Verslag van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 8 en 9 maart 2018 te Brussel
Bijlage
Nummer: 2018D21529, datum: 2018-03-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag van de JBZ-raad van 8 en 9 maart 2018 te Brussel (2018D21528)
Preview document (🔗 origineel)
Verslag van de bijeenkomst van
de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,
8 en 9 maart 2018 te Brussel
Belangrijkste resultaten
Binnenlandse Zaken, Immigratie en Asiel
Migratiebeleid: stand van zaken
Tijdens de migratiesessie is de stand van zaken besproken met de betrokken lidstaten. De Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) gaven aan dat de migratiesituatie stabieler is geworden, doordat de instroom van migranten is gedaald. Dit komt voornamelijk door alle activiteiten in de externe dimensie. Deze activiteiten moeten worden voortgezet en er moet voldoende financiering voor worden vrijgemaakt, zowel voor Turkije als voor Libië en andere delen van Afrika. De Commissie en de EDEO riepen daarnaast de lidstaten op om meer personen te hervestigen, aangezien de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) het nodige werk geleverd heeft.
Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap
Interoperabiliteit
De Raad hield een oriënterend debat over de interoperabiliteit tussen de EU informatie systemen. De aanwezige ministers bevestigden dat de elementen in de Commissievoorstellen aan de behoeften van de lidstaten voldoen. De Commissie deed een zeer sterk beroep op de lidstaten om de ambitieuze agenda te verwezenlijken met een algemene benadering voor de zomer en afronding voor het einde van 2018. Het Europees Parlement zou bereid zijn hieraan mee te werken.
Brussel II bis verordening: herschikking
De ministers wisselden van gedachten over de vraag hoe gezorgd kan worden voor voldoende financiële en personele middelen voor de Centrale Autoriteiten voor Internationale Kinderaangelegenheden. De ministers waren het erover eens dat deze autoriteiten verder versterkt moeten worden en zijn overeengekomen om een passende overweging in de preambule te introduceren, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.
Richtlijn Fraude niet-chartaal Geldverkeer
In de Raad is overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie. Het doel van het richtlijnvoorstel – dat een eerder Kaderbesluit uit 2001 vervangt - is om op een effectieve manier fraude, door middel van het strafrecht, met niet chartale betaalmiddelen te bestrijden. Het gaat daarbij niet alleen om fraude met traditionele betaalinstrumenten, zoals bankpassen of cheques, maar ook om fraude met nieuwe betaalwijzen, zoals internetbankieren en mobiele betalingen. Ook virtuele valuta vallen onder de richtlijn.
Europees Openbaar Ministerie verordening: implementatie
De Commissie heeft de Raad op de hoogte gebracht van de stand van zaken van de voorbereidingen voor de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EOM). De lidstaten bevestigden de wens om nauw betrokken te zijn bij de praktische oprichting van het EOM, alsmede de noodzaak om te zorgen voor een goede samenwerking tussen het EOM en de andere Europese agentschappen en organen zoals Eurojust en het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Malta informeerde de Raad en de Commissie over het voornemen toe te treden tot het EOM.
I. Gemengd Comité
Gemengd Comité
1. Interoperabiliteit tussen EU informatie systemen
a. Interoperabiliteit verordening (grenzen en visa)
b. Interoperabiliteit verordening (politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie)
= beleidsdiscussie
De Commissie vroeg de aanwezige ministers om zich uit te spreken over de voortgang op basis van vier vragen. Daarbij kwam ook de vraag aan de orde of systematische controle van EU-burgers hierin betrokken dient te worden. De Commissie deed een sterk beroep op de lidstaten om voor de zomer een “algemene oriëntatie” te bereiken zodat eind 2018 afronding kan plaatsvinden. Het Europees Parlement is bereid hieraan mee te werken. De Commissie wees erop dat het niet halen van de deadline betekent dat er ruim een jaar vertraging kan ontstaan gezien de komende verkiezingen van het Europees Parlement.
Het Voorzitterschap deelde mee te streven naar een akkoord aan het einde van het Bulgaars Voorzitterschap. Het voorliggend document bevatte vier vragen over het vervolg van de onderhandelingen en twee vragen over het toevoegen van elementen. Het Voorzitterschap noemde in het bijzonder de systematische controles van EU-burgers en refereerde aan de sterke waarborgen voor de bescherming van de fundamentele rechten en dataprotectie in de voorstellen, waarbij ruim aandacht is besteed aan noodzaak en proportionaliteit.
Eurocommissaris King stelde dat het Europees Parlement de rapporteurs heeft benoemd en het voornemen heeft om voor de zomer met een rapport te komen. King noemde als belangrijke elementen van de voorstellen: de frontlinie heeft sneller en breder toegang tot informatie, identiteitsfraude kan eerder worden aangetoond en de toegang van rechtshandhaving wordt gestroomlijnd. King bepleitte dat er verder niet teveel zaken aan de voorstellen worden toegevoegd.
Nederland wees op het belang van waarborging van fundamentele rechten en bescherming van gegevens van, inclusief derdelanders. Een andere voorwaarde is dat een robuuste infrastructuur wordt gecreëerd met hoge datakwaliteit en bereikbaarheid zowel dag als nacht. Daarnaast acht Nederland het van belang dat de administratieve lasten beperkt zijn. Nederland uitte daarnaast zorgen over de voorgestelde methode van ‘linken’ en hechtte er aan dat een negatieve impact van het geheel op bonafide derdelanders voorkomen moet worden. Wat betreft de vragen over het toevoegen van elementen was Nederland van mening dat op dit moment de focus moet liggen op de afronding en implementatie van de ter tafel liggende voorstellen. Nederland gaf aan dat de uitdagingen hiervan al groot genoeg zijn en meldde op dit moment geen voorstander van het toevoegen van nieuwe elementen te zijn. Nederland werd hierin gesteund door diverse lidstaten.
Bijna twee derde van de lidstaten gaven tijdens hun interventie steun aan de voorstellen en zinspeelden op afronding eind 2018. Wel werd er diverse malen gewezen op de flinke nationale uitdagingen en de financiële consequenties. Ten aanzien van het toevoegen van nieuwe elementen trok het Voorzitterschap geen eenduidige conclusie.
Een enkele lidstaat verzocht de Commissie met voorstellen te komen om ook systematische controles op EU-onderdanen en derdelanders met toestemming voor een langer verblijf mogelijk te maken.
De Commissie sprak haar blijdschap uit over de uitgesproken steun van de lidstaten en is ervan overtuigd dat de uitvoering technisch mogelijk is. De eerste prioriteit is nu de afronding van de voorstellen met betrekking tot interoperabiliteit. De Commissie heeft nota genomen van de wens met betrekking tot EU-burgers. Tot slot gaf de Commissie aan dat de invoering van interoperabiliteit een startpunt zal worden voor meer veiligheid.
Het Voorzitterschap concludeerde dat de lidstaten een zeer nuttige discussie hebben gevoerd en richting hebben gegeven voor verder verloop. Voorts herhaalde het Voorzitterschap de conclusies van de Commissie en voegde hieraan toe dat de lidstaten onderstreept hebben dat onderzoek naar de impact op nationaal niveau meer tijd vergt.
II. Binnenlandse Zaken, Immigratie en Asiel
Raad niet-wetgevende besprekingen
2. Migratiebeleid: stand van zaken
= uitwisseling standpunten
Voor de bespreking van dit agendapunt had het Voorzitterschap een overzicht opgesteld van de implementatie van maatregelen en de nog te nemen stappen om de vluchtelingen- en migratiestromen te beheersen. Besluitvorming was niet voorzien. De Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) stelden dat de situatie met name stabieler is geworden door de inzet op de externe dimensie. Hierdoor is de instroom gedaald. Deze inzet moet worden voortgezet en er moet hiervoor voldoende financiering vrij worden gemaakt. De Commissie en EDEO riepen de lidstaten bovendien op om meer te hervestigen, met name uit Niger.
Frankrijk kondigde aan dat het op korte termijn samen met Commissaris Avramopoulos een bezoek aan Niger zal brengen om onder meer afspraken te maken over hoe de economische ontwikkeling kan worden gestimuleerd. Tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding op deze JBZ-raad werd verzocht om een toelichting op de Franse inzet in Niger en een verduidelijking omtrent de hervestigingsinzet van de lidstaten. Uit navraag bij de Franse autoriteiten blijkt dat dit gaat om de reguliere Franse hervestigingsinzet, zoals overeengekomen tijdens een top tussen enkele EU lidstaten en Niger en Tsjaad in augustus 2017 en zoals is opgenomen in het Franse aandeel voor de Europese hervestigingsinzet. Frankrijk heeft beloofd om tot en met oktober 2019 in totaal 10.000 personen te hervestigen, waarvan 3.000 uit Afrika. Ten aanzien van de Franse inzet in Niger wordt opgemerkt dat er geen sprake is van Franse asielcentra in Niger of andere derde landen. Op dit moment werken de Europese lidstaten samen met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) in Niger om mogelijke hervestigingskandidaten te selecteren. Dit is onderdeel van de bredere Europese inspanning in Niger, zoals overeengekomen in het kader van de inspanningen van de EU-AU-VN Task Force om vluchtelingen en kwetsbare migranten uit de detentiecentra in Libië te evacueren.
Nederland steunt deze inspanningen, zowel via een financiële bijdrage aan het EU Trustfonds voor Afrika, gericht op vrijwillige terugkeer van migranten gestrand in Noord-Afrika naar hun landen van herkomst, als via de hervestiging van evacuees in het kader van het nationale hervestigingsquotum. Naar aanleiding van de berichtgeving over het verloop van de hervestiging vanuit Niger is hier en marge van de Raad over gesproken met de Commissie en enkele ministers. Volgens de Commissie is sprake van voldoende toezeggingen door de lidstaten. Wel is er sprake van verschillende logistieke, praktische knelpunten bij onder andere UNHCR en EU lidstaten. De inzet van alle partijen is erop gericht om te komen tot een optimaal proces.
Enkele lidstaten, waaronder Nederland, riepen de collega-ministers op om hard te werken aan een akkoord op het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en specifiek op de Dublinverordening. Voorts vroeg Nederland aandacht voor de implementatie van de EU-Turkije Verklaring en specifiek voor de zorgelijke situatie op de Griekse eilanden. Ten slotte riep Nederland op tot meer resultaten in de samenwerking met derde landen.
III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap
Raad niet-wetgevende besprekingen
3. Samenwerking met de Westelijke Balkan op het gebied van Interne
Veiligheid en Terrorismebestrijding.
= uitwisseling standpunten
Het Voorzitterschap liet de lidstaten weten dat samenwerking met de Westelijke Balkan op het JBZ-terrein één van de prioriteiten is. Tijdens de Top in Sofia in mei 2018 zullen hierover nadere afspraken worden gemaakt. Aan de lidstaten werd gevraagd op welke terreinen deze samenwerking zich moet concentreren, welke knelpunten er zijn en op welke terreinen al voortgang geboekt zou kunnen worden. Hiertoe had het Voorzitterschap document 6325/18 opgesteld.
Eurocommissaris Avramopoulos refereerde aan de recente Mededeling waarin de landen van de Westelijke Balkan een concreet toetredingsperspectief wordt geboden. Avramopoulos gaf een mondeling overzicht van de inspanningen van de Commissie met deze regio en verwees ook naar de overeenkomsten met Europol. De Commissie was van mening dat de terreur dreiging vanuit deze regio hoog is en dat de regio steun nodig heeft bij de opbouw van capaciteit.
Avramopoulos refereerde kort aan het Sloveense initiatief in deze regio op het terrein van contra-terrorisme, georganiseerde misdaad en grensmanagement/bewaking. Tot slot wees de Commissie op hulp van Europol om lijsten van teruggekeerde strijders uit de oorlogsgebieden op te stellen.
Eurocommissaris King vulde hierop aan dat samenwerking ook belangrijk is bij de bestrijding van radicalisering en gewelddadig extremisme (CVE). De regio telt op dit moment al meer dan 300 teruggekeerde strijders. Bestrijding van radicalisering moet zich richten op boodschappen online en in gevangenissen. Bij de samenwerking is de inzet van alle JBZ-agentschappen van belang, niet alleen voor contra-terrorisme maar ook bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit (wapens, drugs, mensenhandel). King onderstreepte tot slot de noodzaak voor ondersteuning bij cybercrime en cyber veiligheid.
De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) gaf aan van mening te zijn dat de samenwerking met de Commissie en EU CTC goed verloopt en benoemde de gezamenlijke werkbezoeken aan de regio. Tijdens deze bezoeken worden de noden geïnventariseerd en worden plannen van aanpak opgesteld. EDEO ondersteunde de door Commissie hierboven genoemde aandachtsgebieden en was van mening dat ook samenwerking met NAVO belangrijk is.
De EU-coördinator voor terrorismebestrijding, De Kerchove, bevestigde het door de Commissie en EDEO naar voren gebrachte en vroeg aandacht voor de link tussen georganiseerde criminaliteit en terrorisme. Teruggekeerde strijders worden in de Westelijke Balkan nauwelijks vervolgd vanwege het ontbreken van bewijs. Ook aan integratie wordt weinig aandacht besteed en De Kerchove merkte op dat salafisme in de regio toeneemt. De Kerchove noemde dit laatste een zorgwekkende ontwikkeling. Hij prees tot slot de inzet van Frontex en Europol.
Nederland onderstreepte het belang van operationele samenwerking tussen de JBZ-agentschappen en de regio. Aandachtspunten zijn het versterken van de rechtsstaat, rechtshandhaving en grensmanagement. De meeste lidstaten namen het woord en spraken steun uit voor de samenwerking met de Westelijke Balkan.
Het Voorzitterschap concludeerde dat ministers gedachten hebben gewisseld over samenwerking met de Westelijke Balkan op basis van de genoemde acties in het voorliggende document en dat de steun hiervoor is uitgesproken. Het Voorzitterschap benoemde de belangrijke onderwerpen waarop meer samenwerking nodig is: tegengaan van salafisme, corruptie, illegale handel in wapens, buitenlandse terroristische strijders, informatie uitwisseling, opbouwen van vertrouwen en versterken grenscontroles in verband met migratie. Het Voorzitterschap wees tot slot op een speciale EU-bijeenkomst over deze kwesties die door het Voorzitterschap wordt georganiseerd in juni 2018.
4. De rol van JBZ-agentschappen bij terrorismebestrijding
= beleidsdiscussie
De EU-coördinator terrorismebestrijding (CTC), De Kerchove, gaf een mondelinge toelichting op het door hem opgestelde document. Het document bevat 21 voorstellen en De Kerchove legde de nadruk op de volgende elementen:
Een gewenste verhoging van het budget voor onder andere Europol;
De samenwerking tussen rechtshandhaving en veiligheidsdiensten;
De noodzaak om terrorismebestrijdingsdeskundigen te plaatsen bij agentschappen om informatiedeling vanuit de rechtshandhaving op het gebied van terrorisme te verbeteren.
Het belang dat Eurojust systematisch wordt geïnformeerd als er een nationaal onderzoek voor terrorisme wordt gestart.
Tot slot vroeg De Kerchove aandacht voor de consequenties van de herziening van de dataprotectie-verordening 45/2001.
Eurocommissaris Avramopoulos steunde de voorstellen op het gebied van terrorismebestrijding maar wees ook op de migratiedruk. Avramopoulos gaf aan dat de Commissie bereid is om steun te geven en heeft dit in het verleden al gedaan bijvoorbeeld bij de instelling van het Europese contra-terrorisme Centrum (ECTC) bij Europol en de verruiming van de informatie-uitwisseling van persoonsgegevens bij Frontex. Tot slot merkte Avramopoulos op dat ook van de lidstaten wordt verwacht dat zij hieraan bijdragen, mede door meer informatie te delen en detachering van deskundigen.
Diverse lidstaten, waaronder Nederland, steunden de voorstellen en wezen onder andere op dataprotectie-knelpunten, het verbeteren van de kwaliteit van de te delen informatie, informatie-uitwisseling met Eurojust over onderzoeken en veroordelingen en het meenemen van financiële mogelijkheden bij de besprekingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK).
Het Voorzitterschap concludeerde dat de voorstellen in het document positief zijn ontvangen en dat nota is genomen van het feit dat meer financiële middelen beschikbaar moeten komen.
5. Samenwerking tussen GVDB-missies/operaties en JBZ-agentschappen
= politieke instemming
Het Voorzitterschap gaf een korte toelichting op het voorliggende document met betrekking tot de verbetering tussen de interne en externe veiligheid. Het document bevat de parameters voor de inrichting van een ‘criminele informatie cell’ binnen operatie Sophia. Het betreft een proefproject van zes maanden.
De Commissie gaf samen met de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) een toelichting waarbij gewezen werd op het verzoek van de ministers van december 2017, welke was gebaseerd op eerdere besprekingen tussen de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken in juni 2017. De Commissie gaf aan van mening te zijn dat het proefproject zo spoedig mogelijk gestart dient te worden. Op deze manier kunnen vroegtijdig verdere obstakels aan het licht komen en opgelost worden. Dit standpunt werd gesteund door EDEO. Ook Europol en Frontex spraken hun bereidheid uit om de samenwerking gestalte te geven.
Nederland, sprak samen met een aantal andere lidstaten steun uit voor de start van een proefproject. Twee lidstaten gaven echter aan nog tijd nodig te hebben voor nationale afstemming.
Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-ministers het principe van deelname van de JBZ-agentschappen aan dit proefproject hebben bekrachtigd. Zodra goedkeuring is verkregen van de ministers van Buitenlandse Zaken, kan het proefproject van start gaan. Het Voorzitterschap heeft aangegeven de voortgang te willen bespreken in de JBZ-raad van juni 2018.
6. Richtlijn Passagiersgegevens (PNR): implementatie
= uitwisseling van standpunten
Het Voorzitterschap leidde deze sessie in door aan te geven dat dit onderwerp mede geagendeerd was op verzoek van de Commissie. Het Voorzitterschap meldde dat de datum voor implementatie snel dichterbij komt en het noodzakelijk is dat nationale stand van zaken met elkaar wordt gedeeld.
Eurocommissaris King refereerde eraan dat er nog slechts tien weken beschikbaar zijn voor de lidstaten om de implementatie af te ronden. De implementatie door alle lidstaten is noodzakelijk om dit instrument zijn vruchten te laten afwerpen. Tot voor kort waren er zorgen over de implementatie in zeven lidstaten, inmiddels hebben twee lidstaten goede voortgang geboekt. De Commissie wees hierbij op de rondgestuurde tabel. Het Europees Parlement volgt de ontwikkeling nauwgezet en zijn kritiek zal stevig zijn als de EU er niet in slaagt tijdig de implementatie af te ronden. King gaf vervolgens aan dat lidstaten kunnen aangeven welke ondersteuning zij nodig hebben zowel van de Commissie als van elkaar.
Veel lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepten het belang van tijdige implementatie.
Nederland deelde verder mee dat de organisatorische voorbereidingen voor de implementatie op schema liggen en dat de wetgeving inmiddels aan het parlement is aangeboden. Nederland gaf aan dat de lidstaten de richtlijn zullen toepassen voor intra EU-vluchten en wees op de VN Veiligheidsraad-resolutie UNSCR 2396 met betrekking tot de verplichting van implementatie van PNR. Nederland heeft lidstaten steun geboden door het delen van de nationale technische oplossing (het Travel Information Portal, TRIP) en zal daar mee doorgaan. Nederland noemde tot slot het proefproject voor de verbetering van informatie-uitwisseling dat mede door de EU wordt gefinancierd.
Ook andere lidstaten gaven aan wat de stand van zaken is ten aanzien van hun voorbereidingen, organisatie en implementatie van de wetgeving.
Na deze uitgebreide tafelronde concludeerde het Voorzitterschap dat ervaringen zijn uitgewisseld over de stand van zaken van de omzetting van de PNR-richtlijn en dat de knelpunten zijn aangegeven. Het Voorzitterschap onderstreepte het belang van samenwerking en onderlinge steun en benoemde dat lidstaten behoefte hebben aan verdere ondersteuning bij opleidingen en merkte op dat diverse lidstaten hun deskundigheid hebben aangeboden. Tot slot deelde het Voorzitterschap mee dat de lidstaten instemmen met verdere richtsnoeren voor ‘conformiteitscontroles’ voor intra EU-vluchten. Het Voorzitterschap sloot de sessie af door de Commissie te vragen hiervoor met voorstellen te komen.
7. Europees Openbaar Ministerie verordening: implementatie
= stand van zaken
Het Voorzitterschap stelde dat de Commissie sinds de vaststelling van de EOM-verordening vorig jaar oktober gewerkt heeft aan het opzetten van het EOM. Het Voorzitterschap refereerde aan de bespreking tijdens de informele JBZ-raad van januari in Sofia, waar onder meer gesproken was over de samenwerking tussen EOM en Eurojust, Europol en het Europees bureau voor fraudebestrijding, OLAF. Eén van de belangrijkste uitkomsten daarvan was dat de lidstaten overlap willen voorkomen en een coherente samenwerking wilden bewerkstelligen. Het Voorzitterschap gaf aan dat tijdens de ECOFIN-raad het document met de uitkomst van de procedure binnen de Raad ten aanzien van de komende herziening van de OLAF-verordening (document 6004/18) is vastgesteld. Deze herziening is nodig om de OLAF-Verordening in overeenstemming te brengen met de EOM-Verordening en de samenwerking tussen het EOM en OLAF te reguleren. Aandachtspunten die de lidstaten in dat verband hebben benoemd zijn onder meer soepele informatie-uitwisseling en daarnaast de relatie van OLAF tot de niet aan het EOM deelnemende lidstaten. Tot slot verstrekte het Voorzitterschap informatie over de lopende triloog-onderhandelingen over de Eurojust-verordening. Het Voorzitterschap sprak de hoop uit voor eind juni een compromis te kunnen sluiten met het Europees Parlement.
Eurocommissaris King dankte mede namens collega Jourová voor de prioriteit die het Voorzitterschap aan dit dossier heeft gegeven. De Commissie gaf aan zich er hard voor in te zetten om het EOM te realiseren. De Commissie wees op de notitie die voorligt voor deze discussie. Daarin is informatie opgenomen over de voortgang van de werkzaamheden op basis van artikel 20 van de EOM-verordening. Ook gaf de Commissie aan de operationele regels af te willen ronden voor de benoemingsprocedure voor de Hoofdaanklager en Europees aanklagers. Deze zullen worden voorgelegd aan de Raad. Daarnaast moeten de leden van het selectiepanel (12 leden, waarvan een lid wordt voorgedragen vanuit het Europees Parlement) worden benoemd en hiervoor zal de Commissie een lijst met kandidaten aan de Raad voorleggen. De Commissie meldde dat deze kandidaten moeten voldoen aan de vereisten in artikel 14 van de EOM-verordening.
Vervolgens lichtte de Commissie de vacature toe die voor de Hoofdaanklager zal worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (PbEU). De Commissie voorziet de benoeming in de eerste helft van 2019. Tevens meldde de Commissie te werken aan de financiële kant van het EOM om zeker te stellen dat het EOM voldoende budget heeft vanaf de start van de werkzaamheden. Het eerste ‘grandfather committee’, een expertgroep bestaande uit deskundigen uit de deelnemende lidstaten, vond plaats op 14 maart 2018 en heeft een forum geboden om een aantal openstaande kwesties ten aanzien van het opzetten van het EOM te bespreken, zowel op EU- als nationaal niveau. Nederland was daarbij niet aanwezig, hangende de kennisgeving dat Nederland wil gaan deelnemen aan het EOM.
De Commissie kondigde voorts de lancering van de aanbestedingsprocedure voor het opzetten van het casus management systeem (CMS) van het EOM aan. Daarvoor is het ontwerp van de taakomschrijving gedeeld met de deelnemende lidstaten. De Commissie rekent op een actieve participatie van lidstaten. Dit zou tevens in het ‘grandfather committee’ worden besproken. Tot slot bereidt de Commissie een eerste ontwerp inzake een gedelegeerde handeling voor, die tevens aan het ‘grandfather committee’ zal worden voorgelegd, zodat deze snel kan worden vastgesteld. Eind maart zullen de Commissie en het Voorzitterschap een gezamenlijk conferentie over de oprichting van het EOM organiseren. Ten aanzien van de toekomstige relaties tussen het EOM, Eurojust en OLAF merkte de Commissie op dat de bepalingen daarover in de herziening van de OLAF-verordening gespiegeld moeten worden aan de bepalingen in de EOM-verordening. Tevens stelde de Commissie dat het EOM een belangrijke spelveranderaar is voor het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK). Het EOM is wat de Commissie betreft een belangrijke factor in de bestrijding van misdaad en zal bijdragen aan vereenvoudiging van het EU-budget.
Bijna de helft van de lidstaten voerde het woord. Sprekers kwamen met diverse opmerkingen en aanbevelingen. Wat het meest naar voren werd gebracht was het belang van goede samenwerking tussen het EOM en OLAF alsmede het scheppen van een duidelijk kader waarin deze samenwerking plaatsvindt. Enkele lidstaten onderstreepten het belang van transparantie van het EOM en de benoemingsprocedures in het bijzonder. Ook was er aandacht voor het beheersysteem van zaken evenals voor de juridisch onafhankelijke status, de veiligheid en de kostenaspecten.
De Commissie stelde dat er sprake zal zijn van een inclusief proces. Het is essentieel dat er een goede coördinatie is tussen OLAF, Eurojust en EOM. Er mag geen overlap zijn en er moeten heldere deadlines zijn, zodat rechtszekerheid gegarandeerd is. De Commissie benadrukte vervolgens dat het EOM zal werken als een onafhankelijk orgaan dat met de nationale autoriteiten moet samenwerken. Ook gaf de Commissie aan klaar te staan om steun te bieden aan de lidstaten bij de implementatie en zij verwees hierbij naar het ‘grandfather committee’ als een goed kader. De Commissie achtte het van belang dat logistiek, financiering en technologie (CMS) op orde zijn. Verder onderstreepte de Commissie het belang van ordentelijke interne procedures. De Commissie stelde nogmaals dat het EOM een spelveranderaar is voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) en mogelijk zal bijdragen aan vereenvoudiging daarvan. De Commissie wees op de recente ontwikkelingen in Slowakije en benoemde dat dit voor het EOM – mits er inderdaad een relatie is met EU-gelden – een belangrijke zaak zou zijn.
Het Voorzitterschap deelde het standpunt van enkele lidstaten dat transparantie nodig is bij het opzetten van het EOM. Het Voorzitterschap gaf aan dit onderwerp te blijven benadrukken. Ook het Voorzitterschap was verheugd met het goede nieuws dat Malta de intentie heeft te gaan deelnemen. Volgens het Voorzitterschap moet dit een voorbeeld zijn voor andere niet-deelnemende lidstaten. Hierbij benoemde het Voorzitterschap tot slot Nederland, dat ook de intentie heeft uitgesproken deel te nemen aan het EOM.
8. Verbetering van grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs
= uitwisseling standpunten
Het Voorzitterschap opende de sessie door te kennen te geven dat dit onderwerp sinds 2016 op de agenda staat. De Commissie had toegezegd het voorstel over e-evidence op deze Raad te zullen presenteren maar helaas is dat niet gelukt. Recente ontwikkelingen in de VS vroegen om bespreking en een gezamenlijke beoordeling door de lidstaten. Het Voorzitterschap heeft daarom een discussiedocument (6339/18) opgesteld en vroeg de lidstaten naar hun standpunten.
Eurocommissaris Jourová informeerde dat het voorstel e-evidence een vlaggenschip-project is, maar tegelijkertijd lastig. De Commissie beoogt een voorstel dat efficiënt is voor rechtshandhaving met voldoende waarborgen en bescherming. Daarnaast werkt de Commissie aan een online platform voor snellere uitwisseling van digitaal bewijs. Tevens is er voortgang geboekt met de opleiding van praktijkbeoefenaren voor de samenwerking met de VS op basis van rechtshulp, alsmede directe samenwerking met internetproviders (ISP’s) in de VS.
Vervolgens ging de Commissie in op het voorstel voor de Cloud Act in de VS. Dat ligt momenteel in het Congres. Als die wetgeving wordt vastgesteld, zal dat ertoe leiden dat ISP’s in de VS moeten voldoen aan vorderingen voor digitaal bewijs, ook als deze betrekking hebben op gegevens die zijn opgeslagen in derde landen. Daarnaast biedt de Cloud Act de mogelijkheid voor de VS om een bilaterale overeenkomst te sluiten met derde landen. De Commissie beoordeelde dat de Cloud Act zou kunnen leiden tot conflicten met het EU-dataprotectie-regime, afhankelijk van hoe de wet wordt toegepast. Daarnaast uitte de Commissie haar bezorgdheid dat op dit moment niet ook regionale entiteiten een overeenkomst kunnen sluiten met de VS. Bilaterale overeenkomsten kunnen leiden tot fragmentatie en negatieve gevolgen voor bedrijven en burgers. Een EU-VS-overeenkomst zou dat voorkomen. De EU als geheel zou een betere onderhandelingspositie hebben. Om die reden zou het beter zijn als de Cloud Act op dit punt wordt aangepast. De Commissie gaf aan besprekingen te zullen voeren met de VS over deze wetgeving en de resultaten hiervan aan de JBZ-ministers te zullen terugkoppelen tijdens de JBZ-raad van juni 2018.
Eurocommissaris King informeerde dat in de Raad van Europa hard wordt gewerkt aan het aanvullende protocol bij de Boedapest Conventie. King sprak de hoop uit dat het voorstel inzake e-evidence een nieuwe dynamiek zal geven aan de onderhandelingen in Straatsburg. Het is van belang dat de onderhandelingen in Raad van Europa-verband en over e-evidence consistent zijn. Daarbij zijn ook de fundamentele rechten van belang.
Nederland sloot aan bij de roep van een grote groep lidstaten om urgentie ten aanzien van het voorstel e-evidence. Niet alleen vanwege de ontwikkelingen in de VS, maar ook omdat de huidige situatie strafrechtelijke onderzoeken bemoeilijkt. Evenals andere lidstaten bestudeert ook Nederland de Cloud Act. Nederland gaf aan een positieve grondhouding te hebben maar stelde dat twee zaken aandacht behoeven. Ten eerste moeten rechtsconflicten worden voorkomen. Daarbij wees Nederland op het belang van voldoende waarborgen in de VS-wetgeving en de verschillende benadering ten aanzien van verschillende typen informatie. Daarnaast stelde Nederland dat fragmentatie in de samenwerking met de VS moet worden voorkomen. Nederland stemde ermee in dat de Commissie hierin de leiding neemt.
Een enkele lidstaat liet weten de VS te hebben bezocht en gaf aan het te betreuren dat de VS inmiddels het initiatief heeft genomen op een dossier waarop de EU het initiatief had moeten hebben. Meerdere lidstaten benadrukten dat de EU verenigd moet zijn op dit dossier en drongen daarom aan op een gezamenlijk EU-optreden. Verder hechtten sprekers belang aan de fundamentele rechten, gegevensbescherming en soevereiniteit. Ook werd meermaals de wens uitgesproken tot samenwerking met de Raad van Europa. Enkele lidstaten drongen aan op een ambitieus voorstel inzake e-evidence.
Oostenrijk gaf aan tijdens het eigen (inkomende) Voorzitterschap prioriteit te willen geven aan het voorstel e-evidence en drong aan op spoedige presentatie van het voorstel.
De Commissie toonde zich teleurgesteld dat zij het voorstel e-evidence nog niet had kunnen presenteren maar benadrukte een goed voorstel te willen doen in plaats van een onvoldragen voorstel. De Commissie stelde fundamentele rechten essentieel te vinden (met een balans tussen veiligheid en privacy) en een deugdelijk voorstel te willen presenteren. Daarnaast moet het ook een toekomstbestendig voorstel zijn. De Commissie dankte de lidstaten voor hun sterke roep om een gezamenlijke EU-aanpak richting de VS en garandeerde dat het voorstel e‑evidence in april alsnog wordt gepresenteerd.
Het Voorzitterschap concludeerde dat de uitkomst van deze bespreking met de Commissie wordt geanalyseerd. Verder moedigde het Voorzitterschap lidstaten aan elkaar te blijven informeren over contacten met de VS-autoriteiten. Ook vroeg het de Commissie om een analyse te presenteren over de relatie tussen de EU-wetgeving en de VS Cloud Act, zodat experts dat kunnen bestuderen. Het Voorzitterschap noteerde daarnaast het verzoek van de lidstaten om voortgang te boeken in de samenwerking met de Raad van Europa. Het Voorzitterschap sloot af door te zeggen dat de Raad de wens heeft uitgesproken dat de VS de deur moeten openhouden voor een EU-VS-overeenkomst.
9. Werklunch dag 1 (veiligheid) met als thema 'terrorist content online'.
De lunchbespreking op 8 maart behandelde het onderwerp terroristische content online. Diverse lidstaten deelden hun ervaringen. De Commissie presenteerde de op 1 maart 2018 uitgebrachte aanbeveling. Deze bouwt voort op de al bestaande vrijwillige aanpak van illegale inhoud online en biedt een balans tussen enerzijds veiligheid en anderzijds een open internet. De Commissie gaf aan de aanbeveling te zullen evalueren en bezien of in de toekomst verdere stappen, inclusief mogelijke wetgeving, nodig zijn.
10. Werklunch dag 2 (justitie) met als thema ‘radicalisering in gevangenissen’.
Tijdens de lunch spraken de ministers aan de hand van een discussiedocument over radicalisering in gevangenissen. Daarbij zijn drie thema’s aan de orde gekomen, te weten:
a) de deradicaliserings- en re-integratieprogramma’s in de gevangenissen in de verschillende lidstaten;
b) de verschillende systemen voor risicoanalyse en vroegtijdige signalering van radicalisering in lidstaten;
c) adequate scholing van alle betrokken partijen en actoren, zoals gevangenispersoneel, reclasseringsmedewerkers en de rechterlijke macht.
In de discussie is ook gesproken over de voor- en nadelen van centralisatie of juist separatie van gedetineerden. Verder zijn door de ministers goede leerervaringen uitgewisseld op de drie thema’s.
Raad wetgevende besprekingen
11.Interoperabiliteit tussen EU informatie systemen
a. Interoperabiliteit verordening (grenzen en visa)
b. Interoperabiliteit verordening (politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie)
= beleidsdiscussie
Zie onder I.1
12.Brussel II bis verordening; herziening
= beleidsdiscussie
Het Voorzitterschap gaf aan de herschikking van de Brussel IIa-verordening snel tot een goed einde te willen brengen en markeerde de vooruitgang in dit dossier. Er is een oriënterend debat gevoerd over het horen van het kind in juni 2017, over de afschaffing van het exequatur in december 2017 en nu over de versterking van de Centrale Autoriteiten voor Internationale Kinderaangelegenheden (CA’s). Onder verwijzing naar het paper voor het oriënterende debat, wees het Voorzitterschap erop dat de CA’s een belangrijke rol spelen en dat die rol nog belangrijker zal worden vanwege de toename van het aantal internationale paren.
De Commissie lichtte toe dat zij blij is met de prioriteit die het Voorzitterschap geeft aan dit dossier. Kinderen mogen geen slachtoffer worden van langdurige geschillen. Zij bepleitte het vaststellen van een wettelijke bepaling (het voorgestelde artikel 61 in het CIE voorstel) waarvan zij meende dat deze aansluit bij het subsidiariteitsbeginsel.
Nederland bracht naar voren dat het de gedachte steunt dat CA’s hun werk goed moeten kunnen doen en dat daarvoor de benodigde middelen beschikbaar worden gesteld. Nederland gaf er evenwel de voorkeur aan een overweging op te nemen in de considerans van de verordening waarin nogmaals de verplichtingen uit het EU-verdrag voor naleving van verdragsverplichtingen worden onderstreept. Een wettelijke bepaling voegt naar de mening van Nederland niets toe. Wat betreft de middelen om het hoofd te bieden aan de toename van de werklast, zag Nederland de oplossing in vereenvoudiging van de procedures alsmede het terugdringen van de administratieve en financiële lasten. In dit licht kon ook het afschaffen van de notificatieverplichtingen en de plicht tot verzamelen van statistische data helpen.
Een groot aantal andere lidstaten gaven eveneens de voorkeur aan een overweging boven een wettelijke bepaling. Een aantal andere lidstaten stelden zich flexibeler op ten aanzien van een bepaling. Wat de andere middelen voor versterking betreft, zagen diverse lidstaten mogelijkheden voor samenwerking, voorlichting en informatie-uitwisseling in het verband van het Europees Justitieel Netwerk (EJN), het geven van meer trainingen aan de CA's, het uitbrengen van een gids zoals ook bij de totstandbrenging van Brussel IIa is uitgegeven, stages voor medewerkers, meer activiteiten door de CA's, beter toezicht op de naleving door de Commissie, financiering van opleidingscampagnes door de Commissie, bemiddeling, EU-financiering, effectiever omgaan met de financiële middelen en dergelijke.
Het Voorzitterschap besloot de sessie met de conclusie dat de meerderheid van de lidstaten het belang van de rol van de CA's ziet. Dankzij het debat was er volgens het Voorzitterschap nu een werkbare oplossing. Er zal nu gewerkt gaan worden aan een overweging met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Ook zullen andere manieren van versterking van de rol van de CA's worden verkend.
13. Richtlijn Fraude niet-chartaal Geldverkeer
= algemene oriëntatie
Het Voorzitterschap leidde de bespreking van de Richtlijn in en onderstreepte het belang dat in EU-verband actie wordt ondernomen tegen fraude met creditcards en bij online aankopen. Het Voorzitterschap vroeg de lidstaten om in te stemmen met het compromis.
De Commissie wees op het risicio van misbruik en fraude met niet-chartale betaalmiddelen door de georganiseerde misdaad ten behoeve van drugshandel en terrorisme. Volgens de Commissie is er daarbij sprake van een groeiend probleem en zal in 2020 de fraude verdubbeld zijn ten opzichte van de huidige situatie. De Commissie constateerde tevreden dat het compromis technologieneutraal en toekomstbestendig is. Daarna dankte de Commissie het huidige en vorige Voorzitterschap en sprak het de hoop uit dat er spoedig een politiek compromis wordt bereikt. Een groot aantal lidstaten gaf actief steun aan de algemene oriëntatie. Een aantal lidstaten was tegelijkertijd ook van mening dat er een te laag ambitieniveau was.
Het Voorzitterschap concludeerde dat een algemene oriëntatie is bereikt en gaf aan te beseffen dat het compromis elementen bevat waarop lidstaten meer ambitie hadden willen tonen, maar dat dit wel een evenwichtig compromis is. Het Voorzitterschap sloot af door aan te geven dat het compromis een goede basis biedt voor onderhandelingen met het Europees Parlement.
14. Diversen
Gegevensbescherming
De Commissie riep op tot afronding van de nieuwe verordening gegevensbescherming voor de instellingen van de EU en haar organen. Er was discussie over de gewenste reikwijdte van de verordening. De Commissie moedigde aan tot een compromis te komen. Tevens werd dit van belang geacht voor het interoperabiliteitsdossier. Door een specifiek hoofdstuk in de verordening op te nemen over dit onderwerp, dat rekening houdt met het karakter van rechtshandhaving, valt mogelijk tot een oplossing te komen.
b. Illegale inhoud online
De Commissie maakte melding van de aanbeveling over de bestrijding van illegale inhoud online, die op 1 maart 2018 is gepresenteerd. De aanbeveling bouwt voort op al bestaande vrijwillige maatregelen en is daarmee coherent. De Commissie kiest in de aanbeveling voor een horizontale aanpak en gaf aan tevreden te zijn dat de focus in de aanbeveling ligt op de noodzaak van transparantie aan de zijde van internetproviders (ISP’s). Het publiek moet weten hoe ISP’s hun ‘opmerk- en actieprocedure’ hebben ingericht. Ook moeten zij geïnformeerd worden over de mogelijkheid van een tegenvordering en over het beleid van voorkoming dat sprake is van over-verwijdering. De Commissie merkte op het belangrijk te vinden dat illegale inhoud, onafhankelijk van het soort, snel wordt verwijderd. Voor terrorisme is evenwel een bijzondere regeling opgenomen, en wel dat deze specifieke inhoud in de regel binnen een uur proactief wordt verwijderd. Ten aanzien van online discriminatie benadrukte de Commissie dat informatie niet zonder menselijke tussenkomst mag worden verwijderd. De Commissie heeft in de aanbeveling een balans gezocht tussen enerzijds een snelle verwijdering van illegale inhoud, en anderzijds een open en vrij internet. Verder heeft de Commissie aangegeven dat de werking van de aanbeveling geëvalueerd wordt en beziet het of verdere stappen, inclusief wetgeving, nodig zijn.