[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2018D03557, datum: 2018-02-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Angola; Luanda, 10 april 2017 (2018D03555)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in
douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Angola; Luanda, 10 april 2017 (Trb. 2017, 83)

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

	In september 2014 hebben afrondende besprekingen plaatsgevonden om te
komen tot een verdrag betreffende de wederzijdse administratieve
bijstand in douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Republiek Angola (hierna: het Verdrag). Tijdens deze besprekingen werd
tussen de delegaties van het Koninkrijk der Nederlanden en van de
Republiek Angola overeenstemming bereikt over de verdragstekst. Na
afstemming van de definitieve bewoordingen van de drie originele
taalversies is het Verdrag op 10 april 2017 in Luanda ondertekend.

	Voor een effectief douaneoptreden en een betere bestrijding van
internationale fraude is het nodig te komen tot een versterkte
samenwerking tussen de douaneadministraties van de landen binnen het
Koninkrijk en Angola. Het Verdrag beoogt een bilateraal kader te
scheppen waarbinnen de nauwere samenwerking gestalte kan krijgen. Het
Verdrag biedt de douanediensten van het Koninkrijk de mogelijkheid om
essentiƫle informatie uit te wisselen met de Angolese douane.

	Het Verdrag dient enerzijds ter bestrijding van fraude met betrekking
tot de douanerechten (ā€œklassiekeā€ smokkel), ter bestrijding van
ontduiking van (andere) belastingen bij invoer en ter bestrijding van
overtredingen van sanitaire en fytosanitaire maatregelen, de
geneesmiddelenwetgeving, verboden met betrekkingen tot de in- of uitvoer
van afvalstoffen en van andere verboden en beperkingen bij in- en
uitvoer, zoals drugssmokkel of smokkel van namaakartikelen. Anderzijds
kan de beoogde informatie uitwisseling ook bijdragen aan een betere
informatiepositie en daarmee tot beter risicobeheer waardoor de
legitieme handel kan worden bevorderd.

Wat betreft opzet en bewoording is het Verdrag goeddeels gebaseerd op
een modelverdrag dat is 

ontwikkeld door de Wereld Douane Organisatie (WDO). Zoals het
internationaal gebruikelijk is om op het gebied van de verdragen ter
voorkoming van dubbele belasting het modelverdrag van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) tot uitgangspunt te
nemen voor de onderhandelingen, zo wordt dit WDO-modelverdrag als basis
gebruikt voor bilaterale verdragen inzake wederzijdse administratieve
bijstand in douanezaken. Het Verdrag regelt nauwkeurig tot hoever de
samenwerking tussen de douaneadministraties strekt en beperkt zich
daarbij tot de maatregelen die voor een doeltreffende samenwerking
noodzakelijk zijn. Het ziet alleen op de administratieve samenwerking
tussen douaneautoriteiten en bestrijkt niet het terrein van de tussen
rechterlijke autoriteiten te verlenen internationale rechtshulp in
strafzaken.

	Naar het oordeel van de regering bevatten twee artikelen van het
Verdrag eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en
94 Grondwet, die aan de burger rechtstreeks rechten toekennen of
plichten opleggen. Het betreft, ten eerste, artikel 4, vijfde lid, dat
bepaalt dat door personen geen recht aan het Verdrag kan worden ontleend
om de informatie-uitwisseling te beletten, en ten tweede bepalingen 5 en
6 van de bijlage bij het Verdrag, inzake de aansprakelijkheid van de
douaneadministratie jegens de natuurlijke persoon waarover die
administratie persoonsgegevens ontvangen heeft.

2. Europese Unie

	Het Verdrag heeft mede tot gevolg dat het in Europa gelegen deel van
het Koninkrijk nog doelmatiger de verplichtingen die de EU oplegt, kan
uitvoeren in overeenstemming met het Unierecht. In dit kader is ook de
op 23 juni 2000 tot stand gekomen en vervolgens meermaals gewijzigde en
gedeeltelijk herziene Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de
groep van Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan,
enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds (de
zogenaamde Cotonou-overeenkomst; Trb. 2001, 57) relevant. Het Verdrag
staat niet in de weg aan de verplichtingen die uit deze
Partnerschapsovereenkomst voortvloeien. Dit volgt uit artikel 4 van het
Verdrag. 

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

	Onder de term ā€œdouaneadministratieā€ wordt verstaan de centrale
nationale administratieve autoriteit die belast is met de uitvoering van
de regelingen waarop de in het Verdrag omschreven samenwerking
betrekking heeft. De Nederlandse diensten die in de eerste plaats in
aanmerking komen voor samenwerking in de zin van het Verdrag zijn de
Douane, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD), de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT). Ook andere diensten met specifieke
controletaken kunnen bij de samenwerking in het kader van het Verdrag
betrokken zijn. Omwille van de duidelijkheid naar de verdragspartner en
om het gevaar van versnippering van het aantal aanspreekpunten in het in
Europa gelegen deel van het Koninkrijk tegen te gaan, zal het Douane
Informatie Centrum (DIC) te Rotterdam worden aangewezen als centraal
aanspreekpunt. 

	Voor Aruba, CuraƧao en Sint Maarten geldt ook dat diverse instanties,
belast met de tenuitvoerlegging van de douanewetgeving,
onderscheidenlijk de invordering van douanevorderingen, bij samenwerking
in het kader van het Verdrag betrokken kunnen worden. Voor Aruba zal de
Directeur van het Departement der Invoerrechten en Accijnzen worden
aangewezen als centraal aanspreekpunt, voor CuraƧao de Douane CuraƧao
en voor Sint Maarten de Dienst Douane ressorterend onder het Ministerie
van Justitie.

	Het begrip ā€œdouanewetgevingā€ heeft, evenals het begrip
ā€œdouaneadministratieā€, in het Verdrag een ruimere betekenis dan die
welke daaraan in het algemeen wordt toegekend. Onder de werking van het
Verdrag vallen ten gevolge van deze definitie in ruime zin van de term
ā€œdouanewetgevingā€ regelingen inzake de in-, uit- en doorvoer van
goederen, hoofdzakelijk betreffende:

douanerechten alsmede omzetbelasting en accijnzen geheven ter zake van
de invoer;

belastingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en
landbouwrestituties;

anti-dumpingrechten; en

verboden, beperkingen en controlemaatregelen inzake het
grensoverschrijdende goederenverkeer ter bescherming van financiƫle,
economische (landbouweconomische daaronder begrepen), culturele,
veterinaire en fytosanitaire belangen en ter bescherming van de
veiligheid van de internationale logistieke keten, de openbare orde, de
volksgezondheid en het milieu. 

Bij de begripsomschrijvingen van artikel 1 is voorts een definitie van
persoonsgegevens opgenomen, die is ontleend aan artikel 2, onderdeel a,
van het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag tot
bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde
verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7). De overige definities
betreffen termen die in het onderhavige verdrag regelmatig worden
gebruikt.

Artikel 2 (Doel)

	In dit artikel worden de doelen van de administratieve bijstand
vastgelegd, te weten de juiste toepassing van douanerecht, het
voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op douaneregelgeving
en het verzekeren van de veiligheid en facilitatie van de internationale
logistieke keten.

Artikel 3 (Reikwijdte)

	Dit artikel omschrijft het kader waarbinnen de administratieve bijstand
wordt verleend, zowel vanuit nationaal perspectief als in internationaal
verband. De praktische uitvoering van de bijstand zal geschieden in
overeenstemming met de wettelijke en administratieve bepalingen van de
verdragsluitende partij die de administratieve bijstand verleent en voor
zover beschikbare middelen het toelaten (tweede lid). 

Artikel 4 (Verplichtingen van de verdragsluitende partijen)

	In dit artikel zijn de verplichtingen van de verdragsluitende partijen
neergelegd. Er wordt bepaald dat deze overeenkomst de verplichtingen
voortvloeiend uit bestaand of toekomstig internationaal recht onverlet
laat. Voor het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk moet daarbij
met name worden gedacht aan verplichtingen uit hoofde van de Europese
regelgeving op dit vlak. Hier kan in het bijzonder worden verwezen naar
Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de
wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de
lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie
met het oog op de juiste toepassing van de douane- en
landbouwvoorschriften (PbEG 1997, L 82). 

	Op basis van deze verordening zijn de lidstaten verplicht om onder
bepaalde omstandigheden informatie door te geven aan de Europese
Commissie en andere lidstaten, ook indien deze informatie afkomstig is
van derde landen. Daarnaast wordt als gevolg van het tweede lid van het
onderhavige artikel 4 van het Verdrag onder meer rekening gehouden met
(toekomstige) verplichtingen van het in Europa gelegen deel van het
Koninkrijk op het terrein van de wederzijdse administratieve bijstand
onder verdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie. Angola zal op
de hoogte worden gehouden wanneer informatie wordt doorgegeven. Ook
omgekeerd zal dit zich kunnen voordoen wanneer de douanesamenwerking in
het kader van de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (Southern
African Development Community, SADC) zich verder ontwikkelt. 

	In het vierde lid is uitdrukkelijk vastgelegd dat het Verdrag voorziet
in het verlenen van administratieve bijstand tussen de verdragsluitende
partijen. Onder administratieve bijstand dient in dit verband doorgaans
te worden verstaan dat de aangezochte douaneadministratie informatie
verstrekt ten behoeve van de verzoekende douaneadministratie. In de
regel geschiedt dit naar aanleiding van een concreet geval waarbij de
verzoekende douaneadministratie bepaalde informatie nodig heeft om een
onderzoek te kunnen afronden. Deze informatie kan betrekking hebben op
goederen, voorafgaande transacties in de logistieke keten en op
betrokken (rechts)personen. Ook kan bijstand worden verleend ten behoeve
van de invordering van bedragen die verschuldigd zijn aan de douane.
Indien bijstand dient te worden verleend op grond van een ander
samenwerkingsverdrag tussen beide landen, geeft de aangezochte
administratie aan welke andere nationale autoriteiten zich daarmee
bezighouden. 

Artikel 5 (Informatie voor de toepassing en handhaving van de
douanewetgeving)

	Deze bepaling regelt het verstrekken van informatie ten behoeve van de
juiste toepassing van de douanewetgeving. Het betreft zowel informatie
waarvoor een specifiek verzoek is gedaan door Ć©Ć©n van de
douaneadministraties als uit eigen beweging verstrekte gegevens, ten
behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en met het oog
op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die
wetgeving. De douaneadministraties zullen elkaar informatie verstrekken
met betrekking tot nieuwe controle- en opsporingstechnieken,
gesignaleerde fraudepatronen en goederen en personen die zijn
gerelateerd aan inbreuken op de douanewetgeving. Ook het aanleveren van
gegevens aan de andere douaneadministratie, ten behoeve van door deze in
eigen regie te verrichten risicoanalyses, behoort tot de geboden
mogelijkheden van samenwerking in het kader van het Verdrag.

Artikel 6 (Informatie met betrekking tot inbreuken op de
douanewetgeving)

	Partijen informeren elkaar op verzoek of uit eigen beweging over
activiteiten die (kunnen) leiden of hebben geleid tot een inbreuk op de
douanewetgeving op het grondgebied van de andere partij.

In geval van een ernstige aantasting van de economie, de
volksgezondheid, inclusief de veiligheid van de internatonale
goederenketen, of een ander vitaal belang van partijen, zal de ene
partij onverwijld en op eigen initiatief de andere partij daarover
infomeren, indien mogelijk.

Artikel 7 (Informatie over de rechtmatigheid van de invoer of uitvoer
van goederen)

	Deze bepaling bevat een uitwerking met betrekking tot de situatie
waarin geen zekerheid bestaat of goederen op rechtmatige wijze werden
in- of uitgevoerd. De vraag naar de rechtmatigheid van de invoer is in
het bijzonder van belang in die gevallen waarin, afhankelijk van de
uitvoer dan wel de eindbestemming, een gunstige behandeling wordt
toegestaan. Zo kan een verrekening van belasting of een restitutie dan
wel een ontheffing van een uitvoerverbod worden toegepast. Twijfel of
goederen werkelijk naar het andere land zijn uitgevoerd, kan worden
weggenomen wanneer de douaneadministratie van de andere verdragsluitende
partij verklaart dat de goederen op rechtmatige wijze in haar nationale
grondgebied zijn ingevoerd en onder welke douaneregeling zij daar
eventueel zijn gebracht.

Artikel 8 (Automatisch verstrekken van informatie) 

	Ingevolge deze bepaling in verbinding met artikel 23 van het Verdrag
kunnen de douaneadministraties afspreken dat zij elkaar informatie op
automatische wijze zullen doen toekomen en onder welke voorwaarden. Die
automatische uitwisseling dient uiteraard beperkt te blijven tot
informatie die verstrekt mag worden op basis van Ć©Ć©n van de artikelen
van het Verdrag.

Artikel 9 (Vooraf verstrekken van informatie)

	De douaneadministraties kunnen nadere afspraken maken over het
verschaffen van informatie over goederenzendingen voordat deze op het
grondgebied van de andere partij aankomen. Deze afspraken dienen
overeenkomstig artikel 23 van het Verdrag te worden vastgesteld. 

Artikel 10 (Technische bijstand)

	De in dit artikel geregelde technische bijstand voorziet in de
mogelijkheid tot het uitwisselen van ambtenaren in het kader van het
leren van elkaars werkwijzen alsmede in het kader van trainings- en
opleidingsactiviteiten. De uitwisseling bevordert de samenwerking tussen
beide douaneadministraties en kan tevens een positieve bijdrage leveren
aan het versoepelen van het vervullen van de douaneprocedures,
risicomanagement, het gebruik van technische controle-instrumenten en
het verbeteren van de bestuurlijke en administratieve organisatie.

Artikel 11 (Uitreiking van documenten)

	Als aan de verzoekende administratie bekend is dat een bepaalde persoon
zich ophoudt in het grondgebied van de andere verdragsluitende partij
kan men de douaneadministratie vragen bepaalde documenten uit te reiken.
Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een uitnodiging tot betaling
of een aanmaning. De rol van de aangezochte administratie gaat niet
verder dan het uitreiken van het document. Nadere invulling van dit
artikel wordt geregeld overeenkomstig artikel 23 van het Verdrag.

Artikel 12 (Toezicht en informatie)

	De bepaling voorziet in de mogelijkheid dat, indien twijfels zijn
gerezen over de legitimiteit van goederenbewegingen naar het grondgebied
van de andere verdragsluitende partij, bijzonder toezicht wordt gehouden
op de daarbij betrokken goederen, opslagplaatsen, vervoermiddelen of
personen ten behoeve van de douaneadministratie van de andere
verdragsluitende partij.

Artikel 13 (Gecontroleerde aflevering)

	Voor zover dat binnen hun respectieve nationale rechtsstelsels is
toegelaten, maken de douane- administraties afspraken over de
gecontroleerde aflevering van goederen. Indien andere nationale
autoriteiten hierover beslissingen dienen te nemen, in het in Europa
gelegen deel van het Koninkrijk bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie,
wordt met deze autoriteiten samengewerkt of wordt de zaak aan deze
autoriteiten overgedragen.

Artikel 14 (Verschijnen van functionarissen voor een rechtscollege)

	Op verzoek kan de aangezochte douaneadministratie haar functionarissen
machtigen om ter zake van de uitvoering van de douanewetgeving als
deskundige of getuige te verschijnen in een gerechtelijke of
administratieve procedure op het grondgebied van de verzoekende
verdragsluitende partij. 

Artikel 15 (Toezending van verzoeken)

	Dit artikel regelt bij wie een verzoek om bijstand wordt gedaan en
bevat voorschriften met betrekking tot de inhoud en de vorm van het
verzoek. Tevens wordt bepaald dat de informatie alleen mag worden
verstrekt aan aangewezen ambtenaren, onder verwijzing naar de nadere
regelingen tussen de douaneadministraties genoemd in artikel 23 van het
Verdrag.

	Een douaneadministratie zal slechts om originele informatie (zoals
originele documenten) verzoeken indien kopieƫn niet volstaan.
Dergelijke informatie dient bovendien zo spoedig mogelijk te worden
teruggezonden. Rechten van de aangezochte administratie of van derden
ter zake worden geƫerbiedigd.

Artikel 16 (Vergaren van informatie) 

	Op basis van dit artikel stelt de aangezochte douaneadministratie een
onderzoek in, indien zij niet zelf beschikt over de gevraagde
informatie. Het onderzoek kan bijvoorbeeld inhouden dat de Nederlandse
douane, om tegemoet te komen aan een verzoek van de Angolese douane, in
overeenstemming met de Nederlandse wettelijke en administratieve
bepalingen (conform het gestelde in artikel 3, tweede lid, van het
Verdrag) bij een bedrijf een administratieve controle (boekenonderzoek)
verricht.

Artikel 17 (Aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de
andere verdragsluitende partij) 

	Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van aanwezigheid van
douanefunctionarissen op elkaars grondgebied bij het doen van onderzoek.
Hier is voor gekozen omdat een onderzoek kan worden versneld indien
functionarissen van de verzoekende douaneadministratie direct informatie
verkrijgen van de bevoegde eenheden van de aangezochte administratie,
dan wel aanwezig zijn bij onderzoeken te verrichten door functionarissen
van de aangezochte douaneadministratie. Van die mogelijkheid zal vooral
gebruik worden gemaakt bij onderzoeken waarin een groot deel van de
benodigde gegevens in een bepaalde zaak zich bevindt in het andere land,
bijvoorbeeld bij dubbele facturering of bij een niet regelmatig
beƫindigd transport van goederen tussen Angola en een van de landen
binnen het Koninkrijk.

Artikel 18 (Aanwezigheid van functionarissen van de verzoekende
verdragsluitende partij op uitnodiging van de aangezochte administratie)


	Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van de aanwezigheid van
douanefunctionarissen van de verzoekende partij op het grondgebied van
de aangezochte partij op verzoek van laatstgenoemde. Daarbij kunnen
beperkingen worden gesteld door de aangezochte partij.

Artikel 19 (Bezoekende functionarissen)

	Dit artikel regelt de voorwaarden waaronder van de mogelijkheid van
aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de andere partij
gebruik kan worden gemaakt. Zij genieten dezelfde rechtsbescherming als
de functionarissen van de andere partij.

	Zolang functionarissen van een douaneadministratie uit hoofde van het
Verdrag aanwezig zijn op het grondgebied van de andere verdragsluitende
partij, dienen zij zich steeds als zodanig te kunnen legitimeren.

Artikel 20 (Gebruik, vertrouwelijkheid en bescherming van informatie)

	Aangezien de in het Verdrag bedoelde informatie dikwijls van
vertrouwelijke aard is, moet worden gewaakt voor misbruik daarvan. Dit
artikel schrijft voor dat op grond van het Verdrag verkregen informatie
zeer zorgvuldig moet worden behandeld.

	De verkregen informatie mag door de bevoegde douaneautoriteiten slechts
worden gebruikt voor de doeleinden van het Verdrag. Gebruik van de
informatie voor andere doeleinden of door andere autoriteiten is alleen
toegestaan indien de douaneadministratie die de informatie heeft
verstrekt daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. In het land
waar de informatie wordt ontvangen, dient deze informatie vertrouwelijk
te worden behandeld. Voorts moet voor deze informatie aldaar hetzelfde
niveau van bescherming gelden als voor soortgelijke informatie krachtens
het nationale recht het geval is. 

	Het verstrekken van persoonsgegevens dient te geschieden overeenkomstig
de regelgeving van elk van de verdragsluitende partijen en is
onderworpen aan de bepalingen van de bij het Verdrag gevoegde bijlage
die integrerend deel uitmaakt van het Verdrag. 

Artikel 21 (Weigeringsgronden)

	Dit artikel bevat de gronden waarop het verlenen van bijstand kan
worden geweigerd, afhankelijk kan worden gesteld van het nakomen van
bepaalde voorwaarden of, in voorkomend geval, kan worden uitgesteld. Van
de kant van het Koninkrijk zal krachtens dit artikel bijvoorbeeld geen
bijstand worden verleend als deze wordt gevraagd ten behoeve van
onderzoek in een zaak die in het in Europa gelegen deel van het
Koninkrijk, Bonaire, Sint Eustatius, Saba, Aruba, CuraƧao of Sint
Maarten al onderwerp is geweest van een strafvervolging. Hetzelfde geldt
bij een nog lopende strafrechtelijke procedure. Informatie wordt niet
verstrekt dan na daartoe verkregen toestemming van de desbetreffende
gerechtelijke autoriteit. Deze autoriteit kan de nodige waarborgen
verlangen om te voorkomen dat de gegevens in het verzoekende land worden
gebruikt om tegen dezelfde verdachte een strafvervolging voor hetzelfde
feit te beginnen. De redenen voor het afzien of het uitstellen van het
verlenen van de bijstand dienen aan de andere partij te worden
medegedeeld.

Artikel 22 (Kosten)

	De douaneadministraties zien in beginsel af van alle vorderingen tot
terugbetaling van de door hen onder het Verdrag gemaakte kosten (eerste
lid). Uitzondering daarop zijn de kosten van tolken en experts. Deze
worden door de verzoekende partij gedragen (tweede lid). Het derde lid
bepaalt ten slotte dat partijen in overleg treden over de
kostenverdeling wanneer aanmerkelijke kosten of kosten van buitengewone
aard gemaakt worden bij de uitvoering van een verzoek.

Artikel 23 (Uitvoering van het Verdrag)

	De douaneadministraties kunnen ter regeling van de praktische aspecten
bij de uitvoering van het Verdrag nadere afspraken maken. Deze afspraken
kunnen de vorm van een Memorandum van Overeenstemming of een verdrag
krijgen. Indien de afspraken worden vastgelegd in een verdrag kan dit
beschouwd worden als een uitvoeringsverdrag dat op grond van artikel 7,
onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen
parlementaire goedkeuring behoeft, behoudens het bepaalde in artikel 8
van die Rijkswet. 

Artikel 24 (Territoriale toepassing)

	Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Verdrag voor het
gehele Koninkrijk gelden.

Artikel 4, tweede lid, van het Verdrag, is uitsluitend van toepassing op
Europees Nederland.

Artikel 25 (Geschillenbeslechting)

	De douaneadministraties proberen er onderling uit te komen indien er
geschillen ontstaan. Indien douaneadministraties hier niet in slagen, is
geschillenbeslechting via diplomatieke kanalen de aangewezen weg. 

 

Artikel 26 (Inwerkingtreding)

	Dit artikel bepaalt dat het Verdrag in werking zal treden op de eerste
dag van de tweede maand nadat beide landen elkaar hebben genotificeerd
dat de vereiste nationale procedures zijn doorlopen.

Artikel 27 (Duur en beƫindiging)

	Dit artikel bepaalt dat het Verdrag voor een periode van vijf jaar van
kracht is. Deze periode wordt automatisch vernieuwd met een gelijke
periode, tenzij een van de verdragsluitende partijen de andere partij
inlicht over het voornemen tot opzegging van het Verdrag. Indien dit aan
de orde is, geldt een minimale opzegtermijn van zes maanden.

Artikel 28 (Herziening en wijziging)

	Op verzoek van een van beide partijen komen de verdragsluitende
partijen drie jaar na inwerkingtreding van het Verdrag bijeen voor
herziening van het Verdrag, tenzij partijen elkaar ervan in kennis
stellen dat herziening niet nodig is. Dit is conform Angolese wetgeving;
verdragen mogen niet voor onbepaalde tijd aangegaan worden en er moet
vastgelegd zijn dat ze tussentijds kunnen worden herzien.

4. Koninkrijkspositie

	Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Verdrag voor het
gehele Koninkrijk gelden. 

De Staatssecretaris van Financiƫn,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 http://www.wcoomd.org/en/topics/enforcement-and-compliance/instruments-
and-tools/~/media/DFAAF3B7943E4A53B12475C7CE54D8BD.ash

 

 

 PAGE   10 

 PAGE   2 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).