Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2018D03557, datum: 2018-02-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verdrag inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Angola; Luanda, 10 april 2017 (2018D03555)
Preview document (š origineel)
Verdrag inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Angola; Luanda, 10 april 2017 (Trb. 2017, 83) TOELICHTENDE NOTA 1. Algemeen In september 2014 hebben afrondende besprekingen plaatsgevonden om te komen tot een verdrag betreffende de wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Angola (hierna: het Verdrag). Tijdens deze besprekingen werd tussen de delegaties van het Koninkrijk der Nederlanden en van de Republiek Angola overeenstemming bereikt over de verdragstekst. Na afstemming van de definitieve bewoordingen van de drie originele taalversies is het Verdrag op 10 april 2017 in Luanda ondertekend. Voor een effectief douaneoptreden en een betere bestrijding van internationale fraude is het nodig te komen tot een versterkte samenwerking tussen de douaneadministraties van de landen binnen het Koninkrijk en Angola. Het Verdrag beoogt een bilateraal kader te scheppen waarbinnen de nauwere samenwerking gestalte kan krijgen. Het Verdrag biedt de douanediensten van het Koninkrijk de mogelijkheid om essentiĆ«le informatie uit te wisselen met de Angolese douane. Het Verdrag dient enerzijds ter bestrijding van fraude met betrekking tot de douanerechten (āklassiekeā smokkel), ter bestrijding van ontduiking van (andere) belastingen bij invoer en ter bestrijding van overtredingen van sanitaire en fytosanitaire maatregelen, de geneesmiddelenwetgeving, verboden met betrekkingen tot de in- of uitvoer van afvalstoffen en van andere verboden en beperkingen bij in- en uitvoer, zoals drugssmokkel of smokkel van namaakartikelen. Anderzijds kan de beoogde informatie uitwisseling ook bijdragen aan een betere informatiepositie en daarmee tot beter risicobeheer waardoor de legitieme handel kan worden bevorderd. Wat betreft opzet en bewoording is het Verdrag goeddeels gebaseerd op een modelverdrag dat is ontwikkeld door de Wereld Douane Organisatie (WDO). Zoals het internationaal gebruikelijk is om op het gebied van de verdragen ter voorkoming van dubbele belasting het modelverdrag van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) tot uitgangspunt te nemen voor de onderhandelingen, zo wordt dit WDO-modelverdrag als basis gebruikt voor bilaterale verdragen inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken. Het Verdrag regelt nauwkeurig tot hoever de samenwerking tussen de douaneadministraties strekt en beperkt zich daarbij tot de maatregelen die voor een doeltreffende samenwerking noodzakelijk zijn. Het ziet alleen op de administratieve samenwerking tussen douaneautoriteiten en bestrijkt niet het terrein van de tussen rechterlijke autoriteiten te verlenen internationale rechtshulp in strafzaken. Naar het oordeel van de regering bevatten twee artikelen van het Verdrag eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet, die aan de burger rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Het betreft, ten eerste, artikel 4, vijfde lid, dat bepaalt dat door personen geen recht aan het Verdrag kan worden ontleend om de informatie-uitwisseling te beletten, en ten tweede bepalingen 5 en 6 van de bijlage bij het Verdrag, inzake de aansprakelijkheid van de douaneadministratie jegens de natuurlijke persoon waarover die administratie persoonsgegevens ontvangen heeft. 2. Europese Unie Het Verdrag heeft mede tot gevolg dat het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk nog doelmatiger de verplichtingen die de EU oplegt, kan uitvoeren in overeenstemming met het Unierecht. In dit kader is ook de op 23 juni 2000 tot stand gekomen en vervolgens meermaals gewijzigde en gedeeltelijk herziene Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds (de zogenaamde Cotonou-overeenkomst; Trb. 2001, 57) relevant. Het Verdrag staat niet in de weg aan de verplichtingen die uit deze Partnerschapsovereenkomst voortvloeien. Dit volgt uit artikel 4 van het Verdrag. 3. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 (Begripsomschrijvingen) Onder de term ādouaneadministratieā wordt verstaan de centrale nationale administratieve autoriteit die belast is met de uitvoering van de regelingen waarop de in het Verdrag omschreven samenwerking betrekking heeft. De Nederlandse diensten die in de eerste plaats in aanmerking komen voor samenwerking in de zin van het Verdrag zijn de Douane, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD), de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Ook andere diensten met specifieke controletaken kunnen bij de samenwerking in het kader van het Verdrag betrokken zijn. Omwille van de duidelijkheid naar de verdragspartner en om het gevaar van versnippering van het aantal aanspreekpunten in het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk tegen te gaan, zal het Douane Informatie Centrum (DIC) te Rotterdam worden aangewezen als centraal aanspreekpunt. Voor Aruba, CuraƧao en Sint Maarten geldt ook dat diverse instanties, belast met de tenuitvoerlegging van de douanewetgeving, onderscheidenlijk de invordering van douanevorderingen, bij samenwerking in het kader van het Verdrag betrokken kunnen worden. Voor Aruba zal de Directeur van het Departement der Invoerrechten en Accijnzen worden aangewezen als centraal aanspreekpunt, voor CuraƧao de Douane CuraƧao en voor Sint Maarten de Dienst Douane ressorterend onder het Ministerie van Justitie. Het begrip ādouanewetgevingā heeft, evenals het begrip ādouaneadministratieā, in het Verdrag een ruimere betekenis dan die welke daaraan in het algemeen wordt toegekend. Onder de werking van het Verdrag vallen ten gevolge van deze definitie in ruime zin van de term ādouanewetgevingā regelingen inzake de in-, uit- en doorvoer van goederen, hoofdzakelijk betreffende: douanerechten alsmede omzetbelasting en accijnzen geheven ter zake van de invoer; belastingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en landbouwrestituties; anti-dumpingrechten; en verboden, beperkingen en controlemaatregelen inzake het grensoverschrijdende goederenverkeer ter bescherming van financiĆ«le, economische (landbouweconomische daaronder begrepen), culturele, veterinaire en fytosanitaire belangen en ter bescherming van de veiligheid van de internationale logistieke keten, de openbare orde, de volksgezondheid en het milieu. Bij de begripsomschrijvingen van artikel 1 is voorts een definitie van persoonsgegevens opgenomen, die is ontleend aan artikel 2, onderdeel a, van het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7). De overige definities betreffen termen die in het onderhavige verdrag regelmatig worden gebruikt. Artikel 2 (Doel) In dit artikel worden de doelen van de administratieve bijstand vastgelegd, te weten de juiste toepassing van douanerecht, het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op douaneregelgeving en het verzekeren van de veiligheid en facilitatie van de internationale logistieke keten. Artikel 3 (Reikwijdte) Dit artikel omschrijft het kader waarbinnen de administratieve bijstand wordt verleend, zowel vanuit nationaal perspectief als in internationaal verband. De praktische uitvoering van de bijstand zal geschieden in overeenstemming met de wettelijke en administratieve bepalingen van de verdragsluitende partij die de administratieve bijstand verleent en voor zover beschikbare middelen het toelaten (tweede lid). Artikel 4 (Verplichtingen van de verdragsluitende partijen) In dit artikel zijn de verplichtingen van de verdragsluitende partijen neergelegd. Er wordt bepaald dat deze overeenkomst de verplichtingen voortvloeiend uit bestaand of toekomstig internationaal recht onverlet laat. Voor het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk moet daarbij met name worden gedacht aan verplichtingen uit hoofde van de Europese regelgeving op dit vlak. Hier kan in het bijzonder worden verwezen naar Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PbEG 1997, L 82). Op basis van deze verordening zijn de lidstaten verplicht om onder bepaalde omstandigheden informatie door te geven aan de Europese Commissie en andere lidstaten, ook indien deze informatie afkomstig is van derde landen. Daarnaast wordt als gevolg van het tweede lid van het onderhavige artikel 4 van het Verdrag onder meer rekening gehouden met (toekomstige) verplichtingen van het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk op het terrein van de wederzijdse administratieve bijstand onder verdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie. Angola zal op de hoogte worden gehouden wanneer informatie wordt doorgegeven. Ook omgekeerd zal dit zich kunnen voordoen wanneer de douanesamenwerking in het kader van de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (Southern African Development Community, SADC) zich verder ontwikkelt. In het vierde lid is uitdrukkelijk vastgelegd dat het Verdrag voorziet in het verlenen van administratieve bijstand tussen de verdragsluitende partijen. Onder administratieve bijstand dient in dit verband doorgaans te worden verstaan dat de aangezochte douaneadministratie informatie verstrekt ten behoeve van de verzoekende douaneadministratie. In de regel geschiedt dit naar aanleiding van een concreet geval waarbij de verzoekende douaneadministratie bepaalde informatie nodig heeft om een onderzoek te kunnen afronden. Deze informatie kan betrekking hebben op goederen, voorafgaande transacties in de logistieke keten en op betrokken (rechts)personen. Ook kan bijstand worden verleend ten behoeve van de invordering van bedragen die verschuldigd zijn aan de douane. Indien bijstand dient te worden verleend op grond van een ander samenwerkingsverdrag tussen beide landen, geeft de aangezochte administratie aan welke andere nationale autoriteiten zich daarmee bezighouden. Artikel 5 (Informatie voor de toepassing en handhaving van de douanewetgeving) Deze bepaling regelt het verstrekken van informatie ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving. Het betreft zowel informatie waarvoor een specifiek verzoek is gedaan door Ć©Ć©n van de douaneadministraties als uit eigen beweging verstrekte gegevens, ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en met het oog op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving. De douaneadministraties zullen elkaar informatie verstrekken met betrekking tot nieuwe controle- en opsporingstechnieken, gesignaleerde fraudepatronen en goederen en personen die zijn gerelateerd aan inbreuken op de douanewetgeving. Ook het aanleveren van gegevens aan de andere douaneadministratie, ten behoeve van door deze in eigen regie te verrichten risicoanalyses, behoort tot de geboden mogelijkheden van samenwerking in het kader van het Verdrag. Artikel 6 (Informatie met betrekking tot inbreuken op de douanewetgeving) Partijen informeren elkaar op verzoek of uit eigen beweging over activiteiten die (kunnen) leiden of hebben geleid tot een inbreuk op de douanewetgeving op het grondgebied van de andere partij. In geval van een ernstige aantasting van de economie, de volksgezondheid, inclusief de veiligheid van de internatonale goederenketen, of een ander vitaal belang van partijen, zal de ene partij onverwijld en op eigen initiatief de andere partij daarover infomeren, indien mogelijk. Artikel 7 (Informatie over de rechtmatigheid van de invoer of uitvoer van goederen) Deze bepaling bevat een uitwerking met betrekking tot de situatie waarin geen zekerheid bestaat of goederen op rechtmatige wijze werden in- of uitgevoerd. De vraag naar de rechtmatigheid van de invoer is in het bijzonder van belang in die gevallen waarin, afhankelijk van de uitvoer dan wel de eindbestemming, een gunstige behandeling wordt toegestaan. Zo kan een verrekening van belasting of een restitutie dan wel een ontheffing van een uitvoerverbod worden toegepast. Twijfel of goederen werkelijk naar het andere land zijn uitgevoerd, kan worden weggenomen wanneer de douaneadministratie van de andere verdragsluitende partij verklaart dat de goederen op rechtmatige wijze in haar nationale grondgebied zijn ingevoerd en onder welke douaneregeling zij daar eventueel zijn gebracht. Artikel 8 (Automatisch verstrekken van informatie) Ingevolge deze bepaling in verbinding met artikel 23 van het Verdrag kunnen de douaneadministraties afspreken dat zij elkaar informatie op automatische wijze zullen doen toekomen en onder welke voorwaarden. Die automatische uitwisseling dient uiteraard beperkt te blijven tot informatie die verstrekt mag worden op basis van Ć©Ć©n van de artikelen van het Verdrag. Artikel 9 (Vooraf verstrekken van informatie) De douaneadministraties kunnen nadere afspraken maken over het verschaffen van informatie over goederenzendingen voordat deze op het grondgebied van de andere partij aankomen. Deze afspraken dienen overeenkomstig artikel 23 van het Verdrag te worden vastgesteld. Artikel 10 (Technische bijstand) De in dit artikel geregelde technische bijstand voorziet in de mogelijkheid tot het uitwisselen van ambtenaren in het kader van het leren van elkaars werkwijzen alsmede in het kader van trainings- en opleidingsactiviteiten. De uitwisseling bevordert de samenwerking tussen beide douaneadministraties en kan tevens een positieve bijdrage leveren aan het versoepelen van het vervullen van de douaneprocedures, risicomanagement, het gebruik van technische controle-instrumenten en het verbeteren van de bestuurlijke en administratieve organisatie. Artikel 11 (Uitreiking van documenten) Als aan de verzoekende administratie bekend is dat een bepaalde persoon zich ophoudt in het grondgebied van de andere verdragsluitende partij kan men de douaneadministratie vragen bepaalde documenten uit te reiken. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een uitnodiging tot betaling of een aanmaning. De rol van de aangezochte administratie gaat niet verder dan het uitreiken van het document. Nadere invulling van dit artikel wordt geregeld overeenkomstig artikel 23 van het Verdrag. Artikel 12 (Toezicht en informatie) De bepaling voorziet in de mogelijkheid dat, indien twijfels zijn gerezen over de legitimiteit van goederenbewegingen naar het grondgebied van de andere verdragsluitende partij, bijzonder toezicht wordt gehouden op de daarbij betrokken goederen, opslagplaatsen, vervoermiddelen of personen ten behoeve van de douaneadministratie van de andere verdragsluitende partij. Artikel 13 (Gecontroleerde aflevering) Voor zover dat binnen hun respectieve nationale rechtsstelsels is toegelaten, maken de douane- administraties afspraken over de gecontroleerde aflevering van goederen. Indien andere nationale autoriteiten hierover beslissingen dienen te nemen, in het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie, wordt met deze autoriteiten samengewerkt of wordt de zaak aan deze autoriteiten overgedragen. Artikel 14 (Verschijnen van functionarissen voor een rechtscollege) Op verzoek kan de aangezochte douaneadministratie haar functionarissen machtigen om ter zake van de uitvoering van de douanewetgeving als deskundige of getuige te verschijnen in een gerechtelijke of administratieve procedure op het grondgebied van de verzoekende verdragsluitende partij. Artikel 15 (Toezending van verzoeken) Dit artikel regelt bij wie een verzoek om bijstand wordt gedaan en bevat voorschriften met betrekking tot de inhoud en de vorm van het verzoek. Tevens wordt bepaald dat de informatie alleen mag worden verstrekt aan aangewezen ambtenaren, onder verwijzing naar de nadere regelingen tussen de douaneadministraties genoemd in artikel 23 van het Verdrag. Een douaneadministratie zal slechts om originele informatie (zoals originele documenten) verzoeken indien kopieĆ«n niet volstaan. Dergelijke informatie dient bovendien zo spoedig mogelijk te worden teruggezonden. Rechten van de aangezochte administratie of van derden ter zake worden geĆ«erbiedigd. Artikel 16 (Vergaren van informatie) Op basis van dit artikel stelt de aangezochte douaneadministratie een onderzoek in, indien zij niet zelf beschikt over de gevraagde informatie. Het onderzoek kan bijvoorbeeld inhouden dat de Nederlandse douane, om tegemoet te komen aan een verzoek van de Angolese douane, in overeenstemming met de Nederlandse wettelijke en administratieve bepalingen (conform het gestelde in artikel 3, tweede lid, van het Verdrag) bij een bedrijf een administratieve controle (boekenonderzoek) verricht. Artikel 17 (Aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij) Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van aanwezigheid van douanefunctionarissen op elkaars grondgebied bij het doen van onderzoek. Hier is voor gekozen omdat een onderzoek kan worden versneld indien functionarissen van de verzoekende douaneadministratie direct informatie verkrijgen van de bevoegde eenheden van de aangezochte administratie, dan wel aanwezig zijn bij onderzoeken te verrichten door functionarissen van de aangezochte douaneadministratie. Van die mogelijkheid zal vooral gebruik worden gemaakt bij onderzoeken waarin een groot deel van de benodigde gegevens in een bepaalde zaak zich bevindt in het andere land, bijvoorbeeld bij dubbele facturering of bij een niet regelmatig beĆ«indigd transport van goederen tussen Angola en een van de landen binnen het Koninkrijk. Artikel 18 (Aanwezigheid van functionarissen van de verzoekende verdragsluitende partij op uitnodiging van de aangezochte administratie) Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van de aanwezigheid van douanefunctionarissen van de verzoekende partij op het grondgebied van de aangezochte partij op verzoek van laatstgenoemde. Daarbij kunnen beperkingen worden gesteld door de aangezochte partij. Artikel 19 (Bezoekende functionarissen) Dit artikel regelt de voorwaarden waaronder van de mogelijkheid van aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de andere partij gebruik kan worden gemaakt. Zij genieten dezelfde rechtsbescherming als de functionarissen van de andere partij. Zolang functionarissen van een douaneadministratie uit hoofde van het Verdrag aanwezig zijn op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij, dienen zij zich steeds als zodanig te kunnen legitimeren. Artikel 20 (Gebruik, vertrouwelijkheid en bescherming van informatie) Aangezien de in het Verdrag bedoelde informatie dikwijls van vertrouwelijke aard is, moet worden gewaakt voor misbruik daarvan. Dit artikel schrijft voor dat op grond van het Verdrag verkregen informatie zeer zorgvuldig moet worden behandeld. De verkregen informatie mag door de bevoegde douaneautoriteiten slechts worden gebruikt voor de doeleinden van het Verdrag. Gebruik van de informatie voor andere doeleinden of door andere autoriteiten is alleen toegestaan indien de douaneadministratie die de informatie heeft verstrekt daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. In het land waar de informatie wordt ontvangen, dient deze informatie vertrouwelijk te worden behandeld. Voorts moet voor deze informatie aldaar hetzelfde niveau van bescherming gelden als voor soortgelijke informatie krachtens het nationale recht het geval is. Het verstrekken van persoonsgegevens dient te geschieden overeenkomstig de regelgeving van elk van de verdragsluitende partijen en is onderworpen aan de bepalingen van de bij het Verdrag gevoegde bijlage die integrerend deel uitmaakt van het Verdrag. Artikel 21 (Weigeringsgronden) Dit artikel bevat de gronden waarop het verlenen van bijstand kan worden geweigerd, afhankelijk kan worden gesteld van het nakomen van bepaalde voorwaarden of, in voorkomend geval, kan worden uitgesteld. Van de kant van het Koninkrijk zal krachtens dit artikel bijvoorbeeld geen bijstand worden verleend als deze wordt gevraagd ten behoeve van onderzoek in een zaak die in het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk, Bonaire, Sint Eustatius, Saba, Aruba, CuraƧao of Sint Maarten al onderwerp is geweest van een strafvervolging. Hetzelfde geldt bij een nog lopende strafrechtelijke procedure. Informatie wordt niet verstrekt dan na daartoe verkregen toestemming van de desbetreffende gerechtelijke autoriteit. Deze autoriteit kan de nodige waarborgen verlangen om te voorkomen dat de gegevens in het verzoekende land worden gebruikt om tegen dezelfde verdachte een strafvervolging voor hetzelfde feit te beginnen. De redenen voor het afzien of het uitstellen van het verlenen van de bijstand dienen aan de andere partij te worden medegedeeld. Artikel 22 (Kosten) De douaneadministraties zien in beginsel af van alle vorderingen tot terugbetaling van de door hen onder het Verdrag gemaakte kosten (eerste lid). Uitzondering daarop zijn de kosten van tolken en experts. Deze worden door de verzoekende partij gedragen (tweede lid). Het derde lid bepaalt ten slotte dat partijen in overleg treden over de kostenverdeling wanneer aanmerkelijke kosten of kosten van buitengewone aard gemaakt worden bij de uitvoering van een verzoek. Artikel 23 (Uitvoering van het Verdrag) De douaneadministraties kunnen ter regeling van de praktische aspecten bij de uitvoering van het Verdrag nadere afspraken maken. Deze afspraken kunnen de vorm van een Memorandum van Overeenstemming of een verdrag krijgen. Indien de afspraken worden vastgelegd in een verdrag kan dit beschouwd worden als een uitvoeringsverdrag dat op grond van artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeft, behoudens het bepaalde in artikel 8 van die Rijkswet. Artikel 24 (Territoriale toepassing) Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Verdrag voor het gehele Koninkrijk gelden. Artikel 4, tweede lid, van het Verdrag, is uitsluitend van toepassing op Europees Nederland. Artikel 25 (Geschillenbeslechting) De douaneadministraties proberen er onderling uit te komen indien er geschillen ontstaan. Indien douaneadministraties hier niet in slagen, is geschillenbeslechting via diplomatieke kanalen de aangewezen weg. Artikel 26 (Inwerkingtreding) Dit artikel bepaalt dat het Verdrag in werking zal treden op de eerste dag van de tweede maand nadat beide landen elkaar hebben genotificeerd dat de vereiste nationale procedures zijn doorlopen. Artikel 27 (Duur en beĆ«indiging) Dit artikel bepaalt dat het Verdrag voor een periode van vijf jaar van kracht is. Deze periode wordt automatisch vernieuwd met een gelijke periode, tenzij een van de verdragsluitende partijen de andere partij inlicht over het voornemen tot opzegging van het Verdrag. Indien dit aan de orde is, geldt een minimale opzegtermijn van zes maanden. Artikel 28 (Herziening en wijziging) Op verzoek van een van beide partijen komen de verdragsluitende partijen drie jaar na inwerkingtreding van het Verdrag bijeen voor herziening van het Verdrag, tenzij partijen elkaar ervan in kennis stellen dat herziening niet nodig is. Dit is conform Angolese wetgeving; verdragen mogen niet voor onbepaalde tijd aangegaan worden en er moet vastgelegd zijn dat ze tussentijds kunnen worden herzien. 4. Koninkrijkspositie Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Verdrag voor het gehele Koninkrijk gelden. De Staatssecretaris van FinanciĆ«n, De Minister van Buitenlandse Zaken, http://www.wcoomd.org/en/topics/enforcement-and-compliance/instruments- and-tools/~/media/DFAAF3B7943E4A53B12475C7CE54D8BD.ash PAGE 10 PAGE 2 Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).