[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader rapport inzake de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid; Genève, 2 juli 1999

Nader rapport

Nummer: 2018D21864, datum: 2018-03-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOCX), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z05473:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


‘s-Gravenhage, 12 februari 2018

Aan de Koning

WJZ / 17205640

Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid; Genève, 2 juli 1999 (Trb. 2000, 102)

=============================================================

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 juli 2017, nr. 2017001179, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 10 november 2017, nr. W15.17.0204/IV/K, bied ik U hierbij aan.

1. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling om toe te lichten waarom het wenselijk en noodzakelijk is dat de Akte van Genève op dit moment (nog) wordt goedgekeurd, is een nieuwe paragraaf 2.4 toegevoegd waarin ten aanzien van het Europees deel van Nederland op deze aspecten wordt ingegaan. Ten aanzien van Caribisch Nederland wordt verwezen naar paragraaf 2.5. In paragraaf 5 wordt ingegaan op de positie van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Voor de goede orde wordt daarnaast opgemerkt dat sinds 1999 in de Akte enkel correcties zijn aangebracht en dat slechts het Reglement gewijzigd is (Trb. 2015, 39 en Trb. 2016, 192).

2. De Afdeling is van oordeel dat ofwel toekomstige wijzigingen van artikel 21, derde en vierde lid, van de Akte ter parlementaire goedkeuring voorgelegd dienen te worden, ofwel in een goedkeuringswet dient te worden bepaald dat parlementaire goedkeuring voor deze categorie van verdragswijzigingen niet vereist is. Dit omdat die wijzigingen verdragen zouden zijn. Wij delen de zienswijze van de Afdeling niet en beschouwen de genoemde wijzigingen als besluiten van een volkenrechtelijke organisatie. De wijzigingen worden namelijk op grond van artikel 26 van de Akte aangenomen door de Algemene Vergadering van de Unie van ‘s-Gravenhage, een orgaan van een volkenrechtelijke organisatie, en zij worden van kracht voor de verdragspartijen zonder dat een verdere rechtshandeling van de partijen nodig is. Deze besluiten van de Algemene Vergadering binden de partijen rechtstreeks. Parlementaire goedkeuring van deze wijzigingen of machtiging van de regering tot het aangaan van binding aan deze wijzigingen kan dan ook niet aan de orde zijn. De juridische onderbouwing van dit standpunt is in de toelichtende nota aangepast en aangevuld (toelichting op artikel 26).

3. De Afdeling gaat ook in op de medegelding van de Akte voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Naar aanleiding hiervan wordt opgemerkt dat de Akte tevens wordt goedgekeurd voor de Caribische landen van het Koninkrijk. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is daarnaast de toelichting ten aanzien van de Koninkrijkspositie aangevuld. Zo wordt ten aanzien van Aruba ingegaan op de uitvoeringswetgeving. Verder wordt aangegeven dat Curaçao medegelding wenselijk acht en het land hiervoor uitvoeringswetgeving in concept gereed heeft. Sint Maarten beraadt zich nog op medegelding.

4. De Afdeling is van oordeel dat in de toelichtende nota niet kan worden volstaan met het noemen van enkele voorbeelden van bepalingen die naar het oordeel van de regering een ieder kunnen verbinden. Naar aanleiding hiervan is paragraaf 2.2 van de toelichtende nota op dit punt aangevuld.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de toelichtende nota enkele aanpassingen van tekstuele aard door te voeren.

Ik moge U, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, verzoeken de Minister van Buitenlandse Zaken te machtigen gevolg te geven aan zijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota  ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste Kamer en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens voor te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,