34887 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake Verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2018)
Verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2018)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2018D05780, datum: 2018-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, vicepresident van de Raad van State (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2018Z02849:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2018-02-20 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-03-14 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2018-04-05 14:00: Verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2018) (34887) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2018-05-23 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2018-05-24 14:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-05-31 10:15: Hamerstuk: Verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2018) (34 887) (Hamerstukken), TK
Preview document (đ origineel)
No.W03.17.0195/II 's-Gravenhage, 1 september 2017 Bij Kabinetsmissive van 10 juli 2017, no.2017001178, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende verbeteringen in enkele wetten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2017), met memorie van toelichting. Het wetsvoorstel bevat volgens de toelichting technische wijzigingen of wijzigingen van ondergeschikte aard die omissies van de wetgever herstellen. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen. 1. Waarborgen bij binnentreden woning door deurwaarder Bij de Wet van 1 oktober 2014 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek in verband met het transparanter en voor een breder publiek toegankelijk maken van de executoriale verkoop van onroerende zaken, is bepaald dat in het kader van een executieveiling tot bewoning bestemde onroerende zaken eventueel tegen de wil van de bewoner kunnen worden bezichtigd, eventueel met behulp van de sterke arm. Hiervoor is niet meer een machtiging van de rechter nodig omdat bij die wet uitdrukkelijk is gekozen om de bezichtiging toe te staan buiten het kader van beheer of ontruiming. Voor beheer en ontruiming is wel een rechterlijke machtiging vereist. Volgens de toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel bestaat in de praktijk onduidelijkheid over de verhouding van die regeling tot de Algemene wet op het binnentreden. Voorgesteld wordt dat in geval van weigering de bezichtiging plaatsvindt âdoor tussenkomst van de deurwaarder die hiertoe bevoegd is tot het betreden van de woning zonder toestemming van de bewoner.â Hierdoor wordt volgens de toelichting buiten twijfel gesteld dat geen machtiging tot binnentreden is vereist. De toelichting stelt dat de aanwijzing van de deurwaarder als verantwoordelijke voor het binnentreden zonder toestemming van de bewoner goed aansluit bij de expertise van de deurwaarder in het bestaande executierecht. De Afdeling wijst er evenwel op dat het binnentreden door een deurwaarder ter inbeslagneming in een woning in het geldende Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met meer waarborgen is omgeven. Zo bepaalt artikel 444, tweede lid, Rv dat indien de deuren gesloten zijn, of de opening daarvan geweigerd wordt, of indien geweigerd wordt enige kamer of stuk huisraad te openen, alsmede wanneer bij niet-tegenwoordigheid van de geĂ«xecuteerde er niemand gevonden wordt om hem te vertegenwoordigen, de deurwaarder zich zal vervoegen bij de burgemeester der gemeente in wiens tegenwoordigheid de opening van de deuren en van het huisraad zal worden gedaan voor zover dat redelijkerwijs nodig is. De burgemeester kan zich doen vertegenwoordigen door een ambtenaar van politie die tevens hulpofficier van justitie is. Deze âvergezellingsplichtâ geldt niet alleen indien deurwaarders willen binnentreden om executoriaal beslag te leggen. Ook als deurwaarders willen binnentreden voor bijvoorbeeld een gedwongen ontruiming, het leggen van conservatoir beslag of het in gijzeling nemen van een schuldenaar, stelt de wet voorop dat zij zich laten vergezellen. Artikel 444, tweede lid, Rv is in die gevallen namelijk van overeenkomstige toepassing. Dit is echter niet het geval bij de voorgestelde verplichting van bewoners om een bezichtiging te dulden in het kader van een executieveiling. Hoewel een bezichtiging op het eerste gezicht misschien minder ingrijpend lijkt dan het binnentreden in een woning voor een gijzeling of een gedwongen ontruiming, zijn ook bij een gedwongen bezichtiging van een woning waarborgen nodig. Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling om in de toelichting nader in te gaan op de verhouding tot artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en, zo nodig, het wetsvoorstel aan te passen. 2. Griffierechten Voorgesteld wordt om voor alle bestuursrechtelijke rechtszaken over toeslagen hetzelfde verlaagde griffierecht te rekenen. In het kader van deze aanpassing van griffierechten in het bestuursrecht wijst de Afdeling op de recente uitspraak van rechtbank Rotterdam van 24 mei 2017. Volgens deze uitspraak is er â kort gezegd â geen rechtvaardiging om in civiele zaken aangaande de Wet schuldsanering natuurlijke personen geen griffierecht te heffen en in bestuursrechtelijke zaken op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wel. In deze uitspraak sloot de rechtbank aan bij een arrest van de Hoge Raad. De Afdeling adviseert in de memorie van toelichting in te gaan op de vraag of bovenstaande uitspraak van de rechtbank Rotterdam aanleiding geeft de wet aan te passen en zo ja, bij welke gelegenheid dat zal plaatsvinden. 3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken. De vice-president van de Raad van State, Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W03.17.0195/II Artikel X, onderdeel F, schrappen. Hier wordt voorgesteld om in artikel 122, zesde lid, van Boek 7 BW âtoepasselijkâ te vervangen door: toepasselijke. Deze wijziging is echter niet meer nodig omdat de huidige wettekst - anders dan het oorspronkelijke wetsvoorstel- al spreekt van toepasselijke. Artikel XI, onderdeel 1, aanvullen met de artikelen 1031, 1211, en 1671. Artikel XXXVII, onderdeel A, âbedoeld in het eerste lid, tweede volzinâ vervangen door: bedoeld in het eerste lid, tweede en derde volzin. Artikel XXXVII, onderdeel B1, âIn het eerste lid, wordt naâ wijzigen in: In het eerste lid wordt. In de toelichting op artikel XIV â(Kamerstukken II, 2005/06, 30101, nr. 18)â wijzigen in: (Kamerstukken II 2005/06, 30101, nr. 14). In de toelichting op artikel XXVII, âartikel 43a aan de Gdwâ wijzigen in: artikel 43b aan de Gdw. Toelichting , algemeen deel, slot. Stb. 2014, 352. Artikel 3:267a, eerste lid, BW bepaalt, voor zover relevant: De hypotheekgever, alsmede eenieder die een tot bewoning bestemde onroerende zaak gebruikt, is verplicht te dulden dat (âŠ) aan belangstellenden gelegenheid te geven tot bezichtiging. Het derde lid luidt: De hypotheekhouder kan in geval van weigering de bezichtiging doen plaatsvinden met behulp van de sterke arm. Aldus het geldende 3:267a, derde lid, Rv. Toelichting op artikel XXXV, onderdeel B, eerste tekstblok, alsmede Kamerstukken II 2012/13, 33 484, nr. 3, in het bijzonder blz. 16 en 17, alsmede 18 en 19. Artikel 550 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, als voorgesteld. Toelichting op artikel XXXV, onderdeel B, tweede tekstblok. Vergelijk ook de brief van de staatssecretaris van justitie aan de Voorzitter van de Eerste Kamer van 11 juli 2000, inzake de toetsing voor deurwaarders die zij voorafgaand aan het binnentreden van een woning dienen te verrichten, in het kader van de Wijziging van de Algemene wet op het binnentreden en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (opheffing voor deurwaarders van het machtigingsvereiste voor het zonder toestemming binnentreden in een woning). Kamerstukken 1999/00 25 929, nr. 313. De term is gebruikt in de brief van de staatsecretaris, genoemd in de voorgaande noot. Vergelijk artikel 557 Rv, onderdeel van de Zesde Afdeling van de Derde Titel van het Tweede Boek: Van gedwongen ontruiming: Indien de deuren gesloten zijn, of de opening geweigerd wordt, gelijk mede indien geweigerd wordt enige kamer te openen, is artikel 444 van overeenkomstige toepassing. Weliswaar kan de gerechtsdeurwaarder zich op grond van artikel 8, tweede lid, en 9 van de Algemene wet op het binnentreden laten vergezellen door anderen voor zover dat voor het doel van het binnetreden redelijkerwijs nodig is of de hulp van de sterke arm inroepen. Anders dan in Rv is in de Algemene wet op het binnentreden niet de burgemeester voorop gesteld en evenmin is vereist dat de sterke arm tenminste de rang van hulpofficier van justitie betreft. Artikel I, onderdeel C. ECLI:NL:RBROT:2017:3881.Tegen de uitspraak is geen beroep ingesteld. Volgens de rechtbank valt niet in te zien dat de ratio achter het niet heffen van griffierechten in (civiele) procedures op grond van de Wet schuldhulpverlening natuurlijke personen niet ook geldt voor bestuursrechtelijke procedures op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, namelijk geen onnodige financiĂ«le drempels opwerpen in procedures gericht op het saneren van problematische schulden (r.o. 1.6). HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR: 2011: BQ3883. Concreet besliste de Hoge Raad dat artikel 4, tweede lid, aanhef en onderdeel i, van de Wet griffierechten in burgerlijke zaken aldus dient te worden uitgelegd dat niet alleen in eerste aanleg, maar ook in hoger beroep en cassatie geen griffierecht verschuldigd is door personen wier verzoekschrift is gericht op toepassing van de schuldsaneringsregeling. Bij de wet van 7 maart 2013 (Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken (Stb. 2013, 92) is dit aangepast. Kamerstukken II 2015/16, 34 292, nr. 2, blz. 10. Het huidige artikel 7:122, zesde lid, BW luidt: Indien de debetrentevoet of andere, op het aanbod toepasselijke kosten worden bepaald aan de hand van de verkoop van onderliggende schuldbewijzen of andere langetermijnfinancieringsinstrumenten, kunnen de debetrentevoet of andere kosten afwijken van die van het aanbod overeenkomstig de waarde van de onderliggende schuldbewijzen of andere langetermijnfinancieringsinstrumenten. Wet van 23 maart 2016 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 60/34). PAGE 1 PAGE 2 PAGE I ........................................................................ ........... AAN DE KONING