederland steunt de gedachte dat het EOM en het Europol daartoe binnen de voor hen beide geldende juridische mogelijkheden tijdig de noodzakelijke stappen zetten.

In conclusie, Nederland zal er op aandringen dat de JBZ-ministers er nauw op zullen

moeten toezien dat alle bij de aanpak van EU-fraude betrokken EU-organisaties optimale

complementariteit, efficiency en besteding van schaarse middelen nastreven, teneinde op

deze wijze overbodige overlap tussen hen te vermijden en bovendien dat zij dit met

volledige inachtneming van de voor hen geldende juridische kaders en ieders specifieke

mandaat doen.

5. Sessie II: Verordening Brussel IIa

Aan de basis van de discussie ligt het voorstel voor een verordening voor jurisdictie,

erkenning en handhaving van beslissingen in zaken van huwelijksrecht en ouderlijk

gezag en inzake internationale kindontvoering. Interinstitutioneel dossiernummer:

2016/0190 (CNS).Dit betreft een unanimiteitsdossier. Beide Kamers hebben op grond

van artikel 3, vierde lid, Goedkeuringswet Verdrag van Lissabon een instemmingsrecht

op het uiteindelijke onderhandelingsresultaat.

Naar verwachting zal het voorzitterschap de JBZ-ministers vragen hoe het beste

voortgang geboekt kan worden rond de onderhandelingen over het voorstel. In

algemene zin kan ik u melden dat Nederland zich vanaf het begin van de

onderhandelingen positief heeft opgesteld ten aanzien van de voorgestelde herziening,

met als doel de praktische werking van de verordening te verbeteren (Kamerstukken II

2013/14, 22112, 1891 en Kamerstukken II 2015/16, 22112, 2202).

De besprekingen over de herziening van Verordening Brussel IIa lopen sinds 30 juni

2016. Onder meer worden de bevoegdheidsregels inzake ouderlijke verantwoordelijkheid

herzien, alsmede de regeling voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen uit

de ene lidstaat in een andere lidstaat. Daarnaast wordt de regeling voor samenwerking

tussen de contactpunten van de verschillende lidstaten (centrale autoriteiten)

verduidelijkt en worden extra regels opgesteld in aanvulling op het Haags

Kinderontvoeringsverdrag.

In juni 2017 werd een discussie gevoerd over de wijze waarop het hoor-recht van het

kind kan worden verankerd in de verordening. Nederland heeft zich op het standpunt

gesteld dat het opnemen van gemeenschappelijke criteria voor het horen van kinderen in

de herziene verordening wenselijk is. NL heeft daarnaast gepleit voor het behouden van

de mogelijkheid om de erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing te weigeren

indien het kind niet de gelegenheid heeft gekregen te worden gehoord.

In december 2017 is in de JBZ-raad een discussie gevoerd over de afschaffing van het

verlof tot tenuitvoerlegging (exequatur) voor alle beslissingen inzake de ouderlijke

verantwoordelijkheid. Er bleek overeenstemming te zijn over de afschaffing hiervan.

Over de wijze waarop dit vormt dient te worden gegeven, wordt verder onderhandeld op

technisch niveau. Het Bulgaars voorzitterschap wil ook een politieke impuls geven aan de

voortgang op dit dossier. De inzet van NL is hierbij gericht op een zo eenvoudig mogelijk

stelsel van tenuitvoerlegging.

6. E-evidence

In het verslag van de JBZ-raad van oktober 2017 is aangegeven dat de Europese

Commissie vroeg in 2018 een voorstel presenteert op basis van de raadsconclusies inzake verbetering van de strafrechtspleging in de cyber ruimte die de Raad 9 juni 2016

heeft aangenomen. Nederland heeft er in de JBZ raad van oktober op aangedrongen dat

de Commissie dit voorstel snel presenteert. Deze presentatie heeft nog niet

plaatsgevonden, derhalve zal de voortgang van de Commissie worden aangehoord. Over

de inzet van Nederland op dit dossier is uw Kamer onder andere geĆÆnformeerd bij de

Geannoteerde agenda voor de JBZ-raden in juni en oktober 2017.

7. Illegale online content

Op 18 januari zal een nieuw assessment van de afspraken voor de verwijdering van

online hate speech het licht zien. Deze afspraken zijn gemaakt in het kader van de

Gedragscode tussen de Europese Commissie en IT-platformen. De Commissie zal de ā€“

naar verwachting positieve ā€“ uitkomsten van het assessment delen op de JBZ-Raad. Een

positief assessment betekent een ondersteuning van de Nederlandse positie (zoals

verwoord in het BNC-fiche naar aanleiding van de Mededeling van de Commissie inzake

illegale online content) dat wetgeving op dit gebied geen toegevoegde waarde biedt.

8. Werklunch ā€“ onderwerp: civiele aspecten van robotica

Het voorzitterschap heeft een discussiepaper verspreid en nodigt op basis van het stuk

de aanwezige bewindspersonen uit tot gedachtewisseling over de vragen:

ā€¢ Of zij op nationaal niveau wetgevingsinitiatieven of beleidsinitiatieven overwegen

of deze al genomen hebben in relatie tot kunstmatige intelligentie;

ā€¢ Welke onderwerpen in de optiek van de bewindspersonen geprioriteerd zouden

moeten worden.

Er wordt thans door BZK een kabinetsbrede reactie voorbereid op twee rapporten van het

Rathenau Instituut (2017) die raken aan het thema in het discussiepapier. Het onderwerp

raakt alle departementen. De titels van beide rapporten zijn: ā€˜Opwaarderen. Het borgen

van publieke waarden in de digitale samenlevingā€™ en ā€˜Mensenrechten in de

Robotsamenlevingā€™. In de rapporten worden vragen gesteld over de manier waarop het

kabinet voornemens is publieke waarden en mensenrechten adequaat te beschermen in

tijden van big data, het Internet of Things en robotica.

De verwachting is dat de kabinetsreactie op deze twee rapporten in het voorjaar aan het

parlement wordt verzonden. Ten aanzien van het lunchonderwerp is het voor Nederland

op deze korte termijn niet mogelijk al prioriteiten uit te spreken. Vanuit Nederlands

belang zou er, om het even welke EU-beleids- en of wetgevingsinitiatieven er worden

genomen, rekening moeten worden gehouden met de drieslag: veiligheid, innovatie- en

commerciƫle belangen en publieke waarden en individuele rechten.