[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2018D01639, datum: 2018-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met inbegrip van strafrechtelijke belastingzaken; ā€™s-Gravenhage, 29 juni 2017 (2018D01637)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en
de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitwisseling van informatie
betreffende belastingen, met inbegrip van strafrechtelijke
belastingzaken; ā€˜s-Gravenhage, 29 juni 2017 (Trb. 2017, 123) 

Toelichtende nota

ALGEMEEN

Inleiding

In april 1998 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) het rapport ā€œHarmful Tax Competition, an emerging
global issueā€ uitgebracht, waarin de lijnen zijn uitgezet voor de
aanpak van schadelijke belastingconcurrentie. Het vervolgrapport van
juni 2000 bevat zowel een lijst van mogelijk schadelijke fiscale
praktijken in de OESO-landen als een lijst van belastingparadijzen. In
het kader van dit rapport heeft Aruba, als Ć©Ć©n van de genoemde landen
met een bijzonder belastingregime, op 30 november 2000 een schriftelijke
toezegging aan de OESO afgegeven om de als schadelijk gekenmerkte
fiscale praktijken te gaan beƫindigen en in het bijzonder om
transparantie en effectieve gegevensuitwisseling met betrekking tot
belastingzaken tot stand te brengen. 

Op 18 april 2002 maakte de OESO het ā€œModel Agreement on Exchange of
Information on Tax Mattersā€ (hierna: OESO-modelverdrag) openbaar, dat
als basis diende voor het onderhavige Verdrag. 

De OESO beoogt via deze wijze van gegevensuitwisseling internationale
samenwerking in belastingaangelegenheden tot stand te brengen om
belastingontwijking, fraude, witwassen en terrorismefinanciering tegen
te gaan. Aruba ondersteunt dit gedachtegoed en streeft ernaar om zoveel
mogelijk met andere landen verdragen ter voorkoming van dubbele
belasting met een inlichtingenartikel conform de laatste versie van
artikel 26 van de OESO ā€œModel Tax Convention on Income and Capitalā€
(2005) te sluiten, alsmede een breed netwerk van de zogenaamde Tax
Information Exchange Agreements (TIEAā€™s) naar het OESO-modelverdrag op
te bouwen.

Naar het oordeel van de regering bevat het Protocol bij het Verdrag, dat
een integrerend onderdeel uitmaakt van het Verdrag, een aantal eenieder
verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de
Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of
plichten opleggen. Het betreft met name onderdelen d), e), f) en g) van
de tweede bepaling van het Protocol.

Achtergrond

In 2009 heeft de OESO een overzicht gepubliceerd van landen die
respectievelijk de OESO-standaard hebben ingevoerd (de ā€˜witte
lijstā€™), landen die gecommitteerd zijn, maar de OESO-standaard nog
niet substantieel hebben geĆÆmplementeerd (de ā€˜grijze lijstā€™) en
landen die zich niet hebben verbonden aan de OESO-normen (de ā€˜zwarte
lijstā€™). Onder de ā€˜grijze lijstā€™ was een dertigtal gecommitteerde
jurisdicties opgesomd, waaronder ook Aruba. Bij het verschijnen van deze
lijsten gold als criterium voor het substantieel implementeren van de
OESO-normen dat een land ten minste twaalf
informatie-uitwisselingverdragen (TIEAā€™s) of belastingverdragen met
een bepaling conform de laatste versie van artikel 26 van het
OESO-modelverdrag uit 2005 moest hebben afgesloten. De publicatie van
deze lijsten heeft wereldwijd geleid tot een exponentiƫle groei van het
aantal overeengekomen TIEAā€™s en een snelle toename van het aantal
(her)onderhandelingen van belastingverdragen. Aruba ging mee in deze
ontwikkelingen. Sinds eind 2009 staat Aruba op de ā€˜witte lijstā€™ van
de OESO.

Onderhandelingen met Duitsland

Het onderhavige Verdrag is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen
de fiscale autoriteiten van Aruba en Duitsland. 

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

II.1. Verdrag

Voor het voorliggende Verdrag heeft de tekst van het OESO-modelverdrag
van 2002 als basis gediend. De verdragstekst met Duitsland komt in grote
lijnen overeen met het OESO-modelverdrag. Voor zover de bepalingen van
het Verdrag substantieel afwijken van de bepalingen in het
OESO-modelverdrag, worden deze verschillen hieronder toegelicht. Dit
geldt voor de artikelen 1, 3, 5, 6 en 13. Daar waar de bepalingen niet
of niet substantieel afwijken van het OESO-modelverdrag, is het daarmee
corresponderende OESO-commentaar van overeenkomstige toepassing en wordt
voor de toelichting ervan verwezen naar dat commentaar.

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag

Dit artikel beschrijft het doel en het toepassingsgebied van het
Verdrag, namelijk het uitwisselen van voorzienbaar relevante fiscale
gegevens ten behoeve van de vaststelling, heffing, controle en inning
van belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van
belastingvorderingen en het onderzoek naar en de vervolging van
belastingzaken, en strafrechtelijke belastingzaken. De maatstaf van
ā€voorzienbare relevantieā€ wordt gehanteerd om te garanderen dat
verzoeken niet worden afgewezen in gevallen waarbij het belang van de
informatie voor het onderzoek pas na ontvangst van deze informatie kan
worden vastgesteld. Vanwege het belang dat gehecht wordt aan
strafrechtelijke belastingzaken is dit expliciet in dit artikel
opgenomen.

Een expliciete verwijzing naar het artikel inzake vertrouwelijkheid
(artikel 9) is in tegenstelling tot het OESO-modelverdrag niet opgenomen
in dit artikel, aangezien alle informatie die op grond van dit Verdrag
wordt uitgewisseld valt onder het bepaalde in artikel 9 betreffende
vertrouwelijkheid.

In het tweede lid is bepaald dat het Verdrag alleen van toepassing zal
zijn op Aruba en niet op andere delen van het Koninkrijk der
Nederlanden.

Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

Het OESO-modelverdrag laat aan verdragspartijen over te bepalen welke
belastingen onder het Verdrag zullen vallen. In het eerste lid worden
per partij de belastingen opgesomd waarop het Verdrag van toepassing is:
voor Duitsland zijn dat de inkomstenbelasting, de
vennootschapsbelasting, de ondernemingsbelasting, de vermogensbelasting,
de successiebelasting, de belasting over de toegevoegde waarde en de
assurantiebelasting, en voor Aruba de inkomstenbelasting, de
loonbelasting, de winstbelasting, de successiebelasting, de belasting op
de bedrijfsomzetten en de dividendbelasting. 

In het tweede lid wordt bepaald dat belastingen die na de datum van
ondertekening van dit Verdrag worden ingevoerd en die gelijk zijn aan of
in wezen gelijksoortig zijn met en dienen ter aanvulling op of ter
vervanging van de in dit artikel genoemde belastingen, eveneens onder de
reikwijdte van dit Verdrag vallen, mits de bevoegde autoriteiten dit
overeenkomen. 

In afwijking van het OESO-modelverdrag is niet opgenomen dat het
mogelijk is de belastingen die onder het Verdrag vallen uit te breiden. 

Artikel 4 Begripsomschrijvingen

In het eerste lid worden de in het Verdrag gehanteerde begrippen
gedefinieerd. Zo bevatten de onderdelen a en b een omschrijving van het
grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is. In onderdeel c wordt
aangegeven wie in beide landen als de bevoegde autoriteit wordt
aangemerkt. Voor Aruba is dat de Minister belast met Financiƫn of zijn
bevoegde vertegenwoordiger. 

Artikel 5 Uitwisseling van informatie

In dit artikel zijn de belangrijkste uitgangspunten van internationale
inlichtingenuitwisseling op verzoek neergelegd. Hoewel dit artikel
inhoudelijk niet afwijkt van het OESO-modelverdrag, verdient het
desalniettemin een toelichting op enkele onderdelen. Voor het overige
wordt verwezen naar het OESO-commentaar bij dit artikel.

Op basis van het eerste lid zijn de bevoegde autoriteiten van de
aangezochte partij verplicht om op verzoek informatie uit te wisselen
voor de doeleinden zoals vermeld in artikel 1. Hierdoor is er sprake van
een ruime uitwisseling van fiscale gegevens. Deze uitwisseling ziet niet
alleen op de verzekering van belastingheffing, maar ook op de
invordering, de opsporing en vervolging van fiscale vergrijpen. Op grond
van artikel 39 van de Algemene landsverordening belastingen zal de
belastingplichtige ten aanzien van wie een verzoek om inlichtingen is
gedaan van het besluit tot gegevensuitwisseling met de verdragspartij op
de hoogte worden gesteld. De belastingplichtige kan dan op grond van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) bezwaar maken tegen
de internationale uitwisseling van informatie en vervolgens door de
rechter laten toetsen of de uitwisseling rechtmatig is.

Het tweede lid geeft de inspanningsverplichting van de verdragsluitende
partijen weer, die inhoudt dat, indien de voorhanden zijnde informatie
niet voldoende is om aan het verzoek om informatie te voldoen, de
verplichting bestaat om de gevraagde informatie door middel van alle
relevante methoden van informatievergaring te verschaffen. De
verplichting hiertoe geldt ook in situaties waarin er geen sprake is van
een feit dat zowel volgens de wet van de aangezochte partij als volgens
de wet van de verzoekende partij als strafbaar zou worden aangemerkt (de
zogenoemde ā€œdouble incriminalityā€) of indien de aangezochte partij
de informatie zelf niet nodig heeft voor de eigen nationale
belastingheffing, maar het verzoek om informatie uitsluitend het belang
van de verdragspartner zou dienen. Het zogeheten ā€œdomestic tax
interestā€-beginsel kan derhalve geen grond zijn voor de aangezochte
partij om informatieverstrekking te weigeren. 

Het derde lid bevat de mogelijkheid voor de verzoekende partij om, met
het oog op bewijsvoeringvereisten, de uit te wisselen informatie in een
bepaalde vorm (zoals een gewaarmerkt afschrift van een origineel stuk),
die valt binnen de mogelijkheden van de wet- en regelgeving van de
aangezochte partij, aan te vragen. Indien de gevraagde vorm niet is
toegestaan onder de nationale wetten van de aangezochte partij, kan deze
laatste weigeren de informatie in genoemde vorm te verschaffen. Dit
ontheft de aangezochte partij echter niet van zijn verplichting de
informatie, zij het in een andere vorm, te verschaffen. 

Krachtens het vierde lid hebben partijen de plicht ervoor zorg te dragen
dat de bevoegde autoriteiten bevoegd zijn informatie te ontvangen en uit
te wisselen betreffende financiƫle instellingen, gevolmachtigden,
zaakwaarnemers en agenten, alsmede informatie betreffende
eigendomsrechten met betrekking tot (rechts)personen. Het begrip
ā€œAnstaltenā€ is op verzoek van Aruba niet opgenomen in het Verdrag
aangezien Aruba die rechtsvorm niet kent.

Het vijfde lid bevat een lijst van te overhandigen gegevens bij het
indienen van een verzoek. Daarbij dient aangetoond te worden dat de
verzochte informatie van ā€œvoorzienbare relevantieā€ is voor de
toepassing en de handhaving van de belastingwetgeving van de verzoekende
partij. Ten behoeve van de duidelijkheid en om praktische redenen zijn
enkele bepalingen aan het vijfde lid toegevoegd ten opzichte van het
OESO-modelverdrag. Het toegevoegde onderdeel b beoogt het verzoek om
informatie specifieker te maken. Het toegevoegde onderdeel e verplicht
de verzoekende partij aan te tonen dat de verzochte informatie
ā€œvoorzienbaar relevantā€ is. De strekking van het vijfde lid wordt
met deze afwijkingen niet gewijzigd.

 

Het zesde lid bevat een gecondenseerde versie van de bepaling uit het
OESO-modelverdrag die toeziet op een snelle uitwisseling van informatie
tussen partijen. Hier wordt volstaan met een ontvangstbevestiging en de
inspanningsverplichting van de verzoekende partij om de aangevraagde
informatie met zoā€™n min mogelijke vertraging door te geleiden. 

Artikel 6 Spontane uitwisseling van informatie

Dit artikel, dat niet in het OESO-modelverdrag staat, is op verzoek van
Aruba toegevoegd. Het artikel, dat door Aruba is ingebracht, heeft het
voordeel dat als bijvoorbeeld in de ene partij blijkt dat in de andere
partij belastinginkomsten worden misgelopen, dit aan de andere partij
kan worden medegedeeld. Als het uitwisselen van informatie slechts op
verzoek zou plaatsvinden, zou dergelijke informatie wellicht nooit aan
de betrokken partij worden verstrekt, hetgeen voor die partij zou kunnen
leiden tot het mislopen van belastinginkomsten. 

In Aruba is de mogelijkheid tot het spontaan uitwisselen van informatie
neergelegd in artikel 44 van de Algemene landsverordening belastingen.
De inlichtingen kunnen slechts worden verstrekt voor zover de
verstrekking niet valt onder Ć©Ć©n van de gevallen opgenomen in artikel
41 van de genoemde landsverordening. Deze gevallen komen overeen met de
mogelijkheden die artikel 8 van het Verdrag biedt om een verzoek tot
informatie-uitwisseling af te wijzen.

Artikel 8 Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

Dit artikel bevat een aantal beperkingen op de verplichting tot het
vergaren en uitwisselen van informatie. Partijen zijn bijvoorbeeld niet
gehouden maatregelen te treffen die in strijd zijn met de nationale
wetgeving of administratieve praktijk en/of de openbare orde. Zo beperkt
het tweede lid de plicht tot het vergaren van informatie ten aanzien van
onder andere industriƫle- of beroepsgeheimen. In dit verband wordt
verwezen naar artikel 51, tweede lid, van de Algemene landsverordening
belastingen op basis waarvan enkele beroepsgroepen zich kunnen beroepen
op hun geheimhoudingsplicht.

Hoewel de formulering van het artikel enigszins afwijkt van het
corresponderende artikel in het OESO-modelverdrag, komt de inhoud
daarmee overeen, waarbij het tweede lid van het onderhavige Verdrag
wordt uitgebreid met bepaling waarbij de aangezochte partij niet kan
worden verplicht administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn
met de wetgeving en bestuurlijke praktijk.

Artikel 9 Vertrouwelijkheid

De bepalingen van het vijfde lid van artikel 9 worden nader uitgewerkt
in het Protocol bij het Verdrag. 



Artikel 10 Kosten

Dit artikel regelt de verdeling van de kosten verbonden aan de
uitwisseling van informatie. Hierbij geldt als hoofdregel dat de
aangezochte partij in principe de gewone kosten die opkomen bij de
geboden bijstand zelf moet dragen. Indien de kosten die zouden opkomen
bij een specifiek verzoek tot het verstrekken van informatie naar
verwachting buitengewoon zullen zijn, zullen deze kosten worden gedragen
door de verzoekende partij. In het geval van buitengewone kosten dient
de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij hierover echter wel
vooraf in overleg te treden met de verzoekende partij.

Artikel 11 Procedure voor onderling overleg

Mochten zich bij de implementatie of interpretatie van dit Verdrag
problemen voordoen, dan geeft dit artikel de mogelijkheid een procedure
voor onderling overleg overeen te komen om die problemen op te lossen.
In het tweede lid wordt de basis gelegd voor het in onderling overleg
overeenkomen van uitvoeringsregelingen en in het vierde lid wordt
bepaald dat de partijen, waar nodig, andere procedures voor een
geschillenregeling overeen kunnen komen.

Artikel 12 Protocol

Het Protocol vormt een integrerend onderdeel van het Verdrag.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Voor de toepassing van het Verdrag wordt onderscheid gemaakt tussen
strafrechtelijke belastingzaken (onderdeel a) en overige belastingzaken
(onderdeel b). Ten aanzien van strafrechtelijke belastingzaken vindt het
Verdrag toepassing met ingang van de dag van inwerkingtreding voor enig
belastingtijdvak. Voor overige belastingzaken wordt onderscheid gemaakt
tussen belastingen die over een tijdvak worden geheven en
tijdstipbelastingen. Voor tijdvakbelastingen vindt het Verdrag
toepassing op de eerste dag van het tijdvak dat aanvangt op of na de dag
waarop het Verdrag in werking treedt. Op tijdstipbelastingen is het
Verdrag van toepassing voor belastingvorderingen op of na de datum van
inwerkingtreding. Deze bepaling wijkt hierbij af van de regeling in het
OESO-modelverdrag waar voor de inwerkingtreding wordt aangesloten bij de
aanvang van een kalenderjaar. Met de in dit Verdrag gekozen tekst kan in
voorkomende gevallen eerder dan op basis van het OESO-modelverdrag een
beroep op het Verdrag worden gedaan. Voor strafrechtelijke
belastingzaken, als gedefinieerd in artikel 4, eerste lid, onderdeel p,
is het belastingtijdvak niet van belang. Dit betekent dat informatie kan
worden ingewonnen zowel voor  belastingtijdvakken die liggen vĆ³Ć³r de
datum van inwerkingtreding van het Verdrag, als voor belastingtijdvakken
die beginnen op of na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag.

Artikel 14 Beƫindiging

Dit artikel regelt de beƫindiging van het Verdrag, waarbij het van
belang is dat in het derde lid wordt bepaald dat de geheimhoudingsplicht
blijft bestaan ten aanzien van alle informatie die is verkregen in het
kader van de toepassing van het Verdrag.

II.2. Protocol

In het Protocol worden bepaalde artikelen van het Verdrag nader
uitgewerkt. Het betreft:

1. Het vijfde lid van artikel 5, waarbij voor het bepalen van de
identiteit van een persoon ook andere identificerende gegevens gebruikt
kunnen worden dan de naam.

2. Het vijfde lid van artikel 9 betreffende het doorgeven en de
bescherming van persoonsgegevens wordt in dit gedeelte nader uitgewerkt:
zo kan in bepaalde gevallen worden afgeweken van het vereiste in het
derde lid van artikel 9, dat bepaalt dat vooraf toestemming is vereist
voor het doorgeven van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan
vermeld in artikel 1.

De verstrekkende bevoegde autoriteit is verplicht erop toe te zien dat
de gegevens die verstrekt worden accuraat zijn en naar verwachting van
belang zijn en evenredig in verhouding tot het doel waarvoor de gegevens
worden verstrekt. Als blijkt dat de gegevens niet correct zijn of dat
gegevens zijn verstrekt die niet verstrekt hadden mogen worden, wordt de
verstrekkende bevoegde autoriteit onmiddellijk daarvan verwittigd en in
de gelegenheid gesteld deze gegevens onverwijld te corrigeren of te
vernietigen (c).

Onder d, e en f worden regels gesteld voor het informeren van de persoon
waarover de gegevens zijn verstrekt. De ontvangende bevoegde autoriteit
is voorts aansprakelijk onder nationale wetgeving voor schade
voortvloeiende uit onrechtmatige verstrekking van informatie (g). 

Beide autoriteiten dienen een registratie ter zake aan te houden (h).

 

3. Hier wordt gespecificeerd wat onder buitengewone kosten zoals vermeld
in artikel 10 verstaan dient te worden.

4. Onder dit gedeelte wordt nader ingegaan op de communicatie tussen de
bevoegde autoriteiten, die schriftelijk geĆÆnitieerd wordt, waarna
verdere communicatie schriftelijk of mondeling is, al naargelang het
meest praktisch is.

III. KONINKRIJKSPOSITIE 

Het Verdrag zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen
gelden voor Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 OESO, ā€œTowards a Global Tax co-operation: Progress in Identifying and
Eliminating Harmful Tax Practicesā€, juni 2000.

 Voor de tekst van dit model, inclusief de toelichting, zie:
http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf.

 Het model van de zogenaamde Double Taxation Agreement (DTA); zie
hiervoor:
http://www.oecd.org/document/53/0,3343,en_2649_33767_33614197_1_1_1_1,00
.html.

 Zie hiertoe: OESO, Overview of the OECDā€™s Work on Countering
International Tax Evasion, Parijs 28 september 2009, beschikbaar via.
http://www.oecd.org/dataoecd/32/45/43757434.pdf.