Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2018D20088, datum: 2018-03-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Protocol tot wijziging van het Europees landschapsverdrag; Straatsburg, 1 augustus 2016 (2018D20087)
Preview document (๐ origineel)
Protocol tot wijziging van het Europees landschapsverdrag; Straatsburg, 1 augustus 2016 (Trb. 2018, 24) TOELICHTENDE NOTA 1. Inleiding Het Protocol tot wijziging van het Europees landschapsverdrag (hierna het protocol) dat op 1 augustus 2016 tot stand kwam in het kader van de Raad van Europa, strekt tot wijziging van het Europees landschapsverdrag (hierna: het verdrag). De toelichtende nota wordt mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken aangeboden. Op 20 oktober 2000 is in Florence het Europees landschapsverdrag (Trb. 2005, 23) tot stand gekomen. Het Europees landschapsverdrag is opgesteld in het kader van de Raad van Europa (nr. 176). Blijkens de preambule van het verdrag draagt het landschap bij aan de vorming van lokale culturen en is het daarmee een basisbestanddeel van het Europees natuurlijk en cultureel erfgoed. Het landschap draagt daarnaast bij aan het welzijn van de mens en de versterking van de Europese identiteit. Dit brengt rechten en verantwoordelijkheden met zich mee met betrekking tot bescherming, beheer en planning van het landschap. Om te komen tot een nieuw instrumentarium dat gewijd is aan de bescherming, het beheer en de inrichting van alle landschappen in Europa is het Europees landschapsverdrag tot stand gebracht. Het Europees landschapsverdrag bevat een aanpak langs twee sporen. Het verdrag bevat ten eerste verplichtingen voor partijen om in het verdrag nader omschreven maatregelen te treffen. Dit betreft bijvoorbeeld het formuleren en voeren van landschapsbeleid, maar ook bewustwording van het publiek van de waarde van landschappen. Daarnaast is het verdrag gericht op het bereiken van Europese samenwerking ten aanzien van landschappen. Deze samenwerking zou vorm moeten krijgen door bijvoorbeeld het verlenen van wederzijdse bijstand en het uitwisselen van informatie ten aanzien van (grensoverschrijdende) landschappen. Juist deze (Europese) samenwerking vormt een belangrijke meerwaarde van het verdrag omdat daarmee bescherming, beheer en inrichting van landschappen over de landsgrenzen heen wordt bevorderd. Het Europees landschapsverdrag is op 4 mei 2005 (ter stilzwijgende goedkeuring) aan de Staten-Generaal overgelegd (Kamerstukken II, 2004-05, 30 113, nr. 1). Op 1 november 2005 is het Europees landschapsverdrag voor het Europese deel van Nederland in werking getreden. Het verdrag wordt met het protocol gewijzigd. Deze wijziging is ingegeven door de wens om de samenwerking ten aanzien van landschappen tussen de staten die partij zijn bij het verdrag, te kunnen uitbreiden tot niet-Europese staten die geen lid zijn van de Raad van Europa. 2. Inhoud van het protocol Het protocol maakt het mogelijk dat ook niet-Europese staten die geen lid zijn van de Raad van Europa, kunnen toetreden tot het Europees landschapsverdrag. Het verdrag wordt hiertoe door middel van het protocol op een aantal onderdelen gewijzigd. Zo zal, ingevolge artikel 1 van het protocol, het Europees landschapsverdrag na de inwerkingtreding van het protocol het Verdrag van de Raad van Europa inzake het landschap worden genoemd. Door middel van artikel 2 worden in de preambule van het verdrag twee alineaโs toegevoegd. Dit dient om ook in de preambule het belang van het verdrag voor niet-Europese staten tot uitdrukking te brengen. Omdat oorspronkelijk enkel Europese staten tot het verdrag konden toetreden, wordt in het verdrag op diverse plaatsen gerefereerd aan dit Europese karakter van het verdrag. Omdat, na inwerkingtreding van het protocol ook niet-Europese staten toe kunnen treden tot het verdrag, moeten dergelijke referenties worden aangepast. De artikelen 3 tot en met 6 van het protocol voorzien hierin. Artikel 7 vormt de kern van het protocol. Met dit artikel wordt in artikel 14 van het verdrag geregeld dat voortaan ook niet-Europese staten tot het verdrag kunnen toetreden. In het toetredingsregime worden verder geen wijzigingen aangebracht. 3. Inwerkingtreding Uit artikel 8, tweede en derde lid, van het protocol volgt dat het protocol in beginsel in werking treedt op de eerste dag van de maand na een periode van drie maanden nadat alle partijen bij het verdrag hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring bij de depositaris hebben gedeponeerd. Het vierde lid van dit artikel stelt echter een limiet aan de periode waarbinnen de akten gedeponeerd kunnen worden. Het protocol treedt namelijk automatisch twee jaar na de datum waarop het protocol is opengesteld voor bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, voor alle partijen in werking. Dit tenzij een partij bij het verdrag bezwaar aantekent tegen de inwerkingtreding, in welk geval het protocol voor geen van de partijen in werking treedt. Het protocol treedt, op grond van het vijfde lid, dan in werking op de eerste dag van de maand na een periode van drie maanden nadat de bezwaar makende partij het protocol heeft bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. Omdat het protocol op 1 augustus 2016 voor bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is opengesteld, verloopt de termijn voor het deponeren van akten of het aantekenen van bezwaar op 1 augustus 2018. Op dit moment hebben van alle partijen bij het verdrag enkel Luxemburg en Finland hun akte gedeponeerd. Aangezien vooralsnog geen enkele partij bezwaar tegen de inwerkingtreding heeft ingediend, is de inwerkingtreding van het protocol voor alle partijen voorzien op 1 augustus 2018. In de Raad van Europa was er brede steun voor het openstellen van het Europees landschapsverdrag voor niet-Europese staten om zo de bescherming, het beheer en de inrichting van landschappen, ook over de Europese landsgrenzen heen te bevorderen. Gelet hierop is het naar het oordeel van de regering wenselijk dat het protocol thans wordt goedgekeurd. 4. Een ieder verbindende bepalingen Het protocol bevat naar het oordeel van de regering geen een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan een rechtssubject rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. 5. Koninkrijkspositie Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft zal het protocol, evenals het Europees landschapsverdrag, uitsluitend voor het Europees deel van Nederland gelden. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, PAGE \* MERGEFORMAT 2 Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State 1