Staat van de Europese Unie en het Werkprogramma van de Europese Commissie 2018 (ongecorrigeerd stenogram)
Stenogram
Nummer: 2018D21957, datum: 2018-03-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2018-03-26 12:30: Staat van de Europese Unie en het Werkprogramma van de Europese Commissie 2018 (Notaoverleg), vaste commissie voor Europese Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, de Staat van de Europese Unie 2018 en het Werkprogramma van de Europese Commissie 2018
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft op 26 maart 2018 overleg gevoerd met de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken, over:
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 november 2017 ter aanbieding van de Staat van de Europese Unie 2018 (34841, nr. 1);
het EU-voorstel d.d. 24 oktober 2017: Werkprogramma Europese Commissie 2018, COM (2017) 650 (2017Z14151);
de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken d.d. 10 januari 2018 ter aanbieding van de lijst van prioritaire EU-voorstellen 2018 (22112, nr. 2456);
de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken d.d. 23 januari 2018 met het verslag van een rondetafelgesprek, gehouden op 11 december 2017, over het EU-voorstel: Witboek toekomst van Europa; beschouwingen en scenario's voor de EU27 tegen 2025 COM (2017) 2025 (22112, nr. 2465);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 januari 2018 met het fiche: Mededeling Europees minister van Economische Zaken en Financiën (22112, nr. 2470);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 26 januari 2018 met de kabinetsreactie op het AIV-advies "De wil van het volk? Erosie van de democratische rechtsstaat in Europa" (34775-V, nr. 52);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 21 februari 2018 met de reactie op het verzoek van het lid Asscher, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 20 februari 2018, over de toespraak over de Nederlandse visie op Europa die de minister-president voornemens is op 2 maart 2018 te houden (21501-20, nr. 1297);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 21 maart 2018 inzake het werkprogramma van de Europese Commissie 2018 (2018Z05149);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 26 maart 2018 inzake Nederlandse maatregelen n.a.v. de aanslag in Salisbury (Verenigd Koninkrijk) van 4 maart 2018 (2018D21647).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Azmani
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Van Haaster
Voorzitter: Arib
Griffier: Van Haaster
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Arib, Asscher, Bisschop, Van der Graaf, Leijten, Maeijer, Anne Mulder, Van Ojik, Omtzigt, Van Raan en Verhoeven,
en de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken,
alsmede de heer De Jong, lid Europees Parlement, mevrouw De Lange, lid Europees Parlement, de heer Eickhout, lid Europees Parlement, de heer Gerbrandy, lid Europees Parlement, mevrouw Hazekamp, lid Europees Parlement, de heer Tang, lid Europees Parlement, de heer Van Baalen, lid Europees Parlement en de heer Van Dalen, lid Europees Parlement.
Aanvang 12.38 uur.
De voorzitter:
Dit is een bijzonder notaoverleg van de vaste commissie voor Europese
Zaken. Ik heet alle aanwezigen in de zaal, op de publieke tribune en
mensen die op een andere manier deze vergadering volgen van harte
welkom. In het bijzonder heet ik de minister-president en de minister
van Buitenlandse Zaken in vak-K welkom. Dit notaoverleg is bijzonder,
omdat er vertegenwoordigers van het Europees Parlement aanwezig zijn,
die straks ook spreektijd hebben.
We hebben speciale spelregels voor dit debat. Kamerleden mogen namelijk
wel de Europarlementariërs interrumperen, maar andersom niet. Dat klinkt
heel oneerlijk, maar dat zijn de spelregels. Uiteraard mogen de
Europarlementariërs wel een vraag stellen, maar de vraag moet echt
informerend van karakter zijn. Men mag dus om verduidelijking vragen,
meer niet. De spreektijden zijn van tevoren vastgesteld. We hebben
negentien sprekers. De spreektijden variëren van vier tot acht minuten.
Ik geef het woord aan de heer Anne Mulder, die spreekt namens de Tweede
Kamerfractie van de VVD.
De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter, dank. De aanleiding voor dit debat heeft de voorzitter al
genoemd: de jaarlijkse algemene beschouwingen over de Europese Unie,
waarbij Europarlementariërs spreekrecht hebben.
Wat zijn de problemen in de Europese Unie? Aan de grens van de Europese
Unie is het onrustig: brexit, Rusland, het Midden-Oosten, de dreigende
handelsoorlog met de Verenigde Staten, migratie uit Afrika, en China dat
zich steeds meer roert in de Europese Unie. Dat zijn dreigingen van
buiten de Unie. Binnen de Unie zijn er ook problemen, bijvoorbeeld in
Oost-Europa met de rechtsstaat. De sterke mannen zijn in opkomst.
Nederland wordt geraakt door deze ontwikkelingen en mensen voelen zich
daar niet altijd even gemakkelijk bij.
De VVD is positief over de Europese Unie. Wij willen verder met de
Europese Unie. Het is goed dat de premier zijn Berlijnspeech over Europa
daarmee begon: positief over de Europese Unie. Want Nederland is voor
zijn welvaart en veiligheid afhankelijk van andere landen, afhankelijk
van de EU en afhankelijk van de NAVO. Zonder deze beschermingsbuffers
komen de klappen harder aan. Als relatief klein land zijn we samen
sterker, bijvoorbeeld in een handelsoorlog met de VS.
In Europa moet het vertrouwen terugkomen. Er zijn eurofielen die menen
dat de populisten, mensen die het niet met hen eens zijn, zijn verslagen
in Frankrijk en Duitsland. Maar is dat zo? Volgens mij hebben ze vier
wake-upcalls gemist: de brexit, onze Nederlandse verkiezingen — men zegt
dat de populisten zijn verslagen, maar de partij van mevrouw Maeijer
heeft toch zetels gewonnen — het Front National in Frankrijk dat voor de
eerste keer in de geschiedenis zo veel stemmen heeft gehaald in de
tweede ronde, en Alternative für Deutschland dat in Duitsland voor het
eerst in de Bondsdag zit. Dus zo verslagen zijn die zogenaamde
populisten niet.
Die wake-upcalls betekenen dat de Europese Unie moet leveren. De
Europese Unie moet de grote grensoverschrijdende problemen oplossen die
landen niet alleen kunnen oplossen, zoals migratie en veiligheid. Geen
grote stappen voorwaarts, maar concreet. In plaats van meer EU moeten
landen zich aan de afspraken houden.
Wat dat betreft kom ik bij de Europese Commissie en zeg ik: alles in
één. Ze maken de regels én ze handhaven ze. Ze geven ook nog de feiten
erbij. Moet je die functies van de Europese Commissie niet eens
splitsen? Zou dat niet veel beter zijn?
Volgend jaar komt er een nieuwe Europese Commissie. Daarmee is het tijd
om deze Commissie te evalueren. Deze Commissie noemde zich de "laatste
kans Commissie", was een politieke Commissie en had als agenda een
betere regelgeving en impactassessment. Welke lessen kunnen we trekken
uit deze Commissie? Daarvoor kijk ik graag naar het kabinet. Kan de
minister een evaluatie maken van deze Commissie? Wat kunnen we hiervan
leren en welke strategische agenda heeft de komende Commissie nodig?
Graag een reactie.
Voorzitter. Ik kom op de lidstaten. Uit onderzoek van de heer Schout van
Clingendael blijkt dat mensen in 22 van de 28 lidstaten meer vertrouwen
hebben in de EU-instituties dan in de nationale. Dat is misschien ook
niet vreemd. Als je bent geregeerd door generaals of communisten, dan
vertrouw je je eigen overheid niet, want die heeft je onderdrukt. Dan
kijk je naar Brussel. Dat mechanisme leidt tot
soevereiniteitsoverdracht. Als je het zelf niet kan, ga je gelijk naar
Brussel kijken voor de oplossing. En daar zijn altijd wel mensen die dat
ook vinden en die voor elk probleem meer Brussel als oplossing zien.
Maar eigenlijk zou de Europese Commissie landen moeten helpen om zelf
sterker te worden in plaats van bevoegdheden over te nemen.
In Nederland hebben we wél sterke onafhankelijke instituties. We hebben
een sterke onafhankelijke rechtspraak en het Centraal Planbureau dat
ervoor zorgt dat politici niet wegkomen met loze verkiezingsbeloften.
Sterke instituties in plaats van sterke mannen. Die andere landen in
Europa kunnen dus wel wat Nederlandse instituties gebruiken. Neem
bijvoorbeeld Italië. Ik was daar verkiezingswaarnemer. Dan zie je dat
politici allerlei beloften doen, zonder dat die eens worden nagerekend.
Ze geven anderen de schuld in plaats van hun eigen land te hervormen.
Ter relativering: 72% van de Italianen gelooft de eigen politici niet.
Maar ik weet niet of dat nou de weg is die je op moet gaan. Dat geldt
ook voor Griekenland. Blijkbaar heeft ons Centraal Planbureau daar een
tijd geleden een presentatie gehouden over hoe we dat in Nederland doen.
Ik sprak Griekse parlementariërs die daar wel van onder de indruk waren.
Zij zeiden: "Hé Anne, in jouw land kom je niet zomaar weg hè, met
verkiezingsbeloften?" Nee, inderdaad, dat kan hier niet. Dat zouden zij
ook moeten hebben. Graag zou ik dit soort instituties exporteren naar
andere landen.
In het Oosten en in Centraal-Europa vallen een paar dingen op. In Polen
en Hongarije lijkt de liberale democratie toch niet zo aansprekend te
zijn. In Roemenië en Bulgarije zie je corruptie. Landen op de Westelijke
Balkan willen toetreden, terwijl ze in hun eigen parlementen rookbommen
afsteken. Denk aan Albanië en Kosovo. Wat moet je daarmee doen? De VVD
steunt de inzet van de Europese Commissie om Polen onder druk te zetten.
Tegelijkertijd is dat ook wel tegenstrijdig. Aan de ene kant zet je
Polen onder druk en aan de andere kant zeg je tegen de Westelijke Balkan
dat ze kunnen toetreden. De Europese Commissie noemt zelfs een jaartal,
namelijk 2025. Is dat nou verstandig? Dan gaat men zich niet meer
concentreren op hervormingen in eigen land, maar op dat jaartal. Ik zei
al dat we de Commissie moeten steunen, maar eigenlijk kun je een
rechtsstaat niet van boven af opleggen. Dat begrijpen deze twee
ministers, die weliswaar van de Kroon, maar ook liberaal zijn, als geen
ander. De samenleving is niet zo maakbaar. Hoe maak je in die landen van
de homo Sovjeticus, die geteisterd is door communisten, weer een
individu? Heeft het kabinet daar ideeën over? In de Staat van de Unie
zegt het kabinet er iets over, namelijk dat er nieuwe mogelijkheden en
instrumenten moeten komen. Maar welke dan?
Dan de brexit. We hebben het hier al vaak gezegd: we moeten op zoek naar
nieuwe bondgenoten nu de Britten zijn weggevallen. We zaten geopolitiek
comfortabel in de driehoek Verenigd Koninkrijk-Duitsland-Frankrijk. Hoe
gaan we dat doen? Het kabinet is daar druk mee bezig. De minister van
Financiën heeft een groep met acht bondgenoten gevormd. Dat zijn
toevallig, of juist niet toevallig, Noord-Europese staten. Dat is een
goede weg om op te gaan. Ook de Tweede Kamer neemt initiatief. We zijn
bezig om met de commissie voor Europese Zaken te onderzoeken hoe de
invloedkracht van Nederland is en waar die beter kan. Ik heb alvast één
suggestie voor het kabinet. Intussen zie ik de heer Van Ojik bij de
interruptiemicrofoon, voorzitter.
De voorzitter:
Ik ook, maar maak eerst maar uw zin af.
De heer Anne Mulder (VVD):
Dat doe ik. Moeten wij niet zelf de voorstellen van de Europese
Commissie onderzoeken? We zagen deze week het voorstel voor belasting op
digitale bedrijven. Dan krijg je de indruk dat de Europese Commissie de
adviezen over de feiten en de feitelijke belastingdruk een beetje naast
zich neerlegt. Moet je dan als kabinet niet zelf onderzoekscapaciteit
hebben om dit soort voorstellen tegen het licht te houden? Ik mocht
bijvoorbeeld ooit eens een toespraak houden over het MFK in het Europees
Parlement. Ik werd gelijk besprongen door Duitse ambtenaren, die zeiden:
meneer Mulder, wij hebben de wetenschappelijke onderbouwing bij wat u
vertelt. Zou het kabinet ook niet zoiets moeten doen? Wat vindt het van
een eigen bureau dat zelf kijkt naar voorstellen van de Commissie en die
objectief toetst?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik kwam eigenlijk naar voren toen de heer Mulder
over brexit begon, omdat ik hem nog iets wilde vragen over wat hij
daarvoor zei in het rondje dat hij maakte langs een aantal lidstaten. Ik
had het idee dat hij appels en peren met elkaar vergeleek en van alles
op één hoop gooide. In Italië doen politici weleens beloftes die niet
goed zijn doorgerekend, zei hij. Ik zou bijna zeggen: wie zonder zonde
is — hoe was het ook alweer? — werpe de eerste steen. Dank u wel. Maar
in Hongarije en Polen gaat het, dacht ik, om nogal fundamentele
aantastingen van de rechtsstaat en van de scheiding der machten et
cetera. Het lijkt een beetje alsof dat allemaal in de visie van de heer
Mulder één groot geheel is. Ik zou hem dus willen vragen om iets
specifieker te zijn over wat de Europese Commissie nu precies in die
verschillende situaties moet doen.
De heer Anne Mulder (VVD):
Mijn betoog is dat we niet bevoegdheden naar Brussel moeten overhevelen,
als landen het zelf niet kunnen. We moeten die landen sterker maken. Ik
noemde verschillende landen op, met inderdaad verschillende problemen.
In Italië kun je verkiezingsbeloftes doen zonder dat je die waar moet
maken, waarbij ik dan ter relativering bij zeg dat Italianen het zelf
ook niet meer geloven. Dat is een probleem dat je kunt oplossen met
bijvoorbeeld een sterk centraal planbureau. In Polen heb je vooral een
sterke rechtspraak nodig. In Bulgarije moet je wat doen aan
corruptiebestrijding. Zo hebben al die landen hun eigen zwakheden. Die
zou je moeten oplossen als Europese Unie, in plaats van die bevoegdheden
over te nemen en die dan maar over te hevelen naar Europa. Dat is mijn
betoog. Vergelijk ik dan appels met peren? Het inzetten van een centraal
planbureau is inderdaad iets anders dan rechtspraak, maar de
gezamenlijke noemer is: lidstaten zelf sterker maken, zodat we sterke
lidstaten hebben in plaats van dat de Europese Commissie al die
bevoegdheden wil overnemen. Daar gaat het mij om.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De vraag in dit debat lijkt me, waar precies de bevoegdheid begint voor
de Europese Commissie om zich te bemoeien met de situatie in land x,
lidstaat x of lidstaat y. Dan zou ik het volgende zeggen, en ik ben
benieuwd hoe de heer Mulder daarop reageert. In het geval van Polen en
Hongarije gaat het over schending van de beginselen van de EU als
waardengemeenschap, terwijl in Italië, waar politici weleens beloftes
doen die misschien niet zo goed zijn doorgerekend, er echt nog wel iets
van een andere orde aan de hand is. Dat bedoel ik met appels en peren.
Volgens mij is het wel belangrijk om dat onderscheid goed te blijven
maken.
De voorzitter:
Dat hebt u helder gemaakt.
De heer Anne Mulder (VVD):
Ik ben het met de heer Van Ojik eens. In het geval Polen kun je het via
artikel 7 doen. Schending van de rechtsstaat, daar kun je wat van
vinden. Dat instrument heb je in Italië niet. Maar het gaat in beide
gevallen om landen die zwakke instituties hebben. Dat is de
gemeenschappelijke noemer, waarbij de aanvliegroute, ook juridisch,
verschillend is. Ik ben het dus eens met de heer Van Ojik.
De heer Van Raan (PvdD):
Ik werd getriggerd door de opsomming van instituties en zwakke punten
van andere landen. Ik vroeg me af of de heer Mulder ook punten zou
kunnen noemen waarin Nederland zou kunnen verbeteren. Ik noem
bijvoorbeeld de ongebreidelde groei van de volstrekt onduurzame
landbouw. Zijn dat nu punten waar Nederland in kan verbeteren, of wijst
u alleen maar naar andere landen?
De heer Anne Mulder (VVD):
Nederland kan zichzelf altijd verbeteren, maar ik weet niet of landbouw
nou een belangrijke is. Wij zijn een relatief klein land met een heel
hoge landbouwproductie. Wij exporteren veel, dus daar doen we iets heel
goeds, en dat is ook heel efficiënt. Ik weet dus niet of de landbouw nu
een goed voorbeeld is, maar er zijn vast wel punten die wij ook zouden
kunnen verbeteren.
De heer Van Raan (PvdD):
Dat is nou net waarover we van mening verschillen. In productieaantallen
produceren we wel heel veel, maar in afvalstoffen nog veel meer, dus dat
is volstrekt onduurzaam. Ik begrijp dat de heer Mulder daar geen
kwalificaties aan wil geven, maar nogmaals: begrijp ik het goed dat hij
alleen maar naar andere landen wijst en voor Nederland geen voorbeelden
heeft?
De heer Anne Mulder (VVD):
Die zijn vast wel te vinden, maar ik voel mij niet geroepen om ze nu op
te noemen. Volgens mij staan die wel in de jaarlijkse aanbevelingen van
de Europese Commissie, en daar moeten we natuurlijk goed naar kijken. We
moeten ook goed kijken naar de gradaties. Nederland kan het vast wel wat
beter doen, maar we hebben hier geen problemen met de rechtsstaat, en we
hebben hier ook geen problemen met corruptie, zoals Roemenië. Dus daar
zitten de echt grote problemen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Anne Mulder (VVD):
Tot slot. Soms is het goed om van buiten naar binnen te kijken. Hoe zien
andere landen de Europese Unie? Dan kom ik bij China. Dat roert zich met
zijn communistisch kapitalisme enorm in de Europese Unie. Er is een
zogeheten 16+1-initiatief waarbij China investeert in Oost-Europese
landen die dan vervolgens EU-sancties tegen China kunnen blokkeren. We
zien de dumping van staal, we zien dat China technologiebedrijven
overneemt en we zien het zogeheten Belt and Road Initiative. Dat
versterkt China's geopolitieke ambities. Tegelijkertijd komen
Nederlandse of Europese bedrijven China niet makkelijk binnen. Wordt het
niet tijd voor een stevige Europese China-politiek? Dat is mijn
slotvraag.
Samenvattend: wat de VVD wil, is dat we de wereld tegemoet gaan met een
sterke Europese Unie én sterke lidstaten.
Mevrouw Leijten (SP):
De VVD-vertegenwoordiger haalt even uit naar andere landen en
verkiezingsbeloften met in het achterhoofd "geen cent naar Griekenland",
"€1.000 erbij" enzovoort, enzovoort. Er is een hele excuustoer van
minister-president Rutte door het land. Dat is toch wel een beetje zwak.
Dat wil ik in ieder geval opgemerkt hebben. Maar één ding dat opvalt bij
deze VVD en bij deze minister-president, is dat hij in Nederland heel
erg kritisch is over Europese samenwerking en in ieder geval over
bevoegdheden die overgaan naar "Brussel" — dat zeggen we dan — maar in
Brussel eigenlijk altijd instemt. Waar staat de VVD-fractie nou
precies?
De heer Anne Mulder (VVD):
Wat ik goed vind aan Nederland is dat iemand die te veel belooft, dat
ook gewoon ruiterlijk toegeeft in een groot kranteninterview. Dat is
misschien wel de kracht van Nederland. Je komt er niet mee weg. Aan zo'n
cultuur zouden andere landen best een voorbeeld kunnen … eh …
De voorzitter:
Nemen.
De heer Anne Mulder (VVD):
… nemen.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat noemen we ook wel een sorrydemocratie, en ik weet niet of die
bijdraagt aan het vertrouwen in de politiek.
De heer Anne Mulder (VVD):
Je kunt er ook niks van zeggen, iets beloven en dat vervolgens niet
waarmaken. Of je kunt zeggen: ik heb het niet gedaan, sorry. Dat kan zo.
Ik vind dat krachtiger dan iets maar los beloven terwijl je er nooit op
terug hoeft te komen. Hier, in Nederland, ben je gewoon aanspreekbaar.
We hebben een vrije pers, die achter je aan zit. Nou, dat is een groot
goed. In sommige landen is dat niet zo.
Mevrouw Leijten (SP):
Mijn vraag ging over de positie van de minister-president inzake de
Europese verdieping, de Europese samenwerking. Wat mij in het stuk van
het nieuwe kabinet opviel — dat stuk van 27 november is nog ondertekend
door de heer Zijlstra, de voorganger van de heer Blok — is dat daarin
gewoon wordt geschreven dat het nog steeds de inzet van het kabinet is
om de eenheid te versterken en dat het kabinet ziet dat de
kopgroepvorming een belangrijke route is om de Europese samenwerking te
verdiepen. Daar spreekt echt iets anders uit dan uit de Berlijnspeech
van de minister-president. Waar staat de VVD-fractie nou precies bij het
controleren van dit kabinet? Dat laat wel heel veel verschillende
signalen horen.
De heer Anne Mulder (VVD):
Mevrouw Leijten zegt het zo losjes: je zegt in Den Haag iets anders dan
in Brussel. Ik noemde net de heer Adriaan Schout, die volgens mij in
zijn artikel concludeerde dat de januskop van Rutte in Brussel er
helemaal niet is. Volgens mij zegt mevrouw Leijten iets wat helemaal
niet klopt. Dus laten we eens naar dat artikel kijken. Het is
wetenschappelijk onderzocht: zegt de heer Rutte hier iets anders dan in
Brussel? Volgens mij luidt het antwoord in dat artikel "nee". De
januskop van Rutte heet het. Zullen we het eens opzoeken?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Het klinkt allemaal wel mooi, maar ik zie er niet zoveel van
terug.
De heer Anne Mulder (VVD):
Ja, dat zijn de feiten.
De voorzitter:
Nee, wacht even, meneer Anne Mulder. De vraag?
Mevrouw Leijten (SP):
Mijn vraag aan de VVD-vertegenwoordiger, die hier zo'n beetje alle
lidstaten en alle voormalige regimes in die lidstaten een veeg uit de
pan geeft terwijl hij zelf Nederland de Europese Unie in rommelt in via
de interne markt, is: waar staat nou de VVD-fractie?
De heer Anne Mulder (VVD):
In mijn algemene beschouwing van net heb ik acht minuten lang gezegd
waar Nederland staat. Eerst het misverstand over Rutte: dat is nu uit de
wereld, he? Want mevrouw Leijten trekt de feiten niet in twijfel. Dus
dat artikel klopt.
Waar Nederland staat, heb ik net gezegd! Daar gaan die acht minuten
over. Zorg er nou voor dat we sterke lidstaten hebben die zelf hun
problemen oplossen. Kan dat niet bij grote grensoverschrijdende
onderwerpen — die heb ik genoemd — dan heeft de Europese Unie een taak,
en die moet je goed uitvoeren. Dat is kort gezegd wat de VVD
vindt.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Asscher heeft ook een vraag, meneer Mulder.
De heer Asscher (PvdA):
Een vrolijk, leuk betoog van de heer Mulder. Wij hebben daarbij kennis
kunnen nemen van de superieure VVD-cultuur die we hier in Nederland
kennen. Dat is mooi. Ik hoop dat ze goed mee hebben geluisterd. Mijn
vraag gaat over een onderwerp dat de heer Mulder niet heeft aangestipt
en dat naar onze mening wel invloed heeft, ook op de onvrede over
Europa. Dat gaat erover dat arbeidsmigratie wordt gebruikt om te
concurreren op loonkosten. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we
daar wat aan doen en dat we stoppen met het puur gebruiken van de
arbeidsmigratie om werknemers tegen elkaar uit te spelen. In het
verleden was de VVD-fractie van mening dat je dat vooral wel zou moeten
doen, omdat het lekker is voor de bedrijven, voor de werkgevers. Dat is
een belangrijke kwestie, omdat het kabinet heeft beloofd hier meer werk
van te maken en ook door te gaan. Ik noem bijvoorbeeld premieshoppen,
waardoor je lagere premies afdraagt in bijvoorbeeld Polen en oneerlijk
kunt concurreren. Ik ben heel benieuwd hoe de heer Mulder dat ziet, want
dat is een belangrijke vraag voor veel Nederlanders.
De heer Anne Mulder (VVD):
Om te beginnen kan een beetje zelfvertrouwen geen kwaad als je naar
Europa kijkt. Wij zijn een land met sterke instituties. Daar mag je best
eens trots op zijn en dan mag je best vertellen: misschien is het goed
hoe wij dat hier in Nederland doen en voor elkaar hebben, ook met een
economische groei en een tamelijk gelijke inkomensverdeling — dat moet
de heer Asscher aanspreken. Die sterke instituties, daar mag je best
trots op zijn. Natuurlijk kan er wat beter. De Europese Commissie heeft
bijvoorbeeld weleens wat gezegd over woningen en hypotheekrenteaftrek.
Daar wordt aan gewerkt, maar een beetje trots zijn mag wel. Dan het punt
van de heer Asscher over gelijk loon voor gelijk werk in Europa. Volgens
mij staat dat in het regeerakkoord en vindt de VVD dat dus ook. Dus wij
zijn het eens: gelijk loon voor gelijk werk.
De heer Asscher (PvdA):
Mooi. Kijk, als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen! Dus als
de heer Mulder nu zegt dat men naar die nivellering in Nederland moet
kijken omdat men daar wat van kan leren, word ik extra achterdochtig.
Maar bij het tweede punt zit natuurlijk wel een vraag. Het is niet
alleen zeggen: gelijk loon, gelijk werk. Je zult aan de slag moeten en
een coalitie moeten bouwen om dat premieshoppen tegen te gaan. Dan reken
ik op de steun van de VVD-fractie.
De heer Anne Mulder (VVD):
Je moet oppassen met een vos die iets predikt, dus als de heer Asscher
tegen mij zegt op de steun van de VVD-fractie te rekenen, ken ik de heer
Asscher ook goed genoeg om te weten dat ik dan ook moet opletten met wat
ik zeg. Maar het uitgangspunt "gelijk loon voor gelijk werk" lijkt me
een hele goeie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Baalen namens de
VVD in het Europees Parlement.
De heer Van Baalen (EP/VVD):
Voorzitter. Het is een plezier om hier, inmiddels voor de achtste keer,
namens het Europees Parlement te staan. Het is ook een plezier om de
heer Blok in zijn functie als minister van Buitenlandse Zaken te zien.
Ik kan mij nog herinneren dat wij gezamenlijk naar de Schilderswijk
gingen om bruggen te slaan met de gemeenschappen daar. Nog steeds hebben
wij contact met ondernemers die het daar goed doen en die dus een
positieve instelling hebben.
Nu naar de Europese Unie, voorzitter. Toen de brexit, of in ieder geval
het referendum over het uittreden van Groot-Brittannië, een feit was,
leek dat misschien wel de eerste sneeuwbal te zijn en leek het erop dat
andere landen zouden volgen. Er werd weleens over een "nexit" gesproken
en over een "frexit" van Frankrijk, maar het is interessant dat de
brexit misschien toch een reactie teweeg heeft gebracht waarbij wij
bekijken wat goed is aan de Europese Unie en hoe we die moeten behouden
en versterken. Je ziet dat in Oostenrijk niet extreem-rechts won, maar
iemand die zich misschien wel bij GroenLinks zou thuisvoelen, iemand die
zich links-liberaal noemt. Dat vind ik natuurlijk positief. In Frankrijk
won president Macron won en niet Le Pen. Dat is een positief feit. Ook
in de verkiezingen in Nederland zie je een zekere nuchterheid in het
debat over Europa terugkomen.
Europa moet zich vooral met twee zaken bezighouden: het stimuleren van
de welvaart, waarbij we denken aan handelsverdragen en aan de interne
markt, en veiligheid, liefst samen in de NAVO, maar Europa heeft ook een
rol te spelen. Het is een vreemde periode. Wij lijken — ik hoop dat het
bij "lijken" blijft — in een soort handelsoorlog terecht te komen met
onze grootste bondgenoot, de Verenigde Staten. Afgelopen donderdag leken
de grootste problemen misschien bezworen te zijn, maar inmiddels blijkt
dat het alleen gaat om een verschuiving in tijd totdat sancties worden
aangenomen. Ik hoor graag van de regering hoe zij mogelijkheden ziet om
binnen die beperkte tijd de Amerikanen toch duidelijk te maken dat het
ook voor de Amerikaanse staalarbeider en anderen van groot belang is om
samen te werken, en elkaar niet in dit soort negatieve zaken de maat te
nemen.
Voorzitter. Over Rusland is de afgelopen jaren veel gesproken. Helaas is
de Krim geannexeerd, illegaal, en de interventies in Oost-Oekraïne gaan
door. We hebben de hele discussie over MH17, waar de vinger toch naar
Moskou wijst. We hebben een aantal moorden en moordaanslagen, waar ook
de vinger naar Moskou wijst. En we hebben de Russische president, die in
de verkiezingscampagne zei dat er een nieuwe generatie kernwapens moet
komen opdat het Westen uiteindelijk eens gaat luisteren. Helaas heeft
Rusland op geen enkel moment de hand gereikt of geprobeerd
vertrouwenwekkende maatregelen te realiseren. Daarom is het goed dat de
sancties doorgaan. De vraag werpt zich op of het bij de huidige sancties
moet blijven of dat er smart sancties moeten komen, die Rusland verder
onder druk zetten. In ieder geval moet niet gebeuren wat de voorzitter
van de Europese Commissie deed: een hartelijke felicitatie aan de heer
Poetin met het winnen van voor een groot gedeelte georkestreerde
verkiezingen. Die felicitatie had nooit zo mogen worden uitgebracht. Is
de regering het daarmee eens?
Voorzitter. Dan de Westelijke Balkan. Ik denk dat we het erover eens
zijn dat landen alleen mogen toetreden als ze voor honderd procent
voldoen aan de gestelde criteria. Toch is er, zoals we ook in het
Europees Parlement hebben gewisseld, een datum genoemd door de
Commissie: 2025. Ook hiervoor geldt dat we moeten voorkomen dat we door
een datum geregeerd worden.
Voorzitter, afsluitend, want ik zie dat er weinig tijd is. Ik hoop dat
er overeenstemming komt over de Europese begroting en over de toekomst
van de muntunie. Ik sluit me aan bij het standpunt van de Nederlandse
regering dat er op geen enkele manier mag worden gemarchandeerd.
Afspraken zijn afspraken.
Ik dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Baalen.
De heer Omtzigt heeft nog een interruptie.
De heer Van Baalen (EP/VVD):
O, sorry.
De voorzitter:
Geeft niet. De heer Omtzigt had sneller naar de interruptiemicrofoon
moeten rennen.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat zal ik de rest van de dag doen, voorzitter.
Ik snap de opmerking van de heer Van Baalen aangaande het feliciteren
van de heer Poetin met verkiezingen die niet de prijs voor democratie
zullen winnen. Ik deel die ook wel. Maar zou de heer Van Baalen willen
reflecteren op zijn optreden op het Maidanplein? Hoe kijkt hij daarop
terug?
De heer Van Baalen (EP/VVD):
U heeft een goed geheugen.
De voorzitter:
De heer Van Baalen, graag in het kort.
De heer Van Baalen (EP/VVD):
U heeft een goed geheugen. Ik heb altijd gezegd: als democraten van oost
en west zich ook via protest inzetten voor de democratie en protesteren
wanneer mensen als konijnen worden afgeschoten door de Berkut, de
geheime dienst in de Oekraïne van toen, vind ik dat niet zozeer een
moedige actie van mij; ik vind het een moedige actie van de mensen, de
Oekraïners die op het Maidanplein stonden. Hen zal ik altijd waar dat
kan steunen.
De heer Omtzigt (CDA):
Hoe is die democratisering uitgepakt in de Oekraïne, volgens de heer Van
Baalen?
De heer Van Baalen (EP/VVD):
Ik kan alleen maar constateren dat er grote problemen zijn. Het woord
"corruptie" is genoemd: het feit dat de pers in handen is van een aantal
zeer kapitaalkrachtige lieden. Is Oekraïne erop vooruitgegaan? Ja, maar
veel en veel te weinig. Maar wij zullen Oekraïne moeten ondersteunen,
heel kritisch, want dat is een vitaal land voor oost en west.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Maeijer namens de
PVV.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Voorzitter. Vandaag spreken wij hier over de Staat van de Europese Unie,
een discussie die ook ieder jaar wordt gevoerd in het Europees
Parlement. Ik heb dat zelf ook een aantal keren mogen meemaken in
Straatsburg. Al die keren sprak de heer Juncker als voorzitter van de
Europese Commissie. In 2015, ten tijde van de asielinvasie, zei hij: "De
toestand van onze Europese Unie is niet rooskleurig. Er is niet genoeg
Europa in deze Unie en er is niet genoeg eenheid in deze Unie". Zijn
oplossing: meer Europese Unie, zoals een permanent en verplicht
herplaatsingsmechanisme voor asielzoekers.
In 2016, na het referendum waarin een meerderheid van de Britten koos
voor brexit, zei de heer Juncker: "Onze Europese Unie maakt, althans ten
dele, een existentiële crisis door." Zijn oplossing: meer Europese Unie,
met een Europees solidariteitskorps en een Europees defensiefonds.
En het afgelopen jaar, in zijn laatste Staat van de Unie, hoorden we
Juncker zeggen: Europa heeft de wind weer in de zeilen. We hebben nu een
kans die we niet mogen missen. En die kans — u raadt het vast al — is
bouwen aan meer Europese Unie. Een arbeidsagentschap,
uitbreidingsperspectief voor de Balkan, een Europese minister voor
Financiën en het afschaffen van het vetorecht voor de lidstaten bij het
buitenlandbeleid.
Het antwoord op iedere kwestie, voor elke crisis, is meer Europese Unie.
Terwijl de EU en de elite die daar aan de knoppen zit juist het
fundamentele probleem zijn.
Voorzitter. Wat ooit begon als een economisch samenwerkingsverbond van
soevereine landen is verworden tot een elitair machtswellustig
instituut. In 1952 had de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal een
beperkte opdracht: gemeenschappelijke controle over de zware industrie.
Maar de ontwikkelingen en de expansie van wat nu de EU is volgden elkaar
in een hoog tempo op. Er was geen moment voor bezinning of reflectie.
Zelfs nadat de Britten kozen voor brexit nam Brussel de vlucht naar
voren. Van economische samenwerking naar een politieke unie. Onderweg
raakte Nederland zeggenschap kwijt en besloten hoge heren dat we
bevoegdheden zouden overdragen op het gebied van handel, immigratie,
buitenlandbeleid en sociale zaken. En we kregen er een EU-vlag, een
volkslied, de euro, lekke grenzen en waardeloze Griekse waardepapieren
voor terug.
En terwijl de hardwerkende Nederlanders het kind van de rekening werden,
bezuinigden Nederlandse kabinetten op dictaat uit Brussel. Terwijl
burgers gebukt gingen onder een door de EU over zichzelf afgeroepen
asielinvasie stelde Brussel voor, de migranten te gaan herverdelen. En
terwijl vrij reizen binnen Schengen is verworden tot vrij verkeer van
terroristen, wapens en migranten, prees een ongekozen Eurocommissaris
het vrij verkeer als een van de grootste verwezenlijkingen van de
Europese Unie. Hoe verzin je het?
Voorzitter. Midden in de stad Brussel, enkele honderden meters van de
plaats waar de verschrikkelijke islamitische terreuraanslag in de metro
van Maalbeek heeft plaatsgevonden en waar twee jaar na dato nog steeds
zwaarbewapende militairen over straat lopen, waan je je in een compleet
andere wereld. In deze wereld kun je op 18 mei 2015 twitteren: "Er is
geen greintje bewijs voor de stelling dat IS-strijders op
vluchtelingenbootjes naar Europa komen. Het is hysterie". En vervolgens
neem je dan plaats in een speciale antiterreurcommissie. Een wereld met
een aparte ingang met een blauwe loper voor de Europarlementariërs en
ander hooggeëerd bezoek, want de Brusselse elite zorgt goed voor
zichzelf. Een limousinedienst, pensioen met 62, een dagvergoeding, een
onkostenvergoeding, een reiskostenvergoeding, een reisbudget, een
personeelsbudget, een budget om allerlei onzin zoals gadgets van te
kopen, twee kantoren, een voordelige ziektekostenverzekering en een
gratis ov-kaart voor België, bovenop het riante salaris.
Voorzitter. Dat er burgers zijn die amper kunnen rondkomen, merk je in
deze wereld niet. De asielinvasie wordt hier bestempeld als een morele
plicht en als iets noodzakelijks voor Europa; het continent vergrijst
tenslotte. Critici worden hier uitgemaakt voor xenofoob of racist. Dit
is de werkelijkheid van de elite, in de glazen kantoren in Brussel, in
Straatsburg en in al die tientallen EU-agentschappen die in de loop der
jaren met ons belastinggeld zijn opgetuigd. Ondersteund door 55.000
ambtenaren houden zij hun EU-project in stand en breiden ze stapje voor
stapje verder uit.
Voorzitter. Dan krijg je dit: een Europees Openbaar Ministerie, een
Europese sociale pijler met een heuse arbeidsautoriteit, uitbreiding van
de EU met de landen van de Westelijke Balkan in 2025, voorstellen voor
Europese belastingen en een verhitte discussie over de almaar stijgende
meerjarenbegroting van de Europese Unie. Want, voorzitter, het vertrek
van de Britten slaat een gat in de begroting en naar Brusselse logica
moet dat natuurlijk worden opgevuld. Bezuinigen is geen optie. De
belastingbetaler wordt niets gevraagd, alleen de rekening gepresenteerd.
Sinds 1991 is Nederland nettobetaler. Wat de PVV betreft moet dat maar
eens afgelopen zijn.
Voorzitter. Het fundamentele probleem is de niet-aflatende drang naar
meer macht en meer geld, niet omdat dat beter voor ons is, maar omdat
een select groepje mensen er beter van wordt. Niet omdat gezond verstand
de boventoon voert, maar omdat het idealisme van een Europees utopia en
de bijbehorende grootheidswaanzin zegevieren. De Europese elite dient
slechts één belang: haar eigenbelang, vakkundig verbloemd door de
EU-propagandamachine. Want overal hoor je hetzelfde verhaal: we danken
onze veiligheid en welvaart aan de Europese Unie. Met andere woorden, we
zouden niet zonder kunnen. Zeker, er is niets mis met samenwerken, maar
dan wel als onafhankelijke, soevereine en democratische landen. Daar
hebben we toch geen Europese Commissie voor nodig à €24.000 netto per
Eurocommissaris per maand? Of een Europees Parlement met veertien
vicepresidenten? Of de ruim 30 EU-agentschappen die niemand kent?
Voorzitter. Wat Nederland nodig heeft, is onafhankelijkheid,
soevereiniteit, het recht om onze eigen grenzen te beschermen en te
sluiten, het recht om over onze eigen handelsverdragen te onderhandelen,
het recht om onze eigen besluiten te nemen zonder de maat te worden
genomen door ongekozen eurocraten en te doen wat het beste is voor
Nederland. Gelukkig is er een lichtpuntje, want de brexit laat zien, hoe
uitdagend dat proces dan ook is, dat EU-integratie niet onomkeerbaar is.
Brexit laat zien dat het lidmaatschap van deze elitaire club een keuze
is. Brexit toont aan dat er ook voor Nederland een alternatief is,
anders dan fungeren als wingewest van Brussel. Het vergt moed om deze
stap te zetten, het vergt lef om je tegen de politieke correctheid te
keren, maar het vergt bovenal gewoon gezond verstand om te kiezen voor
het Nederlands belang. Ik roep de premier dan ook op: stap uit die
giftige relatie met de Europese Unie en kies voor Nederland.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
In het Europees Parlement hebben ze goudgerande regelingen. Wij strijden
daar al jaren tegen. Wij doen er ook in de Tweede Kamer niet aan mee.
Ook in de Tweede Kamer zeggen we dat het wel een onsje minder mag met
wat de meesten — niet de SP — hier krijgen. Maar wat verdiende mevrouw
Maeijer zelf precies toen zij in het Europees Parlement zat?
Mevrouw Maeijer (PVV):
Veel te veel, mevrouw Leijten. Weet u, ik heb tweeënhalf jaar in het
Europees Parlement gezeten. Ik ging daarnaartoe met een bepaald beeld
van hoe het daar zou zijn. Ik kan u vertellen dat het nog veel erger is
dan dat; nog veel en veel erger. De opsomming die ik net heb gegeven, is
schandalig. Het is gewoon niet uit te leggen aan de mensen thuis. Wat ik
dan niet snap, is dat zo veel partijen die hier in de Kamer zitten
alsnog met zo'n enthousiasme en met zo veel kracht om het te verdedigen,
pleiten voor het in stand houden van het Parlement, van de Europese
Commissie en van het Nederlandse lidmaatschap van de Unie.
Mevrouw Leijten (SP):
Er zijn situaties waarin je ergens iets wilt veranderen. Ik herken dat.
Dat wil ik eigenlijk overal waar ik kom. Dat wil onze partij ook in
Brussel. Dat willen we ook hier. Maar weet je wat we doen als we
situaties tegenkomen waarin men wel erg goed voor zichzelf zorgt? Je
kunt het een vorm van nepotisme noemen. In Brussel komt het tot
benoemingen van vriendjes en zo. Daar ruikt het er niet alleen naar,
daar klinkt het er niet alleen naar, daar waggelt het er niet alleen
naar, maar daar is het het ook. Dan kun je besluiten er niet aan mee te
doen. Je probeert het dan wel te veranderen, maar je neemt het niet
aan.
De voorzitter:
Wat is de vraag?
Mevrouw Leijten (SP):
Heeft mevrouw Maeijer dat ook gedaan? Heeft zij die dappere maar
consequente stap ook gezet en heeft zij gezegd: ik krijg dat geld wel,
maar ik hoef het niet; ik stort het terug.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Zeker weten, mevrouw Leijten. Ik weet niet of u dat doet, maar misschien
kunt u dat doen. Een paar maanden geleden heb ik een aantal mooie foto's
van mijn accountafschriften de wereld in getweet waarop te zien is dat
ik van de onkostenvergoeding, waar u hoogstwaarschijnlijk op doelt, meer
dan — ik zeg het even uit mijn hoofd — anderhalve ton heb
teruggestort.
De heer Asscher (PvdA):
Ik begrijp dat de PVV hier nog steeds ervoor pleit om zo snel mogelijk
een nexit te gaan realiseren en dus de Europese Unie te verlaten.
Misschien kan mevrouw Maeijer iets zeggen over de prijs die betaald zou
moeten worden door met name Nederlandse werknemers in alle lagen van de
economie, zeker in de transportsector, want er zou dan sprake zijn van
werkloosheid en teruggang in koopkracht. Ik heb het dus over de prijs
die daarvoor betaald wordt. En houd dan niet het fantasieverhaal op van
die studie die ervan uitging dat de hele Europese Unie bij elkaar zou
blijven en dan nog wel met ons handel zou drijven, want de Britten
bewijzen al dat het niet zo makkelijk is.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Het enige fantasieverhaal wordt, denk ik, door de Partij van de Arbeid
gesteund, want in tegenstelling tot uw partij, meneer Asscher, willen
wij inderdaad uit de Europese Unie. U hoort het goed: ik pleit voor een
nexit. Dat doe ik van harte. Ik heb daar tweeënhalf jaar gezeten. Wij
moeten zo snel mogelijk die hele geldverslindende club verlaten. Wij
hebben inderdaad door Capital Economics een mooie studie laten uitvoeren
naar de nexit. Ook daaruit blijkt dat het op de korte termijn misschien
moeilijk is. Daar loop ik niet voor weg. Ik ga het niet mooier maken dan
het is. Maar op de lange termijn wordt het een stuk beter dan het nu is.
Want wij hebben ambitie en we nemen geen genoegen met het korset waarin
we nu zitten in Brussel. Daarnaast, meneer Asscher, is de nexit veel
meer dan alleen de economie. Wij kiezen voor onafhankelijkheid, voor
soevereiniteit en voor identiteit. Die drie dingen zouden we volledig
opgeven als we hiermee doorgaan.
De heer Asscher (PvdA):
Dank voor uw antwoord. Het is een beetje een sloganverhaal. Ik denk dat
het wel eerlijk moet zijn naar de kiezers toe. U hoeft zich niet tot mij
te richten maar naar de kiezers om duidelijk te maken wat dan die
zogenaamde korte termijn gaat betekenen. Dan heb ik het over
werkloosheid, de pijn die mensen gaan voelen, het afnemen van handel, de
enorme economische schade. Die risico's bent u bereid te nemen voor uw
fantasie. Zelfs in die studie, die terecht zeer bekritiseerd is omdat
die heel erg gestuurd is door de opdrachtgever, zie je dat wat u
"kortetermijneffect" noemt, dramatisch zou zijn voor Nederland. Daar
moet u eerlijk over zijn. U kunt niet zeggen dat daar geld wordt
verslonden — we willen met z'n allen dat de Europese Unie zuinig omgaat
met het geld — en intussen bereid zijn om bakken, bakken, bakken met
geld van gewone Nederlanders voor uw fantasie uit te geven.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Nogmaals, de enige die in een fantasiewereld leeft, is volgens mij de
heer Asscher en zijn Partij voor de Arbeid. De PVV kiest echt voor een
nexit. Wij kiezen voor het herwinnen van onze identiteit, onze
soevereiniteit en onafhankelijkheid.
De voorzitter:
Oké. Tot slot, de heer Asscher.
De heer Asscher (PvdA):
De conclusie is dat er niet wordt gereageerd op mijn vraag. Dat is een
serieuze vraag. Mensen kunnen hiernaar luisteren en denken: dit is een
goed idee. Maar de vraag is wat het betekent met betrekking tot
werkloosheid, koopkracht en schulden. Wat betekent het voor de positie
van Nederland en voor de veiligheid van Nederland? Daar gaat mevrouw
Maeijer niet op in. Dat mag, maar dat betekent wel dat de kiezers dat
moeten meenemen als zij uw verhaal horen. U pleit voor een nexit, maar u
heeft geen idee wat de gevolgen zijn. Mijn conclusie is: het is volkomen
onverantwoord.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik hoor geen vraag. De heer Asscher probeert hier nu drie keer hetzelfde
punt te maken. Ik heb de eerste keer een uitgebreid antwoord gegeven.
Daar blijf ik bij.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Omtzigt namens het
CDA.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. De Europese Unie heeft 2017 overleefd. Dat is een klein
wonder na zaken als de Franse, Duitse, Oostenrijkse en recentelijk in
2018 Italiaanse verkiezingen. Ook de brexit lijkt niet geleid te hebben
tot grotere problemen in de Europese Unie. Maar één ding heeft die
brexit heel duidelijk gemaakt: de EU dient hervormd te worden. Want we
hebben de Unie hard nodig, maar zoals zij nu functioneert, is het niet
goed genoeg.
En wat gebeurt er? De Europese Commissie heeft het niet door. Er is een
flitsbenoeming gekomen van Martin Selmayr tot machtigste ambtenaar van
Brussel, een functie die hij twintig jaar ongekozen mag bekleden. In
dichtgespijkerde achterkamertjes, buiten het oog van de Europese
bevolking, zonder tegenkandidaat in de laatste ronde en twee benoemingen
binnen zeven minuten, wie heeft dat ooit gehad? De Commissarissen lieten
het gebeuren. Ze stemden, zo lieten de antwoorden gisteren zien, unaniem
in, maar wisten niet eens dat het op de agenda zou staan. Ik roep de
hier aanwezige EP-leden op om van hun volle bevoegdheden gebruik te
maken om dit aan de kaak te stellen. Op deze manier kunnen we niet
verder.
Er spelen meer zaken. Laat ik beginnen bij de migratie. Ik heb daar
eigenlijk maar één vraag over: hoeveel migranten die geen
verblijfsstatus hebben, zijn het afgelopen jaar teruggestuurd door elk
van de Europese lidstaten? En hoeveel mensen hadden moeten worden
teruggestuurd? Laat ik maar heel helder zijn: zolang mensen niet
terugkeren als ze geen recht hebben en uit Afrika hierheen gekomen zijn,
blijft er een enorme aanzuigende werking van dit continent bestaan. De
achterdeur is niet goed geregeld.
De secretaris-generaal Migratie van de Europese Commissie noemde de
Turkijedeal vorige week een groot succes. De eerste 3 miljard zouden
uitstekend zijn besteed, want meer dan een miljoen Syrische
vluchtelingen hebben noodhulp ontvangen voor basisbehoeften. 18.000
zwangere vrouwen hebben post-zwangerschapgezondheidszorg ontvangen en er
zijn scholen gebouwd. Dit alles dankzij de 3 miljard, volgens mevrouw
Michou. Turkije wordt geprezen voor zijn inzet. De secretaris-generaal
noemt dit "the most positive agenda item in terms of EU-relations". Het
lijkt erop dat het onderzoek waar wij vorige week naar vroegen om
inzicht te krijgen in hoe die 3 miljard is besteed, al is geschreven
door de Europese Commissie. Ik wil de premier vragen of hij deze woorden
deelt en, zo ja, of hij de documentatie waarop deze hoge Europese
ambtenaar haar uitspraken baseert, aan de Kamer kan doen toekomen. Want
het rapport over de pretoetredingssteun, die andere geldstroom naar
Turkije, was ronduit vernietigend. Deze week hebben we gehoord dat we
ook nog wat gepantserde auto's voor Turkije gekocht hebben.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Zoals de heer Omtzigt zich waarschijnlijk herinnert, heb ik vorige week
bij het debat over de Europese top een motie ingediend over de
EU-Turkijeverklaring die vraagt om daar nog eens kritisch naar te
kijken, niet alleen naar het geld, maar ook naar het lot van de
vluchtelingen als gevolg van de verklaring. Misschien is dit een goed
moment om aan de heer Omtzigt te vragen of hij die motie gaat steunen.
Hij wil kennelijk hetzelfde.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat zult u morgen zien, maar ik heb de motie meer begrepen alsof wij
bijvoorbeeld ook Griekenland moesten meenemen in de evaluatie. Wat ik
belangrijk vind, is dat we nou eens goed evalueren wat er in Turkije met
dat geld gebeurd is, wat er met die 3 miljard gebeurd is. Er liggen nog
Kamervragen van mij. De voorganger van minister Blok, minister Zijlstra,
zei doodleuk dat wij nog steeds geld overmaken naar Turkse gevangenissen
opdat de kinderen daar bij de moeders gevangengezet kunnen worden. Laat
dat even op u inwerken: dat gebeurt met uw Nederlandse belastinggeld. Ik
kan me echt betere dingen voorstellen dan dat wij Turkije, dat op dit
moment tienduizenden mensen gevangen heeft gezet, in staat stellen om
ook de kinderen gevangen te nemen. Ik zou dat goed geëvalueerd willen
hebben.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De heer Omtzigt hoeft mij er niet van te overtuigen dat er aan die
EU-Turkijedeal nogal wat haken en ogen zitten, dus dat ben ik helemaal
met hem eens. De vraag is natuurlijk welke conclusie we daaruit gaan
trekken. We hebben er vorige week uitgebreid met de minister-president
over gesproken ...
De voorzitter:
Ook over de motie.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
... voordat hij naar de Europese top ging. Dank dat u mij daar nog aan
herinnert, voorzitter, ik heb toen inderdaad een motie ingediend. Goed
dat u het zegt. De vraag is nu de volgende. Wij maken ons heel veel
zorgen. De heer Omtzigt misschien wat meer over het geld, ik misschien
wat meer over het lot van de vluchtelingen. Maar wat gaan we nu doen om
te zorgen dat die zorgen van ons op de juiste manier worden
geadresseerd?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben blij dat de Europese Rekenkamer deze deal ook gaat onderzoeken om
te kijken hoe dat geld besteed wordt. Ik heb vorige week aan de regering
gevraagd om ervoor te zorgen dat de regering en de Raad in staat zijn om
in te grijpen wanneer uit dat onderzoek straks blijkt dat bepaalde
gelden niet goed worden besteed. Ik had het liefst gezien dat dat
Europese Rekenkamerrapport er had gelegen op het moment dat er besloten
moest worden over verlenging van deze deal, een deal waar GroenLinks
inderdaad tegen heeft gestemd, maar ook het CDA. Maar ook als je tegen
een deal hebt gestemd, kun je niet alles zomaar gaan veranderen zodra je
in de regering zit. Daarom wil ik dat Europese Rekenkameronderzoek zo
snel mogelijk hier hebben.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Omtzigt (CDA):
Laat ik het zo zeggen: dat is niet alleen omdat ik twijfels heb over de
manier waarop dat geld is uitgegeven, maar ook omdat ik een aantal
uitgaven richting Turkije zie die ik echt verwerpelijk vind. Ronduit
verwerpelijk. Je kunt er niet eens met je hoofd bij dat je het zo zou
willen.
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Vandaag is er ook nog een top in Varna met de Turkse
regering. Weet de minister-president wat daar op de agenda staat en wat
de uitkomsten zouden kunnen zijn? Kan hij ons daarover bijlichten? In
het portal stonden daarover nog steeds geen stukken.
Over de toetreding van Balkanlanden kan ik kort zijn. Wij hebben onze
les geleerd en zijn zeer terughoudend. Dat verwachten wij ook van de
premier inzake de toetreding.
Dan kom ik op de EMU, voorzitter. Het ECB-opkoopbeleid heeft grote
consequenties voor de Nederlandse pensioenen. Dat weten we; we hebben
het er vaak over gehad. Het heeft ook grote risico's voor de Europese
economie. Je kunt niet gratis 2.500 miljard euro opkopen en denken dat
dat wel goed afloopt, zeker niet als je daar Italiaanse staatsleningen
tussen hebt zitten. Ik vraag de regering nogmaals aan te geven waar de
grenzen van het opkoopbeleid liggen. Indien zij die niet duidelijk
heeft, is zij dan bereid om daar bijvoorbeeld aan de Raad van State
advies over te vragen? Tot hoever mag dat gaan? Mogen we 33%, mogen we
de helft of mogen we de hele staatsschuld van een land gaan kopen? En
als het vervolgens klapt, staan we dan met z'n allen voor honderden of
duizenden miljarden aan de lat?
Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb vaker gehoord dat de heer Omtzigt kritisch is over het
opkoopbeleid. Dat zijn wij ook, zeker in de huidige vorm en zeker met de
risico's die er gelopen worden met wat er opgekocht wordt. We kunnen nog
een keer laten onderzoeken hoever we moeten gaan, maar hoever wil de
heer Omtzigt zelf gaan? Wanneer is het voor de heer Omtzigt zelf een
keer afgelopen?
De heer Omtzigt (CDA):
Dat is een ingewikkeld antwoord. Ten eerste heb ik helemaal niet gewild
dat ze van start gingen met dat opkoopbeleid, omdat de risico's in geen
verhouding staan tot de opbrengsten. Denk aan de extra inflatie die
hierdoor gegenereerd zou worden. Ten tweede: ja, wij hebben een
onafhankelijke Europese Centrale Bank en dus bepaal je niet wat wel mag
en wat niet mag. Daarom doe ik ook dit voorstel. Leg ons nou eens uit
waar de limieten liggen. Zelfs daarop is er geen eenduidig antwoord. Er
is geen eenduidige uitleg wat de Europese Centrale Bank mag en dus
kunnen we het ook niet hebben over de vraag of we dat eventueel moeten
veranderen. Wij staan wel op voldoende afstand van de Europese Centrale
Bank om niet te vinden dat politici na een besluit op een vrijdag al op
de zaterdag moeten zeggen: "ja, maar die rente had een paar procent
hoger moeten zijn" of zo.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat puzzelt me dan toch een beetje. De kritiek van de heer Omtzigt is
vaak heel terecht. Hij is heel erg feitelijk en wil alles weten, maar
uiteindelijk zegt hij: ik wil niks doen aan de positie van de Europese
Centrale Bank; die moet wat mij betreft niet onder politieke controle
komen en ik weet zelf ook niet waar de grens ligt. Wat is die kritiek
dan precies waard? Daar ben ik wel naar op zoek. Als wij het hebben over
de Staat van de Unie, dan moeten we het ook hebben over wat wij als
volksvertegenwoordiger kunnen doen. Welke opdracht kunnen wij meegeven
aan onze regeringsleiders? Waar ben je mee bezig als je een Europese
instantie, waarvan je zelf zegt dat die eigenlijk niet politiek zou
moeten zijn, op het hakblok legt?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb hier een initiatiefnota ingediend waarin ik precies zeg welke
acties er ondernomen kunnen worden richting de Europese Centrale Bank.
De eerste actie is heel duidelijk, namelijk hetgeen ik nu vraag:
duidelijk maken waar de grenzen liggen van het opkoopbeleid. Mogen ze
echt niet boven een derde gaan? Als dat wel gebeurt, dan komt de
Europese Centrale Bank in een totale spagaat doordat ze dan zowel de
schuldafschrijving van een land mag blokkeren als het macro-economisch
toezicht moet doen. Ze mag dan blokkeren, want je bent een blokkerend
schuldeiser als je meer dan een derde van de schulden bezit. Ik hoor dat
graag van de regering en, zo niet, dan wil ik dat graag eens een keer
goed uitgezocht hebben. Eerst mochten ze maximaal 25% kopen. Dat werd
maximaal 33% en ik wil niet dat ze, nu ze daar vrij dichtbij zitten, ook
het volgende stapje nemen, want dan is straks 50% of 100% van de
Italiaanse staatsschuld in publieke handen.
De voorzitter:
"Gaat u verder" had ik willen zeggen maar ik geef eerst tot slot mevrouw
Leijten het woord.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het echt heel goed om hier fundamenteel onderzoek naar te laten
doen en om analyses te laten maken, maar het enige wat ik dan nog wel
mis, is een politieke stap. Je kunt wel zeggen dat we willen dat de
Europese Commissie politiek onafhankelijk blijft, maar we willen ook
iets doen aan het opkoopprogramma. Zo schaatst de heer Omtzigt zichzelf
toch wel in de voet of … Hoe heet dat ook alweer? Een scheve schaats is
het niet. Nee, hij schiet zichzelf in de voet!
De voorzitter:
Zoiets ja. Dit is een beetje …
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, ik heb dit weekend voor de laatste keer geschaatst, want de
schaatsbaan in Enschede is nog open.
De voorzitter:
Kunstschaatsen, ja.
De heer Omtzigt (CDA):
Nee, nee, in kunstschaatsen ben ik niet goed, voorzitter. Er zitten dan
toch echt noren onder!
Terug naar het antwoord voor mevrouw Leijten. Zij bedoelt de Europese
Centrale Bank, want de Europese Commissie is wel degelijk politiek. Op
dit moment heeft die Europese Centrale Bank een mandaat genomen dat
volgens mij groter is "dan het is". Om dat mandaat te veranderen moet
het verdrag opengebroken worden en het verdrag openbreken kan alleen bij
unanimiteit van de 28 lidstaten. Als de SP hier een goedkoop nummertje
wil maken met "u heeft die poging nog niet ondernomen" dan zeg ik: nee,
een poging ondernemen om het verdrag te wijzigen, is nogal een groot
ding. Dat weten wij hier allemaal. Daarom heb ik ook precies die
tussenstappen neergezet: kom met een fatsoenlijk advies en zeg waar de
ruimte ligt. Daarna kunnen we gezamenlijk actie ondernemen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik zou ook nog graag willen weten in hoeverre de aanstelling
van een Europese minister van Financiën besproken is tijdens de Eurotop
van afgelopen vrijdag. In hoeverre heeft de premier dit besproken met
president Macron in hun tête-à-tête van afgelopen woensdag? Gezien het
BNC-fiche betekent dit toch wel dat we een veto zullen uitspreken, mocht
het daarop aankomen.
Ook wat de EMU betreft blijf ik hameren op de volgordelijkheid. Er ligt
hier een aangenomen Kamermotie waarin staat dat we eerst aan
risicoreductie moeten doen voor we overgaan tot verdere risicodeling en
dat het van tevoren moet worden vastgesteld. Wanneer zien we hoe groot
het risico nu is en hoe groot het risico maximaal mag zijn voordat we
risico's gaan delen? Dit is geen theoretische exercitie! Er zitten grote
risico's in het Italiaanse bankenstelsel en als die niet verkleind
worden voordat we ze gaan delen, dan zul je zien dat we de dag daarop
aan de lat staan om voor een gedeelte van de ploffende Italiaanse banken
te betalen.
Voorzitter. Dan het democratisch Europa. Op de agenda staat een mooi
AIV-advies "De wil van het volk? Erosie van de democratische rechtsstaat
in Europa". We lezen: de Europese bevolking is Europa. Dat zijn dus niet
de Europese instituties, maar er wordt weinig tot niets met het
transparantie-initiatief van 26 Europese parlementen gedaan. Door dat
initiatief zou de bevolking de instituties beter kunnen gaan
controleren. In de Staat van de Unie stelt de minister van Buitenlandse
Zaken dat een sterke rol in Europa van nationale parlementen
onontbeerlijk is. Europa is dus democratischer als de nationale
parlementen toegang hebben tot de documenten bij het Europese
besluitvormingsproces. De essentie van je democratie! We kunnen soms
niet eens de wetgevingsteksten zien.
Vorige week donderdag oordeelde het Europees Hof van Justitie dat er
meer openheid moet komen over de trilogen. Belangrijkste argument is dat
burgers hun democratische rechten moeten kunnen uitoefenen. Ik citeer:
"Burgers moeten in de positie zijn om in detail het
besluitvormingsproces binnen de instituties die deelnemen aan het
wetgevingsproces te volgen en daarvoor toegang te hebben tot alle
relevante informatie". Informatie is meer dan documenten, zoals u weet.
Het is dus aan de premier, dus ook de verantwoordelijkheid van deze
premier, om zijn burgers hun democratische rechten te kunnen laten
uitoefenen, als we in de Staat van de Unie lezen dat wat op Europees
niveau gebeurt inzichtelijk en begrijpelijk wordt gemaakt voor de
burgers. Nogmaals mijn verzoek aan de premier en de minister van
Buitenlandse Zaken: wanneer komen deze zaken op de agenda en hoe zorgt u
ervoor dat de wetgevingsdocumenten en de stemmingslijsten openbaar
worden, zodat wij als parlement maar ook de burgers kunnen zien hoe de
Nederlandse regering in Brussel gestemd heeft? Graag een tijdpad.
Hoe kunnen de vier voorstellen van de Kamer gerealiseerd worden? Je kunt
niet zeggen dat je met parlementen wilt praten als meer dan twintig
parlementen iets op tafel leggen en alle Europese leiders twaalf weken
lang naar het plafond, naar de muur en naar elkaar kijken en niet eens
de dialoog aangaan met de initiatiefnemers. Dan ben je het niet waard om
wat te doen.
Voorzitter. Een paar korte punten. Een korte appreciatie van de premier
over hoe de brexitonderhandelingsresultaten op de top zijn
gevallen.
Wat de Salisburyzaak betreft: Rusland wordt nu collectief veroordeeld.
Dan komt de vraag aan de orde wanneer wij de Magnitskywet hier gaan
implementeren, want dat betekent dat we ook sancties moeten kunnen gaan
opleggen. Is de regering daartoe bereid? Er ligt een Kamerbreed
aangenomen motie.
Een opmerking over Afrin. Vorige week gaf minister Blok aan dat een
veroordeling van Turkije niet kon, omdat Nederland alleen komt te staan.
Bondskanselier Merkel heeft vorige week de Turkse acties zeer krachtig
veroordeeld. Nederland staat dus niet meer alleen. Aangezien beiden hier
nu aanwezig zijn en een aantal dagen hebben kunnen nadenken, wil ik echt
weten of Nederland de afgelopen jaren steun heeft gegeven aan de troepen
van het Vrije Syrische Leger die Afrin zijn binnengetrokken samen met de
Turken. Er is meer dan 20 miljoen euro betaald aan auto's en aan
communicatieapparatuur die onze commando's soms niet eens hebben om ze
daar te bewapenen. Zijn die terechtgekomen bij de troepen die Afrin
ingenomen en geplunderd hebben? Dat lijkt mij een buitengewoon relevante
vraag, evenals de vraag wie deze mensen nog meer geholpen hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw De Lange namens het CDA
in het Europees Parlement.
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb mij voor deze inbreng geheel
tegen mijn gewoonte in laten inspireren door de toespraken van twee
liberale voormannen in Europa. Het is jammer dat Hans van Baalen al weg
is, want hij zou het fijn gevonden hebben. Uiteraard zijn het die van
onze eigen premier begin deze maand in Berlijn en die van de Franse
president Macron aan de Sorbonne in Parijs in september 2017.
Minister Rutte:
Een dodelijke omhelzing!
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
Ja, precies. Want eigenlijk zijn het twee speeches die qua prioriteiten
niet eens zo veel van elkaar verschillen. Natuurlijk is de grondhouding
anders. De een spreekt over het belang van soevereine staten die
samenwerken wanneer een gemeenschappelijke aanpak nodig is. De ander
heeft het erover dat een lidstaat eigenlijk op bepaalde terreinen al
helemaal niet meer soeverein kan optreden omdat ze grensoverschrijdend
zijn en daardoor die soevereiniteit moet terugpakken door Europees op te
treden in onze geglobaliseerde wereld. Beiden hebben in zekere zin
gelijk. Maar wat mij opviel, was dat de aandachtspunten en prioriteiten
in beide toespraken grotendeels synchroon lopen. Veiligheid, migratie,
klimaat, eerlijke markt en eerlijke wereldhandel; prioriteiten die de
CDA-delegatie in het Europees Parlement ook met u deelt. Ik ben trouwens
wel benieuwd hoe de premier precies denkt over die wereldhandel. Aan de
ene kant hoorde ik, heel interessant, de heer Mulder spreken over het
aanpakken van China: reciprociteit, op gelijk niveau met elkaar
concurreren. Ik ben het daar helemaal mee eens. Ik las vanochtend in de
Financial Times dat onze premier de laatste lonely champion of free
trade is, in de huidige zin van het woord. Ik vraag me af hoe die beide
opstellingen zich tot elkaar verhouden, bijvoorbeeld bij de voorgestelde
check op investeringen vanuit China in Europa. Hoe denkt de regering
daarmee om te gaan?
Op het gebied van de monetaire unie heeft Pieter Omtzigt al het nodige
gezegd. Ik denk dat onze grondhouding daar duidelijk is. We kunnen niet
doen alsof de geesten uit het verleden niet bestaan. Met name de
rommelleningen in Italië en de hoeveelheid staatsleningen op
bankbalansen zijn zaken die moeten worden aanpakt. Niet om de boel te
traineren, maar om ervoor te zorgen dat het fundament gezond is.
Voorzitter. Het gaat om de lidstaten. Daar begint en eindigt het mee.
Dat is het tweede principe uit de speech van onze premier. Uiteraard ben
ik het eens met de stelling dat de EU de lidstaten dient en niet
andersom. Ik behoor zeker niet tot degenen die unanimiteit op
fundamentele besluiten willen afschaffen, zoals de uitbreiding of de
meerjarenbegroting. Maar in kleinere groepjes samenwerken kan op
terreinen een slimme aanpak zijn. Denk bijvoorbeeld aan PESCO.
Samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie mislukten in de
jaren vijftig en in de jaren negentig, vaak omdat het top-down was. Nu
van onderop, in kleine groepjes lijkt het wel te gaan werken. Nederland
loopt zelfs voorop als het gaat om de concrete projecten die er liggen,
zoals militaire mobiliteit. Complimenten daarvoor!
Maar wat ik wel gemist heb in die opmerking dat het om de lidstaten
gaat, is het belang van de communautaire besluitvormingsmethode,
gebaseerd op de instellingen Commissie, Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie. Daar heb ik in de Bertelsmannspeech in Berlijn
weinig over gehoord. Toch is die aanpak van fundamenteel belang, ook
voor Nederland. Neem het voorbeeld van de strijd tegen
schijnconstructies op de arbeidsmarkt, een prioriteit van het vorige en,
ik neem aan, ook het huidige kabinet. Daartoe was de herziening van de
detacheringsrichtlijn van groot belang. Nou, daar zouden we nu nog op
zitten wachten als de Raad dat in zijn eentje had moeten besluiten. Een
doortastende Eurocommissaris, Marianne Thyssen, en het Europees
Parlement hebben ervoor gezorgd dat dat besluit en die verbetering er nu
liggen. Ere wie ere toekomt, trouwens ook voor de rapporteur van
PvdA-huize, Agnes Jongerius.
Hetzelfde geldt voor een hogere ambitie voor CO2-reductie,
een prioriteit van het kabinet. Die gaat er niet komen als de lidstaten
alleen aan zet zijn. Daar zul je ook de Commissie en het Europees
Parlement voor nodig hebben.
Een kleine aanvulling op het pleidooi van de heer Omtzigt voor meer
transparantie, dat ik uiteraard van harte ondersteun. Daarin zijn het
Europees Parlement en uw Kamer eigenlijk bondgenoten, want tegenover een
vrij transparant en open Europees Parlement staat een gesloten Raad die
te veel stukken tot beperkt toegankelijk of helemaal niet toegankelijk
verklaart. Ik hoor graag wat daaraan gedaan gaat worden.
Ik had nog iets willen zeggen over de Europese begroting. Ik zie de
voorzitter heel kritisch kijken.
De voorzitter:
Kort. Heel kort.
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
Laat ik het belangrijkste punt pakken. Even los van de vraag of je moet
bezuinigen voordat je over aanvullende financiële middelen spreekt — een
heel terechte opmerking — zullen wij, zelfs als die begroting niet
groter wordt, als relatief rijk land een nettobetaler blijven. Dan mag
je ook wel iets terugeisen. Wat is dan het wensenlijstje? Meer
conditionaliteit lijkt me een slimme zet, maar bijvoorbeeld ook het
eindelijk aankaarten van het hebben van twee vergaderplaatsen voor het
Europees Parlement. Ik hoor onze premier daar regelmatig over. Ik zie
wel een lidstaat Nederland die het weinig aankaart: niet in het vorige
Nederlandse voorzitterschap, niet bij de vorige onderhandelingen over de
meerjarenbegroting. Gaat deze derde keer scheepsrecht worden? Ik zou het
fijn vinden. Als we het weer niet durven aankaarten als lidstaat, dan
moeten we er de volgende keer ook maar niet meer zo hard over
roepen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
Laat ik daarmee eindigen: de noodzaak voor een grondig en inhoudelijk
debat.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Anne Mulder. U wilde melden dat de heer Van Baalen
terug is?
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
O ja, ik zie het! Dag, Hans.
De heer Anne Mulder (VVD):
Ik vraag me wel af waar hij is geweest!
Voorzitter. De heer Omtzigt had het over de benoeming van de heer
Selmayr. Je zou dat kunnen zien als machtspolitiek van de EPP. Er werd
een partijgenoot benoemd. Dat gaat ergerlijk ver, want nu kunnen wij
lezen in de media dat de heer Juncker heeft gedreigd: als de heer
Selmayr weggaat, ga ik ook weg. Ik zie het niet zozeer als een
dreigement, misschien is het meer een belofte. Maar heeft hij dat nou
gedaan of niet? En wat vindt de EPP daar dan van, dat je zo als fractie
onder druk wordt gezet?
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
Hij heeft dat naar mij toe zeker niet gedaan. Nog treuriger vind ik dat
de Europese Commissie vandaag komt met de conclusie uit eigen onderzoek
dat de benoeming van de heer Selmayr volgens de regels zou zijn
verlopen, en dat terwijl er in het Europees Parlement nog een onderzoek
loopt. Natuurlijk zegt de Commissie: alles bij de Commissie was oké. Dat
heeft een heel hoog "Wij van WC-eend"-gehalte. Als dat was bedoeld om
het Europees Parlement rustiger te maken, dan is dat niet gelukt. Want,
meneer Mulder, ook de EVP-voorvrouw van het onderzoek waarover ik sprak,
mevrouw Grässle, een van de pittigste doorbijters die wij hebben, heeft
al gezegd: "Pardon? Wij voeren dit onderzoek zelf uit." Dat onderzoek
loopt deze week.
De heer Anne Mulder (VVD):
Het stelt me gerust dat het CDA zich dus niks aan gaat trekken van de
belofte van de heer Juncker. Dat is goed nieuws.
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
U heeft me misschien al eerder gehoord, toen het speelde en het nieuws
naar buiten kwam. Ik heb van harte gepleit voor het onderzoek dat nu
loopt. Wij horen deze week de Commissaris die gaat over het
personeelsbeleid. Ik kan me voorstellen dat dat voor hem een pittige
zitting wordt. U volgt dat uiteraard met veel interesse, meneer
Mulder.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik ben benieuwd hoe het gaat in de fractie van de EPP. We weten dat de
Poolse partij die regeringsverantwoordelijkheid draagt, ook onder vuur
ligt vanuit de Europese Commissie, en wel op het punt van de
rechtsstatelijkheid. Zou er een moment kunnen zijn dat de EPP zegt: u
hoort niet meer bij onze fractie?
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
Zij horen niet bij onze fractie. U moet die vraag stellen aan de
vertegenwoordigers van de ChristenUnie en de SGP.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat zal ik dan doen. Maar dan ben ik benieuwd naar bijvoorbeeld Orbán,
die ook onder vuur ligt. Zijn partij zit wel in de EPP.
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
Absoluut. Dat klopt. Je merkt ook dat in de EVP met name de
Benelux-landen, dus de christendemocraten, het meest kritisch zijn over
Orbán. Elke keer als hij net over de grens dreigt te gaan, doet hij weer
een stapje terug. Het is geen geheim dat wij hem in de gevallen waarin
hij over die grens dreigde te gaan — die zijn er geweest, zoals met zijn
pleidooi voor de doodstraf — liever hadden zien vertrekken. Daarvoor zul
je uiteindelijk wel een meerderheid moeten hebben in je partij. Die
hebben we op dit ogenblik niet, net zomin als u, mevrouw Leijten, op dit
ogenblik een meerderheid heeft in uw Europese fractie voor die zuinige
…
Mevrouw Leijten (SP):
Ik zit niet in de Europese fractie.
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
Ik heb het over de GUE-fractie, waartoe de SP behoort. Ik hoor in de
Tweede Kamer regelmatig een pleidooi van de SP voor een zeer zuinige
begroting: geen cent erbij. Nou, als er één fractie is die van harte
pleit voor een verdubbeling van het Europese budget et cetera, dan is
het de uwe. Ik denk dus dat we beiden in Brussel nog werk te doen hebben
om onze eigen collega's te overtuigen.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik zit niet in de Europese fractie. Ik zit als Nederlandse
volksvertegenwoordiger in de fractie van de SP én in het Nederlandse
parlement, dat zegt: het mag wel een tandje minder met die begroting.
En: een kleinere Unie, dus een kleinere begroting. En — de heer Omtzigt
mag dat zo meteen aan mijn collega vragen — in Europa hebben we een
Europese fractie, waarbinnen de afspraak is gemaakt dat er wat betreft
het stemmen geen fractiediscipline is. Als je gewoon het stemgedrag van
de SP'ers langsloopt, dan zie je een heel consequente lijn.
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
Dat is heel makkelijk.
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt, mevrouw Leijten.
Dank u wel, mevrouw De Lange. Ik ga nu naar de heer Verhoeven namens
D66.
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter, dank u wel. We leven in een tijd van politieke
aardverschuivingen, een tijd waarin de Amerikaanse president een
politiek van protectionisme voert, een tijd waarin China de grootste
economie van de wereld wil worden en een tijd waarin de dreiging vanuit
Rusland toeneemt. Maar ook op ons eigen continent verandert er van
alles. De Britten verlaten de Europese Unie en tegelijkertijd is er een
coalitie van lidstaten, zoals Frankrijk en Duitsland, die vooruit willen
met Europa. De Frans-Duitse as herleeft. Nu de Britten vertrekken, is de
tijd rijp om de Unie grondig te hervormen. De Nederlandse reactie was er
lang een van: hakken in het zand, op de rem trappen en, vooral, "nee"
zeggen. Gelukkig komt daar verandering in. De premier hield een
pro-Europese speech in Berlijn, waarin hij pleitte voor meer Europa op
het gebied van klimaat en op het gebied van veiligheid. Hij benadrukte
ook de waardengemeenschap die de EU is. De premier erkende terecht ook
het historische succes van vrede, veiligheid, welvaart en stabiliteit
door onze Unie. Hij noemde dat, geloof ik, een "oerbelofte", waaraan de
Europese Unie zich moet blijven houden. D66 ziet voor de grote
uitdagingen van deze tijd ook Europese oplossingen als noodzakelijke
weg. Daarbij hoort een democratische Unie die slagvaardig is en die zich
op de juiste prioriteiten richt. Daar kan de premier nog wel wat extra
sturing gebruiken.
Voor D66 staat buiten kijf dat de uitdagingen van vandaag de krachten
van de natiestaat te boven gaan. Zij die dat ontkennen, voeren een
nationalistisch achterhoedegevecht. Zij dromen van een wereld die
voorbij is. Want één ding is zeker: Europese landen kunnen in een
globaliserende wereld niet alle zaken alléén aanpakken. Nederland kan
niet alléén de opwarming van de aarde tegenhouden en ook niet de
belastingontduiking van techbedrijven. We zijn als Nederland ook geen
partij ten opzichte van China of de Verenigde Staten. Dat zijn we als
Europees blok wel. We kunnen dus niet zonder de Europese Unie in deze
veranderende wereld. Maar ook ik en mijn fractie vinden dat in een sterk
Europa niet alles op Europees niveau geregeld hoeft te worden. Bij alle
maatregelen die een overheid neemt, moet men altijd nadenken op welk
bestuurlijk niveau dit moet gebeuren. Het uitgangspunt is dat de
besluiten zo dicht mogelijk bij mensen worden genomen. Gelukkig staat
dit ook gewoon in het EU-verdrag. Concreet betekent dit dat discussies
over lerarensalarissen of het aantal verpleegkundigen in de zorg gewoon
in Nederland moeten worden gevoerd.
Tegelijkertijd moeten we niet wegkijken om internationale uitdagingen
Europees aan te pakken, met een Europa dat werkt en dat actief en
krachtig kan inspelen op deze uitdagingen. Dat is nu onvoldoende het
geval. De EU is vastgelopen en is soms te zwak, te inefficiënt en te
weinig democratisch. Daarom zijn doelgerichte hervormingen nodig om die
weeffouten uit het verleden te herstellen. De premier had het in zijn
toespraak in Berlijn vooral over de lidstaten. Dat was zijn voornaamste
invalshoek. Die moeten de lijn uitzetten en de Commissie moet hen
dienen. Daarnaast moeten de lidstaten wel hun afspraken nakomen, zodat
de EU als geheel kan leveren. Hier wringt de schoen, want het probleem
ligt juist vaak bij de lidstaten. Zij blokkeren vaak gezamenlijke
afspraken. Kijk bijvoorbeeld naar de vluchtelingenwetgeving. Al twee
jaar loopt dat in de Europese Raad vast. Het zijn diezelfde lidstaten
die de afspraken niet nakomen op het gebied van Europese waarden, zoals
in Hongarije en Polen waar de rechtsstaat met voeten getreden wordt.
Daarom is de rol van de onafhankelijke Europese Commissie zo belangrijk.
Zij dient niet de lidstaten, maar zij dient het algemeen belang. Zo
staat het ook in artikel 17 van het verdrag. Een Unie van lidstaten is
dus niet de oplossing. We hebben een Unie van burgers nodig, met op
bepaalde terreinen Europese soevereiniteit, juist om de nationale
belangen optimaal te beschermen, grip te houden op alle internationale
ontwikkelingen en te voorkomen dat we straks allemaal met onze voeten in
het water staan. Graag een reactie van de minister-president. Is hij het
eens met D66 dat een Unie van lidstaten niet de oplossing is?
De Unie heeft meer slagkracht nodig om de Europese soevereiniteit die
nodig is in deze wereld, te kunnen bieden. Een sterk Europees Parlement,
een efficiënte Commissie en een daadkrachtige Raad. In de Staat van de
Unie schrijft het kabinet dat het zich zal inzetten voor een sterkere en
slagvaardiger Europese Unie. Dat blijft wel beperkt tot drie, wat
abstracte, alinea's over een democratisch Europa. Wat is de visie van de
premier op de constitutionele hervormingen? D66 denkt daar graag over
mee, te beginnen met een sterk parlement, met Europese kieslijsten zodat
je als Nederlander ook op een Duitser of een Spanjaard kan stemmen. Het
Europees Parlement moet ook meer bevoegdheden krijgen, zoals het recht
op initiatief en het kunnen meepraten over de meerjarenbegroting. Een
individuele Commissaris moet kunnen worden weggestuurd, dus niet alleen
de hele Commissie. Ook moet er een mogelijkheid zijn tot een
parlementaire enquête. De affaire Selmayr, waar net ook weer even over
gedebatteerd werd, laat zien hoe belangrijk dat laatste recht voor het
Parlement is.
Ten tweede moet de Europese Commissie efficiënter, sturender, maar ook
afrekenbaar worden. Dat betekent dat we nu het proces van de
spitzenkandidaten moeten handhaven, maar dat we in de toekomst toe
moeten naar het kiezen van de voorzitter van de Commissie via Europese
kieslijsten. Eigenlijk is dat zoals de Franse president Macron
voorstelt.
Daarnaast moet de Commissie kleiner worden. We moeten af van het systeem
waarbij elke lidstaat een Commissaris levert. Dat levert ten eerste
nationale belangen in de Europese Commissie op. Ten tweede zorgt het
voor miniportefeuilles waar weinig kracht vanuit gaat. Vier weken
geleden heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen over dit onderwerp.
Hoe en wanneer gaat het kabinet deze motie uitvoeren?
De Raad, die de lidstaten vertegenwoordigt, moet daadkrachtiger worden.
We hebben tijdens de financiële crisis en de vluchtelingencrisis gezien
dat het niet lukt om daadkrachtig op te treden omdat lidstaten vaak
informele veto's in stand houden, die allang zijn afgeschaft bij het
Verdrag van Lissabon. Hoe zorgen we voor meer naleving van het Verdrag
van Lissabon om in de praktijk tot betere besluitvorming te kunnen
komen, vraag ik de premier.
Voorzitter, ik ga afronden, maar dat duurt nog wel even.
De voorzitter:
Dan geef ik eerst mevrouw Leijten het woord voor een interruptie.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik ben geen voorstander van Europese lijsten. Dat ligt aan hoe ik kijk
naar de toekomst van de Europese Unie en de federalisering daarvan.
Daarin verschillen D66 en de SP enorm. Maar ik ben wel benieuwd hoe de
heer Verhoeven een Europese lijst voor zich ziet. Moeten de Nederlandse
en Franse kiesraden dan ook Bulgaarse, Poolse, Italiaanse en Portugese
kandidaten gaan screenen? Of moet er een Europese kiesraad komen, die
dat allemaal voor de nationale lidstaten gaat doen? En is dat dan niet
een enorme overdracht van bevoegdheden?
De heer Verhoeven (D66):
Ik heb vaak met mevrouw Leijten gesproken over het al dan niet
overdragen van bevoegdheden. D66 is op bepaalde onderdelen helemaal niet
zo bang om bepaalde bevoegdheden over te dragen, omdat wij juist geloven
dat een Europese oplossing een betere oplossing voor mensen oplevert dan
het heel erg vasthouden aan nationale oplossingen. Dat is het algemene
antwoord op de vraag van mevrouw Leijten.
Als je naar Europese lijsten gaat en ervoor zorgt dat een Nederlander op
bijvoorbeeld een Spanjaard kan stemmen en mensen uit de ene lidstaat op
een kandidaat uit een andere lidstaat kunnen stemmen, dan zul je op
Europees niveau wel wat dingen moeten organiseren. En ja, dat betekent
dan ook dat je een deel van de soevereiniteit moet overdragen om die
verkiezingen optimaal te organiseren.
Mevrouw Leijten (SP):
Het kunnen kiezen en de democratie hebben wij geregeld met onze
Kiesraad. Die kijkt naar alle kandidaten. Voor gemeentebesturen wordt
zelfs gezegd dat er een vog moet zijn, omdat we daar problemen zien. Bij
Europese lijsten en een Europees instituut dat gaat functioneren als een
Europese kiesraad, verder van de mensen af, kun je je afvragen of dat
effectiever is. Hoe kan die nou tot in de haarvaten van Finland,
Griekenland of Duitsland kijken naar kandidaten? Dat staat dan nog los
van het feit dat je als kandidaat op zo'n lijst campagne moet gaan
voeren door heel Europa. Het is blijkbaar een wens van D66 om dat ook te
doen. Ik ben vooral geïnteresseerd in hoe D66 aankijkt tegen het feit
dat het nog verder op afstand komt te staan. Hoe laat je dat een proces
van ons allemaal zijn?
De heer Verhoeven (D66):
Het ís ook een enorme uitdaging. Ik zou het overigens prachtig vinden
als kandidaten door Europa zouden trekken om steun te verwerven. Ik zie
heus wel in dat dit bepaalde nadelen heeft, maar dat geldt nou eenmaal
altijd voor verkiezingscampagnes. Dat zie je ook in de Verenigde Staten.
Ik zou dat helemaal niet verkeerd vinden, want dan krijg je een vorm van
draagvlak waarbij mensen zich voorstellen aan de Europese bevolking.
Mevrouw Leijten heeft absoluut een paar terechte punten rond de
uitvoeringsproblemen die dit zou opleveren, want die zie ik ook. Maar ik
ben niet van de politiek waarbij je voorstander van een bepaald ideaal
bent, maar iets niet doet vanwege problemen in de uitvoering. Dan kom je
nooit verder. Mevrouw Leijten is volgens mij gewoon geen voorstander van
Europese kieslijsten. Zo begon ze haar eerste interruptie ook. Dat gaat
zij vervolgens onderbouwen met een vraag aan mij over de uitvoering. Dat
snap ik vanuit haar standpunt, maar ik ben wel voorstander van Europese
kieslijsten. Ik denk dus dat alle uitvoeringsproblemen best te
overwinnen zijn, mits we het goed organiseren. Wat dat betreft vind ik
de vragen van mevrouw Leijten heel inspirerend.
De voorzitter:
Uw laatste opmerking, mevrouw Leijten, want we kunnen niet na elke zin
weer interrumperen.
Mevrouw Leijten (SP):
De vergelijking met Amerika gaat wel mank. Daar hebben ze namelijk geen
Europese kieslijsten. Daar is de verkiezing van één persoon, namelijk de
president, in alle staten. Verder hebben de staten hun eigen
verkiezingen voor mensen die ze weer federaal afvaardigen.
De voorzitter:
Dat heeft u bij dezen toegelicht.
De heer Verhoeven (D66):
Daar heeft mevrouw Leijten gelijk in. Ik doelde meer op het feit dat
zichtbaar is dat er in Amerika een karavaan door een groot gebied trekt.
Dat is dus best te doen. Ik herinner me ook dat Juncker op een gegeven
moment met een grote bus in Nederland was bij de vorige verkiezingen.
Het is dus denkbaar. Dus in die zin zie ik het wel voor me, en op andere
punten moet er absoluut gekeken worden naar de manier waarop we dat dan
zullen organiseren.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Verhoeven (D66):
Ik wilde het ook nog hebben over een sobere organisatie. Vaak komt de
Europese Unie onder druk te staan omdat er niet goed wordt omgegaan met
het belastinggeld dat ernaartoe gaat. Het Parlement moet dus niet
onderwerp van gesprek zijn vanwege de chauffeursdienst of de
vergoedingen, maar vanwege de goede politieke debatten die daar gevoerd
worden.
De ambtelijke organisatie kan slanker. Eén vergaderplaats blijft hoog op
het verlanglijstje staan van volgens mij het voltallige parlement hier.
De premier heeft eerder gesteld dat hij de plaats van het Parlement niet
in de Raad wil aankaarten, omdat het een verdragswijziging vereist. Is
de premier bereid om voor te stellen om slechts de opening van het
parlementsjaar in Straatsburg te houden en de rest van het jaar in
Brussel? Dan is er namelijk geen verdragswijziging nodig. Graag een
reactie daarop.
Tot slot nog even over de Europese waarden, waar het gaat om het
Europese vluchtelingenbeleid. Er is een rapport van Human Rigths Watch
waaruit lijkt te volgen dat er geschoten wordt op Syrische vluchtelingen
aan de Turkse grens. Dat is natuurlijk zeer verontrustend. Het stond
afgelopen weekend in alle kranten. Zal de premier op streng Europees
toezicht aandringen om te monitoren of Turkije het Vluchtelingenverdrag
daadwerkelijk naleeft, zoals ze zelf altijd zeggen?
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter, dan gaat het woord nu over naar mijn collega uit het
Europees Parlement, de heer Gerbrandy.
De voorzitter:
Jazeker, maar de heer Van Ojik heeft een vraag.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De heer Verhoeven begon zijn betoog ongeveer met de minister-president
heel erg te prijzen voor zijn pro-Europese koers en redevoering. Ik weet
overigens niet of de minister-president daar blij mee is.
De heer Verhoeven (D66):
Er komt voorzichtig wat beweging in, was volgens mij meer de
strekking.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nou ja, ik heb het ongeveer zo geïnterpreteerd. Nu zijn er ook nogal wat
dingen waar Nederland niet zo veel van moet hebben, waar Nederland
eigenlijk nee tegen zegt, zoals eigen begrotingsmiddelen voor
economische stabilisatie op Europees niveau, eigen belastingen, een
belasting op financiële transacties, een transferunie. Er zijn nogal wat
grote kwesties die echt wel wat verder gaan dan de vraag of er Europese
kieslijsten komen, ja of nee, waar Nederland toch een nee-houding bij
heeft. Ik zou van de heer Verhoeven namens D66 weleens willen weten wat
zijn partij daar eigenlijk van vindt.
De heer Verhoeven (D66):
We hebben het hier wel vaker over gehad. Er zijn verschillende grote
kwesties waarbij Europa voor keuzes staat — zo kun je dat wel zeggen —
en waarbij Nederland terughoudend is. Natuurlijk heeft D66 op een aantal
punten altijd gezegd dat we in een regeerakkoord met elkaar hebben
afgesproken dat er een aantal zaken zijn waar Nederland voorstander van
is, en ook een aantal zaken waarin dat niet het geval is. Ik denk echter
dat het wel zo is dat D66 in deze regering heel nadrukkelijk laat zien
dat wij een aantal stappen in de toekomst niet uitsluiten en wel
belangrijk vinden om te zetten, waar misschien twee andere partijen in
deze regering dat wat minder graag willen. Dat is ook gewoon heel goed
mogelijk. Een paar weken geleden hebben we hier een stevig debat gehad
over de meerjarenbegroting, om maar even een voorbeeld te noemen. Dat is
ook een groot onderwerp, waarbij het gaat over de meerjarenbegroting van
de komende zeven jaar voor de Europese Unie. Daarbij heeft D66 heel
duidelijk aangegeven de inzet van het kabinet te steunen, maar dat we,
waar het gaat om de toekomstige nadruk op de taken en de prestaties die
Nederland moet leveren, ook vinden dat we vooral naar de output moeten
kijken en niet alleen maar naar de discussie over het geld. Ik denk dat
dat een voorbeeld is van iets waarbij D66 heel duidelijk zegt wél soms
pro-Europese keuzes te willen maken waar de kabinetspartijen dat soms
lastiger vinden. Dat is nu eenmaal hoe het gaat in deze coalitie.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Daar was ik bij, bij dat debat.
De heer Verhoeven (D66):
Daar was u inderdaad bij, vandaar dat het me ook wat verbaast dat u die
vraag nog een keer stelt.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik luister altijd heel goed als de heer Verhoeven aan het woord is, maar
mijn vraag ging niet over het Meerjarig Financieel Kader. Ik heb toen
heel goed gehoord wat D66 daarvan vindt. Ik noemde een paar andere
voorbeelden: Europese belastingen, een Europese begroting, een
transferunie. Ik vraag dat niet omdat ik dat per se belangrijk vind,
maar omdat dat natuurlijk de grote discussies zijn die de komende tijd
gaan spelen en ik weet niet beter of het kabinet zegt tegen dit soort
dingen nee. De heer Verhoeven is heel tevreden met de pro-Europese koers
van dit kabinet, en ik vraag hem dus hoe hij dat nu de komende tijd gaat
doen, en waar D66 staat.
De heer Verhoeven (D66):
Dat is een heel mooie en terechte vraag. Ik geef gelijk toe dat D66 bij
een aantal onderdelen in het verkiezingsprogramma heeft staan "doe dat;
ga daarmee aan de slag", terwijl de andere partners in de coalitie
daarover zeggen "dat vinden wij niet wenselijk, dus dat gaan we niet
doen". Die onderdelen zijn er absoluut, en dat is nu eenmaal hoe het
werkt. Maar daartegenover staat — en daarom was ik zo positief over de
speech van de premier — dat we ook een aantal dingen gaan doen waarbij
het vijf jaar geleden ondenkbaar was, ondenkbaar, dat we die zouden gaan
doen. Het Europees klimaatbeleid: vijf jaar geleden heb ik de premier
daar echt niet zo vurig over horen spreken als nu.
Dus: halfvol of halfleeg? Dat is een beetje de vraag die de heer Van
Ojik stelt. Is het glas voor D66 nou halfvol of halfleeg? Dan zeg ik:
het is halfvol. We zijn stappen aan het zetten op het gebied van een
goed Europees energie- en klimaatbeleid. We gaan meedoen aan het
Europees Openbaar Ministerie. De samenwerking op het gebied van defensie
krijgt een veel verdergaande vorm. Het bewaken van de buitengrenzen gaan
we echt op Europees soevereiniteitsniveau doen. U hoort het: ik kan zo
nog wel even doorgaan. De heer Van Ojik kan in zijn interruptie
natuurlijk een aantal vragen stellen over dingen die misschien niet gaan
gebeuren, maar dan denk ik: het glas is gewoon halfvol en we blijven
stappen zetten.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, maar dan, dan …
De voorzitter:
Ja, en dan?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De microfoon deed het even niet, voorzitter.
Als ik de heer Verhoeven goed begrijp, dan zegt hij eigenlijk dat er een
aantal dingen zijn — op het gebied van belastingen, van begroting, van
transfer — die hij liever wel zou willen, maar nu niet heeft
binnengehaald. Uiteraard, dat gebeurt als je in een coalitie gaat
zitten. Dat kan ik me zomaar voorstellen. Daarom zegt hij dat het glas
nu niet halfleeg is, maar halfvol, wat uiteindelijk natuurlijk precies
hetzelfde is.
De heer Verhoeven (D66):
Ja, maar ik ben gewoon heel duidelijk geweest. Het is een uitdrukking:
het glas is halfvol of halfleeg. Het gaat mij erom dat ik naar de
positieve kant kijk. We hebben een aantal zaken bereikt: het Europees
klimaatbeleid, de defensiesamenwerking en noem het allemaal maar op. Dat
zijn mooie, belangrijke dingen. Dat zijn stappen voorwaarts. Die hebben
we bereikt. Maar ja, je kunt niet altijd volledig je
verkiezingsprogramma uitvoeren. Een aantal dingen zijn ook niet bereikt.
Nou, daar ben ik heel duidelijk over, maar ik zie het positief en
optimistisch tegemoet.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Verhoeven. Dan geef ik nu het woord aan de heer
Gerbrandy, lid van het Europees Parlement voor D66.
De heer Gerbrandy (EP/D66):
Dank u wel, voorzitter. Nogmaals hartelijk dank voor de uitnodiging.
Veel van onze collega's kijken enigszins jaloers naar deze opzet, hoewel
die hier ook weleens kritisch wordt beschouwd.
Collega Verhoeven heeft het vooral over institutionele hervormingen
gehad, maar daarmee zijn we er uiteraard nog niet. Ik wil hier met name
praten over de meerjarenbegroting, de nieuwe meerjarenbegroting. Want
wij zullen daarbij vooral de juiste prioriteiten moeten kiezen.
D66 zegt het al jaren: van koeien naar kennis en van kippen naar
klimaat. De EU moet flink verminderen met de regionale subsidies en met
de landbouwsubsidies en meer focussen op innovatie, duurzaamheid en
veiligheid. Dat staat gelukkig ook in het regeerakkoord. D66 wil
focussen op kennisontwikkeling, duurzame energie en biodiversiteit, maar
ook op verdedigen tegen cybercrime. We hebben een functionerend
grenzenbeleid nodig en een asielsysteem dat werkt. Ambities te over,
maar daarvoor moet wel geld vrijgemaakt worden. Mijn vraag, ter
toelichting door de premier, is of hij de radicale hervorming van het
Europees landbouwbeleid afgelopen week ook met president Macron heeft
besproken.
De inzet van dit kabinet ten aanzien van de Europese begroting is
tweeledig: een grondige hervorming van de begroting en geen verhoging
van de Nederlandse bijdrage. Daar staat D66 achter. Wel moeten we ons
realiseren dat we meer van Europa vragen, terwijl er door de brexit
minder geld is. En de uitkomsten van begrotingsonderhandelingen zijn
niet te voorspellen. De heer Mulder van de VVD heeft al gezegd dat wij
in Nederland niet houden van valse beloften en die zal D66 dan ook niet
maken. Daarom sluit D66 nu ook niet uit dat Nederland straks misschien
meer zal betalen voor belangrijke EU-activiteiten.
Het gevoel dat bij veel Nederlanders leeft, namelijk dat wij te veel
bijdragen aan de Europese begroting, zal met de huidige Nederlandse
inzet nooit weggenomen worden. Sterker nog, dat wordt misschien alleen
maar extra gevoed als straks het resultaat tegenvalt. Een echt eerlijke
voeding van de Europese begroting zullen we pas krijgen als we afstappen
van de huidige nationale bijdragen en naar directe Europese financiering
gaan. De groep-Monti heeft daar aanzetten toe gedaan en de Europese
Commissie zal die vrijwel zeker ook opnemen in de voorstellen van mei.
Door die inzet te steunen zou Nederland een dubbelslag kunnen slaan.
Gaat Nederland die unieke kans grijpen en werkt de premier achter de
schermen al aan het vergaren van steun voor deze benadering?
Voorzitter. De premier deed tijdens zijn speech in Berlijn een aantal
concrete voorstellen, vooral op het gebied van de interne markt. Daarom
vraag ik de premier ook naar concrete acties, want als de EU moet
leveren, moet hij dat natuurlijk ook, zeker in het Europa van de
lidstaten, zoals hij dat in Berlijn noemde. Actie is dus hard nodig als
het gaat om de digitale markt, maar ook als het gaat om de energie- en
de dienstenmarkt. Wat is de Nederlandse strategie om ervoor te zorgen
dat de Raad niet constant wetgeving blijft blokkeren als het gaat om het
compleet maken van de interne markt? Is dat ook met de Franse president
besproken? Frankrijk loopt namelijk vaak voorop bij het
tegenhouden.
De premier stelde ook standvastig vast dat de EU meer moet gaan doen op
het gebied van veiligheid, stabiliteit, migratie en klimaatbeleid. Daar
staat D66 volledig achter. Als het gaat om klimaat verwelkom ik dan ook
de verhoogde ambitie van deze regering dat in plaats van 40%
CO2-reductie in 2030 het doel voor de gehele Unie 55% moet
worden, zodat Parijs gehaald gaat worden. De Commissie moet deze
wetgeving voorbereiden, maar ook hier weer zit het Europa van de
lidstaten de eigen kabinetsdoelstelling voor klimaat lelijk in de weg.
Het zijn de lidstaten die de Europese Raadsconclusies van oktober 2014
over het klimaat- en energiebeleid nog altijd heilig verklaren, en de
Europese Commissie dwingen daarnaar te handelen. 2014! Dat is, in
klimaattermen, de middeleeuwen: ver voor Parijs en ver voordat
windmolens op zee zonder subsidie neergezet konden worden. Zonnepanelen
zijn sinds 2014 gehalveerd in prijs. Hoog tijd dus dat de Raad de ogen
opent en zich realiseert dat de renaissance allang is begonnen. Het
verzoek aan de Commissie om een langetermijnvisie was misschien een
eerste stap in die richting. De vraag aan de premier is of hij zich
actief in Europa wil inzetten om die Europese Raadsconclusies van
oktober 2014 te herzien.
Ik rond af, voorzitter. De toon van de premier over Europa is een heel
andere dan die van een paar maanden geleden. Europa is een kans geworden
en niet langer een probleem. Dat is een belangrijke stap vooruit. De
brexit is natuurlijk een heel slechte zaak, maar biedt uiteindelijk wel
een kans op de zo broodnodige hervormingen in Europa: in beleid, in de
begroting en in de benadering. Die kans mag Nederland op dit moment niet
laten lopen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ojik namens
GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Zoals Europarlementariërs vandaag in deze Kamer
het woord voeren — het is heel interessant om naar ze te luisteren — zo
zouden eigenlijk Nederlandse Kamerleden en hun collega's uit andere
lidstaten de mogelijkheid moeten krijgen om te spreken in het Europees
Parlement. Een groot jaarlijks debat, bijvoorbeeld met de nationale
partijleiders of met de Europese Commissie, kan de samenwerking tussen
lidstaten bevorderen en de controle op de besluitvorming verbeteren. Als
er bij de collega's steun zou bestaan voor dit idee van mijn collega Bas
Eickhout en mijzelf, dan zou ik u, Voorzitter, willen vragen om dat idee
eens te bespreken met de collega van het Europees Parlement en wellicht
met de collega's uit andere nationale parlementen.
Als we de Staat van de Unie mogen geloven — waarom zouden we dat niet
doen? — dan is de Europese Unie na een aantal moeilijke jaren aan een
wonderbaarlijke wederopstanding bezig. De EU stond er in 2016 niet goed
voor. De regeringsleiders hebben sindsdien laten zien dat — ik citeer —
"Europa wel degelijk in staat is verwachtingen van zijn burgers in te
lossen wanneer en waar dat ertoe doet". Ik ben zelf ook een optimistisch
mens, maar hier zet het kabinet misschien een iets te roze bril op. Er
is onmiskenbaar sprake van nieuw elan. De Franse president heeft hoge
verwachtingen gewekt. En ja, het nieuwe Duitse coalitieakkoord is
uiterst ambitieus. Maar kijk hoe de Italianen en de Oostenrijkers hebben
gestemd. Kijk naar de ontwikkeling van de rechtsstaat in Polen en
Hongarije. Kijk naar het moeizame debat over migratie. Kijk ook naar de
aarzeling om te komen tot een werkelijk sociale Europese politiek. En
waar staat Nederland eigenlijk? Op een paar punten wordt dat vandaag, in
dit debat, hopelijk iets duidelijker.
Ik begin met migratie, waarover collega Verhoeven al sprak. Vorige week
vroeg ik per motie om na twee jaar de werking van de
EU-Turkijeverklaring te evalueren. Dat deed ik omdat ik mij zorgen maak
over de mogelijkheden om Syrië te ontvluchten, over het lot van de 3,5
miljoen Syriërs in Turkije en over hen die vastzitten op de Griekse
eilanden. Je kunt de Turkijedeal niet alleen beoordelen op het effect op
West-Europa. Je moet ook naar het effect op de vluchtelingen kijken. Dat
zal de premier toch met mij eens zijn? Klopt het dat, zoals Human Rights
Watch vorige week meldde, Turkije vele duizenden vluchtelingen naar
Syrië heeft teruggestuurd? Klopt het dat er op vluchtelingen is
geschoten en dat er al zeker veertien doden zijn gevallen? En klopt het,
zoals NRC Handelsblad dit weekend schreef, dat de Europese Unie uit de
pre-accessiegelden meebetaalt aan de Turkse voertuigen, die ervoor
moeten zorgen dat bijna niemand Turkije meer binnenkomt? Als de EU een
waardengemeenschap is, die de internationale rechtsorde hoog in het
vaandel heeft staan, dan kunnen we hier niet wegkijken. Ook dat zal de
minister-president, naar ik aanneem, met mij eens zijn.
Voorzitter. Ik wil nog iets zeggen over de rechtsstaat, want als een
regering, zoals in Polen of Hongarije gebeurt, de rechtspraak onder haar
controle brengt, vonnissen naast zich neerlegt of burgers belet om zich
te organiseren, dan verdwijnt de basis voor Europese samenwerking. Op
dit moment wordt in Hongarije een wet voorbereid die het organisaties
die zich bezighouden met migratie, onmogelijk maakt om te werken. Een
wet die Amnesty International en het Helsinki Comité uit Hongarije
verbant. Zijn de bewindslieden het met mij eens dat een dergelijke wet
geen plaats heeft in de EU? Is Nederland bereid om deel te nemen aan een
kopgroep, die een peerreview uitvoert op het gebied van de rechtsstaat,
zoals de AIV heeft voorgesteld? En gaat de regering de Commissie vragen
om de democratische rechtsstaat en het handhaven daarvan voorwaardelijk
te stellen voor de ontvangst van Europese subsidies?
Voorzitter. Als laatste wil ik een aantal opmerkingen maken over het
energie- en klimaatbeleid, want een klimaatvriendelijke
energievoorziening is een nieuwe en grote opdracht voor de EU. Ik ben
blij dat de minister-president met president Macron over dit belangrijke
thema heeft gesproken en dat hij de lat hoog legt en zegt: wij moeten
onze doelstelling op het gebied van CO2-reductie hoger leggen
dan we tot nu toe in Europa hebben gedaan. Zitten Frankrijk en Nederland
nu op één lijn wat het verhogen van die doelen betreft? Zo nee, waar
zitten de verschillen? En zo ja, wat gaat de minister-president
daadwerkelijk doen om de andere landen mee te krijgen?
Ondertussen investeren bedrijven, landen en de Europese Unie nog
miljarden in nieuwe fossiele infrastructuur, bijvoorbeeld pijpleidingen
voor aardgas. Met Nord Stream 2 — we hebben daar eerder in deze Kamer
over gesproken — klinken Duitse en Nederlandse bedrijven ons verder vast
aan Poetins gasvelden. Een private onderneming, zegt de premier, maar
hoe privaat is de Gasunie eigenlijk en hoe privaat is Gazprom? Is de
premier het met mij eens dat Gazprom met een aandeel van 34% in de
Europese gasleveranties niet tegelijk de eigenaar mag zijn van cruciale
infrastructuur? Onze eigen energiebedrijven zijn met veel pijn en moeite
gesplitst. Waarom hoeven Russische bedrijven dat dan niet?
Terecht probeert de Commissie aan de externe gasverbindingen zoals Nord
Stream 2 dezelfde regels op te leggen als aan de interne
gasverbindingen, tussen EU-lidstaten onderling. Maar Nederland is hier
tegen. We hebben een tijd geleden een BNC-fiche gekregen waarin
uitgebreid werd uitgelegd, met een lange lijst aan argumenten, waarom.
Wil de minister-president dat heroverwegen? Is het toch niet heel
onverstandig, vanuit geopolitiek en vanuit energiezuinigheid gezien, om
zo van Russisch gas en zo van Poetin afhankelijk te zijn? Graag een
reactie van de minister-president of de minister van Buitenlandse Zaken
of allebei op dit punt. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ojik. Dan geef ik nu het woord ... Nee, mevrouw
Van der Graaf heeft nog een vraag aan u.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik hoorde uw woorden over de peerreview, het advies dat de Adviesraad
heeft gegeven. Ik heb dat ook met belangstelling gelezen. U sprak
daarbij over koplopers, maar de kern van de Europese waarden is
natuurlijk dat die gedeeld zouden moeten worden door alle lidstaten. Mag
ik uw woorden over de kopgroep zo begrijpen dat u de woorden van het
kabinet onderschrijft dat we moeten zoeken naar aanjagers hierin? Meent
u ook dat die waarden niet alleen zouden moeten toebehoren aan een
kleine kopgroep?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Jazeker, mevrouw de voorzitter. Misschien heb ik mij niet heel duidelijk
uitgedrukt, maar het idee van zo'n peerreview moet natuurlijk juist zijn
om tot een universele standaard te komen waar niemand onder mag raken.
De reden dat dat idee mij aanspreekt, is juist dat landen elkaar dan op
die verantwoordelijkheid kunnen wijzen. Dus dat zou op geen enkele wijze
mogen betekenen dat we binnen de Europese Unie met dubbele of
verschillende standaarden gaan werken.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan begrijpen we elkaar goed.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Eickhout, lid van het
Europees Parlement voor de fractie van GroenLinks.
De heer Eickhout (EP/GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil het hebben over de eurocrisis die we achter ons
hebben gelaten, althans, dat denken we en dat hopen we. Tien jaar
geleden begon die financiële crisis, die dramatische sociale gevolgen
heeft gehad. De economische groeicijfers zien er weer wat beter uit,
maar er leven ondertussen 5,8 miljoen mensen meer in armoede. En de
werkgelegenheid stijgt wellicht, maar ook het aantal Europeanen met
onzekere arbeidscontracten. Dus we moeten voorbij die cijfers
kijken.
Het herstel leunt ook in grote mate op acties, op monetair beleid van de
Europese Centrale Bank. Eigenlijk moest de ECB handelen omdat de
politiek het naliet of te traag was. En die groeicijfers zeggen weinig
over het vermogen van de eurozone om een nieuwe crisis te voorkomen, of
om een nieuwe schok te doorstaan zonder dezelfde sociale ellende die we
in de eurocrisis hebben gezien. Er is een momentum om het bouwwerk van
die eurozone te versterken, met name geïnitieerd door president Macron —
hij is al een paar keer genoemd vandaag — maar ik merk dat Nederland met
name over de eurozone vooral op "nee" staat. Het parlement, ook hier,
kijkt erg argwanend naar deze ontwikkelingen vanuit Macron. De regering
wil door met de euro maar staat op de rem bij vrijwel alle mogelijke
voorstellen om de muntunie stabieler en socialer te maken.
Stabilisatiefonds, Europees depositogarantiestelsel, Europese afspraken
voor minimumlonen, Nederland wil het allemaal niet.
Moet dus de ECB zonder enige democratische controle straks weer de
kastanjes uit het vuur halen? Of denkt de minister-president dat de
eurozone in staat is om de klap op te vangen als de markten het
vertrouwen verliezen in, pak hem beet, een land als Italië?
De minister van Financiën stuurde samen met een paar kleine
Noord-Europese landen een brief waaraan hij de bijnaam Dr. No heeft te
danken. Lidstaten moeten het zelf doen en dat is ook wat de heer Rutte
in Berlijn vertelde. "Het eigen huis op orde", noemt de regering
dat.
Maar het is precies dit beleid dat de onzekerheid van Europeanen heeft
vergroot. Het is het beleid dat de politieke verhoudingen tussen noord
en zuid op scherp heeft gezet. En wat mij het meest stoort, is dat de
premier doet alsof dit een soort natuurwet is, dat dit niet anders kan.
Het beleid, toegesneden op multinationals die nauwelijks belasting
betalen, meer markt en snijden in de sociale zekerheid en de publieke
sector. Het is dit rechtse recept dat als alternatiefloos wordt
gepresenteerd waardoor burgers zich afkeren van de EU.
In zijn speech in Berlijn beweerde de premier dat landen bijvoorbeeld
met een lage staatsschuld goed voorbereid zijn op de volgende crisis.
Landen als Ierland en Spanje deden het uitstekend met hun staatsschuld
tot 2008. Toch moesten die daarna aan het infuus. Hoe denkt de premier
dat een staatsschuld een goede indicator is om de klappen op te vangen?
En waarom hebben we het dan niet over private schulden? We weten dat als
er crisis is, overheden vaak private schulden moeten overnemen en er
publieke schulden van maken, bijvoorbeeld bij banken. Gezonde
overheidsfinanciën zijn belangrijk, maar het was de uit de klauwen
gewassen financiële sector, de oververhitting van de huizenmarkt en het
overschot aan krediet, die voor de problemen zorgden. Waarom laat
Nederland het gebeuren dat de aandacht voor too big to fail van banken
van de politieke agenda is verdwenen? Waarom zet Nederland niet in op
een bindend leverage ratio voor banken en significant hogere
kapitaalbuffers? Graag een reactie van de minister-president.
En dan het andere stokpaardje van deze regering, de interne markt. Is de
premier bereid om voorwaarden te verbinden aan het verdiepen van die
interne markt? Verdere verdieping is wat mijn partij betreft alleen
wenselijk als dit leidt tot een verbetering van de sociale situatie van
de mensen in die markt. Het huis op orde betekent dat gewone mensen
nooit meer de prijs betalen voor onverantwoorde risico's die in de
financiële sector worden genomen. Het huis op orde betekent dat de
lidstaten eindelijk hun grootste bedrijven fatsoenlijk belasting laten
betalen.
Voorzitter, ik rond af. De economische groeicijfers mogen ons geen zand
in de ogen strooien. De eurozone is nog niet stormbestendig en presteert
te mager op sociaal vlak. Tien jaar na de crisis is het hoog tijd om dat
aan te pakken. Niet alleen met de zeven dwergen uit het noorden, maar
met al onze bondgenoten in Europa.
Dank u wel.
Mevrouw Leijten (SP):
Wat een mooi, bevlogen betoog.
De heer Eickhout (EP/GroenLinks):
Dank u wel.
Mevrouw Leijten (SP):
Nou ken ik wel meer mensen uit het Europees Parlement die heel goed
kunnen betogen, want het debat is daar vaak wat minder. Ik hoorde u
spreken over "altijd maar rechtse oplossingen, zoals de markt". Dat zijn
woorden naar mijn hart …
De voorzitter:
En nu de vraag.
Mevrouw Leijten (SP):
Wat vindt de heer Eickhout er dan van dat de fractie van GroenLinks in
dit parlement bijvoorbeeld gewoon voor de privatisering van de
energiebedrijven heeft gestemd?
De heer Eickhout (EP/GroenLinks):
Volgens mij hebben we het gehad over het splitsen van de energiemarkt,
waarbij we zeggen dat de infrastructuur wel in overheidshanden is maar
dat de aanbieders juist in private handen kunnen komen. Ik kan me zo'n
splitsing voorstellen. Maar zoals mijn collega de heer Van Ojik al
duidelijk heeft gemaakt met het voorbeeld rondom Gazprom en Nord Stream,
moeten wij als Europa niet naïef gaan doen door te zeggen dat we alles
maar moeten privatiseren. Daar hebben wij ook nooit voor gestreden. Wij
hebben ook duidelijk gemaakt dat de infrastructuur wel degelijk in
overheidshanden moet blijven. Daarom vroeg mijn collega de heer Van Ojik
of dat dan niet ook moet gelden voor buitenlandse partijen die de
Europese markt op willen. Wij willen dus juist af van die naïviteit van
de markt, in Brussel maar ook hier in Den Haag.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Leijten (SP):
Dan hadden we ook gewoon onze eigen energieorganisaties kunnen houden.
Die waren in publieke handen, via gemeenten en provincies. Dat had je
allemaal niet naar de markt hoeven dragen. Nu komen we in handen van
Zweedse en Duitse organisaties die voor ons beslissen of iets groen of
bruin is. Anders gingen we er zelf over. Ik ben het ermee eens dat je
niet altijd moet grijpen naar de rechtse oplossing van de markt, maar
dan vind ik wel dat GroenLinks wat vaker de linkse oplossing van geen
markt moet kiezen.
De heer Eickhout (EP/GroenLinks):
Ik denk dat mevrouw Leijten vergeet dat wij ongelofelijk hebben
gestreden om regels te stellen aan de markt. In het kader van de
vergroening van de energiesector hebben we in Brussel en Den Haag groots
gestreden om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van de energiesector
alleen maar groen mag zijn. GroenLinks kan niet worden verweten dat ze
zich daar niet al jarenlang, zo niet decennialang hard voor maakt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eickhout. Mevrouw Leijten namens de SP.
Mevrouw Leijten (SP):
Europese samenwerking wordt door heel veel mensen als waardevol gezien.
Er zijn nou eenmaal zaken die je niet zelf kunt oplossen, bijvoorbeeld
als het gaat om klimaat en milieu. We hebben het ook gezien bij de
vluchtelingen die naar Europa kwamen. Er zijn altijd zaken in
grensstreken die goede afstemming vereisen, alhoewel dat nog niet altijd
even goed gaat; kijk maar naar de Betuwelijn, die stopt bij de
Nederlandse grens en gaat niet, zoals de gedachte was, door tot aan
Duitsland. Europese samenwerking via de Europese Unie staat wel onder
druk. Mensen hebben er ook niet zo veel mee. Ze hebben niet het gevoel
dat ze er iets aan kunnen doen, veranderen of bijdragen. Het Europese
project van eenwording tot een Europese federatie heeft echt geen
draagvlak.
En dan bespreken we vandaag de Staat van de Europese Unie. Ik dacht
bijna: waar moeten we dan beginnen? Waar je vindt dat de Europese Unie
een taak heeft, zijn er tal van impasses; neem het migratiedossier of de
herziening van het gemeenschappelijk asielbeleid. Daar waar je denkt
"het kan wel een tandje minder" zien we een hyperactieve Europese
Commissie, die voor ieder probleem een Europese oplossing ziet. Je ziet
een Europese Commissie die zegt dat het busverkeer boven 100 km/u in een
lidstaat vrije markt mag worden. Iedereen die een bus en een organisatie
heeft, mag die buslijnen gaan rijden. Hoezo, zou ik zeggen. Of je ziet
een Europese Commissie die van iedere overheid wil weten wat zij doet en
regelt in de interne markt, zoals bestemmingsplannen of de vraag of men
taaleisen stelt aan werknemers die vanuit het buitenlandse taalgebied
komen. Dat betekent dat voor 400 Nederlandse overheden gaat gelden dat
zij toestemming moeten vragen aan de Europese Commissie. Dat is dan nog
maar één lidstaat van de 27. Ik zou graag van de regering horen hoeveel
lokale overheden eigenlijk toestemming moeten gaan vragen aan de
Europese Commissie. Is de Europese Commissie daar überhaupt op
ingericht?
We hebben te maken met een vreemd verschijnsel als het gaat over de rol
van Nederland in de Europese Unie. We kunnen het ook wel vergelijken met
een zwart gat. Er is een soort zwart gat in het betoog van de heer
Rutte. Bij al het geweld van Macron en Merkel staat Nederland ertussenin
en zegt: we willen een intergouvernementele unie en het primaat ligt bij
de lidstaat. Dat is prima. Maar Nederland zegt ook: het is begonnen bij
de eenwording van de markt, dus die willen wij afmaken. Eenwording van
de markt betekent wel dat wij de zeggenschap over onze arbeidsmarkt
moeten inleveren, dat we het kapitaal de vrije loop moeten laten, dat we
onze banken niet meer kunnen controleren. Dat is allemaal uiteindelijk
het punt van meer Brussel in plaats van minder. Ik had het al over de
laatste plannen om de interne markt te volmaken met zo'n
notificatierichtlijn. Het dienstenverkeer gaat dan aan lokale overheden
vragen om vooraf toestemming te vragen. Ook in het kader van de vraag
hoe je omgaat met je eigen arbeidsmarkt, zien we steeds meer dat de
Europese Commissie denkt dat de arbeidsmarkt in Europa, van Polen tot
Portugal, precies hetzelfde is. Kan de regering daar eens op reageren?
Er is toch niet zoiets als één arbeidsmarkt, één huizenmarkt of één
pensioenmarkt? Als die er wel is, waarom beschermen wij dan nog de
onze?
Het volgende punt hebben we vorige week nog besproken. Er moet een nieuw
Europees "uitzendbureau" worden opgetuigd om werknemers over de grenzen
te sturen en te controleren of lidstaten zich aan de regels houden. Op
dat punt wordt er dan ook gehandhaafd. Een ander nieuw speeltje van
Brussel is de digitale interne markt. Het is prachtig dat consumenten
straks gewezen worden op hun rechten als ze online winkelen. Dat is
natuurlijk prima. Maar het is een brug te ver dat er straks ook
belastingen geheven gaan worden bij die techgiganten en dat er eigen
inkomsten komen voor de Europese Commissie. Dat is een brug te
ver.
De interne markt is zelfs nog niet voldoende, want het is een zogenaamde
soft power. De Europese Commissie en de Europese Unie willen ook hard
power, want we moeten ook belangen verdedigen door oorlog te voeren. Als
de Verenigde Staten dat doen, moet Europa daar vooral aan meedoen! Bij
het grondwetsreferendum in 2005 zei de SP al: dit gaat leiden tot de
militarisering van de Europese Unie. En het is zover. Er gaat een
defensie-unie komen. Als het aan de Commissie ligt, mag er straks bij
gekwalificeerde meerderheid besloten worden in plaats van bij
unanimiteit. Anderen kunnen straks beslissen over inzet van je soldaten.
Een Europees leger kan dan natuurlijk ook wel van pas komen wanneer er
een gemeenschappelijk buitenland wordt geformuleerd. Dan heb je een paar
soldaten achter de hand als je het niet meer met de diplomatie redt. De
SP vindt dit echt een brug te ver. We moeten het hebben over
rechtsstatelijkheid in de lidstaten. Ben je veilig als het gaat over de
vrije media in Polen? Kun je als Slowaakse journalist schrijven over de
corruptie van je regering? Is het mogelijk om in Bulgarije te ondernemen
zonder deel te nemen aan corruptie? Maar het gaat ook om de vraag: hoe
kijken we eigenlijk aan tegen de situatie in Spanje? Gisteravond is er
een regionale leider opgepakt in Duitsland. Had Nederland hetzelfde
gedaan? Je kunt van alles vinden van het conflict tussen Catalonië en de
Spaanse overheid, maar is dit iets waarbij je als Europese Unie en
Europese Commissie zou moeten bemiddelen of zou moeten wegkijken? Ik zou
gaan voor het eerste. De democratie en de democratische waarden zijn een
pijler van de Europese Unie. Toch zie ik daar maar weinig van terug als
ik luister naar de speech van de minister-president en als ik kijk naar
het beleid van de Europese Commissie.
Tot slot, voorzitter. De SP heeft wel vaker gelijk gekregen als het ging
om de analyse over de weg die Europa beging. Wij waarschuwden in 2005
voor neoliberalisering, meer interne markt, de markt boven mensen. Wij
waarschuwden voor het militariseren en het afkalven van de democratie
als die Grondwet er zou komen. We noemen die Grondwet nu een verdrag,
maar de inhoud is hetzelfde. Wij zouden graag zien dat dit moment van de
Europese Unie, het vertrek van een belangrijke lidstaat, niet wordt
aangegrepen voor nog meer interne markt, nog meer militarisering, nog
meer overdracht van bevoegdheden, maar dat het wordt aangegrepen voor
een goed gesprek. Wat doen we wel samen, wat is aan de lidstaten en hoe
zorgen we er vooral voor dat die hyperactieve politieke Europese
Commissie er tussenuit gaat?
De heer Verhoeven (D66):
Ik mag altijd graag naar de betogen van mevrouw Leijten luisteren. Haar
kritische houding is ook voor mij altijd weer een soort wekker: even
opletten, gaat het niet allemaal te hard, luisteren we nog wel naar de
mensen, gaat het allemaal niet te snel? Ik ben daar heel blij mee, maar
de laatste weken begint mevrouw Leijten wel een beetje de positie aan te
nemen van iemand die eigenlijk alles aan de Europese Unie slecht vindt.
Gelukkig hoor ik haar aan het eind van haar betoog ook zeggen dat de
Europese Unie wel degelijk een rol heeft als het gaat om de bescherming
van de rechtsstaat en de Europese waarden. Hoe ziet mevrouw Leijten dan
het vraagstuk van de soevereiniteit en verantwoordelijkheid van de
Commissie voor zich? Mag de Commissie daar wel een Europese rol spelen
of ziet mevrouw Leijten ook daar liever weer die terughoudende Commissie
die niks doet?
Mevrouw Leijten (SP):
Bij het Verdrag van Maastricht hebben we gezegd: we gaan naar één munt.
Bij het Verdrag van Lissabon is die Commissie nog politieker gemaakt.
Voor de Commissie zijn er nu mogelijkheden om in te grijpen als de
rechtsstatelijkheid faalt. Ik denk dat het logisch is om die stap te
zetten. Het liefst zou ik een Europese Unie zien waarin handel met
elkaar natuurlijk belangrijk is, maar waarin ook erkend wordt dat de
arbeidsmarkt, de huizenmarkt en de pensioenmarkt verschillend zijn. Op
het moment dat zaken als de vrije pers bedreigd worden en corruptie niet
wordt opgeheven, moet je zeggen: nu wordt die samenwerking even wat
minder. Als die globale Europese Commissie er overheen zit, is dat denk
ik heel erg moeilijk. Daarom pleit ik ook voor een nieuw verdrag. Met
alles wat de heer Verhoeven voorstelt, is overigens ook een nieuw
verdrag nodig. Dat doet eigenlijk iedere partij hier. Iedere partij legt
zijn visie op Europese samenwerking neer. Wij zijn een partij die graag
Europees wil samenwerken, maar die ook erkent dat niet voor alles, voor
alle problemen die er zijn een Europese oplossing moet worden gevonden.
In die fuik zitten we met deze Europese Unie nu wel.
De heer Verhoeven (D66):
Ik heb in mijn betoog duidelijk naar voren gebracht dat
lerarensalarissen, verpleegkundigen, pensioenen, huizenmarkt,
woningmarkt en zorg allemaal onderwerpen zijn waarbij de lidstaten zelf
gaan over de inrichting van hun land. Daar ben ik het met mevrouw
Leijten volledig over eens. Wat ik jammer vind van de SP de laatste tijd
is dat ze altijd zeggen dat ze willen samenwerken, dat ze een stap
willen zetten naar meer soevereiniteit op Europees niveau, maar dat ze,
op het moment dat je een overkoepelende samenwerking of een
scheidsrechter nodig hebt, op het moment dat het concreet wordt, altijd
weer een stap terug doen en zeggen: nee, we moeten het bij samenwerking
laten. Zou mevrouw Leijten nou eens kunnen uitleggen hoe het gaat? Stel
dat je een land wil aanspreken op de rechtsstatelijke omgang met
mensenrechten, met de persvrijheid. Hoe moet je dat als Europese
Commissie dan doen? Van de SP mag je eigenlijk nooit verdergaan dan
samenwerken in plaats van er een keer boven gaan staan.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij heb ik die vraag al beantwoord. In het huidige verdrag is
het logisch dat artikel 7 in werking wordt geroepen. Dat steunen wij
ook. Maar vinden we dat een taak van een scheidsrechter, een politieke
Europese Commissie? Nee, die zou ik er graag tussenuit willen halen. Dat
betekent dat die taak dus komt te liggen bij de Europese Raad, bij
parlementen die elkaar wellicht aanspreken. Er kunnen dan wat mij
betreft wel degelijk ook sancties zijn. Als je je rug toekeert naar
Europese waarden als persvrijheid en bestrijding van corruptie, moet dat
consequenties hebben voor de toegang tot de handelsmarkt. Want dat is
uiteindelijk wat de Europese Unie natuurlijk in de kern is.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Ik zou het als volgt willen samenvatten. Dat bedoel ik niet als politiek
scoren, maar echt om het goed te begrijpen. Mevrouw Leijten, de SP,
stelt dus voor om Europese waarden wel te verdedigen, maar op nationaal
niveau. Dat is eigenlijk wat de SP zegt. Eigenlijk vind ik dat een
beetje dubbelhartig. Ik hoop dat mevrouw Leijten dat gevoel bij mij kan
wegnemen.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij ben ik heel consequent en in lijn met wat wij altijd al
hebben gezegd. Wij vinden dat het politieke project van de Europese Unie
te ver is gegaan. Wij willen een samenwerking van lidstaten. Op het
moment dat in die lidstaten iets gebeurt waardoor er aan die
samenwerking wordt getornd, dan horen lidstaten elkaar erop aan te
spreken in plaats van de Europese Commissie. Ik vind het namelijk nogal
zorgelijk dat juist de Europese Commissie van die vriendjespolitiek, van
het nepotisme met Selmayr — gelukkig is D66 daar ook kritisch op — in
Polen moet gaan zeggen: u doet het niet goed. Dan moet je ook zeggen:
die politieke Commissie, die ik eigenlijk niet zie zitten, moet zo
zuiver op de graat zijn dat je er geen lobbyisme ziet en dat je er geen
nepotisme ziet. Dat is er wel en daardoor wordt het alleen maar
ingewikkelder dat de Commissie die rol moet spelen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Jong, lid van het
Europees Parlement namens de SP.
De heer De Jong (EP/SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal me houden aan de rol die we hier hebben,
namelijk het informeren van uw Kamer. Ik heb dan ook geen directe vragen
aan de regering.
Bij Europese verkiezingen blijven meestal twee van de drie kiezers
thuis. Veel mensen kennen het Europees Parlement van het verhuiscircus
en de riante vergoedingen. Verder vinden ze het maar een rare bedoening.
Maar ondertussen worden er wel wetsteksten besproken waar iedereen de
gevolgen van gaat ondervinden en dat wringt. Het doet denken aan de
tegenstelling waar ieder instituut met macht tegenaan loopt: als je
macht uitoefent, moet je daar een duidelijke rechtsbasis voor hebben.
Maar zelfs als juridisch alles klopt, moeten mensen je gezag ook nog
kunnen accepteren. Je gezag moet legitiem zijn.
Europarlementariërs hebben macht. Ook al zijn we met velen, ieder van
ons die zijn of haar taak serieus neemt, krijgt de kans om flink wat
invloed uit te oefenen op Europese wetten. Daarnaast heeft het EP veel
invloed op de jaarlijkse begroting van de Europese Unie en moeten we
instemmen met belangrijke benoemingen. Hetzelfde geldt voor verdragen
waar de EU partij bij wil zijn en voor de vragen in het kader van de
brexit. Juridisch is het ook allemaal wel in orde. Alles wat we doen,
komt voort uit bevoegdheden die in de Europese verdragen zijn vastgelegd
en over onze werkwijze bestaat een vuistdik reglement van orde.
De legitimiteit van ons werk is een ander verhaal. Dat komt in de eerste
plaats door de fysieke afstand. Dat is niet uniek voor de Europese Unie,
want je ziet het ook in de VS, waar veel Amerikanen niets moeten hebben
van de politici ver weg in Washington. In Europa is het echter nog een
groter probleem omdat mensen wel zien dat we moeten samenwerken — daar
komt ie weer — maar helemaal geen behoefte hebben aan een Europese
regering, inclusief parlement.
Sommigen hebben er ook belang bij om die afstand groot te houden, omdat
ze in het gat zijn gesprongen. Ik heb het dan over de lobbyisten die in
overgrote meerderheid de belangen van multinationals vertegenwoordigen.
Of je nu Eurocommissarissen neemt of Europarlementariërs, die banden
treffen ook velen van hen. Het helpt niet echt als de voormalig
voorzitter van de Commissie-Barroso gaat werken bij Goldman Sachs of als
de huidige voorzitter Juncker laat weten zelf op te stappen als zijn
politieke vriend niet de grootste baas van het ambtelijk apparaat mag
blijven.
Kun je die legitimiteit vergroten? Transparantie van de besluitvorming
kan helpen. Het is fantastisch dat het Hof van Justitie vindt dat de
onderhandelingen tussen parlement en Raad over de Europese wetgeving
niet langer geheim moeten zijn. Maar het zit dieper. Zolang mensen geen
Europese regering willen, is er geen echte legitimiteit. En dan helpt
het ook niet dat het Europees Parlement miljoenen steekt in voorlichting
en daarbij vooral de mensen benadert die wel een goed gevoel hebben bij
de Europese Unie en alle anderen, zeker de helft van de bevolking in
Europa, bij voorbaat afschrijft.
Daar komt nog iets bij. Binnen de Europese verdragen is de markt heilig
verklaard. De onzichtbare hand van de markt beheerst ieders leven en de
Europese instellingen zien daarop toe. Hooguit wordt in de marge weleens
een maatregel aangenomen die de markt een beetje beperkt, maar voor
echte verandering is het nodig dat de verdragen zelf worden herschreven
zodat bijvoorbeeld wordt erkend dat sociale rechten of milieu
belangrijker zijn dan ongebreidelde marktwerking. Met transparantie, het
doorbreken van het old boys network en het aan banden leggen van de
markt kun je werken aan meer legitimiteit. Maar zolang de legitimiteit
ontbreekt, rest er maar één conclusie: beperk de macht. En laat de
Europese Commissie en het Europees Parlement daar nu juist niet goed in
zijn. Zij willen alleen maar meer macht en daarmee wordt de kloof steeds
groter en de kans op een afstand eveneens.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Jong. Dan geef ik nu het woord aan de heer Asscher
namens de PvdA.
De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Zeker zijn dat Europa bescherming biedt. Dat is
wat we willen: bescherming tegen terreur, onveiligheid,
klimaatverandering, bescherming van werknemers. Dat is het Europa waar
we naartoe moeten. Er zijn vorige week beelden uitgelekt van een bezoek
van de Franse president Macron aan Mark Rutte. Hij let even niet op,
maar dit betreft hem. Je ziet op geheime kameropnames dat Macron in het
Torentje wordt rondgeleid — het duurt niet heel lang — en dat hij uit
het raam kijkt. En je ziet hem denken: wauw, wat een onwijs gaaf
vijvertje. Daar wordt een coalitie gebouwd. Dat is wat je daar ziet. Dat
moet ook, want klagen over Europa helpt niet. Alleen de risico's
schetsen helpt niet. Een nexit beloven waardoor we allemaal onze baan
kwijtraken helpt niet. We zullen Europa moeten veranderen. Dat is
uiterst urgent, zeker in tijden van de brexit.
Een van de belangrijkste dingen, in mijn ogen een van de grondoorzaken
van die brexit, is dat arbeidsmigratie in feite leidt tot oneerlijke
concurrentie tussen werknemers. Je bent je baan kwijt omdat een ander
het goedkoper doet dan jij het mag doen volgens de regels van je land.
Het is een veenbrand in Europa. Verdringing vindt plaats. Er zijn eerste
stappen gezet, maar willen we daar verder in zodat ook de sociale
premies en de pensioenpremies niet langer gebruikt kunnen worden als een
businessmodel voor de grote bedrijven om arbeid goedkoop te houden en
werknemers te knechten, dan moet daar een coalitie worden gesloten. Het
is belangrijk dat minister Koolmees daarmee aan de slag gaat — hij is
daarmee aan de slag — maar het gaat alleen werken als premier Rutte bij
ieder gesprek met Macron en anderen het belang van het tegengaan van die
oneerlijke concurrentie benadrukt. Dus mijn vraag is: heeft hij dat
gedaan met Macron en is hij bereid, naast de coalitie van de zeven
zuinige dwergen van Hoekstra — niet te veel bevoegdheden en niet te veel
geld, hartstikke goed — ook een sociale coalitie te bouwen? Daar hoort
Frankrijk in.
Twee. Er wordt heel veel belasting betaald door werknemers en heel
weinig door aandeelhouders. Kapitaal wordt steeds minder belast en
Nederland doet daar vrolijk aan mee. Dat betekent dat arbeid steeds
duurder wordt. De vraag is hoe de minister-president aankijkt tegen de
uitvoering van de motie-Ploumen c.s. om een race naar de bodem tegen te
gaan. Is de Nederlandse regering bereid het mogelijk te maken om op de
een of andere manier, linksom of rechtsom, ook een belasting van de
grote techreuzen mogelijk te maken? Dat is belangrijk. De winst vloeit
naar een aantal ongetwijfeld sympathieke miljardairs in de VS, maar we
hebben die belastingen ook nodig om het onderwijs en de zorg vorm te
geven.
De heer Verhoeven (D66):
Ik was een beetje laat. De heer Asscher heeft er een flink tempo in
zitten. Maar ik schrok even van wat hij zei. Hij zei op een gegeven
moment hele mooie dingen over arbeidsmigratie en hij stelde daar hele
goede vragen over. Maar toen zei hij: niet te veel bevoegdheden, niet te
veel geld, hartstikke goed. Is dat nu de nieuwe koers van de Partij van
de Arbeid: niet te veel geld, niet te veel bevoegdheden, hartstikke
goed? Wordt dat de leus voor volgend jaar? Ik herinner me nog een debat
vorige week hier met de heer Asscher. Toen heeft hij mij echt de maat
genomen over de hele aanpak van D66 met betrekking tot het Meerjarig
Financieel Kader. Hij had toen een hele andere toon. Kan de heer Asscher
aangeven waar de PvdA nu staat als het gaat om de Europese Unie?
De heer Asscher (PvdA):
Jazeker, dank voor deze vraag. Ik was al benieuwd: zou Kees nog gaan
twitteren? Vandaag nog niet.
De heer Verhoeven (D66):
Jawel hoor!
De heer Asscher (PvdA):
Ik heb de minister-president gecomplimenteerd met het feit dat er nieuwe
coalities worden gesloten. Ik heb die kort getypeerd op de manier waarop
hij dat zelf zou doen. Het is niet mijn lijn. Ik vind wel dat we heel
zuinig moeten zijn met ons geld. In het debat waar u eerder aan
refereerde, heb ik betoogd dat als het gebruikt wordt in het Nederlands
belang, bijvoorbeeld voor een effectiever migratiebeleid of een beter
veiligheidsbeleid, ik echt niet van tevoren ga zeggen dat er geen cent
bij mag. Dat vind ik niet realistisch en daar waren we het toen over
eens. Als het om bevoegdheden gaat: ik ben een voorstander van de
Europese aanpak van arbeidsmarktfraude, maar je moet wel heel goed
uitkijken. We gaan niet alle bevoegdheden overdragen. Ik heb samengevat
— dat ging inderdaad heel snel, het ging bliksemsnel — hoe die coalitie
van de zeven dwergen er nu uitziet. Ik heb gezegd dat het goed is dat er
nieuwe coalities worden gesloten. Maar misschien nog wel belangrijker is
een sociale coalitie met Frankrijk om te zorgen dat die oneerlijke
concurrentie niet doorgaat. Ik hoop op uw steun.
De heer Verhoeven (D66):
Prachtig. De heer Asscher heeft mij een paar weken geleden bevraagd over
eerlijke Europese politiek. We moesten zorgen dat het draagvlak voor
Europa vergroot werd door meer leiderschap. Wat de heer Asscher nu tegen
me zegt, klinkt heel herkenbaar. Maar als de heer Asscher zegt "niet te
veel geld, niet te veel bevoegdheden, hartstikke goed", dan is dat echt
een heel ander verhaal dan wat de heer Asscher net tegen me zei. Ik zou
de heer Asscher dan ook willen vragen: ga zelf ook niet met mooie
slogans proberen kiezers te paaien, terwijl je eigenlijk in je hart
juist wel bent voor bevoegdheden waar dat nodig is, en je heel duidelijk
bent over het feit dat meer geld niet uit te sluiten is. Dus bedrijf
alsjeblieft niet de politiek van Rutte, het een zeggen en het ander
doen, waar we altijd van hebben gezegd dat dat nou juist zo gevaarlijk
is.
De voorzitter:
De heer Asscher.
De heer Verhoeven (D66):
Daarom was ik zo blij met de speech van de premier laatst, omdat hij nu
wel zei: we gaan dit doen en daar zijn we duidelijk over.
De heer Asscher (PvdA):
Er was blijkbaar sprake van verwarring bij de heer Verhoeven. Die lijkt
opgehelderd. Ik ben daar blij om. Ik ga door met mijn betoog.
De voorzitter:
De heer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Er lijkt sprake van wat irritatie bij de heer Asscher. Ik vraag hem nu
op de man af wat de lijn van de Partij van de Arbeid is. Dat is dus
niet: minder bevoegdheden, minder geld, hartstikke goed?
De heer Asscher (PvdA):
Op de man af: ik had die vraag al beantwoord. Toen ging u hem nog een
keer stellen. Dat is prima. Als ik geïrriteerd ben, merkt u het echt.
Dat ziet er heel anders uit. Het komt bijna nooit voor.
De voorzitter:
Dat willen we ook niet meemaken.
De heer Asscher (PvdA):
Mevrouw Arib kan het vertellen. De lijn van de Partij van de Arbeid is:
zuinig met het geld, maar niet van tevoren zeggen dat er geen cent bij
mag als dat in het belang van Nederland zou zijn, bijvoorbeeld voor een
effectiever migratiebeleid, voor meer veiligheid of omdat het in het
kader van de klimaatverandering nodig is. Dat heb ik toen ook
aangegeven. Waar het om de bevoegdheden gaat: ik steun de bevoegdheden …
Het is een letterlijke herhaling, maar er bestaat behoefte aan. Ik zie
aan het gezicht van de heer Verhoeven dat hij steeds vrolijker kijkt.
Dat hebben we een aantal weken niet gezien. Fijn! Ik steun dus wat dat
betreft de Europese aanpak van de arbeidsmarktfraude, want het is een
grensoverschrijdend probleem. Daar moeten we dus niet te kinderachtig in
zijn. En ik had een compliment gegeven aan het kabinet dat er een
coalitie gevormd is met een aantal landen. Maar mijn oproep, klemmende
oproep, urgente oproep is om ook een sociale coalitie te vormen.
Voorzitter. De brexit. We hebben daarover gesproken. Ik denk dat dit een
goed moment is, als je het hebt over de Staat van de Europese Unie, na
die existentiële crisis zoals die zich aftekende en de buitengewoon
onzekere onderhandelingen die nu moeten gaan plaatsvinden, waarbij, als
je de Engelse pers moet geloven, er nog steeds geen positie bepaald is
op een aantal cruciale elementen, om met elkaar uit te spreken dat vrome
woorden over handelsverdragen niet voldoende zijn. De Nederlandse
positie moet zijn dat er alleen handelsverdragen kunnen worden gesloten
met een Verenigd Koninkrijk buiten de Europese Unie als die leiden tot
verbeterde standaarden voor werknemers, milieu, veiligheid et cetera.
Want als we dat niet doen, dreigt er wel degelijk een erosie van wat
bereikt moet worden in de bescherming van de Europeaan.
Voorzitter. Het vierde punt, waar eerder ook over gesproken is, onder
anderen door de heer Omtzigt, is de rechtsstaat in Europa. Hier is een
belangrijk moment om namens het kabinet ook aan te tonen dat die
waarden, de oerbelofte, boven kortetermijnonderhandelings- of financiële
belangen gaan. De Europeaan moet erop kunnen rekenen dat de rechtsstaat
veilig is en dat de rechtspraak onafhankelijk is. Dat betekent dat ook
al bij de begrotingsonderhandelingen in de richting van landen die
daarmee nu echt de verkeerde kant opgaan, met name Polen en Hongarije,
een heel duidelijke en harde lijn moet worden gekozen. Als je dat
namelijk niet nu doet, als je niet nu duidelijk maakt dat het een
waardengemeenschap is, meer dan alleen maar markt, dan dreigt die erosie
verder te gaan en dan valt op een andere manier het draagvlak onder de
Europese Unie weg. Wat dat betreft vind ik sowieso de eenzijdige of soms
gemakzuchtige idealisering van de markt onvoldoende. Het stokpaard van
premier Rutte, de verdere liberalisering van diensten, mag niet
neerkomen op nieuwe vormen van sociale dumping via de achterdeur, als
een Bulgaarse loodgieter met een e-card aan de slag kan in Nederland en
daar op een oneerlijke manier kan concurreren tegen een Nederlandse
loodgieter. Het is heel belangrijk om voorwaarden te stellen aan
handelsakkoorden, voorwaarden te stellen aan verdere liberalisering,
voorwaarden te stellen aan het voltooien van de markt, want het gaat
niet om de markt, het gaat om de mensen in Europa, en die hebben
behoefte aan bescherming.
Het is, ten slotte, belangrijk om vast te stellen dat de verandering die
nodig is, ook kansen inhoudt: kansen voor meer groei, kansen voor een
ander soort economie, kansen voor een groenere economie en kansen voor
meer innovatie in Europa. We hebben een verlanglijst, waarover volgens
mij consensus bestaat in dit parlement, van hoe we zouden willen dat de
Europese begroting zich ontwikkelt: meer aandacht voor innovatie, meer
aandacht voor onderzoek en minder klassiek landbouwbeleid. Het is
buitengewoon belangrijk, want het moet niet alleen gaan over beschermen
maar ook over de kansen op vooruitgang die Europa biedt. Daar hebben de
Europeanen recht op.
Tot slot, voorzitter. Ik denk dat het aardig zou zijn als onze premier
bij het tegenbezoek in ieder geval zou veinzen dat hij het Elysée ook
een aardig kantoor vindt, want zo bouw je coalities. Macron is nog
steeds ondersteboven van het vijvertje. Hij is degene die het wat
betreft de Detacheringsrichtlijn vlot heeft getrokken. Hij zou een
partner kunnen en moeten zijn om een socialer Europa mogelijk te maken:
niet alleen een Europa van de markt, maar ook een Europa van de
mensen.
Mevrouw Leijten (SP):
De heer Asscher heeft in het vorige kabinet heel veel werk verzet om de
Detacheringsrichtlijn op de agenda te krijgen en ook aangenomen te
krijgen. Wij hebben dat altijd gesteund. Als je ziet dat medewerkers
nadeel ondervinden van de interne arbeidsmarkt, dan moet je dat
beperken. Maar het probleem is uiteindelijk dat de Europese Unie doet
alsof de arbeidsmarkt Europees is, van Polen tot Portugal en van Zweden
tot Griekenland. Erkent de Partij van de Arbeid dat je eigenlijk niet op
die manier naar de arbeidsmarkt binnen Europa zou moeten kijken?
De heer Asscher (PvdA):
Daar ben ik het zeer mee eens. We kregen steun van de SP. We kregen dat
toen niet van de VVD. Ik heb net van de heer Mulder gehoord dat hij het
nu steunt. Dat vind ik echt winst, want uiteindelijk tast het ook het
geloof aan van heel veel kleinere werkgevers en ondernemers in
Nederland, die te maken hebben met concurrentie van grote conglomeraten,
waar ze niet tegenop kunnen. De arbeidsmarkt is Europees in de zin dat
het een groot goed is dat je ergens anders kunt gaan werken. Maar een
Europese arbeidsmarkt waarop in feite op kosten wordt geconcurreerd,
waarbij bedrijven dus de kosten van arbeid op een kunstmatige manier
kunnen drukken, waartegen werknemers zich amper kunnen verzetten omdat
ze in hun land niet de organisatiekracht hebben om daar tegen op te
komen, is nooit de bedoeling geweest. De Europese belofte was er een van
voorspoed, welvaart en vrede, niet van steeds lagere lonen en steeds
slechtere arbeidsvoorwaarden. Het feit dat het VK er in 2004 voor heeft
gekozen om de arbeidsmarkt open te gooien en niet de zeven jaar te
gebruiken — ja, ik weet het: een Labourregering was toen
verantwoordelijk — heeft, denk ik, de kiem gezaaid van de onvrede die
heeft geleid tot de brexit. Je kan er nu eenmaal niet tegenop
concurreren. Ik ben heel trots op de stappen die we gezet hebben. Daar
is heel hard aan gewerkt, ook door deze premier. Maar ik ben er ten
diepste van overtuigd dat we nu de volgende stap moeten zetten en dat
dat alleen maar lukt als we het heel belangrijk maken.
Mevrouw Leijten (SP):
De volgende stap die de Europese Commissie zet, is die van een Europese
arbeidsautoriteit. Ze zegt niet: "De arbeidsmarkten zijn ontzettend
verschillend, op het punt van loon, van arbeidsomstandigheden en van
taal. Daarom zouden we eigenlijk moeten zeggen: daar waar er wel sprake
is van een Europese arbeidsmarkt, laten we die toe maar we categoriseren
dat niet." Dat zou dus eerder een stapje terug zijn: iets meer aan de
lidstaten en iets minder aan Europa. Nee, de Europese Commissie zet een
volgende stap en zegt: geef ons die bevoegdheid van arbeidsinspectie ook
maar. Die arbeidsautoriteit is namelijk de opmaat daarnaartoe. Ik vraag
me het volgende af. De Partij van de Arbeid zegt: nee, je kunt niet
zeggen dat er een Europese arbeidsmarkt is, van Polen tot Portugal en
van Zweden tot Griekenland. Maar dan kun je toch eigenlijk ook niet met
die volgende stap bedoelen dat er zo'n Europese arbeidsautoriteit gaat
komen?
De heer Asscher (PvdA):
Het is heel grappig, want dat zie ik dan weer totaal anders. Ik heb
ervaren hoe moeilijk het is om de inspecties te laten samenwerken, om in
het geval van onderbetaling bij het werk aan de A2 iedereen bij elkaar
te hebben om aan te tonen dat er gefraudeerd is en dat er onderbetaald
wordt en om werknemers hun geld terug te bezorgen. Dat is gewoon
hartstikke lastig. Er zal altijd grensoverschrijdende arbeid zijn — dat
is prima — maar ik juich het toe dat je dan misbruik op een slimme
manier samen aanpakt. Ik zie het dus heel anders. Ik zie het niet als
een arbeidsautoriteit die het arbeidsmarktbeleid gaat vormgeven. Nee,
het gaat echt om handhaving en controle, om het aanpakken van fraude.
Volgens mij hebben wij daar enorm belang bij. We zijn het eens over de
diagnose, maar ik vind dit juist de ogen sluiten voor iets wat kan
helpen. Nee, de inspecties moeten het maar alleen doen. Ik heb
tientallen bilaterale afspraken moeten maken met andere inspecties
toentertijd. Dat was een enorm gedoe; dat kan veel gemakkelijker en veel
effectiever. Dat is in het belang van de werknemers.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Asscher. Mevrouw Leijten, we hebben geen afspraak
gemaakt over het aantal interrupties, maar u scoort enorm hoog. Dat is
niet eerlijk voor de anderen. Ik wil het eigenlijk hierbij laten. Dank u
wel. We gaan naar de heer Tang, namens de PvdA en het Europees
Parlement.
De heer Tang (EP/PvdA):
Voorzitter. We zijn Europa vergeten te verdedigen. Dat riep Emmanuel
Macron tijdens zijn Sorbonnespeech. Er zijn inderdaad veel te weinig
nationale politici die durven te spreken over en voor Europese
samenwerking. Ik zou graag Mark Rutte aan het rijtje van visionaire
politici hebben toegevoegd, ware het niet dat de toespraak in Berlijn
plaatsvond, in het Engels was en niet voor het Nederlands publiek
gediend leek. We mochten het niet horen en bovendien was het wel een
heel herkenbaar VVD-verhaal: veel markt, weinig democratie. Dat is
precies waar mensen een gloeiende en groeiende hekel aan hebben. Het
Europa van achterkamertjes, bureaucratie en concurrentiedwang. En veel
markt, want het moet digitaal, het gaat over dienstenkapitaal, terwijl
de misstanden van de markt nog steeds de aandacht vragen van het
Europees Parlement. Gebrek aan privacy bij Google en Facebook,
schijnconstructies op de arbeidsmarkt, zoals net weer werd uitgelegd
door Lodewijk Asscher, de rotzooi op de bankbalans, de
belastingontwijking, om maar een paar van die misstanden te
noemen.
Het zal u niet verrassen dat ik er eentje extra wil uitlichten en dat is
belastingontwijking. Het onderliggende probleem is dat de winstbelasting
volstrekt verouderd is. Die komt nog uit de tijd dat Philips gloeilampen
maakte en in Eindhoven zat. Het gevolg is dat de tarieven van de
winstbelasting steeds meer onder druk staan. Nu liggen er twee
voorstellen om dat fundamenteel te veranderen. Het eerste is een
gemeenschappelijke grondslag voor de winstbelasting, waarvoor het
Europees Parlement ruime steun gaf — tweederdemeerderheid heeft zich
ervoor uitgesproken — waardoor niet langer de bedrijven, maar de landen
bepalen waar bedrijven winst maken en belasting betalen. Dat is een
fundamentele verandering. Het tweede voorstel is een omzetbelasting op
techgiganten, omdat uit Trumps Amerika de oplossing niet zal komen. De
vraag is dan ook welke positie het Nederlandse kabinet zal betrekken op
deze twee fundamentele en gezichtsbepalende onderwerpen. Gaat Nederland
door als belastingpiraat en trekt het gezamenlijk op met de andere
belastingpiraten Malta en Ierland, of durft Nederland te hervormen, te
moderniseren en gaat het constructief aan tafel, zodat er nog dit jaar
een besluit valt? Dat is de vraag.
Veel markt en weinig democratie. In de Berlijntoespraak is geen voorstel
te vinden om Europa democratischer te maken. Het is daarmee een keuze
voor de politieke achterkamers, waarbij parlementen, ook het nationale
parlement, op afstand staan. Het is voor een bureaucratisch Brussel, dat
vervolgens de klacht krijgt dat er te veel regels zijn, dat die regels
niet worden nagekomen en dat het te veel geld kost. Voor dat Europa zou
ik in mei 2019 niet naar de stembus gaan. Europa moet politieker en
democratischer. Daarom vind ik de woorden van Kees Verhoeven
interessant. Ik heb hem een aantal voorstellen horen doen, zoals het
recht van initiatief voor het Europees Parlement, Europese kieslijsten,
een gekozen voorzitter van de Commissie. Ik kom niet elke dag in Den
Haag, dus ik hoor heel graag welke van de voorstellen van D66 dit
kabinet gaat overnemen. Noemt u mij er een.
Democratie is immers een essentieel onderdeel van het Europese model en
onze wijze van leven. Daar mogen we trots op zijn, dat moeten we
uitdragen, in en buiten Europa. Vandaag is de top in Varna. Een top is
eigenlijk niet het goede woord. Het lijkt meer op een fotomoment voor
Recep Erdogan om te laten zien dat hij toch nog welkom is in de Europese
Unie. Dat is eigenlijk een gemiste kans voor de Europese Unie. Het is
een gemiste kans om invloed uit te oefenen op de ernstige afbraak van de
Turkse democratie. De Partij van de Arbeid zou graag een harde
principiële houding tegenover Erdogan zien en tegelijkertijd inzetten op
programma's die de Turkse bevolking helpen. Laat de democraten in de
Turkse samenleving niet in de steek. Ik hoop van harte dat het kabinet
dit onderschrijft, want ook buiten Europa moeten wij Europa en haar
waarden en idealen verdedigen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Tang. Voordat ik het woord geef aan mevrouw Van der
Graaf wil ik de minister-president het woord geven voor een
mededeling.
Minister Rutte:
Dank daarvoor, mevrouw de voorzitter. Het kabinet heeft u zojuist om
15.00 uur een brief gestuurd teneinde de Kamer te informeren over de
laatste stand van zaken met betrekking tot de aanslag in Salisbury op 4
maart jongstleden.
Zoals bekend heeft de Europese Raad op 22 maart de aanslag in de sterkst
mogelijke bewoordingen veroordeeld en volledige solidariteit betuigd met
het Verenigd Koninkrijk. De staatshoofden en regeringsleiders van de
Unie waren het eens met de analyse van het Verenigd Koninkrijk dat het
zeer waarschijnlijk is dat Rusland verantwoordelijk is en dat er geen
geloofwaardige alternatieve verklaring is.
We delen de overtuiging dat deze aanval niet zonder gevolgen kan
blijven. Samen besloten we de EU-ambassadeur in Moskou terug te roepen
voor consultaties. Voorts spraken we af dat de lidstaten zullen
overleggen over eventuele aanvullende maatregelen die bilateraal genomen
kunnen worden. Vanmiddag heeft daartoe een speciaal ingelaste
vergadering van EU-ambassadeurs in Brussel plaatsgevonden.
Het Nederlandse kabinet heeft in nauw overleg met internationale
bondgenoten en partners besloten dat twee Russische
inlichtingenmedewerkers, die op de Russische ambassade werken, niet meer
welkom zijn in ons land. Ze zijn in Nederland werkzaam op de Russische
ambassade. Nederland zal de Russische Federatie hierover vandaag
informeren. Een aantal andere EU-lidstaten en NAVO-bondgenoten hebben
gelijksoortige maatregelen genomen of zullen die op korte termijn
nemen.
We roepen Rusland op om mee te werken aan het onderzoek en volledige
openheid te geven over zijn chemischewapensprogramma aan de OPCW. We
blijven tegelijkertijd investeren in de dialoog over belangrijke
vraagstukken als veiligheid en non-proliferatie.
Mevrouw de voorzitter, dank dat ik de gelegenheid kreeg om deze
mededeling te doen.
De voorzitter:
Dank u wel. De brief komt naar de Kamer. We hebben er belang bij dat de
Kamer eerder wordt geïnformeerd dan de media. Vandaar dat het belangrijk
is dat de minister-president de gelegenheid krijgt om daar iets over te
zeggen. Dan wil ik nu eigenlijk het woord geven aan mevrouw Van der
Graaf namens de ChristenUnie.
De heer Omtzigt (CDA):
Kunnen we even een paar minuten schorsen, voorzitter? Met excuses aan
mevrouw Van der Graaf.
De voorzitter:
Ja, dat vind ik prima, als iedereen het daarmee eens is. Geeft
niet.
Mevrouw Leijten (SP):
Als er zo'n semipersconferentie in ons parlement wordt gehouden, vind ik
dat we de brief moeten hebben en leestijd moeten krijgen.
De voorzitter:
Ik vind het prima om even kort te schorsen. Het is belangrijk dat het
parlement als eerste wordt geïnformeerd. Ik waardeer het daarom zeer dat
de minister-president hier een verklaring aflegt.
De heer Omtzigt (CDA):
Zeker. Ik steun mevrouw Leijten in de vraag om die brief even rond te
laten gaan.
De voorzitter:
Dat is prima. Ik stel een korte schorsing tot 15.15 uur voor.
De vergadering wordt van 15.04 uur tot 15.19 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het notaoverleg over de Staat van de Europese Unie.
We wilden net beginnen met de bijdrage van mevrouw Van der Graaf namens
de ChristenUnie. Het woord is aan mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De tijd is te kort geweest om hier
een uitgebreide reactie te geven op hetgeen we net hebben gehoord, maar
wat het in ieder geval onderstreept, is de samenwerking in Europa op het
gebied van veiligheid. Dat is zojuist in ieder geval duidelijk
geworden.
Voorzitter, ik had willen beginnen met de woorden: "al meer dan zeventig
jaar is Europa het continent van hoop". Hoop op vrede en veiligheid,
hoop op een toekomst voor komende generaties, hoop op democratie,
vrijheid en economische ontwikkeling. Om een continent van hoop te
kunnen blijven is Europese samenwerking instrumenteel, maar we zien ook
dat de Unie voor grote uitdagingen staat gesteld. De situatie aan de
buitengrenzen, de strijd tegen terreur, migratie, klimaatverandering en
een veranderende wereldorde: ze vragen aan de ene kant om antwoorden
vanuit Europa, maar aan de andere kant hebben veel mensen het gevoel
geen invloed meer te hebben op de Brusselse besluitvorming. De
flitsbenoeming van de topambtenaar Selmayr waarover ook nog in het
Parlement gesproken zal worden, is desastreus voor het vertrouwen. We
zullen lessen moeten trekken uit het vertrek van de Britten uit de
Europese Unie. Dat is tekenend. Daarom moeten we dit moment ook
aangrijpen om in gesprek te gaan met elkaar over waar de Unie wel over
zou moeten gaan en waar de lidstaten leidend moeten zijn. Op de grote
thema's van immigratie, klimaat en energie, handel en veiligheid hebben
we baat bij een sterke Europese Unie die de handen ineenslaat in een
turbulente wereld. Maar tegelijkertijd moet de Unie zich niet
bezighouden met onze belastingen, onze pensioenen. Dat is echt een
competentie van de lidstaten zelf.
Voorzitter. De ChristenUnie vindt dat de Europese Unie dienstbaar moet
zijn. Dienstbaar aan de inwoners, dienstbaar aan de lidstaten. En niet
andersom. Het vertrek van de Britten noopt Nederland ook tot het zoeken
naar nieuwe coalities. Zo is de "noordelijke acht" geboren, een
belangrijk tegenwicht tegen een Frans-Duitse as, zo lijkt het. Toch
moeten we ook de samenwerking met Frankrijk en Duitsland niet uit het
oog verliezen, als grote lidstaten in de Unie. Anderen vroegen daar ook
aandacht voor. Graag zou ik daarop een reflectie ontvangen van de
regering, hoe zij hiernaar kijkt.
De ChristenUnie is van mening dat we terughoudend moeten zijn met de
uitbreiding met landen op de Westelijke Balkan, en dat we bovenal moeten
vasthouden aan de geldende eisen voor toetreding. "Strict and fair", zo
noemt het kabinet dit. Het noemen van het jaar 2025, zoals de Europese
Commissie heeft gedaan in haar Balkanstrategie, staat daarmee op
gespannen voet. Hoe ziet de regering dit? Kan de regering aangeven wat
er tijdens de lentetop in Brussel vorige week is besproken over de
agenda van de top in Sofia in mei? Dat zou geen uitbreidings-top moeten
worden. Is dat doel gelukt? Deelt de minister dat het juist in het
belang van het voortbestaan van de Europese Unie als waardengemeenschap
is, om de toetredingscriteria onverkort toe te passen?
Voorzitter. Ik wil ook stilstaan bij de toestand van de rechtsstaat in
Europa. De regering stelt in een reactie op het advies van de Adviesraad
Internationale Vraagstukken dat fundamentele waarden als vrijheid,
democratie, gelijkheid en de rechtsstaat en respect voor de
mensenrechten niet meer vanzelfsprekend zijn: niet in Polen, niet in
Hongarije, niet in Slowakije. De ChristenUnie onderstreept ook de
woorden dat het lidmaatschap van de Europese Unie aan voorwaarden is
verbonden, en als je eenmaal lid bent geworden, vallen die voorwaarden
niet weg.
In het werkprogramma van de Europese Commissie staat dat de Europese
Commissie voornemens is om met voorstellen te komen om de rechtsstaat te
versterken. Ik stel daarbij een paar vragen. Is de regering bekend met
de gedachten van de Commissie op dit terrein, en wanneer verwacht de
Commissie met de voorstellen te komen? Is het de verwachting dat voor
deze voorstellen een verdragswijziging nodig is, of kan dit binnen het
verdrag? Is de regering van mening dat we op dit moment voldoende
instrumenten hebben binnen de verdragen, of niet? Denk ook aan de
artikel 7-procedure die is ingesteld tegen Polen en die zich nu moet
bewijzen. De adviesraad stelt voor om de mogelijkheid van een peerreview
te onderzoeken en daarmee aan de slag te gaan. Betekent de brief die het
kabinet schreef in reactie op het advies van de Adviesraad
Internationale Vraagstukken, dat ook het kabinet dit voorstel omarmt? De
ChristenUnie ziet er echt een meerwaarde in dat lidstaten elkaar kunnen
aanspreken op het delen van de Europese waarden. Dat staat in
tegenstelling tot wat we nu zien gebeuren, namelijk dat Polen wel wordt
besproken, maar Hongarije ermee weg lijkt te komen.
Voorzitter, ik sluit af. Ik begon met de opmerking dat Europa echt een
continent is van hoop. Om dat zo te houden, zullen we echt over moeten
gaan naar een dienstbare Unie en dit momentum moeten aangrijpen om daar
scherpe keuzes in te maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Dalen namens de
ChristenUnie in het Europees Parlement.
De heer Van Dalen (EP/CU/SGP):
Voorzitter. Het is mooi om te zien dat ook hier, net zoals bij ons in
Straatsburg, zo veel jongeren op de tribune zitten. Ik denk dat het gros
van hen ook wel een of meer hobby's zal hebben. Die heb ik ook. Een van
mijn hobby's is het bestuderen van de American Civil War. Wil je iemand
iets laten begrijpen van die periode uit de Amerikaanse geschiedenis,
dan zou je een spreektijd moeten hebben van vier uur in plaats van vier
minuten. Dus ik focus mij even op één aspect uit die tijd, namelijk op
de hamvraag bij wie nou het gezag ligt: ligt dat bij de federale staat
of bij de afzonderlijke lidstaten? Abraham Lincoln heeft geprobeerd die
vraag te beantwoorden in zijn Gettysburg Address. Hij zei toen in ieder
geval dat er een regering moet zijn "of the people, by the people and
for the people". Als je dat zou vertalen naar de dag van vandaag, dan
zou je zeggen: we moeten een overheid hebben waar draagvlak voor is. En
dan komen we, actueel, bij de vragen van de Europese Unie, bij de vraag
over het draagvlak en bij de vraag bij wie het uiteindelijke gezag
ligt.
In Nederland neemt het draagvlak voor de Europese Unie af. De opkomst
bij de Europese verkiezingen daalt al jaren, hoewel het Europees
Parlement veel meer macht heeft gekregen. Het draagvlak wordt ook
bedreigd van een andere kant. Ik denk aan partijen zoals de PVV en de
partij van mevrouw Le Pen, die spreken over een exit: we moeten de
Europese Unie opbreken; allemaal eruit; kappen met die handel. Dat vind
ik zeer bedreigend. De andere kant vind ik evenzeer bedreigend. Politici
als Juncker, Verhofstadt en Macron zeggen dat er eigenlijk maar één
route is: de Verenigde Staten van Europa.
Ik vind beide routes gevaarlijk. De eerste route vind ik riskant omdat
je nu al ziet dat investeerders stoppen met investeren in
Groot-Brittannië, terwijl de brexit er nog niet is. Investeerders gaan
het land uit en op zoek naar andere landen. Ook lees je in rapporten dat
niet alleen de Britse economie gaat krimpen, maar ook die van Nederland
en Duitsland. Die kant moet het dus zeker niet op, want Nederland, met
zijn open economie, met Schiphol en met Rotterdam, zou bij een nexit
waarschijnlijk nog veel hardere klappen krijgen. Maar ook de route van
bijvoorbeeld Macron zie ik niet zitten, want ik denk dat die toch iets
is van een kleine, Brusselse elite. Die zegt dat meer Europa moet, maar
op mijn vele werkbezoeken in het land hoor ik daar eigenlijk niemand
over spreken.
De vraag is dan: wat dan wel? Ik denk dat de overheid terug moet naar
een centraal begrip, namelijk: dienstbaar zijn, for the people, zorgen
dat we ons inzetten voor de mensen. En wat betekent dat concreet in
Europa, in de Europese Unie? Nou, ik denk bijvoorbeeld aan een begroting
die niet altijd maar groeit, maar op maat wordt gesneden. En als er een
lidstaat uit gaat, dan krimpt die begroting ook. Ik denk aan een
begroting waaruit niet alleen wordt meebetaald aan fietspaden in
Gelderland en Overijssel. Ik denk aan een begroting die er echt is als
regionale fondsen werking hebben, namelijk in de arme regio's van
Europa. Ik zie het bijvoorbeeld ook bij het aanpakken van social
dumping. Gelukkig begint dat nu te komen. Daar ben ik erg blij mee, maar
we zijn er nog lang niet. Op dat soort thema's moet Europa zich richten.
Of op innovatie. We hebben in Nederland een prachtige innovatieve
methode ontwikkeld: de pulskorvisserij. We laten ons die toch niet
afpikken? Dat is een geweldige innovatie. Het moet ook focussen op
godsdienstvrijheid en mensenrechten. Hoe kan het toch dat een land als
Pakistan het grootste gedeelte krijgt uit het zogenaamde "generieke
preferentiële stelsel", terwijl daar christenen en ahmadi's structureel
worden achtergesteld? Een Europa dat zich op dat soort zaken focust,
geeft meerwaarde en laat zien dat het gaat om meer dan geld en macht
alleen. Naar zo'n Europa moeten we toe. Ik ben blij met de koers van
deze regering en ook met de speech van meneer Rutte in Berlijn, waarin
hij zei dat we die kant opgaan. Dus laten we daarmee voortgaan. Dan
kunnen we steun en draagvlak winnen bij de bevolking.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Keurig, u bent zonder papier precies binnen de vier minuten
spreektijd gebleven!
Dan de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. Zo zie je maar weer dat het een beetje afhangt van wie je
bent voor hoe je naar dingen kijkt. De heer Van Dalen van de
ChristenUnie beschrijft de Civil War in termen van wie het voor het
zeggen heeft. Wij als Partij voor de Dieren zien het als de ultieme
emancipatiestrijd, die werd gewonnen door de goeien. Misschien had hij
het over de Onafhankelijkheidsoorlog in plaats van over de Civil War.
Dat terzijde.
Voorzitter. Een tien met een griffel en een zoen van Claude Juncker: zo
werd Selmayr de nieuwe secretaris-generaal van de EU. Hoe promoveert nou
een EU-ambtenaar als bij toverslag tot secretaris-generaal van de
Europese Commissie? Welnu, het recept blijkt even simpel als verdacht:
iedere Europese Commissaris krijgt bij vertrek vijf jaar lang een chique
wachtgeldregeling, een kantoor in Brussel, een auto met chauffeur en
twee assistenten; helemaal top! Die belofte, die werd onthuld door de
Franse krant Libération, deed Martin Selmayr om zich te verzekeren van
zijn benoeming. Waar het ook om gaat, is dat hij alleen maar
verantwoording hoeft af te leggen aan de voorzitter. Zolang we genoegen
nemen met dergelijk nepotisme en ondemocratische besluitvorming, is het
debat over de Staat van de EU niet meer dan een rituele dans, een wassen
neus, een belediging voor de democratie. Het is een voorbeeld van de
staat van ontbinding waarin Brussel zich bevindt, zoals mijn
fractievoorzitter dat weleens omschreef. Ze dronken een glas, deden een
plas en lieten Brussel zoals het was. Maar morgen is de hoorzitting
hierover, en nu het volgende schandaal rondom de benoeming zich heeft
aangediend, namelijk de voorkennis van de heer Selmayr, is er een nieuw
moment om te bepalen of op dit punt de benoeming geen rituele dans is.
Dus: glas, plas, was, of grote schoonmaak? Wat vindt de premier? Graag
een reflectie.
Voorzitter. Als het gaat om de staat van Europa, lijkt de opdracht nog
steeds dat de euro moet overleven, desnoods ten koste van de nationale
democratie. Gaat het mis met de banken, dan is er een Europese
bankenunie nodig. Gaat het mis met de veiligheid, dan wordt er een
Europees leger geopperd. De mars naar de "ever closer Union" wint met
Junckers State of the Union dus nog immer aan gewicht. Misschien kan de
premier nog eens even goed toelichten waar hij op dit moment met zijn
groep van acht daar zo van aan het afwijken is. En aan welke punten
kunnen we hem nou echt houden? Hij heeft immers de schijn tegen, waarbij
hij in Nederland een hard standpunt ophoudt, maar de reis naar Brussel
hem omtovert tot een loyale eurometselaar. Hij is een rekbaar en
plooibaar kauwgommens, een toverbal die van kleur verschiet, al naar
gelang waar hij is.
De hoeveelheid energie die Brussel steekt in vrijhandelsakkoorden staat
in schril contrast met de energie die gestoken wordt in het beter
beschermen van de Europese waarden. Het huidige Europa sluit dieren
massaal op in megastallen, roeit plant- en diersoorten uit, plundert de
zee en ontwricht ecosystemen wereldwijd. En als het even kan, misbruiken
we de vrijstelling voor eigen gewin en krijsen "onrecht!" als dat
doorzien wordt. Denk hierbij aan de pulskorvisserij, die net werd
bezongen. Een voornaam bezwaar is dat in de grotere EU blijkt dat regels
zich niet naar het hoogste niveau ontwikkelen, maar naar het laagste
gemeenschappelijke niveau. Een gelijk speelveld lijkt het toverwoord,
vooral voor liberalen, maar het is een speelveld dat in toenemende mate
ver onder het ecologische maaiveld ligt. Denk in dit verband ook aan de
diertransporten in Europa, waar mijn collega zo nog dieper op ingaat.
Diertransporten die, eenmaal buiten Europa, volstrekt vogelvrij zijn,
terwijl op dit gebied op Europees niveau moties aangenomen zijn. Zou het
niet voor Nederland pleiten als diertransporten naar buiten de EU
verboden zouden worden? Graag een reactie.
Voorzitter, ik rond af. Het roer moet om. Een nieuwe koers voor Europa,
met samenwerking gericht op verwezenlijking van idealen, duurzaamheid,
mededogen, vrijheid en verantwoordelijkheid. Zo'n Europa bestaat uit
zelfstandige landen, die democratisch besluiten om grensoverschrijdende
zaken gezamenlijk aan te pakken. Kan de minister-president daarop een
reflectie geven?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Raan. Ik geef het woord aan mevrouw Hazekamp
namens de Partij voor de Dieren in het Europees Parlement.
Mevrouw Hazekamp (EP/PvdD):
Dank u wel, voorzitter. De titel van het werkprogramma van de Europese
Commissie voor 2018 is: een verenigder, sterker en democratischer
Europa. Mooie woorden, maar wie verder leest, merkt dat het vooral holle
woorden zijn. Brussel wil namelijk het vetorecht van landen nog meer
beperken, met zogenoemde passerelle-clausules. Bestaande Europese
verdragen worden hiermee omzeild, net als de Tweede Kamer, want die mag
niet stemmen over deze slinkse verdragswijzigingen. Voorzitter, hoe
democratisch is dat?
Terwijl de Europese Commissie in haar plannen ongegeneerd uitlegt hoe ze
de macht nog verder naar Brussel trekt, mag u raden hoe vaak de woorden
"dieren" en "dierenwelzijn" in die plannen voorkomen. Precies: nul keer.
En dat terwijl de Commissie zich zou moeten realiseren dat het
verbeteren van dierenwelzijn een van de weinige aspecten is waarover men
het in Europa roerend eens is. De burgers zijn eensgezind.
Ondertussen denderen vrachtwagens vol levende dieren voort. Veewagens
rijden niet alleen door Europa, maar ook over de Europese grenzen heen,
naar Turkije, naar Israël, naar Libanon, naar Qatar en naar vele andere
bestemmingen. Miljoenen dieren worden onder verschrikkelijke
omstandigheden vervoerd. De regels om deze dieren te beschermen, worden
massaal en structureel genegeerd, zeker op het moment dat de dieren de
Europese Unie verlaten.
Dierenhulporganisaties als Eyes on Animals en Animals International
maakten verschrikkelijke beelden van deze brute transporten. Veel mensen
thuis zagen die beelden. Ruim 1 miljoen mensen riepen in een petitie op
om deze diertransporten te stoppen. En wat doet Brussel? Helemaal
niets!
Voorzitter. Hoe democratisch is dat? En hoe diervriendelijk is dat? De
situaties waar deze dieren in terechtkomen, zijn zo schrijnend dat
Europa direct alle veetransporten naar niet-Europese landen zou moeten
stoppen. En als Brussel het niet doet, gaat Nederland dan de eerste stap
zetten? De regering is het toch ook met mij eens dat deze
diertransporten niet langer doorgang kunnen vinden?
Voorzitter. Het oogluikend toestaan van overtredingen is onacceptabel,
maar hoe zit het met het doelbewust toestaan van overtredingen? Ik wil
vandaag twee voorbeelden aan u voorleggen. Allereerst de
pulskorvisserij. Mijn collega Van Dalen noemde het al. Nederland verhief
deze verboden techniek tot standaardvisserijmethode voor platvis,
ondanks dat het elektrisch vissen slechts bij hoge uitzondering werd
toegestaan in Europa, ondanks protesten van milieuorganisaties en zowat
de hele Europese Unie. Werkt Nederland al aan een sanering van deze
pulskorschepen nu het Europees Parlement Nederland teruggefloten
heeft?
Een tweede voorbeeld: de mestderogatie. De Nederlandse veehouderij mag
van Brussel veel meer mest uitrijden dan andere landen. Het kabinet wil
dat dit zo blijft. Het kabinet kiest daarmee voor handhaving van de
bio-industrie, ondanks mestfraude en ondanks fraude met koetjes en hun
kalfjes. De Partij voor de Dieren heeft de Europese Commissie inmiddels
opgeroepen om geen nieuwe derogatie te verlenen aan Nederland, om een
einde te maken aan mestvervuiling en ook om de verleende subsidies aan
frauderende bedrijven terug te eisen. Het ziet ernaar uit dat het
Nitraatcomité in april een besluit neemt over het Nederlandse
derogatieverzoek. Maar, hoe dan ook, de voorwaarden zullen zeker
aangescherpt worden.
Voorzitter, tot slot. Als de regering er alles aan doet om het
milieubeleid te ondermijnen, staat zij dan eigenlijk wel achter dat
milieubeleid?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Hazekamp. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer
Bisschop namens de SGP-fractie.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Omdat zo ongeveer iedereen uitgeput in de bankjes
neergezegen is, wilde ik maar met een quizvraag beginnen. Ik moet zeggen
behalve de minister van Buitenlandse Zaken, want ik zie hem overeind
schieten en de oren spitsen. Een uitspraak: soms denk ik dat ik net zo
goed tegen de maan kan blaffen. Van wie, van welke staatsman is deze
uitspraak? Terecht! Dat is een uitspraak van onze minister-president die
hij vorig jaar deed rond de tijd van het debat over de Staat van de
EU.
Inmiddels lijkt het erop dat er binnen de EU wel degelijk naar Nederland
wordt geluisterd. Samen met zeven andere lidstaten nam Nederland het
initiatief in de discussie over de eurozone.
De voorzitter:
Ik dacht dat u meer quizvragen had. Dat was het?
De heer Bisschop (SGP):
Ik zei dat ik begon met een quizvraag. Ik zal het even herformuleren:
wilde ik maar met één quizvraag beginnen.
Premier Rutte formuleerde drie treffende uitgangspunten voor de toekomst
van de EU. Ik dank het kabinet daarvoor, maar ik voeg daar meteen aan
toe dat de EU en de EMU nog steeds gehinderd worden door een aantal
weeffouten die nog lang niet gerepareerd zijn. Als eerste doel ik op de
onduidelijke grenzen van de bevoegdheden van de EU. Het duizelt de
geïnteresseerde Nederlander die het enorme aantal voorstellen dat de
laatste tijd vanuit Brussel over Europa en de EU is uitgestort, een
beetje volgt, vooral ook omdat die voorstellen nogal eens terreinen
betreffen waarop de EU zich van oudsher afzijdig hield of zich uiterst
terughoudend opstelde. In verschillende BNC-fiches maakt ook het kabinet
geregeld serieuze voorbehouden als het gaat om subsidiariteit, de
bevoegdheid van Brussel versus lidstaten, en proportionaliteit. En
daarom is mijn vraag: is het kabinet bereid om deze zorg op EU-niveau te
agenderen en Europese voorstellen bij dergelijke kanttekeningen
frequenter van een logische negatieve eerste beoordeling te voorzien?
Want de voorbehouden worden wel serieus gemaakt, alleen, vaak mondt dat
dan toch uit in een min of meer positieve beoordeling. De logische
consequentie zou zijn om daar kritischer in te zijn. Is het kabinet
daartoe bereid?
Ook noemt het kabinet een sterke rol van nationale parlementen in Europa
onontbeerlijk. Vandaar de vraag: is de minister-president bereid om in
de Raad te pleiten voor drempelverlaging van het gebruik van de gele- en
de oranjekaartprocedures?
Voorzitter. Laten we een eind maken aan de sluipende
bevoegdheidsoverdracht, want Europa is te kleurrijk en te rijk in
diversiteit om in één geünificeerde EU samengeperst te worden.
Dat brengt me dan ook bij de tweede weeffout, de politieke agenda van de
EU-instellingen. De SGP stelt vast dat de Europese Commissie een
buitengewoon politiek karakter heeft ontwikkeld, waarbij kwesties veel
te snel gegeneraliseerd en ge-europeaniseerd worden. Deelt het kabinet
die analyse en wat gaat het kabinet concreet doen tegen deze
politisering?
Ook de invloed van het Europees Hof vindt de SGP discutabel. Het Hof
schept recht in plaats van de eenheid en toepassing van het recht te
bewaken. Vandaar de vraag: is de regering bereid te onderzoeken of een
soort memorie van toelichting bij verdragen en nieuwe wet- en
regelgeving een geschikt middel is om de interpretatieruimte van het Hof
op democratische wijze in te kaderen?
Dit alles biedt het kabinet concreet de kans om, zoals het zelf wenst,
afstand te nemen van de huidige, expansieve interpretatie van de
zinsnede "ever closer Union".
Voorzitter. Mijn derde en laatste punt betreft de transfers binnen de
eurozone. Het kabinet gebruikt op dit punt mooie woorden, zoals "geen
verdere stappen zetten". Eens, maar als we eerlijk zijn, moeten we
vaststellen dat gebrek aan economische convergentie onvermijdelijk leidt
tot structurele transfers van sterke naar zwakke eurolanden. Deze
transfers lossen de structurele verschillen echter niet op. Wat is er
wel nodig? Zeker, afspraak is afspraak, een van de adagia van de
minister-president, en inderdaad een van de oplossingen om meer
convergentie te bereiken. Maar er moet ook een adequate exitstrategie
komen voor eurolanden die zich niet aan afspraken houden en structurele
transfers vereisen. Graag een reactie van het kabinet op dit punt.
Voorzitter. Ik heb hiermee een beetje vooruitgegrepen op de behandeling
van een krachtige initiatiefnota die wij hebben uitgebracht, die we de
minister-president inmiddels hebben aangeboden. Ik dacht: wij hebben
gasten in ons midden, laten we die gasten niet zonder geschenk naar huis
laten gaan. Vandaar dat aan alle gasten, maar ook aan de collega-Tweede
Kamerleden inmiddels een fysiek exemplaar van deze initiatiefnota De
lidstaten weer aan het roer is uitgereikt. Ik zou zeggen, doe er vooral
uw voordeel mee. Ik wens u heel veel leesgenoegen en zeg u dank voor uw
onuitputtelijke geduld, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Bisschop. Dit was de eerste termijn van de zijde
van de Kamer. Er is behoefte aan een schorsing. Ik schors de vergadering
voor twintig minuten.
De vergadering wordt van 15.44 uur tot 16.05 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het antwoord van de zijde van de regering op de
vragen die in de eerste termijn zijn gesteld over de Staat van de
Europese Unie. Mevrouw Leijten heeft een verzoek.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Ik doe het procedurele verzoek aan u om, voordat we het
debat over de Staat van de Unie vervolgen, vragen te kunnen stellen over
de brief die er is gekomen over de Nederlandse maatregelen richting
Rusland.
De voorzitter:
Dit is eigenlijk een soort procedureel voorstel om eerst wat vragen te
stellen naar aanleiding van de brief. Dan kan de minister-president daar
direct op antwoorden. Als er behoefte is aan een korte schorsing is dat
ook prima.
De heer Verhoeven (D66):
Ik zag de premier knikken dat dit voor hem werkbaar is. Ik begrijp het
verzoek van de SP ook wel. Kan het niet gewoon onderdeel van het debat
uitmaken of zegt mevrouw Leijten dat dat niet handig is en dat we het
eerst moeten doen?
Mevrouw Leijten (SP):
Ik kon er niet op ingaan in mijn termijn, want de brief is daarna
gekomen. Ik heb er een geïsoleerde vraag over. Daarom doe ik dit
procedurele voorstel.
De voorzitter:
En daarmee maakt het ook deel uit van het debat, lijkt mij. Toch? Ja,
dan doen we dat als niemand daar principieel bezwaar tegen heeft.
De heer Verhoeven (D66):
Dan zou ik het verzoek van mevrouw Leijten willen steunen, maar dan niet
als een geïsoleerd ding maar gewoon als onderdeel van het debat …
De voorzitter:
Precies.
De heer Verhoeven (D66):
… op basis van de in de Kamer aanwezige stukken en de aanwezigheid van
de premier en de minister van Buitenlandse Zaken in de Kamer.
De voorzitter:
Ja. De heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Ik weet niet of ik zelf vragen heb, maar ik steun graag het
verzoek van collega Leijten.
De voorzitter:
Prima. Ik zie geen bezwaren. Ik zie dat u al een paar vragen op een rij
heeft staan, mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter, ik heb eigenlijk maar één vraag. Op vrijdag 16 maart was
onze minister-president na de ministerraad heel duidelijk over de
aanslag en het gebruikte wapen. Tegelijkertijd was hij terughoudend
omdat, zoals hij zei, Nederland hier geen eigenstandige
inlichtingenpositie heeft en er met de Kamer is afgesproken dat het
kabinet dan terughoudend is, naar aanleiding van de ervaringen met de
Irakoorlog en het zogenaamde bewijsmateriaal daar. Nu zijn we anderhalve
week verder en nemen wij behoorlijke maatregelen richting Rusland. Ik
vroeg me af welke bewijsstukken de Nederlandse regering nu wel
heeft.
De voorzitter:
Goed. Heeft iemand anders ook een vraag naar aanleiding van de brief?
Dan doen we een vragenronde. De heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Dank voor de brief en ook dank dat hij eerst hier is
voorgelezen; heel netjes. Wij hebben twee aanvullende vragen. Waarom is
er in dit geval wel voor gekozen terwijl er in vergelijkbare gevallen,
zoals een inval van een NAVO-bondgenoot in Syrië, recentelijk in Afrin,
geen gezamenlijke actie wordt ondernomen? De tweede vraag is hoe de
verhouding in de EU is nu veertien landen hebben besloten wel Russische
diplomaten uit te wijzen en dus kennelijk veertien landen daar niet aan
meedoen.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de minister-president.
Minister Rutte:
Voorzitter. Ik begin met het laatste punt. Alle leden van de Europese
Raad hebben zich vrijdag geschaard achter de bijna zwaarst denkbare
tekst als het gaat om een veroordeling van Rusland voor de feiten zoals
die er liggen. De Britten hebben ons gemeld — die informatie hebben we
ook gekregen — dat het zeer waarschijnlijk is dat Rusland hier achter
zit. Er is ook geen andere plausibele verklaring op te stellen.
Mevrouw Leijten vroeg terecht hoe dit zich verhoudt tot de
commissie-Davids. De commissie-Davids gaat over het uitzenden van
militairen. De commissie-Davids heeft een aantal adviezen uitgebracht en
heeft een aantal aanbevelingen gedaan over het uitzenden van militairen,
die toen ook door de Kamer en het kabinet zijn overgenomen. Bij militair
ingrijpen is het van groot belang dat er eigenstandige informatie is. Ik
vind dat je dat principe ook moet laten meewegen bij andere diplomatieke
acties; vandaar dat Nederland dat altijd van groot belang vindt. Het is
niet zo dat wij niets kunnen doen als wij geen eigenstandige
informatiepositie hebben. De commissie-Davids beperkt zich natuurlijk
tot de militaire inzet. Niettemin is de geest van de commissie-Davids
hier wel van belang.
De Britten zeggen niet "het zíjn de Russen", maar zeggen dat het zeer
waarschijnlijk de Russen zijn. Ze hebben die informatie ook gedeeld met
bondgenoten. Wij hebben afgelopen donderdag deze zwaarst denkbare
verklaring met elkaar opgesteld. De heer Omtzigt had het over de 14. Het
is een verklaring geweest van de 28. We hebben toen ook à 28 besloten om
de Europese ambassadeur in Moskou voor consultatie terug te roepen. En
we hebben gezegd: wij coördineren en we overleggen de komende dagen
verder over nadere maatregelen. Dan gaat het dus niet over sancties maar
over nadere maatregelen.
Ook in de vergadering van donderdag is dit type maatregelen natuurlijk
aan de orde is geweest, om in vergelijking met wat de Britten hebben
gedaan, ook inlichtingenofficieren uit te zetten. Dat overleg heeft
ertoe geleid dat vandaag een heel aantal landen dat aankondigen. Ik
sluit niet uit dat er de komende dagen nog meer aankondigingen komen.
Het is ook waar dat een aantal landen niet meedoet. Dat neemt niet weg
dat dit een buitengewoon stellig en zwaar signaal is van Europa en de
Verenigde Staten aan Rusland. Hiermee geven we het signaal dat wij
helemaal klaar zijn met dit soort onaanvaardbare acties in andere landen
die de soevereiniteit en de veiligheid van andere landen ernstig in
gevaar brengen. Die verklaring à 28 is dus een verklaring van de hele
Europese Unie.
De heer Omtzigt vroeg: is er in Europa geen eensgezindheid op dit moment
over de acties van Turkije in Afrin? De minister van Buitenlandse Zaken
zal daar dadelijk nader op ingaan. Daar zijn ook vragen over gesteld in
dit debat. De heer Omtzigt heeft terecht gewezen op de zware woorden die
de Duitse kanselier daarover heeft gesproken. Maar op zichzelf is in
Europa de situatie nog niet veranderd dat er geen eensgezindheid is over
die kwestie. Maar er is dus wel eensgezindheid over de Russische aanval
in Salisbury.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij ging de commissie-Davids ook over de politieke steun aan de
inval in Irak op basis van het bewijsmateriaal dat toen gepresenteerd
werd. Later zijn er militairen uitgezonden. Maar dat debat hoeven we
niet over te doen. Ik had gevraagd: heeft de Nederlandse regering nieuwe
informatie gekregen om de terughoudendheid op 16 maart, niet in de
veroordeling maar wel in de te treffen maatregelen, te doen
veranderen?
Minister Rutte:
Nederland heeft informatie gekregen van de Britse regering. In het
rapport van de commissie-Davids staat dat informatie van buitenlandse
inlichtingendiensten niet rechtstreeks naar ministeries behoren te gaan
zonder tussenkomst van onze eigen inlichtingendiensten. Conform die
aanbeveling van de commissie-Davids is deze informatie eerst door onze
inlichtingendiensten bekeken. We hebben ons dus gehouden aan die
aanbeveling van de commissie-Davids.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Rutte:
Voorzitter. Dan kom ik bij het debat over de Staat van de Unie. Wij
dachten het als volgt te verdelen. Ik noem even heel snel de onderwerpen
waar de heer Blok zo over zal spreken, want hij zal het leeuwendeel voor
zijn rekening nemen. Hij zal vragen beantwoorden over China, de Europese
Commissie, over de brexit, over Turkije, behalve de vraag over migratie.
Die zal ik zelf beantwoorden. De heer Blok komt wel te spreken over de
gefinancierde faciliteit voor Turkije, het potje van 3 miljard. Hij gaat
ook in op de vragen over het functioneren van de instellingen en alle
plannen daarvoor, Magnitski en breder Rusland, transparantie. Dat
laatste is een punt van de heer Omtzigt. Hij en ik hebben hier heel vaak
over gediscussieerd. Ik ben zo blij dat de heer Blok die vragen kan
beantwoorden. Andere onderwerpen zijn de rechtsstatelijkheid, de rule of
law, het MFK en de top in Sofia, die op 17 mei plaatsvindt. Al die zaken
neemt de heer Blok voor zijn rekening. Ik neem dan de overige
onderwerpen voor mijn rekening. Dat is een aanzienlijk overzichtelijker
stapeltje.
Voordat ik daarmee begin, heb ik ter inleiding een enkele opmerking. Ik
heb natuurlijk goed geluisterd naar mevrouw Maeijer. Ik ben toch wel
verbijsterd hoe de PVV hier vasthoudt aan de behoefte aan een nexit.
Misschien mag ik die verbazing illustreren. Het verbaast me al heel
lang, omdat het echt dodelijk zou zijn voor de economische positie van
Nederland, voor onze veiligheid, voor onze situatie met betrekking tot
migratie in Europa, de buitengrenzen. Het zou echt rampzalig zijn als je
uit de Europese Unie zou stappen. Maar laat ik het nog iets verder
illustreren.
We zaten donderdagavond vier uur lang te praten over die Russische
aanslag in Salisbury. Tegen Emmanuel Macron, de Franse president, die
toevallig naast mij zat, zei ik het volgende. Het is toch eigenlijk
bizar? We praten hier vanavond met Theresa May over de aanslag in
Salisbury. We praten vrijdagochtend, ook nog met Theresa May erbij, in
het format van de 28, over de dreigende handelsoorlog met de Verenigde
Staten. We zijn het over al die punten eens. Als je al twijfelt over
Europese samenwerking, zijn dit twee onderwerpen waarop je toch echt
ziet dat je het niet meer in je eentje redt. Nadat we vrijdag klaar zijn
over die dreigende handelsoorlog, gaat Theresa May weg en praten wij in
het format van artikel 50 door over brexit. Zou dat nou niet een moment
moeten zijn waarop Theresa May naar de Britse televisie gaat en zegt:
"Ik weet dat er een referendum is geweest, ik ken de uitslag, maar beste
vrienden en vriendinnen hier in Engeland, kijk naar wat er op dit moment
in de wereld gebeurt. We hebben een aanslag gehad. Europa staat als één
man/vrouw achter ons. We hebben een dreigende handelsoorlog met de
Verenigde Staten. Europa trekt daar strak één lijn in. Alle argumenten
erbij genomen: let's reconsider."
Waarom die samenwerking? Ik heb het vaker gezegd, omdat ik ervan
overtuigd ben dat het goed is voor onze welvaart, maar ook voor onze
veiligheid. Nederland is een van de rijkste economieën van de wereld,
maar is ook klein: 200 bij 300 kilometer met 17 miljoen mensen. Voor
onze welvaart en veiligheid heeft het ingebed zijn in een
samenwerkingsverband als de NAVO, de Europese Unie, de Verenigde Naties,
alleen al om die reden waarde. Je weet je veilig omdat je niet alleen
staat. Ik zeg dat nog los van de economische kant, de interne markt, de
EMU et cetera.
Wat zijn dan de taken? Ik noem de agenda die ik woensdagavond met
Emmanuel Macron heb mogen maken, waarop we de samenwerking gaan
intensiveren. Dat dekt zo'n beetje alle onderwerpen af waarop wat mij
betreft en ook wat het kabinet betreft de Europese Unie grote meerwaarde
heeft. Ik noem allereerst de handel. Ik zeg er ook tegen de heer Asscher
meteen bij: dat is niet alleen free, maar ook fair. Ik noem de interne
markt, die niet alleen diep, maar ook fair moet zijn. Daar komen we zo
nog over te spreken. Ik noem de buitengrenzen en de bewaking ervan,
migratie en klimaat. Op al die onderwerpen heb je elkaar nodig.
Dan is er natuurlijk ook nog het grote vraagstuk van onze munt. Daar
hebben Frankrijk en Nederland standpunten die deels convergeren en deels
nog niet helemaal convergeren. Dat is ook niet erg. Dat hebben we ook
tegen elkaar gezegd: we hoeven het niet over alles eens te zijn.
Het is ongeveer waar Europa en die samenwerking zich concreet in
vertalen. De vele vragen die vandaag gesteld zijn, vallen allemaal wel
in een van deze pulletjes: migratie, klimaat, buitengrens, handel en
veiligheid.
Ik zeg er iets bij. Het is niet echt een apart onderwerp, maar meer iets
wat de waardegemeenschap die de Europese Unie ook vormt: de rule of law
en het feit dat wij een aantal gezamenlijke opvattingen hebben over
democratie. Om Willy Brandt te citeren: laten we meer democratie
proberen. Ook dat is Europa. Ik bedoel dan niet onmiddellijk meer
Europees Parlement, zeg ik maar even tegen de Europese parlementariërs.
Het gaat om een sterke democratie in de hele Europese Unie en om het
overeind houden van die waarden in lidstaten waar die onder druk kunnen
komen te staan, waar de persvrijheid in gevaar is, waar de vrije
parlementaire behandeling van vraagstukken in gevaar is.
Voorzitter, dit brengt mij automatisch bij de heer Bisschop. Hij heeft
een initiatiefnota het licht doen zien.
De heer Van Raan (PvdD):
De heer Rutte begint een heel gloedvol betoog met de woorden: ik zei
tegen Macron … Toen volgde een hele uitweiding. Het is dan natuurlijk
interessant om te horen wat meneer Macron daarop antwoordde. Dat was de
opbouw en de belofte van de minister-president. Hij vroeg wat en hield
een heel verhaal, maar wat zei de heer Macron? Was hij het er helemaal
mee eens? Zei hij: ik vind het helemaal niks wat mijn buurman hier zegt?
Wat was het antwoord?
Minister Rutte:
I'm not in liberty om dat te delen. Ik kan hier alleen zeggen wat ik
gezegd heb.
Dan die initiatiefnota van de heer Bisschop. Het kabinet heeft
gereageerd op die twintig aanbevelingen. Misschien ook tegen de
achtergrond van wat ik daarnet zei in algemeen inleidende zin: een ever
closer union is geen juridische verplichting. Dat hebben wij ook
beschreven in onze reactie. We nemen dus ook afstand van een expansieve
interpretatie van die zinsnede. Ook dat hoort bij het Europa dat ik
schetste, ook in mijn speech in Berlijn. Het is niet een automatische
mars van de geschiedenis die leidt tot een onvermijdelijk steeds
federaler Europa. Daar zijn wij tegen. Wij zijn voor een hele
pragmatische samenwerking, maar wel vanuit de overtuiging dat de
gemeenschappelijkheid groter is dan de samenstellende delen.
De heer Bisschop vroeg ook nog naar een toelichting bij iedere
verdragswijziging. Het kabinet begrijpt de gedachte achter die
aanbeveling, die ziet op het opstellen van een memorie van toelichting
bij de EU-verdragen. Maar het middel is dus niet geschikt voor het
bereiken van het doel, want een memorie van toelichting is niet
juridisch bindend. Ik dacht die twee elementen uit zijn notitie te
halen, maar volgens mij komt er nog een apart debat over. De
kabinetsreactie is op vrijdag 16 maart verzonden en er komt, zo begrijp
ik, een apart overleg over deze notitie met het kabinet.
Voorzitter. Nog een paar onderwerpen van mijn kant. Ik begin met de
coalitievorming. Sinds de zeventiende eeuw probeert Nederland de balans
te houden tussen het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland. De
heer Mulder zei het al en voor mij als historicus is dat ook het kompas
waar ik altijd op vaar. Het Verenigd Koninkrijk gaat niet Europa uit
maar wel de Europese Unie en dat betekent dat wij ons opnieuw moeten
verhouden tot de rest van de Unie. Wij zijn de vijfde economie. Er zit
200 miljard tussen ons en de volgende grootste economie. Je kunt dus
zeggen dat we echt een eigen categorie zijn. Bovendien zijn we een van
de oprichters. Ik vind het daarom onze taak om steeds op allerlei
terreinen te proberen met anderen bondgenootschappen te zoeken.
Ik heb net heel veel van die terreinen al genoemd. Op al die terreinen
moet je steeds kijken waar je gelijkgezinde landen kunt vinden om
gezamenlijk tot ideeënvorming te komen en om ook te proberen Europa tot
gemeenschappelijke standpunten te brengen. We doen dat ook met Duitsland
en Frankrijk, want die relatie blijft heel erg belangrijk. Verder zijn
er de bijeenkomst van de Benelux, the Nordics en the Baltics, de
bijeenkomst van de Benelux met de Visigrád 4, de relatie die de Benelux
bouwt met Slovenië en de relatie die Nederland bouwt met Oostenrijk. Ik
vergeet er nog heel veel, bijvoorbeeld Bulgarije, waar ik pas op bezoek
was, maar we proberen dus echt aan alle kanten onze belangen te
bevorderen en daarbij tegelijkertijd steeds de Europese agenda te
bekijken.
Een van die onderwerpen is klimaat. Frankrijk was natuurlijk gastheer
van de Parijsconferentie in november 2015. Het doel van Parijs is 2%,
maar eigenlijk moeten we proberen om ons te oriënteren op een beperking
van de opwarming tot 1,5%. Volgens mij moet je gewoon vaststellen — dat
zegt ook dit regeerakkoord — dat een CO2-reductie met 40% in
2030 ten opzichte van 1990 bij lange na niet genoeg is om die 1,5% in
zicht te krijgen. Vandaar dat wij als kabinet hebben gezegd: in Europa
plaidoyeren wij voor 55% CO2-reductie. Wat de Fransen daar
precies over zeggen, kan ik hier natuurlijk ook weer niet vertellen,
want het is aan de Fransen om dat naar buiten te brengen. Maar Macron en
ik hebben er wel uitvoerig over gesproken en we hebben ook afgesproken
dat we in algemene zin samen optrekken bij het verhogen van de
doelstelling.
We hebben donderdagmiddag, toen we in de Europese Raad spraken over
klimaat, ook gezegd: laten we nou eens kijken of we ook enigszins de
angel uit het debat met Oost-Europa kunnen halen, omdat er natuurlijk
ook een enorme economische kans zit. Er zijn op dit moment twee lastige
debatten in Europa. Dat is het debat over migratie met Oost-Europa en de
solidariteit in het geval van een piek in de instroom van het aantal
vluchtelingen. Maar ook op het gebied van klimaat merk je dat. Op het
gebied van klimaat is het de visie van dit kabinet dat het opkrikken van
de doelstelling voor de CO2-reductie hand in hand kan gaan
met het ontwikkelen van groeikansen voor onze economie. Ik ben ervan
overtuigd dat het zinvol kan zijn om dat debat ook te voeren met
Oost-Europa. We hebben gezegd: laten we eens kijken of het mogelijk is
om dat op te pakken. We doen dat nu met Frankrijk, maar we doen dat
uiteraard ook met andere landen, want het is niet exclusief
Nederland-Frankrijk. We hebben in ieder geval met de Fransen afgesproken
om daarop samen te werken.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik begrijp heel goed dat onze minister-president niet kan gaan vertellen
aan het Nederlandse parlement wat de Franse president heeft gezegd, maar
het zou toch wel goed zijn om te weten of er een soort
gemeenschappelijkheid is. Hij noemt het onderwerp klimaat niet voor niks
als een van de vier onderwerpen waar we kennelijk samen gaan optrekken.
Ik dacht dat het vertrekpunt toch was dat datgene wat nu in Europa als
afspraak geldt, onvoldoende is om de afspraken van Parijs te realiseren.
Dat is toch correct? Ik neem aan dat er een gezamenlijke analyse is dat
er wat bovenop moet en dat die door de Franse president en, hoop ik,
door alle andere regeringsleiders wordt gedeeld.
Minister Rutte:
Nee, die is er dus niet. Dat is het probleem. Een van de dingen die we
hebben afgesproken als Frankrijk en Nederland is dat we samen optrekken,
bijvoorbeeld met onze oproep aan de Commissie om een nieuwe strategie te
ontwikkelen. Dat is zo'n punt, want dan kun je tenminste ook dat debat
geïnformeerd met elkaar voeren. Een element daarbinnen is de
CO2-minimumprijs voor elektriciteitsopwekking, waar Nederland
en Frankrijk samen aan willen werken. Dat is zo'n onderwerp waar je
samen in kan optrekken. Er zijn ook verschillen. De Fransen hebben nog
concrete doelen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Daar
is Nederland geen groot voorstander van, want we zeggen: richt je nou op
die CO2-reductie, want het risico van die andere subdoelen is
dat je uiteindelijk beleid krijgt om zo'n subdoel te halen waardoor in
theorie het hoofddoel juist minder snel gehaald zou kunnen worden. Maar
goed, dat is een discussie die ook gevoerd wordt in de triloog tussen
Raad, Europees Parlement en Commissie.
Wij denken dat een kosteneffectieve realisatie van het
CO2-reductiedoel mogelijk is. We hebben gezegd: in Europa
zouden we eigenlijk naar 55% moeten. Het regeerakkoord oriënteert zich
nu op 49%, maar in Europa proberen wij een coalitie te bouwen voor 55%.
Ook de Zweden zitten daar overigens in; die willen ook verder. Ik sluit
dus niet uit dat het lukt. We hebben ook in het regeerakkoord
afgesproken: als het niet lukt, laten we dan kijken of we met omliggende
landen een soort subgroep kunnen vormen, zodat we, zonder dat we onze
economie schaden, toch met een aantal andere ambitieuze landen hoger
kunnen gaan zitten dan het tegen die tijd afgesproken, mogelijk te lage
— hopelijk niet, maar even in dit scenario dat het niet lukt —
CO2-doel. Zover ben ik nog niet, want ik denk nog steeds dat
het kan lukken.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dan misschien voor alle duidelijkheid: de minister-president kan niet
uit de school klappen, maar hij wil graag naar 55%, de Zweden willen dat
ook, maar of de Fransen dat ook willen, weten we nog niet. Is dat de
conclusie?
Minister Rutte:
Nee, maar zelfs over de Zweden weet ik niet, heb ik niet paraat …
De heer Van Ojik (GroenLinks):
O, ik dacht dat u …
Minister Rutte:
Nou ja, de Zweden willen ook een veel hoger doel. Dus je ziet duidelijk
dat er een as is van Zweden, Nederland en Frankrijk, die veel verder
willen gaan dan wat er is afgesproken. We hebben natuurlijk afgesproken
dat in 2019 of 2020 — ik dacht 2019 — Europa opnieuw moet besluiten, een
revisit moet doen van de conclusies uit 2014. De heer Gerbrandy vroeg
daarnaar. Dat komt dus binnenkort terug. Vandaar ook dat die strategie
ontwikkeld moet worden, om te kijken of het nog klopt wat we toen hebben
afgesproken, in oktober '14. Dat was ook de input voor de
Parijsconferentie. Die was in '15. Dit was het Europese doel op grond
waarvan wij toen een jaar lang onderhandeld hebben richting Parijs, de
COP-conferentie in Parijs van, zo zeg ik uit mijn hoofd, 30 november
2015. Ik weet dat nog omdat ik over een zaak die toen in de coalitie
speelde de heer Asscher aan de lijn had, terwijl de heer Obama
binnenliep en ik zei: wacht even, ik ben even met mijn vicepremier aan
de lijn. Sommige beelden blijven je bij! De heer Asscher staat daar nu,
dus dat begint me ineens te binnen te schieten. Dat is waar we aan
werken, maar ik kan hier niet zeggen wat de Fransen of andere landen
voor doelen hebben. Ik weet niet of ze dat zelf gepubliceerd hebben,
maar ik zou me er geen zorgen over maken. Mijn gevoel is: Frankrijk,
Zweden, Nederland, en we gaan het ook proberen met andere landen, met de
Duitsers, de Benelux. We gaan het opbouwen de komende tijd en kijken of
we een ambitieus CO2-reductiedoel kunnen realiseren.
De voorzitter:
Heel kort, tot slot.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nogmaals — ik heb dat net ook al gezegd — ik snap wel dat je niet
precies kunt zeggen wat de ander heeft gezegd, maar de
minister-president begon met te zeggen: we gaan op vier onderwerpen
…
Minister Rutte:
Vijf.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
O, vijf. O ja, de rechtsstaat kwam er nog bij.
Minister Rutte:
Nee, nee. Het is trade, interne markt, buitengrenzen, klimaat en
migratie.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
O, buitengrenzen en migratie zijn twee verschillende dingen? Oké. We
gaan op vijf onderwerpen een gemeenschappelijke agenda ontwikkelen met
de Fransen. Dan is het natuurlijk wel interessant om te horen hoe die
gemeenschappelijke agenda er dan uitziet. Maar dat komt misschien nog,
vraag ik aan de minister-president.
Minister Rutte:
Voordat er een misverstand is en we denken dat er een heel dik rapport
komt en een soort gezamenlijk regeerakkoord Nederland-Frankrijk: nee.
Als je de speech van de Sorbonne op mijn toespraak in mijn Berlijn legt,
zijn die bijna overlappend op deze vijf onderwerpen. Dus daar gaan we
gewoon samen in optrekken, heel praktisch. We gaan dus niet nog een hele
onderhandeling hebben met de Fransen of we tot een gezamenlijk treaty
kunnen komen. Nee, we gaan op die vijf onderwerpen praktisch
samenwerken.
De heer Asscher (PvdA):
Ik ben even benieuwd of in het blokje migratie, maar het kan ook in het
blokje interne markt, die samenwerking met de Fransen rond het tegengaan
van sociale dumping, premieshoppen …
Minister Rutte:
Kom ik op terug zo, ja.
De heer Asscher (PvdA):
Is dat onderdeel van dat pakket?
Minister Rutte:
Daar kom ik dadelijk op. Dat zit namelijk bij de interne markt.
Absoluut.
De voorzitter:
Oké, gaat u verder.
Minister Rutte:
Dan Turkije, voorzitter. We hebben er vorige week ook lang over
gesproken in het debat ter voorbereiding op de Europese Raad. Ik wil
niet alles herhalen, want dan wordt het een beetje een herhaling van
zetten. Er is net een voortgangsverslag gekomen van de Europese
Commissie met betrekking tot de EU-Turkijeverklaring. Wij letten erop
dat een en ander ook goed wordt besproken en dat wij er lessen uit
trekken. Ik geloof echt dat het EU-toezicht daar goed is. De Europese
Commissie ziet, zoals bekend, primair toe op de uitvoering van de
verklaring. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar wat de Turkse
overheid zegt, er wordt ook gekeken naar wat andere autoriteiten erover
zeggen: de internationale IOM, de organisatie voor migratie, de UNHCR,
lokale ngo's, academici, denktanks en andere waarnemers. Dat wordt
allemaal betrokken bij de evaluatie. Uiteraard wordt daarbij steeds
gekeken of de samenwerking met derde landen op het gebied van migratie
in lijn is met internationaal recht.
Ook voor de EU-Turkijeverklaring geldt dat. Daarbij speelt natuurlijk de
kwestie van de duizenden vluchtelingen die volgens Human Rights Watch
zouden worden teruggestuurd. Daarvoor geldt dat die berichten uiteraard
ernstig zijn en serieus moeten worden genomen. Ze moeten goed worden
onderzocht. Dat is nu primair aan de Europese Commissie. Die doet dat
ook steeds. Al dat soort signalen worden steeds door de Commissie
bekeken. Dat doen ze samen met UNHCR. Ook naar aanleiding van eerdere
berichtgeving is door de Europese Commissie onderzoek gedaan. Er is ook
steeds over gerapporteerd aan de Kamer als dat mogelijk was. Uit die
eerdere berichtgeving moet je vaststellen dat er geen sprake was van
instructies aan Turkse grenswachten om gericht te schieten op mensen die
illegaal de grens porberen over te steken. Dat is in dat geval nergens
uit gebleken. Dit zijn nieuwe signalen en ook die worden weer door de
Commissie serieus genomen. Al die incidenten worden bekeken.
Voorzitter. Dat brengt mij de vraag van de heer Asscher over de interne
markt en de motie-Ploumen over premieshoppen.
De voorzitter:
Op dit punt of over het vorige, meneer Van Ojik?
Minister Rutte:
Andere vragen over Turkije zal de heer Blok beantwoorden. Hij gaat
dadelijk in op de refugee facility, op het verhaal over Free Syrian Army
en op andere vragen die gesteld zijn.
De voorzitter:
Ja, dat heeft de minister-president aan het begin gezegd.
De heer Omtzigt (CDA):
Ja, dat heeft hij aan het begin gezegd. Het was mij even niet duidelijk
…
De voorzitter:
Nee, nee. De heer Van Ojik wilde nog iets vragen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mijn vraag gaat niet over de punten die minister Blok straks nog gaat
behandelen, mijn vraag gaat over hetgeen de minister-president zojuist
heeft gezegd.
De voorzitter:
Dan de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Betekent dat dat minister Blok ook ingaat op de top in Varna van
vandaag?
Minister Rutte:
Ja. Misschien kan ik die vraag al beantwoorden, al dacht ik dat die bij
minister Blok in de stapel zat. Dat is een open agenda. Er is geen
verwachting dat er grote voortgang wordt geboekt op de lastige
dossiers.
De voorzitter:
De minister van Buitenlandse Zaken kijkt of …
Minister Rutte:
Of hij dat ook zo ziet, ja. Maar dat was grofweg het antwoord.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nog even over een onderwerp dat al door de minister-president is
behandeld, namelijk: wat gebeurt er nou als er aanwijzingen zijn dat er
geschoten wordt op vluchtelingen en dat er mensen worden teruggestuurd,
wat in strijd is met het internationaal recht, zoals de
minister-president weet? We hebben daar helaas al een paar jaar ervaring
mee. Dan vraagt de Commissie een en ander na bij de Turkse regering en
die zegt dan: dat is niet zo. Dan vragen wij aan de Commissie "heb je
het nagevraagd?" en dan is het antwoord: ja, we hebben het nagevraagd
bij de Turkse regering en het is niet zo. Toch?
Minister Rutte:
Nee.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nee?
Minister Rutte:
Nee. Precies op dat punt heb ik net geantwoord. De Commissie laat zich
breed informeren, niet alleen door de Turkse autoriteiten, maar ook door
IOM, UNHCR, lokale ngo's, academici et cetera. Het is dus niet alleen de
Turkse regering.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dan praten we langs elkaar heen. Dat heeft de minister-president
inderdaad uitgelegd, dat ze zich breed laten informeren. Maar het gaat
erom hoe je uiteindelijk verifieert of de informatie die je krijgt van
UNHCR, IOM, Human Rights Watch et cetera, waar is of niet. Als die waar
is, gaat het hier om schendingen van het internationaal
vluchtelingenrecht. Dan kun je als regering niet zeggen: dat is de
verantwoordelijkheid van de Europese Commissie. Voor alle duidelijkheid:
ik betwist dus niet dat de Commissie zich breed informeert; ik zeg
alleen dat ze zich in haar uiteindelijke oordeel baseert op wat de
Turkse regering zegt. Als dat niet zo is, dan hoor ik dat graag van de
minister-president.
Minister Rutte:
Nogmaals, ze baseren zich niet alleen op de Turkse regering. Ze baseren
zich ook op wat ze horen van de IOM, de UNHCR, ngo's, academici,
denktanks en andere waarnemers. Dat is één. Bij de beoordeling van de
uitvoering van de afspraken met Turkije geldt dat de uitvoering in lijn
moet zijn met het internationaal recht. Dat is dus de toetssteen die de
Commissie hanteert. Dat is twee. In vergelijkbare berichtgeving uit het
verleden die is uitgezocht door de Commissie bleek geen sprake te zijn
van dit type instructies. Dat is drie. En dan kun je nog de "what
if"-vraag stellen. Stel dat het nu wel zo is, dan moeten we ons daar op
dat moment toe verhouden. Het is natuurlijk een ernstig feit als dat zo
zou zijn. Maar ja, dan zijn we alweer twee stappen verder.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat, want dit punt is echt voldoende
gewisseld. Anders komt u daar straks op terug, mijnheer Van Ojik.
Minister Rutte:
Dan gaan we naar de interne markt. Ik heb daar al een paar dingen over
gezegd. We hebben daar een paar belangen, namelijk een interne markt die
is toegerust op verdere digitalisering van de economie, een verdere
verbetering van de dienstenmarkt en een adequate handhaving. Er is net
een brief van staatssecretaris Keijzer gekomen op dit punt.
Dat was een vraag van de heer Gerbrandy, maar hij stelde nog een tweede
vraag, namelijk: is er nou voortgang geboekt? Ja, eigenlijk behoorlijk.
Er is veel meer voortgang geboekt dan ik gedacht had. Je ziet toch dat
geleidelijk aan het tempo omhooggaat en dat we een interne markt hebben
die verder gaat dan alleen goederen. Langzamerhand begint dat digitale
stuk zich ook te ontwikkelen. Op het gebied van diensten zie je
natuurlijk nog wel dat zeker een land als Italië, maar ook Duitsland en
Frankrijk nog echt het been moeten bijtrekken. Daarom is het belangrijk
dat we dit jaar verder werken — tijdens het Nederlands voorzitterschap
is afgesproken dat we dit tot eind dit jaar zullen doen — om de
strategieën voor de digitale interne markt, de kapitaalmarktunie, de
Energie-unie en de internemarktstrategie af te ronden op het
ambitieniveau dat in juni 2016 onder ons voorzitterschap in de Europese
Raad is afgesproken. Dat hebben we afgelopen vrijdag ook
herbevestigd.
De heer Asscher vroeg hoe het zit met het premieshoppen. We hebben
natuurlijk de Posting of Workers Directive. Hij heeft daar in een andere
hoedanigheid een grote rol bij kunnen spelen om die doorbraak te
bereiken. Dat was in zijn nadagen. Ik dacht dat het oktober vorig jaar
bij een Sociale Raad was. Er is een groep die er niet onder valt. Dat is
de logistieke sector. Dat was ook bekend. We proberen nu te werken aan
een akkoord over het transportdossier, zodat als gevolg daarvan ook die
sector mee gaat lopen in het principe van gelijk loon, gelijk werk. Dat
is dus een belangrijk feit. Verder is de motie-Ploumen c.s. over het
tegengaan van premieshoppen behandeld door minister Koolmees in de
bijlage bij de geannoteerde agenda voor de Raad Werkgelegenheid, Sociaal
Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 15 maart.
Het uitgangspunt is dat we ons inzetten voor een gelijk speelveld voor
bedrijven en werknemers om te voorkomen dat op arbeidsvoorwaarden of op
sociaal beleid wordt geconcurreerd tussen werknemers uit verschillende
EU-lidstaten. Je ziet nu dat het in de samenwerking — ook die met
Frankrijk, want daar vroeg hij in het bijzonder naar — belangrijk is dat
we samen optrekken bij de aanpassing van de regels rond
grensoverschrijdende arbeid, zoals in de handhavingsrichtlijn en de
Detacheringsrichtlijn, en bij de aanpassingen van de verordening
betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Nogmaals,
ik noemde het transportdossier al. Er is ook resultaat geboekt met het
platform tegen zwartwerken en de aanscherping rondom de A1-verklaringen.
Hij noemde terecht ook zelf al de Europese Labour Authority. Daar hebben
we het ook uitvoerig over gehad vorige week. Daar moet de Nederlandse
regering nog een standpunt over innemen. We moeten nog bepalen wat we
daarvan vinden. Maar ik denk dat wij daar initieel wel zo naar kijken
zoals het heer Asscher het schetste. Het moet geen zwaar opgetuigd
orgaan worden, maar vooral een club zijn die de grensoverschrijdende
samenwerking tussen arbeidsinspecties bevordert en ervoor zorgt dat de
dingen op dat punt goed lopen in Europa. Maar de specifieke vraag over
het premieshoppen is in ieder geval aan de orde gesteld en behandeld bij
de geannoteerde agenda voor de Raad Sociale Zaken.
De voorzitter:
Was u klaar met dit punt?
Minister Rutte:
Ja.
De voorzitter:
De heer Asscher.
De heer Asscher (PvdA):
Dank voor de uitgebreide beantwoording. Het is mooi dat daarin stappen
worden gezet, maar wil je daar verder in komen, dan denk ik dat het
volgende wel belangrijk is. Dit zat niet in de geannoteerde agenda die
Koolmees ons heeft gestuurd, maar dat kan ook te maken met de
onderhandelingsstrategie. Als je praat over de oorzaken van brexit,
zeker als je tijdens het diner nog hebt gezegd "wat is dat zonde", dan
moet je er hier één wegnemen.
Daarvoor is het echt nodig dat de discriminatie op basis van goedkopere
pensioenpremies wordt weggenomen. Ik weet dat dit ongelofelijk
ingewikkeld is en dat waarschijnlijk de volgende Commissie het gaat
doen. Maar het begint er wel mee dat Nederland en Frankrijk daarin
vooroplopen om die ambitie te stellen. Dat is tot nu toe niet gebeurd.
Ik vind het erg belangrijk dat dit wel gebeurt omdat ik ervan overtuigd
ben dat als je dit laat voortbestaan — sorry, voorzitter, voor mijn
lange interruptie — daarmee die veenbrand onder Europese werknemers
blijft bestaan. Die kan misbruikt worden door populisten, maar is ook
wel degelijk een reëel probleem.
Minister Rutte:
De heer Asscher refereerde er in zijn bijdrage terecht aan dat de
Britten geen overgangsperiode hadden gehad en dat er in eerste instantie
een paar honderdduizend per jaar naar Groot-Brittannië kwamen. Dat heeft
daar enorme spanningen gebracht in allerlei communities. Hier trekken we
echt gezamenlijk in op. Maar de heer Asscher heeft ook gelijk dat dit
niet morgen geregeld is. Het is al een wondertje dat de
Detacheringsrichtlijn gelukt is.
De heer Asscher (PvdA):
Ik ben misschien aan het overvragen. Ik denk dat het belangrijk is dat
Nederland met Frankrijk ook die ambitie glashelder zou verwoorden, niet
alleen de dingen die genoemd zijn, maar ook om volledig een einde te
maken aan de premieshopping.
Minister Rutte:
Oké, ik laat me nog even ambtelijk bijlichten of ik, als daar
enthousiast ja op zeg, nog in lijn met het kabinet ben. We trekken even
na bij de huidige machthebbers van Sociale Zaken of ik daar ja op kan
zeggen.
De voorzitter:
Dan kunt u daarop terugkomen.
Minister Rutte:
Dat checken we nog even voor de tweede ronde.
Voorzitter. Er dreigt een complete herhaling van het debat van vorige
week over de Notificatierichtlijn, die gemeenten verzoekt om regels aan
Brussel te melden. Ik wilde op dat punt verwijzen naar het debat van
vorige week, want anders gaan we het helemaal herhalen.
De voorzitter:
Herhalingen gaan we niet doen, tenzij u echt een nieuwe vraag heeft,
mevrouw Leijten. Als het dezelfde vraag als vorige week is, wil ik
eigenlijk gelijk voorstellen dat de minister-president andere vragen
beantwoordt.
Mevrouw Leijten (SP):
Als hier nooit herhalingen zouden zijn van debatten, zou dat een hoop
schelen. Maar dat is misschien een beetje flauw. Ik heb gewoon gevraagd
of de Nederlandse regering weet hoeveel lokale overheden met de
Notificatierichtlijn eerst toestemming aan de Commissie moeten vragen.
Voor Nederland zijn dat er al 400, maar er zijn straks 27 lidstaten die
zich daaraan moeten houden. Kan de regering aangeven hoeveel lokale
overheden zich eerst bij de Commissie moeten melden voordat ze
democratisch kunnen beslissen?
De voorzitter:
Dat is een praktische vraag.
Minister Rutte:
Als je een interne markt hebt, is het van belang dat je nieuwe regels
die de markt kunnen hinderen, moet notificeren. Dat is tien jaar geleden
al besproken in het kader van de Dienstenrichtlijn. Die werkt niet goed.
In die zin ben ik blij dat deze nieuwe procedure de al eerder gemaakte
afspraken verheldert. Dit betekent dat overheden, ook gemeenten,
bijtijds moeten laten weten wat ze van plan zijn. Ze kunnen met deze
consultatieperiode van drie maanden rekening houden in hun
besluitvormingsprocedures. Er hoeft dus ook geen vertraging op te treden
als ze die meenemen in hun proces. Dat kan belangrijk zijn voor het
functioneren van de interne markt. Wij vinden het belangrijk dat die
consultatieperiode niet te lang is. Ik zou de suggestie willen doen aan
mevrouw Leijten …
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: over herhalingen gesproken!
Minister Rutte:
Ja, maar ik moest de vraag van mevrouw Leijten weer beantwoorden.
De voorzitter:
Nee, dat was een korte vraag.
Mevrouw Leijten (SP):
Hoeveel overheden moeten zich melden bij de Europese Commissie voordat
ze lokaal democratische besluiten kunnen nemen?
Minister Rutte:
Dat hangt af van het besluit dat ze van plan zijn te gaan nemen.
Mevrouw Leijten (SP):
Nee, nee, dit gaat gelden voor alle lokale overheden. In ons geval zijn
dat gemeenten en provincies. In alle lidstaten is dat weer anders, met
Bundesländer en noem maar op. Als je al die lidstaten bij elkaar optelt,
27 bij mekaar, hoeveel lokale en provinciale overheden moeten zich dan
op voorhand melden bij de Europese Commissie als ze iets willen doen op
de interne markt? De vervolgvraag zou natuurlijk zijn of dat überhaupt
werkbaar is. Als de Nederlandse regering zo'n voorstander is van eerst
drie maanden of zes maanden wachten voordat je weet of je iets mag van
Brussel, wil ik weleens weten of dat wel zo werkbaar is. Mijn nieuwe
vraag was hoeveel overheden dat betreft.
Minister Rutte:
Ja, maar het is een feitelijkheid hoeveel medeoverheden er in Europa
zijn. Vroeger zouden we dat lagere overheden hebben genoemd;
tegenwoordig noemen we ze medeoverheden. Dat kan mevrouw Leijten zelf
opzoeken op Google. Dat ga ik niet doen voor haar.
Mevrouw Leijten (SP):
Dit is bizar, want de onderhandelingen lopen. De Nederlandse regering
heeft in de onderhandelingen de nationale overheid eruit gehaald, dus
hoeven niet al die ministeries eerst toestemming te vragen en in die
zogenaamde wachtkamerperiode te komen. In die onderhandelingen moeten
toch dat soort cijfers beschikbaar zijn om te weten wat voor impact zo'n
maatregel heeft?
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt.
Minister Rutte:
Het wetenschappelijk bureau van de SP kan zo uitzoeken hoeveel
medeoverheden er in Europa zijn, hoor. Dat hoeven we hier niet te
doen.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u verdergaat. Ik hoor wat u zegt buiten de
microfoon, mevrouw Leijten, maar er is gewoon een verschil van opvatting
hierover.
Mevrouw Leijten (SP):
Tuurlijk, er is een verschil van opvatting. U wilt geen herhalingen,
maar ik stel gewoon een nieuwe vraag om de werkbaarheid van de
Notificatierichtlijn ter discussie te stellen en de minister-president
antwoordt daarop dat hij daar niet in geïnteresseerd is en dat ik het
zelf moet opzoeken. Hij heeft geen flauw idee wat de impact is van dit
voorstel. Hij heeft geen flauw idee hoe hij hiermee de lokale en
provinciale democratie de rug toekeert.
Minister Rutte:
Dit laat ik even voor de rekening van mevrouw Leijten, want dit klopt
niet.
Dan zijn er een aantal vragen over het Europees monetair en economisch
beleid. De minister van economie en financiën is in de Europese Raad
niet aan de orde geweest.
Dan over risicoreductie voordat tot risicodeling kan worden overgegaan.
Ik begrijp dat ook de minister van Financiën is gevraagd om zo'n
analyse, inclusief de risico's in de Europese bankensector. Aan zo'n
overzicht wordt op dit moment gewerkt. Daarin zullen ook de
non-performing loans, de niet-presterende leningen, aan de orde komen.
Voor een compleet beeld wordt ook gekeken naar de stappen die tot nu toe
zijn genomen, want die bankenunie is natuurlijk al sinds 2012 in
ontwikkeling. Zo krijg je ook een beeld van het geheel. Dat overzicht
zal aansluiten bij de bestaande afspraken uit de routekaart, het
regeerakkoord en de kabinetsreactie van 17 november vorig jaar. De Kamer
wordt binnenkort per brief op dit punt geïnformeerd.
Voorzitter. Dan over crisis, banken, leverage ratios en buffers. Sinds
de crisis zijn er natuurlijk heel veel maatregelen genomen om banken
weerbaarder te maken. Die zien onder andere op de vraag hoe om te gaan
met banken die in de problemen komen. Daardoor is het risico dat de
belastingbetaler wederom moet optreden als redder in nood kleiner dan
enkele jaren terug. Op dit moment wordt die leverage ratio ook in de
EU-wetgeving verankerd. 3% voor alle banken ligt nu op tafel. Basel is
ook bezig met een opslag in de leverage ratios voor mondiale
systeembanken. De inzet van Nederland is dat de opslag in Europa breed
gaat gelden, ook voor banken die relevant zijn voor het Europese of
nationale systeem. We zullen conform het regeerakkoord de nationale
ratio-eis in lijn brengen met de Europese eis. Om banken veiliger te
maken is het ook van belang dat ze adequate bail-inbuffers hebben, of
bail-inbare buffers, moet ik zeggen, zodat een bank kan worden
afgewikkeld als hij in de problemen komt. Bij deze zogenaamde
bail-inbare buffers zet Nederland dus ook in op hogere buffers. Op die
manier hebben banken voldoende buffers om verliezen op te vangen.
Dan de vraag over de schuld als indicator. Ik ben het eens met de heer
Eickhout dat dat natuurlijk maar één van de relevante indicatoren is.
Maar er is een voorbeeld dat ik vaker gebruik als er in Europa een
discussie is over schokabsorberingsfondsen en fiscal capacities op het
Europese niveau ten aanzien van het opvangen van asymmetrische schokken.
Dan zeg ik: het bijzondere van een land als Nederland is dat wij onze
schuld naar het niveau hebben gebracht waarop hij nu staat, natuurlijk
in combinatie met de verdere ontwikkeling van de economie, de
bankensector en het tekort op de overheidsfinanciën. Dat maakt het
mogelijk dat Nederland als het nodig zou zijn — en laten we hopen dat
dat nooit gebeurt — naar de kapitaalmarkt kan gaan en kan zeggen: kunt u
ons 10%, 20% of 30% van ons nationaal inkomen lenen om een klap op te
vangen. Dat kunnen een aantal andere landen, die er heel slecht voor
staan, natuurlijk niet.
Dan over de ECB. Daar hebben we natuurlijk vaker over gesproken. Ik
hecht er toch zeer aan om vast te houden aan het principe dat de ECB het
werk onafhankelijk doet. De president van De Nederlandsche Bank heeft
daar ook een aantal dingen over gezegd. Die kan natuurlijk wat verder
gaan. Ik zou dus echt willen zeggen: laten we op dit punt de regering
niet steeds vragen om een commentatorpositie in te nemen, want dat lijkt
nu aardig, maar bij een volgende gelegenheid gaat dat enorme risico's
met zich meebrengen.
Voorzitter. Dan kom ik bij de vragen over belasting. Daar hebben we ook
bij het debat in voorbereiding op de Europese Raad over gesproken.
Nederland heeft heel veel vragen bij de plannen voor een
belastingheffing op techbedrijven, ook omdat we willen kijken wat dat
betekent voor de Nederlandse techbedrijven met kleine winsten en een
kleinere omvang. We hebben dus niet gezegd dat we voor of tegen zijn,
maar we hebben heel veel vragen. Het Commissievoorstel is net uit, sinds
woensdag. Wij gaan ons daar natuurlijk op beraden. We zullen de Kamer
daarover informeren via de gebruikelijke weg van de BNC-fiches. In ieder
geval hebben we al gezegd — de heer Tang had een vervolgvraag op dat
punt — dat het geen voorbode kan zijn van een triple C-TB of een double
C-TB, en dat het ook niet vooruit moet lopen op discussies die in Europa
gaande zijn over meer eigen middelen voor de Europese Unie. Als je het
al doet, dan moet het een nationaal te heffen belasting zijn, die ook
nationaal in de eigen begroting landt. Maar je zou in Europa eventueel
de afspraak kunnen maken dat je dat allemaal nationaal gaat doen.
Voorzitter. Tot slot de motie-Ploumen. Misschien kan de heer Asscher
mijn reactie daarop meenemen in zijn interruptie als die reactie
aanleiding geeft tot het stellen van vragen. De motie-Ploumen gaat een
race naar de bodem, a race to the bottom, tegen. In de onderhandelingen
met Engeland over de brexit is ons werk er in de eerste plaats op
gericht om geen ruimte te laten voor schadelijke belastingconstructies
en belastingontwijking. Het voorkomen van die race to the bottom hangt
natuurlijk ook samen met een mogelijke verdergaande
grondslagharmonisatie in de Europese Unie en ook wel met de hier en daar
bestaande plannen voor de invoering van een EU-minimumtarief voor de
vennootschapsbelasting. Wat die grondslagharmonisatie betreft neemt
Nederland deel aan de besprekingen in de Europese Unie aan de hand van
de ook in het BNC-fiche verwoorde inzet. Een Vpb-minimumtarief is
eerlijk gezegd een omstreden oplossing. Een aantal lidstaten is al
jarenlang tegen het afspreken van zo'n minimumtarief. Die landen zijn
van mening dat lidstaten soeverein moeten blijven in het vaststellen van
hun eigen belastingtarieven. Er ligt op dit moment ook geen Europees
voorstel voor een minimumtarief. Ter achtergrond: de motie betrof een
oproep aan het kabinet om zich internationaal in te spannen om een race
to the bottom met de belastingtarieven voor bedrijven te voorkomen. Dat
voeren we dus ook zo goed mogelijk uit.
De voorzitter:
Waren dat alle vragen?
Minister Rutte:
Op dit punt, voorzitter. Ik heb nu nog twee vragen over twee andere
onderwerpen over.
De voorzitter:
Van de heer Asscher? Of niet?
Minister Rutte:
Nee, van de heer Van Baalen en van de heer Omtzigt.
De voorzitter:
Dan de heer Asscher.
De heer Asscher (PvdA):
Ik snap dat de manier waarop heel veel voeten in de aarde heeft. Daar
kan ik me van alles bij voorstellen, maar mag ik het antwoord van de
premier zo uitleggen dat de Nederlandse regering in beginsel wel van
mening is dat die techbedrijven belastbaar zouden moeten zijn in Europa?
Want hoe zij op dit moment de dans ontspringen, is wel heel scheef ten
opzichte van gewone bedrijven binnen de Europese Unie. Ik snap heel goed
dat je nu geen uitspraak kunt doen over hoe dat precies zou moeten. Ik
begrijp ook dat de regering van mening is dat het naar de individuele
landen moet, maar die principe-uitspraak is wel belangrijk.
Minister Rutte:
Ja, laat ik het zo zeggen: ik vind dat die techbedrijven in ieder geval
een reële belastingdruk moeten hebben. Op dit moment lijkt die
belastingdruk voor die bedrijven wereldwijd en ook in Europa heel laag.
Ik zou me even ambtelijk moeten laten bijstaan voor het antwoord op de
vraag of er ook specifiek … Dat hangt af van waar die belasting precies
valt. Als de activiteit ook in Europa is, denk ik dat de heer Asscher
gelijk heeft. Maar als hij van mij een heel hard ja wil horen, laat ik
mij nog eventjes ambtelijk bijlichten of ik daar heel hard ja op kan
zeggen. Verder ben ik het eens met wat hij zegt. Wij staan niet
afwijzend tegenover die plannen van afgelopen woensdag van de Commissie,
maar we staan daar ook nog niet enthousiast tegenover. We hebben echt
een neutrale positie ingenomen. We willen eerst gewoon heel veel vragen
beantwoord zien. Het is bekend: niet vooruitlopen op triple C-TB en niet
een eigen middel. Het liefst zouden wij dit zien in G20- en
OESO-verband, maar dat is ook heel ingewikkeld.
De heer Asscher (PvdA):
Een heel hard ja, een gewoon uitgesproken ja, lijkt mij op zichzelf
afdoende. Ik zou ervoor willen waken dat we wegdrijven in: er moet eerst
op universeel of intergalactisch niveau een afspraak komen over hoe die
techbedrijven belast worden. Want daar zijn zij bedreven in. Ik denk dat
je de uitspraak zou moeten doen dat activiteiten, winsten, omzetten en
wat dan ook in Europa belastbaar dienen te zijn. Vervolgens moet je een
verstandige oplossing vinden die ook recht doet aan de deelbelangen van
de landen, maar een op normale toon uitgesproken ja op de vraag of dat
beginsel vooropstaat, lijkt mij wel passend. Anders geef je eigenlijk al
van tevoren op dat zij die belastingdruk zouden ervaren.
Minister Rutte:
Dat punt van OESO en G20 is very nice to have, geen absoluut need to
have. Daarover ben ik het dus met de heer Asscher eens, maar zijn vraag
was heel specifiek of zij in Europa belasting moeten betalen. Dat is
gewoon even een stuk techniek dat ik nu niet paraat heb. Voor mij is het
wel belangrijk dat die techbedrijven als complete concerns — of het nou
Google, Alphabet of Facebook is — een reële belastingdruk ervaren. Ik
kan nu technisch zo gauw niet overzien of dat ook buiten Europa zou
kunnen vallen. Dat wil ik voor de zekerheid dus nog even vragen, want
dat was ook zijn vraag.
De voorzitter:
Goed, de laatste vragen.
Minister Rutte:
Ja, over de migranten. De heer Omtzigt stipt terecht een heel groot
probleem aan over migranten die hier helemaal niet mogen zijn,
economische migranten.
De voorzitter:
Meneer Omtzigt!
Minister Rutte:
Er is een ontzettende irritatie dat we die in heel veel gevallen toch
lastig kunnen terugsturen. Dat is een terecht punt van de heer Omtzigt.
Meneer Omtzigt, dat is een goed punt, een terecht punt, over migratie,
vooral met betrekking tot de economische migranten. Wij bespreken dat
met de Europese partners. Daar is hij weer: ook met Macron, maar met zo
veel anderen kunnen we gezamenlijk afspraken maken om, ook met landen in
Afrika, te kijken hoe economische migranten worden teruggenomen. Het kan
behoorlijk frustrerend zijn als je ziet hoeveel wij in een land als Mali
investeren. Als er dan illegale Malinezen bij ons zouden zijn, dan
zouden we toch ook de mogelijkheid willen hebben om ze terug te sturen.
Die gesprekken zijn gaande, ook met andere landen. Dat punt ondersteun
ik, maar het is al langer een probleem.
De heer Omtzigt vroeg me naar concrete cijfers, maar die zijn lastig te
geven omdat het maar heel beperkt vergelijkbaar is hoe landen ermee
omgaan. De procedures en werkprocessen verschillen per land. Sommige
lidstaten geven alle migranten die moeten terugkeren een
terugkeerbesluit, andere lidstaten reiken die bij wijze van spreken pas
uit op de vliegtuigtrap. Dat maakt een vergelijking ingewikkeld. Die
cijfers die de heer Omtzigt vraagt, zijn niet beschikbaar.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik begrijp dat die cijfers moeilijk vergelijkbaar zijn. Het is lastig te
bepalen welke cijfers precies beschikbaar zijn over wie welke inspanning
levert met het hervestigen van vluchtelingen in Italië en Griekenland,
want op welk moment is iemand teruggestuurd? Toch zou ik de
minister-president willen vragen om de Kamer een inzicht te geven,
desnoods een stukje beschrijvend, over waar ik aan moet denken. Gaat het
om enkelen, om tientallen, of om honderden die per land zij
teruggestuurd en welke landen werken wel of niet mee? Kan hij bevorderen
dat zoiets naar de Kamer komt, want dan kunnen we ook zien of we
voortgang boeken. We zijn er al een tijd mee bezig.
Minister Rutte:
Die vraag speel ik door aan de heer Harbers, staatssecretaris van
Migratie. We zullen dan zien wat hij kwalitatief en wellicht ook
kwantitatief kan ophoesten. Het zullen geen indrukwekkende cijfers zijn,
mijn gevoel is dat dat heel erg tegenvalt. Ik volg een beetje het Duitse
debat daarover, en ook in Duitsland bestaan er grote zorgen over het
feit dat er maar zo weinig economische migranten daadwerkelijk kunnen
worden teruggestuurd. Ik denk dat het hier niet heel anders ligt, maar
we gaan proberen dit op te hoesten.
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel. Ik hoop dat we binnen een paar weken die brief hier hebben.
Ik deel namelijk de zorgen van de premier, het is niet precies duidelijk
welke landen wel en niet slagen, maar als er een of twee lichtpuntjes
zijn, zou dat wellicht een mogelijkheid bieden om te kijken hoe het wel
kan.
Minister Rutte:
Om ervan te leren, bedoelt de heer Omtzigt, en dat is waar en terecht.
We gaan het proberen. Dit is de eerste brief die ik toezeg, dus dat valt
mee, zeg ik even tegen het ambtenarenvak. Het kost altijd tijd, dus dat
probeer ik te voorkomen. Deze kan ik niet tegenhouden, want ik vind het
een reële vraag.
Tot slot voorzitter, de heer Van Baalen over de situatie met de
Amerikanen. Als je naar de handelscijfers kijkt, ben ik het met Van
Baalen eens dat je moet vaststellen dat de Verenigde Staten grote
belangen hebben bij een goede economische bilaterale relatie met de
Europese Unie. Je ziet gelukkig in Amerika dat velen zich daarvan bewust
zijn. Er is vanuit de politiek en vanuit het bedrijfsleven kritiek
gekomen op de aangekondigde maatregelen van de president. Die weerstand,
en mag ik zeggen het uitstekende werk van de Europese Commissie — dat
hebben Malmström en haar team en de president van de Commissie echt heel
goed gedaan — hebben ertoe geleid dat er tijdelijke uitzonderingen zijn
gekomen voor enkele handelspartners, waaronder de Europese Unie als
handelsblok.
We zijn in gesprek met de Verenigde Staten om te benadrukken wat het
belang is van de Europese Unie als politieke en als handelspartner. Je
praat natuurlijk ook over de trans-Altlantische relatie, en sterke
handelsbetrekkingen zijn naast de NAVO een middel om Amerika en Europa
in elkaars relatie te verankeren. Die dialoog zal de komende weken
plaatsvinden, met als doel dat de Europese Unie een permanente
uitzondering krijgt, en natuurlijk nog liever dat de Verenigde Staten
helemaal van deze maatregel afzien. Daar wordt aan gewerkt, maar we
hebben nu in ieder geval iets van een respijt van vijf weken om in die
gesprekken te kijken of dat lukt. We zijn er allemaal zeer gemotiveerd
voor om dat tot een goed einde te brengen. Zeer eens, dit is over en
weer van heel groot belang.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef nu het woord aan de minister van Buitenlandse
Zaken.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Een aantal sprekers kon met trots vermelden hoe
vaak zij al waren opgetreden bij het debat Staat van de Europese Unie.
Hoewel ik al een tijdje meedraai in de landelijke politiek, zelfs
wanneer ik denk dat ik afscheid heb genomen en hier weer terugkom, moet
ik opbiechten dat ik nog nooit het debat Staat van de Europese Unie heb
gedaan. Dat was een belangrijke drijfveer voor de premier om mij terug
te vragen en ik sta hier dan ook met veel plezier. Het lijkt mij logisch
dat ik, voordat ik op de specifieke vragen inga, kort in grote trekken
schets hoe ik persoonlijk tegenover die Europese samenwerking sta.
Ik hoor, net als de premier, tot een leeftijdsgroep die de heer Krol,
die hier niet aanwezig is, tot zijn doelgroep zou rekenen. Deze heeft op
school les gehad van leraren die nog eigen herinneringen hadden aan de
oorlog, en zat thuis aan tafel met ouders waarvoor hetzelfde gold. Voor
die generatie die ons heeft opgevoed, was de Europese samenwerking of de
Europese Gemeenschap, want daar hadden ze het eerst nog over, een heel
logisch antwoord op wat zij hadden meegemaakt. Inderdaad: oorlog,
Hongerwinter, daarna de onzekerheid van de Koude Oorlog, maar
tegelijkertijd het optimisme van de wederopbouw. Voor hen betekende dat
ook dat er opeens betaalbare wijn te krijgen was, of olijfolie, en dat
aan de andere kant onderdelen van Nederlandse trots zoals Philips of de
land- en tuinbouw veel makkelijker konden exporteren en daardoor
uitgroeien tot de wereldspelers die zij zijn.
Dus heel veel begrijpelijk idealisme en tegelijkertijd hoort daar
natuurlijk bij: Hollands realisme. Ik deel die oorspronkelijke
doelstellingen, maar ik herinner mij ook heel goed het moment — ik was
inmiddels lid van deze Kamer — dat in 2004 Duitsland en Frankrijk samen
openlijk aangaven zich toch maar niet te willen houden aan het
Stabiliteits- en Groeipact. Ook een ontnuchterend moment.
Tegen deze achtergrond zal mijn inzet als minister dan ook zijn om
steeds op een realistische manier op te komen voor het Nederlandse
belang. Het Nederlandse belang is eigenlijk altijd gebaseerd op goede
samenwerking, of het nou gaat om handel, veiligheid, migratie of
klimaat. Dat betekent dat wij voortdurend op zoek zijn naar
bondgenootschappen, ook binnen de Europese Unie, om gezamenlijk de
stappen te zetten die uiteindelijk dat Nederlandse belang ook dienen. Ik
verheug mij erop om me daar samen met de Kamer de komende jaren ten
volle voor in te zetten.
Tegen deze achtergrond ga ik in op de gestelde vragen. Ik begin bij de
heer Mulder, die aan het kabinet vraagt om een oordeel te geven over het
werk van de Commissie, die nog even te gaan heeft maar toch aan het eind
van haar periode is. Zoals de minister-president namens het kabinet in
de speech in Berlijn heeft aangegeven, verwachten wij van de Commissie
dat deze zich opstelt als een hoeder van de verdragen. Een heel
belangrijk punt. Ik wees al op mijn teleurstelling indertijd over het
Stabiliteits- en Groeipact. Hierbij hoort dus niet — ook dat is een
bekend standpunt van het kabinet — een echt politieke rol van de
Commissie. Dit zijn eigenlijk de kantlijnen waarbinnen wij verwachten
dat de Commissie in de toekomst haar werk doet.
Positief vinden we bijvoorbeeld de vooruitgang die gemaakt is op het
gebied van slimmere en soberder regelgeving. Dan gaat het er natuurlijk
om dat die ook echt merkbaar is. Mooie voorbeelden vind ik dat de
financiële rapportageverplichtingen voor kleinere bedrijven door het
verminderen van Europese regelgeving zijn afgenomen en dat er een
btw-systeem voor grensoverschrijdende elektronische handel is dat echt
simpeler is dan in het verleden en dat dit moderne onderdeel van de
economie makkelijker maakt. Op dat gebied heeft deze Commissie gewoon
mooie resultaten weten te bereiken.
De heer Mulder vraagt dan: moet het kabinet, samen met de Kamer, nog
meer capaciteit ontwikkelen om voorstellen van de Commissie te kunnen
beoordelen? Ik ben het met de heer Mulder eens dat het van belang is dat
we in ieder stadium van de Europese besluitvorming nauw betrokken zijn
en kritisch meedenken. In de procedure die het kabinet volgt en ook
deelt met de Kamer, is onze inzet erop gericht dat we ook in de voorfase
van wetgeving nauw betrokken zijn. Over het algemeen begint de Commissie
met een consultatie. Daar reageert het kabinet op. Daar kan de Kamer op
reageren. De Kamer ontvangt in ieder geval ook altijd een afschrift van
de reactie van het kabinet op zo'n consultatie. Dan volgt een
mededeling, waarin de Commissie concreter uitzet welke kant zij op denkt
op een bepaald beleidsterrein. Daarover ontvangt de Kamer de bekende
BNC-fiches, nadrukkelijk bedoeld om aan te geven wat de kabinetsinzet
is, maar ook om dat te onderwerpen aan debat met en controle door de
Kamer.
Ik geloof niet dat het iets toe zou voegen — al weet ik niet of ik de
heer Mulder daarop goed verstaan heb — als we daar nog een aparte
organisatie bovenop zouden zetten. Ik ken de heer Mulder ook als iemand
die sober omgaat met ambtelijke capaciteit en belastinggeld, dus ik zou
vooral willen waarborgen dat deze procedure, die in principe goed in
elkaar zit, leidt tot kritische bijdragen van beide kanten, het
parlement en de regering, zodat we de Europese besluitvorming in een
vroeg stadium kunnen beïnvloeden.
De heer Mulder vroeg naar de inzet van de Europese Unie richting China.
Dat is een logische vraag gezien de steeds belangrijkere rol die China
speelt op economisch terrein. De heer Mulder wees onder meer op het
belt-and-roadinitiatief.
De heer Anne Mulder (VVD):
Terug naar de Europese Commissie. De minister heeft gezegd hoe hij
daarnaar kijkt. Maar kan hij ook nog een oordeel geven over de
Commissie? Heeft die voldoende gedaan als het gaat om betere
regelgeving? De minister zei wat er is gebeurd, maar was dat
genoeg?
Minister Blok:
Dat is de bekende discussie over dat halfvolle of halflege glas. De heer
Verhoeven herkent dat meteen. Ik heb aangegeven dat ik blij ben met de
resultaten die zijn geboekt op minder en effectievere regelgeving. Is
het daarmee af? Nee. Ik heb aangegeven dat het kabinet vindt dat de
Commissie geen politieke rol verdient, maar een hoeder van de verdragen
moet zijn. De reden dat het kabinet dat zo duidelijk uitspreekt, is dat
we met zorg hebben geconstateerd dat de Commissie die politieke rol soms
claimt en dat ze op een aantal momenten scherper zou kunnen zijn als
hoeder van de verdragen. Ik ben van nature geneigd om glazen eerder als
halfvol dan als halfleeg te zien, maar als de heer Mulder aan mij vraagt
of het voldoende of af is, dan is mijn boodschap: nee. Vandaar dat er
ook door Nederlandse inzet bijvoorbeeld een — zoals dat in goed Europees
heet — "Leaders' Agenda" is gekomen, zodat er in iedere Europese Raad
concrete onderwerpen op de agenda staan waarop we vooruitgang willen
zien. Die druk zullen we ook op een nieuwe Commissie blijven
uitoefenen.
De heer Anne Mulder (VVD):
Laten we dit nou maar een "diplomatiek" antwoord noemen.
Minister Blok:
Ik dank de heer Mulder dat hij constateert dat ik al snel ingewerkt raak
in dit mooie vak.
De heer Anne Mulder (VVD):
Ik weet niet of dat een compliment is.
Minister Blok:
Er komt nog meer?
De voorzitter:
Meneer Mulder, u moet in de microfoon praten, anders hoort niemand
het.
De heer Anne Mulder (VVD):
Goed, voorzitter. Hoe moeten we de voorstellen van de Europese Commissie
dan beoordelen? We hebben er een paar gehad, bijvoorbeeld het zogeheten
"Junckerfonds": extra geld, miljarden, voor investeringen. De evaluaties
daarvan zijn nog niet helder; werkt dat wel? Dat is toch typisch een
voorbeeld voor Nederland om zelf eens te gaan kijken of het werkt of
niet? Want als de Europese Commissie zelf zoiets beoordeelt, dan is ze
toch een beetje scheidsrechter van haar eigen wedstrijd; dan beoordeel
je je eigen vlees. Is het dan niet nodig, zeker als het gaat om zulke
bedragen, dat we als Nederland zelf eens kijken wat we ervan
vinden?
Minister Blok:
Ik hoop dat de heer Mulder met mij constateert dat het kabinet aan het
begin van die wetgevingstrajecten iedere keer helder inzet en dat ook
met de Kamer deelt. Ik ben het met de heer Mulder eens dat
verantwoording cruciaal is: werkt het beleid, is het geld goed
uitgegeven? Ik maak wel een knip tussen de taak van het kabinet en die
van andere controleurs. Het Europees Parlement, hier ook goed
vertegenwoordigd, of de Europese Rekenkamer zal overigens vaak de
controlerende instantie zijn. De Kamer gaat het dan niet overdoen. Maar
de lessen die we kunnen trekken uit de constateringen over lopende
programma's gebruiken we natuurlijk bij onze beoordeling van nieuwe
programma's of nieuwe uitgaven.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, meneer Mulder.
De heer Anne Mulder (VVD):
Misschien is de minister wat dat betreft toch iets te goedgelovig. Als
de Europese Commissie haar eigen vlees keurt, dan is het namelijk altijd
goed; en dan is zo'n Junckerfonds altijd goed. En als we eerlijk zijn,
hebben we vandaag ook kunnen horen dat het Europees Parlement meer
Brussel vaak als goede oplossing ziet; dus hoe dat geld precies wordt
besteed, of het uitmaakt of niet, iets is goed omdat het Europees is.
Mijn vraag is: wees nu niet te goedgelovig en zorg voor eigen
onderzoekscapaciteit als het gaat om voorstellen van de Europese
Commissie.
De voorzitter:
De minister is net begonnen met het beantwoorden van de vragen van de
heer Anne Mulder, die als eerste gesproken heeft. Wij hebben achttien
sprekers. Dit even als waarschuwing.
Minister Blok:
Als er sprake zou zijn van goedgelovigheid, zou de Kamer bij al die
commissievoorstellen alleen maar van het kabinet horen: strak plan, gaan
we doen. Dat is echter niet zo. Tegelijkertijd meende ik de heer Mulder
te kennen als iemand die sober wil zijn met ambtelijke inzet en
belastinggeld. Ik ben dus niet meteen enthousiast over het organiseren
van een nieuwe instelling.
De heer Verhoeven (D66):
Ik besef dat ik vrij vroeg in het blok van deze minister …
De voorzitter:
Ja, minister Blok.
De heer Verhoeven (D66):
Excuses daarvoor. Maar ik sluit aan bij de vraag van de heer Mulder en
de woorden van de minister over de Europese Commissie. Wij hebben het
hier gehad over een halfvol en een halfleeg glas, maar in mijn bijdrage
heb ik ook gewezen op de schoen die wringt. Dat kwam nu weer naar voren,
want de minister zegt dat hij een Commissie wil die niet al te politiek
is, terwijl de VVD-woordvoerder zegt dat hij graag resultaten ziet van
die Commissie. Dat zijn weer twee dingen die niet samengaan. Daarom
vraag ik de minister: als je een politieke Commissie wil, wil het
kabinet dan ook een Commissie die nooit resultaten levert? Dat is
volgens mij niet wat wij moeten willen.
Minister Blok:
De heer Verhoeven legt nu een verband dat ik niet onmiddellijk zie. Een
politieke Commissie legt boven op het zuiver toepassen van de verdragen
nog het eigen oordeel of dat wel op die manier moet. Dat hebben wij een
aantal keren meegemaakt rond het Stabiliteits- en Groeipact. Dat zijn
typisch momenten waarop het kabinet zegt: de verdragen zijn helder,
afspraak is afspraak — een typisch Nederlandse insteek, maar daar zijn
wij ook groot mee geworden en daar zijn wij trots op — dus niet een
politieke afweging als een verdrag helder is. Dat is toch niet een
andere insteek dan zeggen dat wij, als wij iets afgesproken hebben, ook
resultaten willen zien, of het nu gaat om het inzetten van Junckergeld
of de bestrijding van de criminaliteit?
De heer Verhoeven (D66):
De lijn van de minister vind ik consistenter dan die van de VVD-fractie,
dus ik ga mee met de uitleg van de minister. Ik hoor nu enig rumoer in
de zaal, maar ik beoordeel slechts de betogen van twee personen van
dezelfde partij en vind het betoog van de minister van Buitenlandse
Zaken wat beter.
De voorzitter:
Laat u de heer Verhoeven even zijn zin afmaken.
De heer Verhoeven (D66):
Er is wat paniek in de zaal, onder andere bij de heer Mulder. De
minister zegt dat hij de term "politiek" op deze manier uitlegt. In mijn
spreektekst heb ik bewust niet gekozen voor de term "de politieke
Commissie", want dat levert meteen debat op, zoals wij ook nu merken.
Maar zou "sturend en afrekenbaar" wat de minister van Buitenlandse Zaken
betreft wel een manier kunnen zijn waarop wij naar de Commissie kijken?
Als je zegt "grote grensoverschrijdende Europese zaken moeten Europees
worden aangepakt", dan moet je toch ook zeggen dat de Commissie sturend
en afrekenbaar moet zijn?
Minister Blok:
"Afrekenbaar" zeker, maar onder "sturend" kan ik een heleboel
samenvatten. "Sturend" moet wat mij betreft altijd gebeuren binnen de
bestaande Europese verdragen. "Sturend" kan ook inhouden: het proberen
te vergroten van het werkterrein. Het is een vrij onverbiddelijke
bureaucratische wet, die wij op allerlei plekken zien, dat als een
instelling eenmaal bestaat, zij zich met steeds meer dingen wil gaan
bemoeien. Dan noem ik de Commissie niet meer sturend, maar
politiek.
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Verhoeven (D66):
Zoals u van mij gewend bent.
De voorzitter:
Dat ben ik helemaal niet van u gewend, eigenlijk van niemand van de
woordvoerders, merk ik vandaag. De minister is net begonnen met het
beantwoorden van de eerste vraag van de heer Mulder.
De heer Verhoeven (D66):
Maar ik heb de hele inbreng van de premier ademloos beluisterd, zonder
enige …
De voorzitter:
Nee nee, ook u hebt vragen gesteld en ook die vragen moeten nog worden
beantwoord.
De heer Verhoeven (D66):
Een korte slotvraag op dit toch belangrijke punt; daarna zal ik mij weer
bescheiden opstellen. Als de minister van Buitenlandse Zaken, nadat ik
twee termen noem, hier betoogt dat de Commissie niet sturend mag zijn,
maar wel afrekenbaar, dan vind ik dat wij te veel de kant op gaan van
alleen maar op een controlerende manier naar de Commissie kijken en dat
wij, als de Commissie een keer een initiatief neemt, meteen zeggen dat
dit niet mag. Ik wil alleen maar meegeven dat ik dit geen faire, maar
ook geen productieve manier vind om naar de Europese Commissie te
kijken. Soms moet de Commissie dingen kunnen doen en initiatieven kunnen
nemen.
De voorzitter:
Kort, zei u.
De heer Verhoeven (D66):
Dan kunnen we haar daarop afrekenen, maar dan mag ze ook een beetje
sturen op het moment dat we dat willen.
De voorzitter:
Dat was geen vraag, maar een conclusie. Dat had u ook in uw tweede
termijn kunnen doen.
Minister Blok:
Daarom was ik ook zo precies op de term "sturend". Als een initiatief
van de Commissie zich beweegt binnen de verdragen, past die bij de taak
van de Commissie. Dan wijs ik sturend dus niet af. Als dat sturende zich
richt op het verbreden van het werkterrein tot buiten het terrein dat
helder in de verdragen is vastgelegd, zeg ik: niet doen. Zorg dat de
dingen die we hebben afgesproken goed gaan en afrekenbaar zijn, maar
maak je terrein niet steeds groter. Zorg dat je kerntaak goed wordt
uitgeoefend.
Mevrouw Leijten (SP):
Het is mooi om te zien dat twee fracties in deze Kamer, behorende tot
dezelfde fractie in het Europees Parlement, toch al behoorlijk lang aan
de interruptiemicrofoon staan bij nota bene hun coalitieminister. De SP
beoordeelt de Europese Commissie als een politieke Commissie. Dat doet
Juncker zelf ook. Hij noemt zichzelf een politieke Commissie. Kan de
minister van Buitenlandse Zaken aangeven waar hij vindt dat de Europese
Commissie nu buiten haar boekje gaat als het gaat over de politieke
ambities die ze heeft geformuleerd, bijvoorbeeld in het huidige
werkprogramma, en als het gaat over wat ze mag volgens de huidige
verdragen?
Minister Blok:
Ik heb al aangegeven dat ik een scherpere inzet op het Stabiliteits- en
Groeipact verstandig had gevonden. Daarbij hoort de Commissie de
verdragen gewoon te handhaven. Denk ook aan voorstellen die leiden
richting een brede Europese belasting. De minister-president is ingegaan
op onze open houding ten opzichte van mogelijke belasting voor
internetbedrijven. Ik weet dat er vaak Europese gedachten zijn over meer
eigen middelen via eigen Europese belastingen, maar ik ben toch van de
lijn dat burgers en bedrijven in Nederland voldoende belasting betalen.
Ik word dus niet enthousiast van de Europese gedachte daarover. Dat zijn
zomaar een paar voorbeelden waarom ik zeg: Commissie, houd je aan je
taken binnen de verdragen; er is genoeg werk te doen.
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, tot slot.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij komen er dagelijks voorstellen die buiten de huidige
verdragen liggen, niet soms in de laatste plaats door de Europese Raad
zelf. Neem bijvoorbeeld het controleren van nepnieuws. Dat is absoluut
geen taak die valt binnen de verdragen, maar er is wel een heel bureau
voor opgericht, met een vrijwilligersdepartement dat zelfs een website
heeft. Wat deze Kamer betreft mag die uit de lucht. Wanneer vindt de
minister van Buitenlandse Zaken dat je iets moet doen ten opzichte van
de Europese Commissie? Als ze zelf initiatief neemt? Als ze iets wordt
opgedragen? Als het kabbelend gaat? Want een van de dingen die wij hier
met zijn allen vaststellen, is dat het toch successievelijk almaar meer
wordt.
Minister Blok:
Dit is natuurlijk een heel brede vraag. Mevrouw Leijten noemt het
voorbeeld van de EU-organisatie tegen nepnieuws. De collega van
Binnenlandse Zaken heeft hierover aangegeven dat ze zich ook in
EU-verband zal inzetten voor een veel gerichtere inzet op het
oorspronkelijke doel daarvan. De bredere vraag wanneer ik vind dat het
wel of niet moet, kan ik alleen maar beantwoorden langs de lijn van de
verdragen. Deze geven op een aantal terreinen — ik heb ze al genoemd:
handel, veiligheid, klimaat — heel helder aan op welke gebieden er zaken
moeten gebeuren. Op sommige gebieden moet er meer gebeuren. Het
klimaatbeleid is alleen maar effectief als je dat afstemt met meerdere
landen. Maar er zijn ook terreinen — ik heb u net een paar voorbeelden
geschetst — waarvoor dit volgens mij niet geldt.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Leijten. En dan ga ik echt over tot de rest van de
antwoorden van de minister. Dan ben ik heel streng met het toelaten van
interrupties. Mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Onze minister-president, de minister-president van de VVD, de collega
van de minister van Buitenlandse Zaken, zegt eigenlijk dat het primaat
bij de lidstaat ligt. Deze minister van Buitenlandse Zaken zegt dat de
Commissie niet politiek moet zijn en zich aan verdragen moet houden. We
hebben een vluchtelingencrisis gehad. Die valt buiten het huidige
verdrag. Iedereen is het er toch over eens dat we iets moeten doen aan
de buitengrenzen en dat Europa een taak heeft. Er zijn dus momenten
waarop we zelfs in deze Kamer, waarin we heel verschillend denken,
overeenstemming hebben. Ik zoek naar het specifieke moment waarop
Nederland zegt: ho, Europese Commissie, nu ga je te ver, want dit valt
buiten de verdragen. Ik vind wat er wordt gesteld gewoon allemaal veel
te algemeen.
Minister Blok:
Het voorbeeld van mevrouw Leijten klopt niet. Het is niet zo dat de
Europese Unie zich voor het eerst met vluchtelingenbeleid is gaan
bemoeien naar aanleiding van de Syriëcrisis. Er bestond al lang het
Dublinverdrag. Omdat geconstateerd werd dat dit niet goed werkte, zijn
vervolgstappen genomen. Daarbij heeft de Nederlandse regering een
prominente rol gespeeld. Nederland was toen ook EU-voorzitter. Dat ging
toen echter niet om een terrein waar de Europese Unie zich niet mee zou
moeten bemoeien. Toen ik zo-even in mijn overzichtelijke visie op
Europese samenwerking aangaf op welke terreinen ik het logisch vind dat
de Europese Unie zich ermee bemoeit, heb ik migratie genoemd omdat dit
typisch zo'n grensoverschrijdend onderwerp is, net als de bewaking van
de buitengrenzen.
De voorzitter:
Gaat u verder met de rest van uw antwoorden.
Minister Blok:
Ja, ik wilde eigenlijk de vragen van de heer Mulder beantwoorden over
China. Ik heb al aangegeven dat de enorm groeiende economische rol
aldaar ook een zeer gericht beleid vraagt. Dat biedt namelijk kansen
maar ook daarin moeten we reëel en niet naïef zijn. In de contacten met
China benadrukken we natuurlijk de wederzijdse economische kansen. We
waarderen het bijvoorbeeld ook dat China klimaatverandering serieus
neemt. Daarnaast zullen we blijven aangeven dat het bij de Nederlandse
en Europese waarden hoort om respect te hebben voor democratie,
rechtsstaat en mensenrechten. Dus het zal die combinatie zijn waarmee we
China steeds tegemoet treden.
De heer Mulder ging als eerste in op de problemen van de rechtsstaat in
de Europese Unie. Ook binnen de Unie geldt dat wanneer er problemen
geconstateerd worden, we die ook bespreekbaar maken. In de tijd dat ik
nog minister van Veiligheid en Justitie was, heb ik dat bijvoorbeeld
gedaan tegenover mijn Poolse en Hongaarse collega's, en ik zal dat ook
blijven doen op de momenten dat ik hen tref of anderen als daar reden
voor is. Dat zal ik altijd doen in de lijn van dialoog waarbij we in die
dialoog ook helder zullen benoemen wat naar onze smaak niet goed is en
niet past in de Europese afspraken.
De heer Van Baalen vroeg of er niet meer smart sancties moeten komen om
de Russische Federatie verder onder druk te zetten. Hij doelde daarbij
waarschijnlijk niet op de mededeling die kort daarop door de premier
werd gedaan, maar bijvoorbeeld op de implementatie van het Minskakkoord
naar aanleiding van de bezetting van de Krim en de oorlog in
Oost-Oekraïne. De inzet van Nederland in de Europese Unie is dat die
Minskakkoorden geïmplementeerd worden. Daarom nemen we ook deel aan de
sancties die in het kader daarvan zijn opgelegd en die zich richten op
een aantal personen maar ook een aantal instellingen die op de
sanctielijst zijn gezet.
De heer Van Baalen vroeg in dat kader of het Nederlandse kabinet de heer
Poetin zal feliciteren met de uitslag. Het is in het diplomatiek verkeer
gebruikelijk dat dit gebeurt op het moment dat de uitslag vaststaat. Ook
in Rusland moet de kiescommissie er nog een definitief oordeel over
uitspreken, hoewel ik niet denk dat daar een verrassing uitkomt. Het is
in ieder geval wel diplomatiek gebruikelijk om op dat moment
felicitaties te doen uitgaan en dat zullen we op dat moment ook
doen.
De heer Omtzigt vroeg om een bevestiging van het kabinet dat de rol van
nationale parlementen onontbeerlijk is. Ik ben dat zeer met hem eens. Ik
heb ook al eerder schriftelijk aangegeven evenals in het debat vorige
week voorafgaand aan de Raad Buitenlandse Zaken/Algemene Zaken, dat we
het initiatief waar de heer Omtzigt nauw bij betrokken was voor meer
transparantie, het initiatief in het kader van COSAC en de samenwerkende
parlementen, ten zeerste als ondersteuning van de kabinetsinzet
zien.
De heer Omtzigt vroeg verder wat er concreet met het COSAC-rapport gaat
gebeuren. Dat zal tijdens de Raadswerkgroep informatie op 26 april eerst
op ambtelijk niveau worden besproken. Daarna moet het in de Raad
Algemene Zaken over transparantie worden besproken en wat mij betreft
bij voorkeur in mei of juni van dit jaar. Daarmee zet het kabinet zich
er ook voor in dat er een goede follow-up gegeven wordt aan dit
rapport.
De heer Omtzigt vroeg om een waardering van de brexitbesluitvorming in
de Europese Raad. Ik ben blij te constateren dat de Europese landen
gezamenlijk tot een helder standpunt in de onderhandelingen met het
Verenigd Koninkrijk zijn gekomen en dat dit ook geleid heeft tot een
belangrijke tussenstap. Dus de richtsnoeren die wij met elkaar hebben
afgesproken, lijken te werken. Dat zal ook de manier zijn waarop wij
vervolgstappen zullen nemen. Ik moet natuurlijk constateren dat het
Verenigd Koninkrijk op een aantal belangrijke momenten zelf nog geen
duidelijke positie heeft ingenomen over belangrijke onderwerpen. Dat
maakt ook dat de situatie nu wat mij betreft positiever is dan voor het
akkoord van vorige week, maar er geldt ook dat er niets is
overeengekomen totdat alles overeen is gekomen. Dus er is nog steeds
dreigend aan de horizon het risico van een harde brexit, wat wij als het
even kan echt willen vermijden.
De heer Omtzigt vroeg met betrekking tot de Russische Federatie of
Nederland of de Europese Unie overweegt om Magnitskiwetgeving in te
voeren, zoals de Verenigde Staten die kennen. Dat is een type sanctie
die de Europese en Nederlandse wetgeving op dit moment niet kennen. Bij
dit soort toch ingrijpende maatregelen geldt weer waar ik ook mee begon,
dat Nederland zeer hecht aan internationaal gecoördineerd optreden,
zoals wij vandaag ook hebben laten blijken. Maar dat zal ook voor dit
type maatregelen gelden.
Dan over Turkije. De premier gaf al aan dat ik zal ingaan op de
besteding van de gelden. De Commissie heeft op 14 maart een tweede
jaarverslag gepubliceerd. Daarin legt de Commissie verantwoording af
over hoe het geld is besteed en of dit heeft bijgedragen aan de
verbetering van de positie van vluchtelingen. Het rapport is gewoon
openbaar.
De Turkijetop in Varna kent geen officiële agenda. Wel zal voorzitter
Tusk onze zorgen over het voetlicht brengen over de rechtsstaat in
Turkije en de mensenrechten, maar ook over de situatie in Afrin, die ook
door mijzelf vorige week uitdrukkelijk aan de orde zijn gesteld. Dat
zullen wij ook blijven doen.
Wat betreft de westelijke Balkan, waarnaar de heer Omtzigt en later ook
anderen vroegen, blijft Nederland echt onverkort vasthouden aan het
toetredingsbeleid, dat strikt en fair is. Er kunnen pas stappen gezet
worden als voldaan is aan alle voorwaarden. Dat is de afspraak. Dat is
ook — zo heeft het verleden geleerd — dé manier om ervoor te zorgen dat
ook echt de druk blijft staan op de ingewikkelde maatregelen die vaak
nodig zijn.
De heer Omtzigt vroeg nogmaals informatie over steun die Nederland heeft
gegeven aan strijdgroepen die actief in Syrië zijn, expliciet de Free
Syrian Army. Het antwoord op deze vraag is met de Kamer gedeeld in een
vertrouwelijke brief van 23 januari. Uit veiligheidsoverwegingen maakt
het kabinet geen informatie openbaar waaruit kan worden afgeleid welke
groepen door Nederland worden gesteund en ook geen informatie over welke
gebieden precies, omdat uit de gebieden afgeleid kan worden welke
groepen het zijn. Want het zo precies ingaan op waar westerse steun
wordt verleend, maakt deze groepen tot een belangrijk doelwit voor IS,
of het Assadregime of andere extremistische groepen. Dus uit
veiligheidsoverwegingen zijn wij in dit geval genoodzaakt de Kamer
vertrouwelijk te informeren, zoals wij dat ook gedaan hebben.
De voorzitter:
Dit waren de punten van de heer Omtzigt. De heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
In de openbare brief staat dat Nederland de steun aan het Vrije Syrische
Leger — of de rebellen, want men laat nog in het midden of er later ook
nog anderen gesteund zijn — in het noorden van Syrië volledig heeft
opgeschort en in het zuiden van Syrië doorzet. Dat staat in de openbare
brief. In het noorden van Syrië ligt de provincie Afrin. Nu het Vrije
Syrische Leger zelf met berichten naar buiten komt dat het met 25.000
strijders bezig is om naar Afrin te gaan, doet zich de vraag voor of
Nederland steun verleend heeft aan troepen die Afrin binnenvallen. Het
gaat daarbij om voertuigen en andere zaken. Dan hoeft u niet te
vertellen welke groepen het precies zijn. Maar is Nederlandse steun
verleend aan groepen die nu dingen doen die wij verwerpelijk
achten?
Minister Blok:
De heer Omtzigt vraagt mij om gebieden te noemen waarin groepen actief
zijn waaraan Nederland steun heeft verleend. Ook dat zou nodeloos
mensenlevens in gevaar kunnen brengen. Daarom ben ik helaas genoodzaakt
hier te verwijzen naar de vertrouwelijke brief die de Kamer heeft
ontvangen. Soms is het niet anders, wanneer het echt gaat om zulke grote
belangen, dan dat het kabinet de Kamer uitsluitend vertrouwelijk kan
informeren.
De heer Omtzigt (CDA):
Wij hebben als Kamer, precies tot en met het politiestation, informatie
ontvangen welke politiestations van de Vrije Syrische Politie — waar ook
van alles over gedacht wordt — door Nederland en donoren betaald zijn.
Dat is tot en met het dorp, maar dat is niet de informatie die ik hier
vraag, dus ik zal de vraag andersom stellen. Kan de regering uitsluiten
dat groepen die wij gesteund hebben, nu zij aan zij met de Turkse
regering in Afrin vechten?
Minister Blok:
Ook de vraag andersom leidt tot dezelfde conclusie. Het verrast mij een
beetje dat de heer Omtzigt zo doordrukt, want de heer Omtzigt en ik
kennen elkaar al heel lang. Ik heb helemaal geen behoefte om informatie
achter te houden, tenzij daar een heel dringende reden voor is. Het in
gevaar brengen van mensenlevens lijkt mij toch een dringende reden. Dat
is toch niet iets waarover je hier discussie zou moeten hebben.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Omtzigt. U kunt de vraag steeds herhalen, maar ik ben
bang dat het antwoord hetzelfde blijft.
De heer Omtzigt (CDA):
Maar de Nederlandse regering steunt gewapende groepen in Syrië. Als het
gaat om politieagenten weten wij precies tot en met het politiebureau om
welke groepen het gaat. Nu stel ik niet de vraag wie het precies zijn,
maar stel ik de vraag: zijn die groepen betrokken geraakt bij de oorlog
in Afrin, die wij zeer veroordelen? Omdat het om 25.000 troepen gaat, is
het niet herleidbaar. Dus ik blijf de vraag gewoon stellen. Het is niet
herleidbaar. Is dat gebeurd of niet?
Minister Blok:
Het is dezelfde vraag, dus ik kan daar alleen hetzelfde antwoord op
geven.
De voorzitter:
Daar was ik al bang voor, maar ik begrijp ook dat de minister bereid is
om vertrouwelijke informatie te geven. Dus ik zou tegen de minister
willen zeggen dat hij verdergaat met het beantwoorden van de andere
vragen.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik zie die vertrouwelijke informatie dan graag tegemoet, maar ik vind
dat wij dit ook openbaar moeten kunnen controleren. Op het moment dat je
als land ervoor kiest om gewapende opstandelingen te steunen, moet je
als parlement zeker kunnen weten dat zij niet betrokken raken bij acties
die publiekelijk veroordeeld worden door de Nederlandse regering. Dat
moet ook in de openbaarheid kunnen worden besproken en dat heb ik hier
niet kunnen doen.
Dan rest mij ook op een ander punt nog een vraag te stellen. Dat betreft
de Magnitskiwet. In vergelijking met 2011, toen hier een Kamerbrede
motie is aangenomen, heeft een aantal landen een Magnitskiwet
doorgevoerd. Niet alleen de Verenigde Staten, maar ook het Verenigd
Koninkrijk, Estland, Letland, Litouwen en Canada hebben dat gedaan, dus
nogal wat van de bondgenoten die wij hebben. Het gaat om zeer
specifieke, persoonsgerichte sancties voor mensen van wie overduidelijk
is dat zij betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen.
Aangezien een land zelf kan bepalen wie het als gast toelaat, is dat een
redelijk proportionele maatregel. Is de regering bereid om, nu andere
landen dat doen, dit opnieuw ter hand te nemen en in Nederland en Europa
op de agenda te zetten om te kijken hoe we dit wel kunnen invoeren? Want
ik denk dat het instrumentarium, gezien alles wat er gebeurd is, zeer
nuttig kan zijn.
Minister Blok:
Zoals de heer Omtzigt aangeeft, is die discussie indertijd gevoerd en
heeft het geleid tot een lijst landen, die de heer Omtzigt ook noemt,
die dat hebben ingevoerd. Maar dat is geen lijst die een heel groot deel
van onze Europese bondgenoten omvat. Soms is het nu eenmaal zo dat er in
het werken aan coalities, wat ik cruciaal vind om effect te bereiken,
geen of veel minder landen meedoen dan je eigenlijk zou willen. Zolang
de situatie zo is, is het niet geloofwaardig om de indruk te wekken dat
je opeens wel zo'n brede meerderheid kan bereiken.
De heer Omtzigt (CDA):
Dit zijn landen die het allemaal zeer recent gedaan hebben: 2016, 2017.
En ja, als je wacht totdat iedereen het gedaan heeft … Een aantal landen
— VK en VS zijn nou niet onze minste bondgenoten op veiligheidsgebied —
hebben dat ondertussen geïmplementeerd. Dan zou er toch voldoende reden
kunnen zijn om met een aantal landen te zeggen: dat gaan wij ook doen?
We hebben het nodig. We zien een aantal ernstige
mensenrechtenschendingen. Die mensen zouden we willen weigeren. Dus mijn
verzoek: kunt u daar opnieuw naar kijken?
Minister Blok:
De heer Omtzigt zegt, terecht, om het met nog een aantal landen te gaan
doen. Dan moet dat aantal landen er wel zijn. Op dit moment zien we dat
perspectief gewoon niet. Dan is het niet geloofwaardig om de suggestie
te wekken dat dat er wel zou zijn.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat.
Minister Blok:
Dan kom ik bij mevrouw De Lange, die allereerst inging op het feit dat
veel stukken niet openbaar zijn. Zij wees met name op stukken van de
Raad. Zoals mevrouw De Lange weet, zijn kabinet en in dit geval de
CDA-vertegenwoordiging in het Europees Parlement — maar het geldt ook
voor kabinet en het Nederlandse parlement — het eens over de noodzaak
van meer transparantie. Ook hier zoeken wij naar coalities; ook dat
woord gaan wij vaak nog met elkaar delen. Wij worden gesteund door
Denemarken, Estland, Finland, Slovenië en Zweden. Ook hier zoeken we
naar nog meer steun. Hier helpt overigens ook de uitspraak van het
EU-Hof, dat heeft gepleit voor meer helderheid. Uit het lijstje dat ik
zojuist noemde, bleek al dat het nog niet zo breed gedeeld wordt dat het
ook leidt tot actie, maar ik hoop dat gezamenlijke druk van mevrouw De
Lange en haar fractie, het kabinet en de andere fracties hier die er ook
zo over denken, er uiteindelijk toe leidt dat die openbaarheid er
komt.
Dan de steeds weer terugkomende discussie over de zetel van het Europees
Parlement in Straatsburg. Ook daar zijn mevrouw De Lange en het kabinet
het eens. Het kabinet is een voorstander van één vergaderlocatie.
Mevrouw De Lange weet ook dat daar een verdragswijziging voor nodig is
en dat wij daar tot nu toe nooit enige beweging in hebben kunnen
constateren.
Ook over China had mevrouw De Lange een vraag. Die ging specifiek over
hoe we er nu voor kunnen zorgen dat er ook echt toegang tot elkaars
markten over en weer is, een echt gelijk speelveld. Dat is typisch een
inzet die we op EU-niveau willen doen. Dat is een onderwerp waar de EU
een invloed kan uitoefenen die een individueel land niet kan uitoefenen.
De EU spreekt ook — mevrouw De Lange ging daarop in — over een
investeringstoets, specifiek voor investeringen die openbare orde en
veiligheid kunnen bedreigen. Dat zou dan overigens niet alleen China
kunnen betreffen. Op dit moment vinden we het belangrijk dat we de
ervaringen delen in verschillende Europese landen, maar zijn we ook
voorzichtig kritisch, omdat we niet willen dat er een extra
handelsbarrière wordt gecreëerd zonder dat de nationale veiligheid echt
in het geding zou zijn.
De heer Verhoeven kwam met een aantal voorstellen voor beter
functionerende Europese instellingen. Hij vroeg om een reactie van het
kabinet. Allereerst mijn waardering voor het feit dat de heer Verhoeven
en zijn fractie met concrete voorstellen komen, want alleen zo kunnen we
verder komen of aangeven waar we dingen toch anders zien. Allereerst
pleit de heer Verhoeven voor een kleinere Commissie. Dat is een lijn die
het kabinet steunt, maar ook hier moet ik waarschuwen voor te hoge
verwachtingen, omdat het in een aantal lidstaten echt heel gevoelig
ligt. Ze zijn bang dat hun stem dan niet meer gehoord zal zijn.
Als het om transnationale lijsten gaat, zit er wat meer licht tussen het
standpunt van de heer Verhoeven en het kabinet. Wij zien eigenlijk niet
voor welk probleem precies dit een oplossing is. Wij zien er overigens
ook binnen het Europees Parlement geen meerderheid voor, dus ik laat
deze wens maar bij de heer Verhoeven.
Het enquêterecht voor het Europees Parlement is bediscussieerd in de
Raad, maar de Raad en het Europees Parlement zijn niet nader tot elkaar
gekomen. Ik neem dus aan dat de heer Verhoeven hier op blijft
drukken.
Dat geldt ook voor de verantwoordelijkheid van individuele
Commissarissen. In Nederland is het mogelijk om een individueel
bewindspersoon uiteindelijk naar huis te sturen als de Kamer geen
vertrouwen meer heeft in het optreden. Dat kan in Europa niet. Wel is
het mogelijk — dat weet de heer Verhoeven ongetwijfeld — om via
hoorzittingen aan de voorkant individueel te toetsen. Maar ook hier gaat
het om een ingrijpende verdragswijziging die ik niet zo snel zie
gebeuren.
Wat Spitzenkandidaten betreft is het kabinet van mening dat dit leidt
tot een politieke Commissie waar wij als kabinet niet enthousiast over
zijn, zoals daarnet uitgebreid bediscussieerd. Het is nog een eindje van
ons af, er is nog geen nieuwe Europese Commissie.
Dit brengt mij op het punt van de publieksraadplegingen die de Europese
Commissie heeft aangekondigd; een voorstel van president Macron. Het
lijkt het kabinet verstandig dat wij in nauw overleg met de Tweede Kamer
kijken hoe die publieksraadgevingen vorm worden gegeven, omdat de Tweede
Kamer uiteindelijk de volksvertegenwoordiging, de
publieksvertegenwoordiging bij uitstek is en ook ervaring heeft met
bijvoorbeeld hoorzittingen, zo herinner ik mij van vorig jaar. Ik zal
daar op korte termijn nader op terugkomen.
Wetend hoe gevoelig een definitieve verplaatsing van het Europees
Parlement van Straatsburg naar Brussel ligt, kwam de heer Verhoeven met
een creatieve oplossing, namelijk alleen de jaarlijkse opening in
Straatsburg. Kennelijk is dat muizengaatje al voorzien bij de opstelling
van het Verdrag, want daar staat letterlijk in dat het Europees
Parlement daar niet alleen een zetel heeft, maar voor de twaalf periodes
van de twaalf maandelijkse voltallige zittingen daar ook vergadert. Ook
hier zou een verdragswijziging nodig zijn.
Dan ging de heer Verhoeven in op het initiatiefrecht van het Europees
Parlement. De heer Tang ging daar later ook op in. Het initiatiefrecht
ligt nu bij de Commissie, maar het Verdrag biedt wel de mogelijkheid aan
het Europees Parlement om wanneer een meerderheid van de leden dat wil,
ook voorstellen te doen. En dat doet het Europees Parlement ook.
De heer Gerbrandy ging in op het Meerjarig Financieel Kader. Hij hield
daarbij een pleidooi voor directe financiering van de Europese Unie,
eigenlijk directe belastingheffingen. Ik gaf al eerder in mijn overzicht
aan waar de Europese Commissie naar mijn mening nou niet heen moet
sturen. Directe belastingheffing door de Europese Unie is wat mij
betreft onwenselijk omdat het per saldo naar alle waarschijnlijkheid
leidt tot een hogere belastingrekening voor burgers en bedrijven. Dat is
dus onwenselijk.
Wel herkende ik veel in wat de heer Gerbrandy zei over hervorming van
het Meerjarig Financieel Kader. De heer Gerbrandy pleitte voor het
verminderen van cohesiefondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid
en voor meer inzet op innovatie en klimaat. Dat is ook de inzet van het
kabinet. Op korte termijn zal de Kamer onze inzet hierop krijgen in een
schriftelijke reactie op het Commissievoorstel voor het Meerjarig
Financieel Kader.
De heer Van Ojik vroeg mijn oordeel over de Hongaarse wetgeving die het
leven van ngo's moeilijk maakt. Die wetgeving is specifiek gericht op de
ngo's van de heer Soros, maar ook breder toepasbaar. Op dit moment
hebben we nog niet de precieze inhoud van het wetsvoorstel omdat de
stemming ook is uitgesteld met het oog op de parlementsverkiezingen in
Hongarije. Maar in zijn algemeenheid baart het mij, net als de heer Van
Ojik, zorgen dat Hongarije de positie van ngo's wil beperken. Die zorg
is door mijn collega minister Kaag ook in haar recente overleg met de
Hongaarse ambtgenoot overgebracht.
De heer Van Ojik vraagt in dit kader ook of Nederland wil starten,
desnoods in een kopgroep, met een peerreview op het punt van de
rechtsstaat. Ik heb al aangegeven dat het kabinet andere Europese landen
zal blijven aanspreken op het belang van de rechtsstaat, maar van het
instrument van een kopgroep of een peerreview ben ik niet onmiddellijk
overtuigd omdat ik niet zie wat het toevoegt aan de rechtstreekse
gesprekken die mijn collega's en ik voeren of bijvoorbeeld aan de inzet
van de Raad van Europa, die ook Europese landen aanspreekt op
rechtsstatelijkheid. Dat is niet omdat ik het onderwerp niet belangrijk
vind, maar meer vanuit de vraag of een extra organisatie toegevoegde
waarde biedt. De Commissie heeft aangegeven dat een koppeling van
Europese middelen aan het daadwerkelijk bijdragen aan Europese verdragen
en waarden, dus is ook de waarden van rechtsstaat, logisch is. Ook wat
Nederland betreft is dat zo.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mag ik daarop reageren?
De voorzitter:
Heel kort, mijnheer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik wil heel kort de vraag stellen wat dat nou concreet betekent. Ik
geloof dat de minister van Buitenlandse Zaken vorige week bij zijn
nieuwe Duitse ambtgenoot was. Er zou zijn gesproken over de tientallen
miljarden die bijvoorbeeld naar Polen gaan en over de vraag of die
eventueel als drukmiddel ingezet zouden moeten worden.
De voorzitter:
De minister.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De afspraak is dus dat dit gaat gebeuren?
Minister Blok:
Er zijn een heel aantal Europese afspraken waarvan Nederland, Duitsland
en gelukkig ook nog een paar andere landen vinden dat iedereen zich
daaraan moet houden. Dat heeft inderdaad betrekking op de wezenlijke
fundamenten van de democratische rechtsstaat, maar bijvoorbeeld ook op
economische hervormingen die nodig zijn. Het belang van de koppeling van
Europese afspraken aan het genieten van Europees geld delen wij. Hoe dat
precies zijn beslag krijgt in die ongetwijfeld lange en ingewikkelde
onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader kan ik van tevoren
niet inschatten, maar ik kan de heer Van Ojik wel bevestigen dat
Nederland en Duitsland in dit geval samen aan dezelfde kant van het touw
trekken.
De voorzitter:
Gaat u verder. O nee, mevrouw Maeijer.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Nu de minister het toch nog even over het geld heeft, over de
meerjarenbegroting, wil ik nog een vraag stellen. Mijn vraag paste
wellicht meer bij het blokje van net over de vragen van D66, maar ik wil
hem toch graag alsnog stellen. Als ik het goed heb, hoorde ik uw
coalitiepartner D66 in eerste termijn zeggen dat zij niet uitsluiten dat
Nederland uiteindelijk, als uitkomst van de onderhandelingen over het
MFK, meer zal gaan betalen. Deelt de minister deze opvatting?
Minister Blok:
De Nederlandse regering is zeer terughoudend met uitbreiding van dat
totale Meerjarig Financieel Kader. We hebben daarbij speerpunten als het
gaat om de hervorming, om de koppeling, om de conditionaliteit, waar ik
net op inga, en om de totale omvang. In die opsomming hoort u dat wij
een heel aantal wezenlijke punten hebben. Ik vind het heel onverstandig
om hier aan te gaan geven welke punten belangrijker of minder belangrijk
zijn, maar u hoort wel dat het mijn natuurlijke neiging niet is om
steeds meer geld naar heel veel onderwerpen te sturen. Onze inzet bij de
onderhandelingen is zuinigheid.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Het is natuurlijk fijn dat de inzet zuinigheid is, maar we weten
natuurlijk ook allemaal dat Nederland een veto heeft op dit gebied. Ik
wil mijn vraag daarom nog een keer stellen: sluit de minister uit dat de
Nederlandse afdracht uiteindelijk omhoog zal gaan?
Minister Blok:
In debatten over Europa komt — dat is vrijwel onvermijdelijk — altijd de
vraag aan de orde of de regering voor dit of dat onderwerp een veto wil
inzetten. Het bevordert de uitkomst van de onderhandelingen niet.
Uiteindelijk wil ik het Nederlandse belang dienen door te zorgen voor
een goede uitkomst. Het bevordert de uitkomst van die onderhandelingen
niet om voortdurend te gaan roepen "als niet dit, dan veto" of "als niet
dat, dan veto".
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind dat eerlijk gezegd een beetje een gek antwoord, want er is
gewoon een breed aangenomen Kamermotie van ongeveer een jaar geleden.
Die motie is van mevrouw Maeijer van de PVV. Daarin heeft de Kamer
uitgesproken dat er met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk een
kleinere Unie, een kleinere begroting, een kleiner Europees Parlement en
een kleinere Commissie moeten komen. Een houding van de Nederlandse
regering om te zeggen dat er dus geen geld bij gaat, is dus wel degelijk
geëigend. Sterker nog, het Nederlandse parlement staat op het standpunt
"minder!".
Minister Blok:
Zeker. Die motie ken ik en is het richtsnoer voor de Nederlandse inzet.
Mevrouw Maeijer vroeg of we het veto gaan inzetten. Mevrouw Leijten
noemt nu al drie onderwerpen waarvoor ik zou moeten zeggen "zo niet, dan
veto". Zo bereiken we niks voor Nederland in Europa. De inzet van de
motie deel ik volledig, maar u moet niet van mij verwachten dat ik
iedere keer ga zeggen: dan wel een veto en dan geen veto.
Mevrouw Leijten (SP):
Dan moet de minister maar helder uiteenzetten wat het wisselgeld dan
moet zijn waarmee hij deze Kamer gaat overtuigen waarom hij niet heeft
geluisterd naar de Kamer op het punt van de meerjarenbegroting, om het
dan daarop te houden.
Minister Blok:
Het zou Nederland al helemaal niet dienen als we hier in het openbaar
aan gaan geven wat het wisselgeld is bij deze onderhandeling of welke
onderhandeling dan ook. Dan hoeven we niet eens te beginnen aan de
onderhandelingen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Hier zien we nu precies het probleem van het niet transparant zijn over
wat er gebeurt in Brussel. Wij sturen deze minister en de
minister-president op pad en begrijpen dat de uitkomst van de
onderhandeling anders kan zijn. De minister vindt het niet gemakkelijk
om op voorhand te zeggen dat hij zijn veto gaat inzetten omdat het
parlement hem tot iets dwingt en hij vindt het niet gemakkelijk om op
voorhand te zeggen waarom hij dan de motie niet gaat uitvoeren. Wij
kunnen niet controleren of deze regering überhaupt de motie uitvoert.
Dat is toch eigenlijk de black box van Europa die je hier ziet op dit
onderwerp.
Minister Blok:
Ik hoop van harte dat de SP bij alle gemeentes waarin zij deelneemt aan
de onderhandelingen voor een nieuw college, van tevoren het wisselgeld
bekend maakt. Dat is heel fijn voor alle andere partijen die daar ook
onderhandelen.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter …
De voorzitter:
Nee, nee, nee, mevrouw Leijten. Het spijt me.
De heer Verhoeven.
Ja, ik hoor wat u zegt buiten de microfoon, mevrouw Leijten. U zegt iets
en de minister zegt iets terug. Zo gaat dat in een debat. Dan ga ik toch
naar de heer Verhoeven. Het spijt me. Ja, zo gaat dat wel in een
debat.
De heer Verhoeven.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter …
De voorzitter:
Nee, mevrouw Leijten, ik geef het woord aan de heer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Ik wilde eigenlijk alleen maar zeggen dat we het de afgelopen weken hier
een paar keer over gehad hebben. Mevrouw Maeijer haalde de D66-fractie
aan. Wij hebben alleen gezegd dat je niet van tevoren moet beloven dat
je er een bepaalde uitkomst uit laat komen. Maar we zijn het eens met de
inzet, namelijk dat je probeert met gesloten beurs meer taken uit te
voeren en het brexitgat op te vullen. Dat is de inzet van het kabinet,
en die steunt de D66-fractie volmondig. Ik vind dat ook de minister van
Buitenlandse Zaken dat gewoon prima verwoordt, net als de premier dat
eerder heeft gedaan. Het is duidelijk dat je niet met een veto moet
zwaaien en anderzijds niet van tevoren moet zeggen: deze uitkomst moet
het worden.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Verhoeven (D66):
Dat is alles.
De voorzitter:
Ja, dank u wel.
De heer Verhoeven (D66):
En dan in reactie op de opwinding van mevrouw Leijten: ik vind het juist
supertransparant en totaal geen "black box Europa". Ik vind het gewoon
een heel heldere debatsituatie, die we hier de afgelopen weken
herhaaldelijk hebben gehad.
De voorzitter:
Ja, nu moet ik mevrouw Leijten dus weer het woord geven om op u te
reageren. U vindt dat prima, maar ik niet.
De heer Verhoeven (D66):
Ja, dan moet u het niet doen.
De voorzitter:
Mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
De minister van Buitenlandse Zaken heeft nou al twee keer in een debat
een laatste vraag of opmerking die ik maak met een sneer afgedaan. Als
dit de toekomst is van een gewoon debat over de Europese Unie, dan
zullen we het nog prettig krijgen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Leijten (SP):
Maar ik wil hier aangeven dat het geen debatclub is. Als de SP gaat
onderhandelen over coalities in de gemeenteraad vindt er altijd nog een
debat plaats en wordt er gezien wat er is uitgeruild. Dan is er een
inzet en een uitkomst. Die blackboxsituatie van de Nederlandse regering,
die wij controleren, …
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt.
Mevrouw Leijten (SP):
… is absoluut onvergelijkbaar. Absoluut onvergelijkbaar.
De voorzitter:
Dank u wel. Minister, ik stel voor dat u verdergaat en niet op mevrouw
Leijten reageert. Vindt u dat goed?
Minister Blok:
Dan wil ik alleen zeggen dat ik mij verheug op de debatten met mevrouw
Leijten en dat ik ook blij ben dat ze de parallel met de gemeenteraad
herkende.
De voorzitter:
Oké, dat mag. Gaat u verder.
Minister Blok:
Ik was nog bij de heer Van Ojik. Hij vroeg eigenlijk of een Staat van de
Uniedebat met leden van zowel het Europees Parlement als het nationaal
parlement ook niet in het Europees Parlement plaats zou moeten vinden.
Nu ligt dat een beetje buiten mijn invloed, dus ik kan daar alleen maar
hardop over bespiegelen. Mijn eigen inschatting is dat dat ingewikkeld
wordt. Ik kijk vaak toch wel met ontzag naar de leden van het Europees
Parlement, die in een heel grote zaal en in beperkte spreektijd een
boodschap over moeten brengen. Als je het aantal sprekers daar nog
groter maakt, weet ik dus niet of dat leidt tot een effectief debat.
Maar dat is mijn spontane reactie.
Dan kom ik bij mevrouw Leijten.
De voorzitter:
Nee, meneer Van Ojik, u mag niet meer interrumperen. Ik stel voor dat u
verdergaat, minister.
Minister Blok:
Nee, ik doe de heer Van Ojik tekort, want ik had wel degelijk ook nog
twee vragen van hem. De eerste, gesteld naar aanleiding van de
krantenberichten van dit weekend, ging over het meebetalen door de
Europese Unie aan voertuigen waarmee de toegang van vluchtelingen tot
Turkije zou worden verhinderd. Turkije ontvangt inderdaad Europees geld,
onder meer om in te zetten voor grensbewaking. De inzet van de Commissie
is daarbij dat dat mag voor serieuze grensbewaking. Er is in het
verleden ook echt sprake geweest van bijvoorbeeld gewapende misdadigers
over de grens. Maar het zou niet ingezet moeten worden — ik heb de
berichten gelezen — voor militaire of dodelijke uitrusting. Ook hiervoor
geldt wat ik al eerder aangaf wat betreft de controle van middelen
besteed door de Europese Commissie, namelijk dat de controle in eerste
instantie aan het Europees Parlement, hier aanwezig, en aan de Europese
Rekenkamer is.
Aangaande Rusland vroeg de heer Van Ojik de visie van het kabinet op de
gasleveranties door Gazprom. Hij vroeg: zijn Nederland en de EU niet te
afhankelijk van Russisch gas? In zijn algemeenheid is het de inzet van
de Nederlandse regering om überhaupt minder afhankelijk te worden van
fossiele brandstoffen, en binnen de fossiele brandstoffen die we
gebruiken ook te zorgen dat daar meerdere bronnen van zijn. Specifiek
over de pijplijn Nord Stream 2: dat is een privaatproject. De
Nederlandse regering heeft daar geen oordeel over. De Europese Commissie
heeft Gazprom wel aangesproken op de Europese regelgeving voor
ontkoppeling, het niet in handen van één bedrijf zijn van zowel de
leiding als het gas dat daardoorheen wordt geleid. Ook in Nederland
passen we die scheiding toe. Andere bedrijven die in Europa actief zijn,
moeten daar ook aan voldoen. Die ontkoppeling leidt er mede toe dat die
afhankelijkheid minder wordt.
Nu kom ik toch bij mevrouw Leijten, die met betrekking tot de
rechtsstaat vroeg om in te gaan op de situatie in Spanje, specifiek in
Catalonië, en op het arrestatiebevel tegen Puigdemont. Wat de
rechtsstatelijkheid binnen Spanje en de verhouding met Catalonië
betreft: het Spaanse grondwettelijke hof heeft geoordeeld dat het
referendum in Catalonië in strijd was met de grondwet. Op grond daarvan
moeten zowel Puigdemont als andere leden van zijn regering zich
verantwoorden tegenover de rechter. Dat is een interne Spaanse zaak,
waar Nederland of de EU geen directe rol bij heeft.
Over het arrestatiebevel was de vraag of de heer Puigdemont of iemand
anders op grond daarvan ook in Nederland gearresteerd zou kunnen worden.
Europese arrestatiebevelen neemt Nederland serieus. We gaan er ook van
uit dat andere landen dat doen, want anders zouden mensen die wij voor
de rechter willen zien, wel heel makkelijk kunnen ontsnappen. Natuurlijk
geldt voor iedereen die in Nederland op grond van zo'n arrestatiebevel
wordt aangehouden, dat hij de gang naar de onafhankelijke rechter kan
maken en daaraan kan voorleggen of hij wel terecht is aangehouden. Hij
kan dan ook de vraag voorleggen of er überhaupt sprake kan zijn van
uitlevering. Daarbij zijn alle rechtsmiddelen dus beschikbaar.
De heer Asscher vroeg mij om specifiek in te gaan op de invulling van de
overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk voor de
situatie na de brexit, vanuit zijn zorg dat er sprake zou kunnen zijn
van een race to the bottom op het punt van arbeidsomstandigheden of
milieu. Ik ben het met de heer Asscher eens dat het niet zo moet zijn
dat zo'n uittreden in feite beloond wordt met het kunnen opereren op een
niveau van arbeidsomstandigheden of milieuwaarborgen dat we binnen
Europa niet willen maar waarmee men vervolgens wel vrij kan handelen.
Het kabinet heeft daar dus de inzet zoals ook de heer Asscher die
schetst.
Mevrouw Van der Graaf vroeg om in te gaan op de toetredingscriteria voor
landen in de Westelijke Balkan, zoals ook besproken op de top in Sofia.
Wat Nederland betreft moet er, zoals ik eerder aangaf, echt sprake zijn
van een strikt en fair toetredingsproces. Daarmee marchanderen is niet
in het belang van de bestaande lidstaten en ook niet van Nederland, maar
ook niet van toetredende landen, omdat juist de wetenschap dat we daar
altijd heel strikt in zullen zijn, zorgt dat er druk blijft om alle
stappen te zetten die gezet moeten worden.
Met betrekking tot het handhaven van de rechtsstaat vroeg mevrouw Van
der Graaf of daar nu aanvullende instrumenten voor nodig zijn. Ik gaf al
aan, ook in de richting van de heer Van Ojik, dat Nederland met andere
landen wil kijken hoe we in het Meerjarig Financieel Kader de koppeling
kunnen leggen tussen je houden aan verdragen, dus ook aan de
rechtsstaat, en recht hebben op EU-middelen. Dat vraagt niet
onmiddellijk een verdragswijziging, maar zou wel een effectief middel
zijn. Daarnaast blijft de volle inzet van het kabinet, ook in lijn met
het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken, dat Nederland
in bilaterale contacten de rechtsstaat aan de orde moet blijven stellen.
Dat doen we ook. Ik heb gewezen op de rol van collega Kaag en van
mijzelf en ik zal dat ook blijven doen, maar we moeten dit ook in
EU-verband blijven doen, zoals de Europese Commissie op dit moment ook
doet.
Voorzitter, ik hoop hiermee de vragen in eerste termijn beantwoord te
hebben.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Een korte vraag over de Westelijke Balkan. De premier zei hier vorige
week dat de top met de landen van de Westelijke Balkan over alles gaat,
behalve over uitbreiding. Klopt dat? In de raadsconclusie staat namelijk
dat de top gaat over het Europees perspectief voor de regio.
Minister Blok:
De premier heeft, misschien in iets andere woorden, dezelfde lijn
aangegeven die ik aangeef, namelijk dat er geen sprake kan zijn van
marchanderen of soepelheid waar het gaat om de criteria voor toetreding.
Tegen die achtergrond ook geen zigzag, daar kan geen sprake van
zijn.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Vindt u in dat kader de datum van 2025 realistisch?
Minister Blok:
Als je de hoofdlijn hebt die het kabinet heeft, namelijk dat je aan de
criteria moet voldoen, dan is het niet logisch om van tevoren te zeggen
dat het op die datum wel het geval zal zijn. Nee, het is heel helder:
voldoe aan de criteria.
De voorzitter:
Mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb een vraag gesteld naar aanleiding van het oppakken van Puigdemont
in Duitsland die verder ging dan de feitelijke situatie. Je zou
verwachten dat juist bij zo'n politiek conflict, de waarde van de
Europese Unie zou kunnen zijn dat je aandringt op dialoog. Dat de
Guardia Civil inrost op de eigen bevolking …
De voorzitter:
Die vraag heeft u gesteld.
Mevrouw Leijten (SP):
Maar ook niet dat andere Europese landen verantwoordelijk worden gemaakt
voor het oppakken van een politicus.
De voorzitter:
De minister.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik zou graag willen weten wat de minister daarvan vindt.
De voorzitter:
De minister.
Minister Blok:
Ik constateer dat de heer Puigdemont volgens het oordeel van het Spaanse
Grondwettelijke Hof, dat is hun hoogste rechter, gehandeld heeft in
strijd met Spaanse wetgeving. Het is mij niet bekend dat die wetgeving
in strijd zou zijn met EU-waarden. Op grond daarvan moeten zowel de heer
Puigdemont als andere leden van zijn toenmalige regering zich voor de
Spaanse rechter verantwoorden. Ook daarvoor geldt dat ik geen aanwijzing
heb dat de rechtsgang in Spanje niet objectief zou zijn. Dus om die
reden ook geen reden tot optreden.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind dat gek. Wij zeggen dat wij onze handen niet branden aan dat
Spaanse politieke conflict tussen een regio en het land, maar we laten
ons wel via justitie in het conflict trekken. Dan zou je je moeten
richten op de politieke dialoog en Puigdemont daartoe oproepen, maar
uiteindelijk ook Rajoy. Wij moeten niet meewerken aan het justitieel en
met inzet van geweld oplossen van het conflict. Had de Nederlandse
regering een gekozen politicus opgepakt?
Minister Blok:
De discussie in Spanje is nog onder de rechter. Voor zover ik de Spaanse
wetgeving via de krant volg, gaat de rechterlijke vraag over de route
die is gekozen in het politieke proces. Je kunt je politieke wensen
natuurlijk op allerlei manieren proberen te realiseren, maar het is nu
aan de Spaanse rechter om te beoordelen of de gekozen route past binnen
de Spaanse wetgeving. Als het gaat om het uitvoeren van de Europese
arrestatiebevelen heb ik aangegeven en blijf ik aangeven dat Nederland
die normaal gesproken uitvoert omdat voor ons geldt: afspraak is
afspraak. Voor ons is het van groot belang dat mensen die door justitie
worden gezocht en naar een ander land vluchten, opgepakt worden. In
Nederland is er in zo'n geval altijd een toetsing door een
onafhankelijke rechter mogelijk.
De voorzitter:
Tot slot.
Minister Blok:
En die rechter heeft in heel veel gevallen uitgesproken dat het oppakken
of het uitleveren onterecht was of dat er een nadere onderbouwing nodig
is.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik krijg nog steeds geen antwoord op mijn vraag en oproep. Zouden de
regeringsleiders van de Europese Unie niet moeten zeggen "zoek de
oplossing niet in juridische gevechten, zoek de oplossing niet in
geweld!"? Ik zag ook dat het Catalaanse referendum volgens de Spaanse
grondwet niet mocht, maar dit is een loopgravenoorlog waar je niet
uitkomt. We worden er als Europese lidstaten ingetrokken door zo'n
Europees arrestatiebevel. Ik wil toch graag dat onze minister, die zich
hier niet van een flexibele kant laat zien, probeert om erop in te gaan
dat de Europese Unie en de Europese leiders ook wellicht tegen goede
vrienden kunnen zeggen: los dit niet op met dit soort oplossingen, maar
gewoon met de politieke dialoog.
Minister Blok:
Dan probeer ik het gedachte-experiment een eindje af te lopen met
mevrouw Leijten. Er is in een ander Europees land, een land waarvan wij
geen reden hebben om te twijfelen aan de kwaliteit van de rechtsstaat,
door een rechter geconstateerd dat er in strijd is gehandeld met de wet.
Het zou toch heel vreemd zijn, daar waar we hier al twee uur lang met
elkaar bepleiten dat het van belang is dat wetten gerespecteerd worden,
dat wij zouden zeggen, als er naar de mening van een rechter in strijd
met de wet is gehandeld, dat er dan geen rechtsgang zou moeten
plaatsvinden? Die rechtsgang gaat plaatsvinden. Daar gaat nog een
rechter over oordelen. Het zou toch heel vreemd zijn als ik in zou
willen grijpen in een rechtsgang in een ander Europees land?
De voorzitter:
Nee, nee, nee, mevrouw Leijten. Mevrouw Van der Graaf heeft tot nu toe
niet geïnterrumpeerd. Mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De minister ging net in op mijn vragen over de voorstellen op het gebied
van de rechtsstaat. Mijn vragen waren er onder andere op gericht dat de
Commissie heeft aangekondigd dat zij met aanvullend instrumentarium wil
komen om lidstaten te kunnen beoordelen op hun rechtsstaat. Mijn vraag
was of het kabinet al een beetje weet welke kant de Commissie op denkt
en in dat licht of er eventueel verdragswijzigingen nodig zouden kunnen
zijn.
Minister Blok:
Boven op de route conditionaliteit in het Meerjarig Financieel Kader heb
ik op dit moment geen concrete voorstellen voor ogen, maar ik ben ook
even afhankelijk van waar de Commissie mee komt.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Helder.
Een ander punt. De minister is al even ingegaan op het advies van de
Adviesraad Internationale Vraagstukken over de peerreview. Ik constateer
dat er een klein beetje licht zit tussen de brief die het kabinet naar
de Kamer heeft gestuurd in reactie op dat rapport, die wel echt een
opening bood voor die peerreview. Het lijkt de ChristenUnie een heel
goede zaak, waarnaar collega Van Ojik ook heeft gevraagd, dat lidstaten
elkaar aanspreken op hun rechtsstatelijke karakter of het omarmen van de
fundamentele waarden die we met elkaar af hebben gesproken, ook in de
verdragen. Ik hoop daar toch een beetje meer ruimte in de woorden van de
minister terug te horen.
Minister Blok:
Met de laatste zinnen van mevrouw Van der Graaf ben ik het volkomen
eens. Ik heb ook aangegeven dat ik daartoe graag bereid ben, en daarop
in het verleden ook actie heb ondernomen, als het ging om dat aanspreken
op rechtsstatelijke waarden. Ik ben voorzichtig met een nieuw
instrument, zoals ik helemaal in het begin richting de heer Mulder al
voorzichtig was. Zodra je nieuwe organisaties of instrumenten gaat
inzetten, moet je altijd kritisch kijken of bestaande instrumenten dat
werk niet kunnen doen. Maar het doel dat uiteindelijk ieder Europees
land zich houdt aan de afspraken die we gemaakt hebben, en het middel
van druk blijven uitoefenen, dat delen we.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik neem dit even mee en ik kom er straks in tweede termijn op
terug.
De voorzitter:
Dat is goed. Dank u wel. Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de
zijde van de Kamer. Ik geef de heer Anne Mulder namens de VVD het
woord.
De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter, dank. Ik denk dat het kernmerk van algemene beschouwingen is
dat je een algemene beschouwing hoort en dat je dan voor een deel ook
algemene antwoorden krijgt.
Laat ik toch op één punt inzoomen, en dat is brexit en wat die betekent
voor Nederland. De Britten waren voor een deel remmers in vaste dienst
en wij zaten goed in die driehoek. De Britten vallen weg en dat betekent
dat wij nu zelf het werk zullen moeten doen, ook als het gaat om het
tegenhouden van ongewenste voorstellen. Die moet je natuurlijk goed
onderzoeken, dat heb ik ook gezegd. Beoordelen wij/zij die voorstellen
nou goed?
Ik noemde al de Europese begroting en de Duitsers die daar
wetenschappelijk onderzoek naar doen. Ik haalde de belasting aan op
digitale bedrijven. In Het Financieele Dagblad van afgelopen zaterdag
wordt iemand geciteerd die meewerkt aan het onderzoek van de Europese
Commissie. Hij zegt dat hij heeft meegewerkt aan een studie van de
Europese Commissie, maar dat de percentages die hij noemt over
belastingen, verkeerd worden geïnterpreteerd en gebruikt door de
Europese Commissie. Als je als minister van Buitenlandse Zaken dat
leest, dan zou je toch denken: misschien is het goed als ik toch eens
wat tegenonderzoek doe? En dat is niet bureaucratie optuigen, zoals
minister van Buitenlandse Zaken Blok zei. Dat is goed kijken. Het
Centraal Planbureau toetst goed; dat zijn ambtenaren die juist geld
opleveren. De Rekenkamer idem dito. Het ministerie van Financiën heeft
een hele afdeling rondlopen, de Inspectie der Rijksfinanciën, die alle
voorstellen met budgettaire gevolgen doorloopt; en als het geen
budgettaire gevolgen heeft, dan kijkt die club of het misschien nog wat
geld kan opleveren. Nou, dat soort ambtenaren is dus niet "bureaucratie
optuigen", die heb je juist nodig.
Mijn vraag aan de minister is: heeft hij de indruk dat deze capaciteit
in Nederland voldoende is? Zijn wij gewoon in staat om de voorstellen
voor de Europese begroting, die op 2 mei door Commissaris Oettinger
worden gepresenteerd, kritisch tegen het licht te houden? Hebben wij
voldoende mensen op de permanente vertegenwoordiging die dat kunnen
doen? Ik hoor graag wat de minister daarvan vindt. Wijzelf hebben als
Kamer besloten om onderzoek te doen naar wat de invloed van Nederland
is. Daar zal ook de vraag bij horen of onze capaciteit bij dit soort
voorstellen op orde is. Wij zullen daar als Kamer dus zelf mee aan de
slag gaan, maar ik ben ook benieuwd naar het antwoord van de
minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Anne Mulder. Nu is het woord aan de heer Van Baalen,
van de VVD in het Europees Parlement.
De heer Van Baalen (EP/VVD):
Dank u, voorzitter. Even afgaand op de inbreng van de heer Mulder: ik
trek de integriteit van de Europese Commissie niet in twijfel, maar wel
de richting. Die richting is dat er Europese projecten moeten komen voor
elk probleem. En dat betekent dat degenen die ernaar kijken, dat ook
meenemen. Als je niet uitgaat van een Europese Commissie die zich min of
meer ontwikkelt tot een regering, zul je je uitgaven inderdaad binnen de
verdragen willen plegen. En dan is het heel goed als een extern oog
daarnaar kijkt. Dat is beter. Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef nu het woord aan mevrouw Maeijer, die spreekt namens
de PVV.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Voorzitter. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: wat Nederland nodig
heeft, is onafhankelijkheid en soevereiniteit; het recht om onze eigen
grenzen te beschermen en te sluiten; het recht om onze eigen
handelsverdragen te onderhandelen; en het recht om onze besluiten te
nemen zonder de maat te worden genomen door ongekozen eurocraten, om te
doen wat het beste is voor Nederland. Daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de drang naar meer macht en meer geld een fundamenteel
probleem is binnen de Europese Unie;
overwegende dat het in het Nederlands belang is om weer onafhankelijk en
soeverein te worden;
overwegende dat er ook voor Nederland een alternatief is anders dan
fungeren als wingewest van Brussel;
verzoekt de regering het lidmaatschap van de Europese Unie op te
zeggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Maeijer. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2510 (22112).
Dank u wel. Nu de heer Omtzigt namens het CDA.
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel, voorzitter, en dank aan de regering voor de beantwoording in
eerste termijn. Het is inderdaad nogal wat als je alle Europese
problemen op één dag probeert te behandelen; laat staan ze probeert op
te lossen. Dat is dus nog niet helemaal gelukt vandaag. Nou, bijna dan.
Ik merk dat ik de minister-president enigszins teleurstelde.
Ik hoop nog een antwoord te krijgen op de vraag of de regering een keer
een advies gaat vragen over waar de grenzen van het opkoopbeleid van de
Europese Monetaire Unie ongeveer liggen. Hoever de Europese Centrale
Bank kan gaan, is namelijk van groot belang. Als CDA-fractie hechten wij
zeer veel belang aan de nulmeting op het gebied van risicodeling.
Waarschijnlijk wordt het allergrootste besluit dat over de inrichting
van wat straks een Europees Monetair Fonds is, waar die risico's komen.
De risico's van het huidige ECB-beleid en van het verkeerd delen van de
risico's kunnen voor de Nederlandse samenleving in de tientallen,
misschien wel honderden miljarden euro's gaan lopen. Daar dienen we dus
niet zomaar ja op te zeggen. Vandaar dat ik echt zal hechten aan de
uitvoering van de motie die hierover breed is aangenomen.
Voorzitter. Staande de vergadering kregen wij door dat er twee Russische
diplomaten uitgewezen worden. Dat is een behoorlijk strakke actie, die
wij lang niet gezien hebben. Kennelijk zullen nog meer Europese landen
volgen, maar niet alle. Ik spreek hierbij de wens uit dat wij ook bij
andere verontrustende ontwikkelingen samen blijven optrekken. Of dat nu
is ten opzichte van Rusland of ten opzichte van Turkije, dat is hier wel
nodig. Ik mis dat wel eens.
Overigens hoop ik wel dat de samenwerking met Rusland in de strijd tegen
IS in Syrië hieronder niet zal lijden. Dat gedeelte van het
bondgenootschap loopt wél. Ik hoop dat wij elkaar op dit punt niet in de
haren vliegen.
Ik wacht nog even af of het punt van de transparantie ook op de Europese
top geagendeerd wordt, dus niet alleen besproken wordt in de
raadswerkgroep en de RAZ, maar ook besproken wordt door de
leiders.
Het spijt mij dat ik niet meer antwoorden kan krijgen over Afrin.
Misschien kan daar nog een nader woord aan gewijd worden.
Tot slot dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Magnitskiwet persoonsgerichte sancties oplegt aan
buitenlanders die schuldig worden geacht aan mensenrechtenschending en
hun de toegang tot het land ontzegt;
overwegende dat wetten met dergelijke strekking zijn aangenomen in de
VS, Canada, het VK, Estland, Letland en Litouwen;
verzoekt de regering stappen te zetten om in zowel Nederlands als
Europees verband een Magnitskiwet op te stellen;
verzoekt de regering de Kamer binnen drie maanden te informeren over de
hierin genomen stappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2511 (22112).
Het woord is aan mevrouw De Lange, lid van het Europees Parlement namens
het CDA.
Mevrouw De Lange (EP/CDA):
Mevrouw de voorzitter. Ik heb uit de beantwoording begrepen dat de
regering niet van plan is om de dubbele vergaderplaats van het Europees
Parlement aan te kaarten. Dat lijkt een klein issue, maar dat is het
niet, want Europa lijdt onder een aantal hardnekkige plagen, die
afleiden van waar het echt over hoort te gaan. De onderwerpen waarover
het hoort te gaan, zijn al genoemd: welvaart, veiligheid, klimaat en ga
zo maar door. Ondertussen gaat het over die hardnekkige plagen. Ook die
zijn genoemd: de benoemingen in achterkamertjes, ex-Eurocommissarissen
die lobbyen voor Goldman Sachs en de dubbele vergaderplaats. Wie niet
waagt, die niet wint. Het was voor de premier een kleine moeite geweest
om, op het moment hij de Nijntjeknuffel met de gele trui in zijn handen
had, tegen Macron te zeggen: wij zullen nettobetaler blijven, ook bij
een kleinere of gelijkblijvende begroting, maar daarbij hebben wij wel
een aantal tegeneisen. Het aanpakken van die dubbele vergaderplaats
hoort daarbij, omdat die aan de mensen niet is uit te leggen. Wie niet
waagt, die niet wint. Ik begrijp dat het kabinet niet wil wagen en dat
het niet wil winnen. Maar dan wil ik de regering ook niet meer horen
klagen over die dubbele vergaderplaats. Sterker nog, ik kijk ernaar uit
dat het kabinet dat gaat verdedigen en gaat uitleggen aan het
Nederlandse volk. Veel succes daarmee!
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Verhoeven, namens
D66.
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Ik vond het weer een heel mooie Staat van de Unie. Ik heb er
alweer drie op mijn naam staan, en ik moet zeggen dat deze zeker in de
top drie zal voorkomen. Ik spreek dan over het totale debat, inclusief
de leiding van de vergadering door de voorzitter.
Ik dank het kabinet voor de beantwoording. Dit debat ging langs een
aantal uitdrukkingen. Het ging erover of het glas halfvol of halfleeg
was. Ik zie veel vooruitgang op een aantal thema's. De realistische
koers die daarbij wordt uitgestraald door het kabinet, vind ik helemaal
niet verkeerd. Het moet gaan om een Europa dat levert, maar wij moeten
durven zeggen dat Europa moet leveren op een aantal onderwerpen. Als dat
gebeurt, is dat goed voor mensen.
Daarnaast werd gesproken over de schoen die wringt. Ik had daarover even
een debat met de minister van Buitenlandse Zaken. Als wij willen dat er
op Europees niveau een aantal dingen geregeld moet worden, dan moet de
Commissie ook de ruimte nemen om initiatieven te nemen. De Commissie
moet dus niet alleen maar worden afgerekend vanuit de lidstaten, maar
moet ook durven sturen op Europees niveau. Anders krijgen wij de
situatie dat wij resultaten eisen, maar dat wij geen ruimte geven om
resultaten te kunnen boeken. Dat is niet fair.
Dank ook voor de enthousiaste reactie die ik kreeg op een aantal
voorstellen van D66 over de instituties. Een kleinere Commissie ging er
bij het kabinet nog wel in. Voor een aantal andere voorstellen moet D66
er nog flink aan blijven trekken. Dat zullen we uiteraard dan ook doen,
omdat ik echt denk dat zowel op het gebied van de Raad, als op het
gebied van de Commissie en het Parlement een aantal verbeteringen
mogelijk zijn. Daardoor kunnen draagvlak en daadkracht beide
toenemen.
Voorzitter. Tot slot, nog twee punten. De minister van Buitenlandse
Zaken kwam te spreken over de burgerconsultatie. Het lijkt me inderdaad
interessant om te kijken wat de Kamer actief zou kunnen met het voorstel
van Macron. Daar zal ik graag nog een keer over verder praten met het
kabinet.
We hebben het al vaak gehad over het Meerjarig Financieel Kader, maar
voor de duidelijkheid zeg ik het nog maar een keer. De inzet om met
gesloten beurzen het brexitgat te dichten en om de extra taken waarover
we het eens zijn te doen, maar om niet van tevoren te beloven dat het
ook lukt, steunen wij volledig.
Tot slot heb ik nog een vraag aan het kabinet over een advies dat
destijds door Monti is gedaan over de directe financiering. Er is
eigenlijk nooit een formele reactie van het kabinet op gekomen. Ik wil
het kabinet vragen, of ik wil even polsen, of het mogelijk is dat er
alsnog een reactie op komt. Misschien is het een optie om het CPB de
verschillende scenario's uit dat rapport door te laten rekenen om eens
te kijken wat dat voor Nederland betekent. Er werd namelijk in één adem
gezegd dat directe financiering of eigen middelen direct tot hogere
kosten zouden leiden. Volgens de D66-invulling zou dat totaal niet het
geval moeten zijn en zou dit juist leiden tot meer transparantie en
misschien zelfs lagere kosten.
Voorzitter, ik laat het hierbij.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Verhoeven. Dan geef ik het woord aan de heer
Gerbrandy, lid van het Europees Parlement, ook voor D66.
De heer Gerbrandy (EP/D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik dank het kabinet voor de reacties. Ik
steun volledig de lijn die op het gebied van klimaat werd benadrukt. Ik
heb nog wel een vraag over de rol die de Europese Commissie daarin zou
moeten spelen. Willen wij dat Europa naar een doelstelling van 55% in
2030 gaat, dan is daar natuurlijk wel een initiatief van de Europese
Commissie voor nodig. Momenteel is het namelijk ten minste 40%. Dat is
per definitie een politiek voorstel, tenzij de Europese Raad het van
tevoren uitschrijft voor de Europese Commissie en die dat copy-paste kan
overnemen. Die vraag heb ik dus nog aan het kabinet. Is dat niet een
fantastisch voorbeeld waarbij de Europese Commissie, uiteraard, het
initiatief moet nemen en per definitie daarmee ook een politiek orgaan
is en niet zomaar een ambtelijk orgaan van de Raad van Ministers?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Gerbrandy. Dan ga ik naar de heer Van Ojik namens
GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Mijn fractie is oprecht blij met de inspanningen
die dit kabinet doet om tot een ambitieuzere
CO2-reductiedoelstelling in Europa te komen. Daar horen ook
concrete instrumenten en maatregelen bij. Vandaar de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering inzet op het aanscherpen van de Europese
CO2-doelstelling en een effectief klimaatbeleid;
constaterende dat Europees geld nog steeds gebruikt wordt voor
klimaatschadelijke investeringen;
verzoekt de regering om bij de besluitvorming over het Meerjarig
Financieel Kader te bepleiten dat bij de besteding van Europees geld
systematisch wordt gekeken naar de effecten voor het gevoerde
klimaatbeleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2512 (22112).
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. De argumentatie rond Nord Stream en het afzijdig blijven van
de lidstaten en de Europese Commissie bij Nord Stream 2 overtuigt mij
niet. Ik heb er bij de begrotingsbehandeling al een motie over
ingediend. Die heb ik toen aangehouden, omdat de minister van
Buitenlandse Zaken zei dat er nog een BNC-fiche kwam. Ik zal aan de
Griffie vragen om deze motie morgen bij de stemmingen alsnog aan de
lijst toe te voegen.
Dan heb ik samen met collega Asscher een motie over de belasting op de
techreuzen. Dit is vorige week uitgebreid besproken en vandaag weer.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de techreuzen, de grote IT-multinationals, flinke
inkomsten genereren met hun digitale activiteiten in Europese landen,
maar daar amper belasting over betalen;
overwegende dat overeenstemming binnen de OESO en de G20 nog ver weg
is;
verzoekt de regering om binnen de Europese Raad het principe te omarmen
dat de inkomsten van digitale activiteiten belast worden in het land
waar die activiteit plaatsvindt en werkbare voorstellen van de Europese
Commissie om dit te bewerkstelligen te verwelkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Asscher. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2513 (22112).
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mijn laatste motie gaat over Turkije. We kunnen daarvoor de
verantwoordelijkheid niet …
De voorzitter:
Ik vraag u om meteen de motie voor te lezen omdat u geen spreektijd meer
heeft.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dan ga ik nu meteen de motie voorlezen, mevrouw de voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Turkse grensbewaking Syriërs de mogelijkheid belet
om de oorlog te ontvluchten en zelfs op vluchtelingen schiet, waardoor
naar verluidt al tientallen doden zijn gevallen;
constaterende dat dit een schending is van het
VN-Vluchtelingenverdrag;
overwegende dat de Europese Unie de Turkse grensbewaking deels heeft
gefinancierd via de preaccessiesteun;
verzoekt de regering om te voorkomen dat EU-steun aan Turkije wordt
besteed aan ondersteuning van grensbewaking zolang niet is gewaarborgd
dat het VN-Vluchtelingenverdrag wordt gerespecteerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2514 (22112).
Dan is nu het woord aan de heer Eickhout, lid van het Europees parlement
namens GroenLinks.
De heer Eickhout (EP/GroenLinks):
Dank u wel. Dank aan het kabinet voor de beantwoording van de vragen.
Voor mij is het debat over de vraag of de Commissie nu wel of niet
politiek moet zijn, een ongelofelijk raar debat. De Europese Commissie
is de enige in Brussel met recht op initiatief om nieuwe wetten te
maken. De enige die dat kan in Brussel — zo zegt het huidige verdrag —
is de Europese Commissie. Dat is per definitie een politieke invulling
van die rol. Dat is meer dan alleen het naleven van bestaande wetten.
Dat is ook nieuwe wetten maken. Dat is per definitie politiek. Het
bevreemdt mij dat er gedaan wordt alsof de Commissie alleen maar een
soort ambtelijk apparaat is dat op naleving moet toezien. Hetzelfde
geldt bij de naleving van het Stabiliteitspact. De heer Blok, de
minister van Buitenlandse Zaken, wil dat graag strikt naleven, maar in
die wet staat dat de Commissie flexibiliteit heeft om dat te beoordelen.
Die flexibiliteit staat in die wet. Gelukkig maar, want anders zouden we
alleen maar bezig zijn met kapot bezuinigen. Dus dat bevreemdt mij in
deze discussie.
Dan kom ik op de grootte van de Commissie, zijnde een belangrijk punt
dat is gemaakt. Het is heel simpel: in het Europese verdrag staat dat de
Europese Commissie kleiner gaat worden, namelijk dat die teruggebracht
wordt naar twee derde van het aantal lidstaten. Dit kan alleen worden
overruled met unanimiteit van alle lidstaten. Ik heb begrepen dat ook
dit kabinet een kleinere Commissie wil. Nou, heel simpel: niet die
unanimiteit steun geven en je krijgt de kleinere Commissie. Gaat het
kabinet dit doen of gaat het dit toch ook inleveren? U heeft hier gewoon
een vetostem. Gebruik die!
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Leijten namens de SP.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Iedereen hier heeft het gehad over het hoeveelste debat dit
is. Dit mijn eerste en als het gaat om de Staat van de Unie, over waar
we daarmee naartoe willen en over wat je er wel en niet goed aan vindt,
vind ik het een nogal keurig debat. Het is toch erg binnen de lijntjes
kleuren. En dan wordt iemand verweten dat die geen oplossingen zou
hebben terwijl die misschien wel een visie op de Europese Unie heeft die
anders is dan de huidige kleurplaat die er ligt. De kleurplaat die door
anderen wordt gemaakt en die wij dan nog een beetje in mogen kleuren met
rood, geel en groen.
Maar wat als je de lijntjes die er op staan niet wil en je een andere
kleurplaat wil? Ik zie er niets in om te zeggen "wij horen niet bij
Europa en wij doen niet aan Europese samenwerking", maar ik zie er ook
helemaal niets in om aan de leiband te lopen van die politieke Europese
Commissie. Die moet er wat mij betreft dan ook uit. Ik zie er helemaal
niets in. Alles wat als meer wordt gepresenteerd of als verdergaande
bevoegdhedenoverdracht is logisch in dit debat, maar ten aanzien van
alles wat anders is, doet iedereen alsof het onbegrepen is of, sterker
nog, anti-Europees. Ik had meer creativiteit verwacht. Wij lopen vaak
voorop in deze Kamer om te waarschuwen: ga niet verder met of stem niet
in met een Europees Openbaar Ministerie. Of: stem niet in met een
Europese minister van Financiën. En wat zien wij op al die dossiers? Dat
is dat aanvankelijk de Kamer zegt "nee hoor, dat willen wij inderdaad
allemaal in handen houden", maar dat wij successievelijk toch toe
bewegen naar die Europese oplossing. Ik zie dat nu ook al weer gebeuren
met die Europese minister van Financiën.
Voorzitter. Waar zou het over moeten gaan? Wat delen wij met elkaar en
waarvan vinden wij dat het echt de ondergrens zou moeten zijn? En dan
gaat het over de rechtsstatelijkheid, dan gaat het over aanpakken van
corruptie en vrije pers. Ik heb daar nauwelijks iets over gehoord, zeker
niet van deze nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, die mij écht een
looien deur lijkt, en niet alleen in het debat hier, maar ook straks in
de Raad, in Raden. Want wat doe je als het allemaal klopt, maar je voelt
toch dat het moreel niet juist is, zoals wat er nu voorligt in Catalonië
en Spanje? Wij zijn allemaal politici. Wij zoeken niet de juridische
weg, wij proberen er via dialoog uit te komen. En wij worden nu als
Europese lidstaten gedwongen om een gekozen volksvertegenwoordiger —
want dat is Puigdemont nog altijd — op te pakken en zelf te beoordelen
of wij die moeten uitzetten. Onze inzet zou toch moeten zijn: beste
heren daar in Spanje, hoe diep uw conflict ook is, los het op, niet over
de hoofden van de bevolking met geweld en zeker niet over de hoofden van
de lidstaten met juridische oplossingen?
De voorzitter:
Dank u.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat zou ik graag zien van deze minister van Buitenlandse Zaken.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Leijten. Dan ga ik naar de heer Asscher. De heer De
Jong heeft zich verontschuldigd.
De heer Asscher (PvdA):
Voorzitter. Ik denk dat de meeste Nederlanders heel goed begrijpen dat
het voor een klein land als het onze fijn is om lid te zijn van de
Europese Unie, dat het ons bescherming biedt en handel en welvaart.
Tegelijkertijd komt die steun onder druk als je ziet dat het bedrijf om
de hoek wel belasting betaalt en de grote reuzen niet. Die komt onder
druk als je ziet dat jij moet solliciteren terwijl door arbeidsmigratie
soms op een oneerlijke manier geconcurreerd wordt. Kortom, er is een
basale steun voor Europa, maar er moet wel wat veranderen willen wij
leren van de crisis van de afgelopen jaren.
Voorzitter. Ik verwacht dat het kabinet daaraan werkt. Ik heb daar een
aantal bemoedigende dingen over gehoord. Het mag nog wat explicieter.
Straks in tweede termijn hoop ik nog een welluidend ja te horen op het
feit dat het kabinet ook ziet dat die oneerlijke concurrentie op de
arbeidsmarkt moet stoppen en dus arbeidsmigratie gebaseerd is op
premieshoppen.
Ik heb twee moties. De eerste gaat over onze zorg naar aanleiding van de
brexit. Ik heb gehoord dat het kabinet die zorg deelt. Minister Blok was
ook expliciet over de inzet. Laten wij dat met elkaar vastleggen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het echte onderhandelen over de brexit nu pas
begint;
constaterende dat handelsverdragen alleen werken als iedereen ervan
profiteert;
verzoekt de regering alleen in te stemmen met nieuwe handelsverdragen
met het VK als deze de positie van werknemers versterken, de standaarden
voor milieu, gezondheid en arbeid verbeteren en harde afspraken bevatten
om belastingontwijking tegen te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher, Leijten en Van Ojik.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2515 (22112).
De heer Asscher (PvdA):
De motie is mede namens de collega's Leijten en Van Ojik, van de SP en
Partij van de …., GroenLinks. Sorry, Bram, had ook gekund.
Dan een motie die in nauwe samenwerking met GroenLinks tot stand is
gekomen, maar net anders geformuleerd is om de kans van slagen van een
effectieve Kameruitspraak te vergroten.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat multinationals ook netjes belasting moeten betalen;
constaterende dat Nederlandse belastingbetalers nu honderden miljoenen
mislopen omdat intemetgiganten als Facebook en Google te weinig
belasting betalen;
verzoekt de regering in Europees verband mee te werken aan
belastbaarheid van de internetgiganten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Asscher en Van Ojik. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2516 (22112).
Mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Daar waar grote bedrijven wegkomen zonder winstbelasting te betalen en
wij dat zelf als burgers wel moeten, moet je dat oplossen. Daarin
steunen wij elkaar volledig. Ik heb even de motie van Van Ojik erbij
gepakt. Die spreekt er daadwerkelijk over dat het belast in de lidstaten
zou moeten gebeuren, ook om te voorkomen dat je zo'n Europese minister
van Financiën nodig hebt met z'n eigen schatkist. Hoe ziet u dat precies
in relatie tot uw motie?
De heer Asscher (PvdA):
Ik vind die motie van Van Ojik nog beter, want die is preciezer. Dat
sluit ook aan bij wat ik zou willen, maar in het interruptiedebatje dat
ik net had met de minister-president was het zoeken en tasten. Stel nu
dat die motie van Van Ojik het niet haalt, dan wil ik wel vastleggen dat
het kabinet zich schaart achter de belastbaarheid van de internetreuzen.
Daar zit het onrecht dat veel Nederlandse belastingbetalers en kleine
bedrijven nu ervaren. Stel dat de motie van Van Ojik wordt aangenomen,
dan is mijn motie niet meer nodig.
Mevrouw Leijten (SP):
Helder. Uw motie roept ertoe op om iets te doen aan het feit dat die
techgiganten überhaupt geen belasting hoeven te betalen.
De heer Asscher (PvdA):
Schaar je achter de belastbaarheid.
Mevrouw Leijten (SP):
Eigenlijk vindt u daadwerkelijk dat de belasting moet neerslaan in de
lidstaten. Dan is mij dat helder.
De heer Asscher (PvdA):
Ja, dit is heel zorgvuldig gefiguurzaagd.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Tang, lid van het Europees Parlement
voor de PvdA.
De heer Tang (EP/PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de leden van het kabinet voor de
beantwoording en natuurlijk de voorzitter voor de zeer strakke leiding
van dit debat. Ik ben lid geweest van deze Kamer en ben nu lid van het
Europees Parlement. Het valt mij op dat er voor veel besluitvorming nog
steeds een democratisch tekort is. Parlementen, of het nu het Europees
Parlement is of het nationale parlement, staan op grote afstand. Dat
heeft alles te maken met de getrapte manier van besluitvorming in
Europa; de intergouvernementele samenwerking. Ik ben ook wel wat
verbaasd dat in dit debat voorstellen worden gedaan, bijvoorbeeld door
Kees Verhoeven van D66, maar dat elk voorstel en elke verandering worden
afgewezen. Blijkbaar is Europa zoals het nu is de beste manier om het
democratisch in te bedden. Eerlijk gezegd geloof ik dat niet. Ik zou het
kabinet willen vragen: kijk bij deze agenda niet alleen naar
outputlegitimiteit, maar ook naar inputlegitimiteit. Het is niet zo dat
het Europa van lidstaten vanzelf leidt tot een democratische
besluitvorming.
Tot slot: ik hoop van harte dat Nederland zich niet aansluit bij de
piraten en niet optrekt met Ierland en Malta, maar in dit geval ook een
coalitie zoekt met Frankrijk en Duitsland, om te komen tot een andere
winstbelasting van de techgiganten en multinationals. Dat hoort ook in
deze 21ste eeuw.
De voorzitter:
Even voor de Handelingen: de zesde motie, van de heer Asscher, is als
volgt ondertekend: Asscher, komma, Leijten. En daaronder: Van
Ojik.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat moet een enter zijn.
De voorzitter:
Oké, dat doen we.
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van der Graaf van de
ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister-president en de minister van
Buitenlandse Zaken voor de reactie in de eerste termijn, ook op onze
vragen. Dank ook dat zij hebben uitgesproken dat de Europese Unie er is
voor de inwoners en voor de lidstaten. De ChristenUnie hangt daar graag
de term "dienstbaar" aan. Maar soit, het is in ieder geval niet
andersom.
Het is ook goed dat het kabinet heeft aangegeven dat de thema's waar de
Europese samenwerking echt moet worden versterkt, liggen op het gebied
van veiligheid, migratie, klimaat en handel. Ook wordt er scherp gekozen
op thema's waar juist de lidstaten aan zet zijn.
In de eerste termijn heb ik aandacht gevraagd voor de rechtsstaat. Met
de Adviesraad Internationale Vraagstukken zien wij dat de rechtsstaat in
Europa onder druk staat en dat landen die lid zijn van de Europese Unie
niet vanzelfsprekend de fundamentele waarden als vrijheid, democratie en
de rechtsstaat omarmen en naleven. Daarom hecht ik eraan om toch een
motie in te dienen, om het mogelijk te maken dat lidstaten elkaar
onderling als "peers" kunnen aanspreken op hun trackrecord als het gaat
om de rechtsstaat. Wij zien daar echt een heel mooi instrument in.
Daarom dien ik deze motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Europese Unie een unie van waarden is;
overwegende dat in verschillende lidstaten van de Europese Unie de
beginselen van de rechtsstaat, zoals genoemd in artikel 2 en artikel 6
van het Verdrag, onder druk staan en zelfs geschonden worden;
overwegende dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken aanbeveelt het
instrument peerreview binnen de EU te gebruiken;
verzoekt de regering, naast de bespreking van specifieke
rechtsstaatontwikkelingen in de Raad Algemene Zaken, zich in te spannen
voor een peerreview tussen de lidstaten onderling alsook tussen de
lidstaten en de EU om daarmee in wederzijds vertrouwen en openheid over
het onderwerp rechtsstatelijkheid van gedachten te wisselen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Van Ojik en
Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 2517 (22112).
Dank u wel. Dan ga ik nu naar de heer Van Raan namens de Partij voor de
Dieren. De heer Van Dalen maakt geen gebruik van zijn tweede termijn,
maar in elk geval dank voor de eerste termijn. De heer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Er werd net met veel trots gesproken over dat
wij de vijfde economie binnen Europa zijn. Dat zijn we ook. Ik zou er
waarde aan hechten als de premier voortaan ook daarbij vermeldt dat dat
wel drie aardbollen kost, dus dat dat een economie is die op geen enkele
manier vol te houden is. Dat zou hem sieren.
Ik dank de voorzitter voor het leiden van de vergadering. Ik zou ook
graag de premier en de minister willen danken voor het beantwoorden van
de vragen, maar dat hebben ze niet gedaan. Ik snap best wel dat sommige
van de vragen die we stelden — geef eens een reflectie op de benoeming
van Selmayr of geef eens een reflectie op het zijn van een van kleur
verschietende toverbal — misschien niet beantwoord worden, maar het in
gebreke blijven bij een serieuze vraag over diertransporten, kunnen we
niet goedkeuren. Daarom een motie. In Europa wordt grof geld verdiend
aan de export van levende dieren. Misschien ook nog even een cijfer: dat
is met 23% toegenomen. Dat gaat over een handhavingsproces dat gaat van
het punt van oorsprong tot de eindbestemming. Handhaving kan alleen maar
plaatsvinden binnen de EU-grenzen. En dat klopt niet. Daar klopt niks
van. Dus …
De voorzitter:
De motie.
De heer Van Raan (PvdD):
… de regels om deze dieren te beschermen, worden structureel geschonden.
Ik heb één motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegend dat vanuit de Europese Unie jaarlijks meer dan 3 miljoen
levende dieren worden vervoerd naar landen buiten de EU, waaronder
dieren uit Nederland;
constaterende dat de toch al minimale regels voor de bescherming van
dieren daarbij structureel worden overtreden, in strijd met uitspraak
C-424/13 van het Europese Hof van Justitie;
verzoekt de regering een einde te maken aan het exporteren van levende
dieren vanuit Europa naar landen buiten de Europese Unie en in Brussel
te pleiten voor een EU-verbod op deze export,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Ouwehand. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2518 (22112).
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Hazekamp, lid van het
Europees Parlement voor de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Hazekamp (EP/PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Zoals de heer Van Raan zojuist al aangaf, zijn
ook mijn vragen niet beantwoord door de regering. Ik snap ook wel dat u
ze wat ongemakkelijk vond. Ik heb twee vragen gesteld waar ik geen
antwoord op heb gekregen. De eerste betreft de diertransporten. Daar zal
ik verder niet op ingaan, omdat daar net een motie over is ingediend.
Maar het tweede punt wilde ik nog even toelichten. We wijzen vanuit
Nederland vaak naar de Japanse walvisvaart. Ook dit kabinet heeft zich
in het verleden daar vaak over uitgesproken en heeft daar schande van
gesproken, want ondanks een internationaal verbod en ondanks dat dat al
jaren geldt, gaat Japan walvissen jagen onder het mom van
wetenschappelijk onderzoek. We weten allemaal dat dat puur commercieel
is.
Nederland doet iets vergelijkbaars, namelijk met de pulskorvisserij. Dat
is al jarenlang verboden. Nederland krijgt toestemming om voor 5% van de
vloot ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek met deze verboden
techniek te kijken wat de effecten zijn. Maar dat onderzoek laat te
wensen over en het grootste deel van de vloot vist gewoon door. Het
onderzoek is bovendien niet onverdeeld positief. Nou kun je natuurlijk
zeggen dat sleepsporen van 3 centimeter diep minder erg zijn dan
sleepsporen van 6 centimeter diep, maar de ene verwoestende techniek
vervangen door de andere verwoestende techniek is geen duurzame
oplossing. Daarom nogmaals mijn vraag: gaat u de pulskorvloot saneren,
nu het Europees Parlement deze techniek aan banden heeft gelegd?
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot de heer Bisschop namens de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik word door de collega's uitgenodigd om
antwoord te geven op deze vraag, maar daar ga ik mij niet aan te
buiten.
De voorzitter:
Nee, heel verstandig.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wil graag de bewindspersonen danken voor de beantwoording van de
vragen. Ik heb de indruk dat een aantal antwoorden gereserveerd zijn
voor de behandeling van de initiatiefnota. Ik zie die met belangstelling
en vertrouwen tegemoet.
Twee moties, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie voortvarend gebruikmaakt van de
"window of opportunity" door op tal van beleidsterreinen ingrijpende
voorstellen te presenteren die de Europese integratie op ingrijpende
wijze bevorderen;
overwegende dat het kabinet Commissievoorstellen middels BNC-fiches
doorgaans positief beoordeelt ten aanzien van bevoegdheid,
subsidiariteit en proportionaliteit, niettegenstaande serieuze
voorbehouden en kanttekeningen die bij deze aspecten gemaakt
worden;
verzoekt de regering bij dergelijke voorbehouden en kanttekeningen
nadrukkelijker de logische consequentie te overwegen, zijnde een
negatieve eerste beoordeling ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit
en/of proportionaliteit, teneinde in verdere onderhandelingen aan te
sturen op aanpassing van Commissievoorstellen conform genoemde
criteria,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2519 (22112).
De heer Bisschop (SGP):
De tweede motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet geen voorstander is van een politieke
Europese Commissie;
overwegende dat de Europese Commissie, onder meer blijkens de toespraken
van voorzitter Juncker en een veelheid aan Commissievoorstellen,
vergaande politieke ambities en een buitengewoon politiek karakter
ontwikkeld heeft;
voorts overwegende dat de Europese Commissie consequent de neiging
vertoont om naar Europese oplossingen te zoeken voor kwesties die spelen
in individuele lidstaten;
verzoekt de regering het politieke karakter van de Europese Commissie
nadrukkelijk te evalueren, en dit thema te agenderen tijdens de
besprekingen van het werkprogramma van de Commissie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2520 (22112).
De heer Bisschop (SGP):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van
de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
De vergadering wordt van 18.48 uur tot 18.55 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister-president.
Minister Rutte:
Voorzitter. Er lagen nog een paar vragen. Het vraagstuk van het
premieshoppen ligt voor het kabinet toch wel iets genuanceerder. Zoals
ik al zei, heeft minister Koolmees van Sociale Zaken in zijn brief aan
de Kamer uitgelegd dat er echt heel veel aspecten aan dat vraagstuk
zitten. Zo worden de meeste A1-verklaringen afgegeven voor bonafide
detacheringen en leiden detacheringen niet per definitie tot het
ontlopen van premies. We vinden het dus te snel gaan om nou een coalitie
tegen premieshoppen op te zetten.
Ik begrijp de zorgen van de heer Asscher wel heel goed. Ik kan die
eerlijk gezegd ook niet hier ter plaatse wegnemen. Ik zou eigenlijk heel
praktisch willen afspreken dat we formeel en informeel het gesprek
daarover voortzetten, ook met minister Koolmees van Sociale Zaken, juist
om alle facetten en de techniek goed in kaart te hebben. Zoals de heer
Asscher weet, blijft Nederland met Frankrijk en andere landen werken aan
die eerlijke interne markt, via de Detacheringsrichtlijn en door nu ook
de transportsector daaronder te laten vallen. Afijn, we kennen alle
elementen. Maar het is nu gewoon te ingewikkeld om heel specifiek over
dat premieshoppen te zeggen: dat is het probleem en daar gaan we dus een
coalitie tegen bouwen. Ik wil graag het gesprek daarover voortzetten.
Wellicht worden we het daar dan uiteindelijk over eens of niet, of
misschien overtuigen we elkaar de ene of de andere kant op, waarbij ik
niet zeg dat er geen probleem zou zijn. Er zijn wel degelijk issues die
moeten worden opgelost.
Ik had de heer Asscher ook nog beloofd om in te gaan op zijn vraag over
de techreuzen. En ja, hij had daar op zichzelf gelijk in: als er waarde
wordt gecreëerd in de Europese Unie, dan moet die ook hier worden
belast. Ik was net even hesiterend. Nee, dat is inderdaad geen
Nederlands, zoals in de zaal ook wordt gezegd. Ik moet zeggen: hesitant.
Ik wilde het even zeker weten, maar de heer Asscher had daar gelijk
in.
In de eerste termijn heb ik de vragen van de heer Omtzigt over het
opkoopbeleid en de risicoreductie beantwoord. Mag ik op die punten dus
verwijzen naar de eerste termijn?
Dan kom ik bij de moties.
De heer Asscher (PvdA):
Sorry, voorzitter, ik ben een beetje traag.
Minister Rutte:
Ik zag u al …
De heer Asscher (PvdA):
Ja, het gaat heel langzaam, maar er gebeurt wel iets. Er is eerder een
Kamermotie aangenomen om sociale dumping via premieshopping tegen te
gaan. Dus op zich zijn we dat punt voorbij. De vraag was: wil je daar
een coalitie over vormen met de Fransen? Dat is een natuurlijke partner
van ons. Dat is het ook geweest in de Detacheringsrichtlijnstrijd. Ik
realiseer me dat het ingewikkeld is om dit op te lossen, ook technisch
gezien, want premies moeten worden afgedragen en als je op een andere
plek bent, kan het heel complex zijn als het in heel veel verschillende
landen is. Het ging me dus niet om de vraag op welke manier je het zou
moeten oplossen, maar vooral om de vraag: ben je bereid om daar een
coalitie over te vormen met de Fransen? De vraag "is het een probleem?"
was al beantwoord, zoals erkend door de premier. De Kamer heeft
uitgesproken dat we er wat aan moeten doen. Ik begrijp dat het gesprek
op een nader punt wordt voortgezet, maar we zouden nu toch wel even één
stap verder kunnen komen.
Minister Rutte:
Ja, maar wat ik hier niet wil toezeggen, is het volgende. Ik wil u echt
vragen om dat debat met de heer Asscher, sorry, met de heer Koolmees te
voeren.
De heer Asscher (PvdA):
Nou, de heer Asscher en ik zijn het roerend eens.
Minister Rutte:
Ik wil u echt vragen om het debat te voeren met de opvolger van de heer
Asscher, de heer Koolmees. Het debat moet met hem gevoerd worden, omdat
ik de informatie krijg dat gegeven de complexiteit van het vraagstuk nu
niet zo een-twee-drie kan worden toegezegd dat we een coalitie vormen en
hier een soort speerpunt van maken. Ik kan dat nu dus niet toezeggen.
Volgens mij zijn we het inhoudelijk niet oneens, maar is het even de
vraag wat hier nou slim is.
Een paar mensen, onder anderen de Europarlementariërs van GroenLinks en
D66, hebben een opmerking gemaakt over de politieke Commissie. Mijn punt
is niet dat ik de Commissie wil ontzeggen dat zij het recht van
initiatief heeft in andere zaken, maar als de Commissie bij het
handhaven van het Stabiliteits- en Groeipact zegt "een groter land als
Frankrijk hoeft er niet aan te voldoen want dat is te groot, en kleinere
lidstaten houden we er wel aan", dan zijn dat politieke beslissingen. In
een communautair systeem waarin de Commissie gehouden is om de
gemeenschappelijke afspraken ook afspraak te laten zijn, is dat
buitengewoon onwenselijk. Daarvoor heb ik willen waarschuwen.
De voorzitter:
Mijnheer Omtzigt, één vraag en kort.
De heer Omtzigt (CDA):
De minister-president refereerde voor de antwoorden op de vragen over de
grenzen van het opkoopbeleid aan het antwoord in de eerste termijn, maar
de reden dat ik de vraag herhaalde, was natuurlijk dat ik er graag een
reactie op zou willen hebben.
Minister Rutte:
Die heb ik gegeven in de eerste termijn.
De heer Omtzigt (CDA):
Waar liggen de grenzen van het opkoopbeleid? Mogen ze verder dan een
derde gaan? Is de Nederlandse regering bereid om daar extern juridisch
advies over in te winnen?
Minister Rutte:
Die vraag heeft de heer Omtzigt — we zien dat vaker bij hem — besproken
met de minister van Financiën. Die komt daarover met … Excuus,
voorzitter. Ik moet de goede vraag beantwoorden. De ECB koopt, zoals ik
in eerste termijn heb gezegd, in het kader van zijn programma
staatsobligaties aan op de secundaire markt. Het opkopen van
staatsobligaties op de secundaire markt is in beginsel toegestaan. De
ECB hanteert als waarborg die limiet van een derde. Er is wat ons
betreft geen aanleiding om te concluderen dat er sprake zou zijn van een
evidente overschrijding van de grenzen van dat mandaat. De advisering
door de Raad van State is er niet op gericht om een rechterlijke
toetsing te doen van het EU-recht. Het ligt dus niet voor de hand om
juridisch advies te vragen bij de Raad van State. De minister heeft hier
een hele brief over geschreven op 19 januari.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ken die brief, maar de vraag is of de premier bereid is om te zeggen
dat daar een limiet aan moet zitten of om te laten onderzoeken dat die
er niet is. Of blijven we bij de constatering dat we achter een derde
staan en dat als het meer zou zijn, we dat kunnen herzien? Dat is een
beetje wat ik hoor.
Minister Rutte:
Het belangrijkste is dat we de ECB zo onafhankelijk mogelijk willen
houden en dat dit echt een zaak is van de Governing Council van de
ECB.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Rutte:
Voorzitter. Ik kom bij de moties.
De voorzitter:
Wat is de bedoeling, meneer Omtzigt?
De heer Omtzigt (CDA):
De regeringsleiders stellen een verdrag vast. Als je tegen degene die
zich aan het Verdrag moet houden zegt dat hij mag bepalen of hij zich
aan het Verdrag houdt, zul je altijd het antwoord ja krijgen. De
Governing Council van de ECB zal altijd zeggen dat hij zich aan het
Verdrag houdt.
De voorzitter:
En de vraag is?
De heer Omtzigt (CDA):
Op welke wijze zullen de regeringsleiders bepalen, laten bepalen of
juridisch advies vragen over waar de grenzen van het opkoopbeleid
liggen?
Minister Rutte:
Die liggen in het Verdrag. Wij hebben geen aanleiding om aan te nemen
dat de ECB zich niet aan het Verdrag houdt. Dat heb ik net gezegd.
De voorzitter:
Ja. Dan stel ik voor dat u verdergaat.
Minister Rutte:
Voorzitter. De motie-Maeijer op stuk nr. 2510 ontraad ik met verwijzing
naar mijn opmerkingen in de richting van mevrouw Maeijer in de eerste
termijn. Op naar de nul zetels in de peilingen zou ik zeggen, want zo
gaat het snel.
De voorzitter:
De heer Van Raan heeft nog een vraag op het vorige punt.
De heer Van Raan (PvdD):
Inderdaad, over het vorige punt. Ik had nog een vraag gesteld in tweede
termijn. Ik weet niet of die nog aan de orde komt.
De voorzitter:
Nee, de vragen zijn beantwoord. Is er een vraag blijven liggen?
De heer Van Raan (PvdD):
Ik heb gevraagd of de premier, als hij weer eens trots is op de positie
van Nederland als de vijfde economie van Europa en als hij die bezingt,
erbij wil vermelden dat dit niet vol te houden is, omdat dit een beslag
heeft van drie wereldbollen. Wil hij daarop reflecteren? Dat was de
vraag.
Minister Rutte:
Ik heb een deel van de eerste termijn gewijd aan de zeer ambitieuze
klimaatdoelstellingen van het kabinet, dus volgens mij opereren wij
onmiddellijk.
Dan de motie-Van Ojik/Asscher op stuk nr. 2513 en de motie-Asscher/Van
Ojik op stuk nr. 2516. De moties die ik niet behandel, zal de heer Blok,
de minister van Buitenlandse Zaken, behandelen. Ik wil vragen om de
genoemde moties aan te houden omdat het BNC-fiche nog gemaakt wordt. Ik
heb al gezegd in de eerste termijn in de richting van de heer Asscher
dat het logisch is als je in Europa je omzetten maakt, als er waarde
wordt gecreëerd in de Europese Unie, je hier ook de winst laat belasten.
Deze moties gaan beide in op de plannen van de Europese Commissie. Daar
moeten we nog een oordeel over vellen. Ik heb al gezegd dat we daar heel
veel vragen bij hebben, maar dat we noch positief, noch negatief zijn.
We staan er echt neutraal in, zoals dat in het moderne spraakgebruik
heet. Het advies over deze moties is dus om deze aan te houden.
Tot slot de motie-Bisschop op stuk nr. 2520, die enige vragen oproept.
Er staat "nadrukkelijk evalueren". Betekent dit een werkgroep instellen
en een rapport maken? Daar zou ik namelijk tegen zijn. "Agenderen
tijdens de bespreking van het Commissie Werkprogramma" doen we, juist
ook hier vandaag. De Nederlandse inzet is duidelijk: we willen geen
politieke Commissie waar het gaat om het uitvoeren van de
toezichthoudende rol van de Commissie. Denk daarbij aan streng en
neutraal toezicht op het SGP, dat ik net noemde. In mijn speech in
Berlijn heb ik daar ook aandacht voor gevraagd. We zullen daar steeds in
Brussel op terugkomen als dat aan de orde is. Als de motie vraagt om
door te gaan met die inzet, is de motie ondersteuning van beleid. Als de
motie oproept tot een nieuw onderzoekstraject, ontraad ik haar.
De heer Bisschop (SGP):
Ik denk dat de SGP niet verweten kan worden dat we voortdurend van alles
en nog wat willen optuigen. We willen efficiënt werken. Dit is wat ons
betreft een nadrukkelijk aandachtspunt waar we kritisch op moeten
blijven acteren als Nederland. In die zin moet de motie gezien worden.
Ik denk dus dat ze in die zin ook als ondersteuning van beleid gezien
kan worden.
Minister Rutte:
Ja. Dan zeg ik: oordeel Kamer of overnemen. De keuze laat ik even aan de
heer Bisschop. Wat zal ik doen?
De heer Bisschop (SGP):
Overnemen vind ik prima.
De voorzitter:
De motie-Bisschop (22112, nr. 2520) is overgenomen.
Dank u wel. Dan ga ik nu naar de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Nog een paar vragen en een aantal moties.
Allereerst ging de heer Mulder nog een keer in op de vraag of kabinet en
Kamer over voldoende capaciteit beschikken om Commissievoorstellen te
beoordelen. Tot mijn vreugde verwees hij ook naar de bestaande
instellingen, het CPB, het ministerie van Financiën en de Algemene
Rekenkamer. Ik zeg wel graag toe dat ik de vinger aan de pols blijf
houden of deze instellingen en onze eigen Permanente Vertegenwoordiging
in Brussel voldoende capaciteit hebben om die ondersteuning te verlenen.
Ik weet zeker dat de heer Mulder en de Kamer net als het kabinet in
staat zijn die instellingen in te schakelen op het moment dat dat nodig
is.
De motie van mevrouw Maeijer heeft de premier behandeld. De heer Omtzigt
…
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: ik was te snel bij de motie van de heer Bisschop.
Ik trok de conclusie dat niemand bezwaar heeft tegen het overnemen van
die motie, maar men wil die motie toch in stemming brengen.
De heer Verhoeven (D66):
Nou, ik weet niet zo goed wat de procedures zijn.
De voorzitter:
Dat weet u heel goed, meneer Verhoeven. U wilt dat de motie in stemming
wordt gebracht? Dat kan ook.
De heer Verhoeven (D66):
Als de motie toch ruimschoots door de Kamer wordt aangenomen en wordt
overgenomen, dan vind ik dat niet zo erg. Ik wil alleen wel tegengestemd
kunnen hebben, want wij zouden hier niet vóór zijn.
De voorzitter:
Oké. Dan maken we die aantekening. Dat geldt ook voor GroenLinks?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja.
De voorzitter:
Prima. Dan maken we bij het overnemen van de motie de aantekening dat
GroenLinks en D66 wensen tegen deze motie te hebben gestemd. Gaat u
verder, minister.
Minister Blok:
De motie van de heer Omtzigt over de Magnitskiwet verzoekt de regering
stappen te zetten om in zowel Nederlands als Europees verband een
Magnitskiwet op te stellen, en verzoekt de regering de Kamer daar binnen
drie maanden over te informeren. Wat naar mijn overtuiging niet werkt,
is een Nederlands alleenoptreden. Dat heb ik ook aangegeven. Ik ben wel
bereid te kijken of er een Europese coalitie te vormen is om dit met een
groot aantal Europese landen te doen. In een motie die mij vraagt om een
inspanning te leveren om zo'n coalitie te vormen zou ik mee kunnen gaan.
Maar ik kan er niet in meegaan om dat in Nederland desnoods afzonderlijk
te doen, zoals de motie nu geformuleerd is. Eigenlijk vraag ik aan de
heer Omtzigt of hij bereid zou zijn om de motie aan te passen naar een
inspanning om het in Europees verband te kunnen doen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
Met deze tekst moet ik haar ontraden. Ik hoop dus dat er een andere
tekst komt.
De motie van de heer Van Ojik op stuk nr. 2512 over een
klimaatvriendelijke besteding van EU-geld verzoekt de regering om bij
besluitvorming over het Meerjarig Financieel Kader te bepleiten dat bij
de besteding van Europees geld systematisch wordt gekeken naar de
effecten voor het gevoerde klimaatbeleid. Zoals de heer Van Ojik weet,
is het kabinet zeer ambitieus als het gaat om Europees klimaatbeleid. We
willen ook graag dat de doelstelling hoger wordt geformuleerd, liefst in
Europees verband, eventueel ook met een kopgroep. Maar de koppeling aan
het Financieel Kader zou ik weer onverstandig vinden. In het debat is
aan de orde gekomen dat er door de Kamer, bijvoorbeeld in de motie van
mevrouw Maeijer, al een aantal voorwaarden aan het Meerjarig Financieel
Kader zijn gekoppeld. Hier wordt er nog een aan gekoppeld. De stapel
wordt steeds hoger. De heer Van Ojik heeft de vetovraag er gelukkig nog
niet aan gekoppeld, maar ik heb al eerder geschetst dat je die vraag
vervolgens ook per onderwerp krijgt. Zoals ze nu geformuleerd is, is de
motie wel zo directief richting het Meerjarig Financieel Kader dat het
niet erg geloofwaardig zou zijn als ik hier ja op zou zeggen. Ik vraag
toch aan de heer Van Ojik om de inzet van het kabinet voor een hogere
klimaatdoelstelling, die hij kent, te omarmen.
De heer Van Ojik, een korte opmerking.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat laatste heb ik zowel in mijn eerste termijn als in mijn tweede
termijn expliciet gedaan. Dat wil ik nog een keer doen. Ik omarm de
inzet van het kabinet voor het verhogen van de CO2-ambities,
maar dan heb je ook instrumenten nodig. Je kunt zeggen dat je tegen de
motie bent, maar je kunt niet zeggen dat zij directief is. De motie
vraagt om bij de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader te
bepleiten dat er rekening wordt gehouden met de klimaatimpact. Zwakkere
moties zijn er bijna niet.
Minister Blok:
Omdat de stapelwens nu zo hoog wordt dat de stapel dreigt om te vallen,
moet ik deze motie toch ontraden, hoewel ik de inzet van de heer Van
Ojik op het punt van het klimaat deel.
De voorzitter:
De laatste opmerking, kort.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dan is het een kwestie van prioriteiten stellen. Dan zeg je: het mag een
heel hoge stapel zijn, maar klimaat mag daar niet bij.
Minister Blok:
Maar een heel hoge stapel mist juist prioriteiten. Dat is mijn
zorg.
Dan de motie van de heer Van Ojik op stuk nr. 2514 over de grensbewaking
van Turkije. Ik deel de zorgen van de heer Van Ojik op grond van de
berichten die we gelezen hebben, maar ik vind dat je, voordat je tot
optreden overgaat, wel zeker moet zijn over de feiten. De motie begint
met de constatering dat de Turkse grensbewaking Syriërs belet te
ontvluchten en op vluchtelingen schiet. Vervolgens wordt geconstateerd
dat dit dus een schending is van het VN-Vluchtelingenverdrag. Hoewel ik
de berichten heb gelezen, kan ik nog niet zo hard als deze motie doet,
constateren dat dit zo is. Ik wil de heer Van Ojik dus echt vragen om de
volgende Commissierapportage over de besteding van deze gelden af te
wachten — de Kamer weet dat die rapportages er regelmatig zijn — en deze
motie aan te houden tot het moment dat zo'n rapportage er is. Op dit
moment is de motie echt te stellig en zou ik haar moeten ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 2515 van de heer Asscher, samen met mevrouw
Leijten en de heer Van Ojik, over de verdragen na de brexit. De motie
verzoekt de regering alleen in te stemmen met nieuwe handelsverdragen
met het VK als deze de positie van werknemers versterken, standaarden
voor milieu, gezondheid en arbeid verbeteren en harde afspraken bevat om
belastingontwijking tegen te gaan. Zoals de motie nu geformuleerd is,
wekt ze de indruk dat er ten opzichte van de huidige situatie een
verdere versterking plaats moet vinden. Dat lijkt me niet reëel. De
inzet van het kabinet is, zoals ik in het debat ook heb aangegeven, om
te zorgen dat op deze terreinen geen verslechtering plaatsvindt, maar
een versterking zou te ver zijn.
De heer Asscher (PvdA):
Minister Blok heeft hier een punt. Ik wil de motie in overleg met de
mede-indieners dus graag wijzigen, in de zin van "ten minste gelijk
blijft of versterkt", want dat is inderdaad de portee, ook van het debat
dat we zojuist hadden. Dat zou ik heel graag in de Kameruitspraak willen
en ik heb de indruk dat de minister het daarmee eens is.
Minister Blok:
Ja, maar ik gaf ook aan dat ik mij daarvoor wil inzetten. Het is nu heel
scherp geformuleerd als "alleen in te stemmen". Ook daarbij kom ik bij
de vergelijking met de heel grote stapel: het is onze volle inzet, maar
ik kan niet per onderdeel helemaal dichtschroeien dat ik helemaal nooit
een beweging kan toestaan in de ingewikkelde onderhandeling. Het gaat
dus om een volle inzet op het handhaven van de huidige waarborgen.
Tot slot.
De heer Asscher (PvdA):
Ik begin een beetje te twijfelen aan de reactie die we in de eerste
termijn kregen, want toen was de reactie ruiterlijk en volmondig:
inderdaad, het mag niet leiden tot het belonen van slecht gedrag. Daar
waren we het volgens mij over eens. Dat zou het effect zijn als je je
erbij neer zou leggen dat er lagere standaarden komen. Ik vind het wel
heel belangrijk om daar vanaf het begin duidelijk over te zijn. Volgens
mij zijn de Kamer en ook het kabinet daar in verschillende bewoordingen
ook duidelijk over geweest. Ik zou het heel vreemd vinden om hier het
argument te gebruiken dat er al zo'n grote stapel is. Nee, dit gaat
precies over de inzet ten aanzien van die onderhandelingen.
Minister Blok:
Ik ben het met de heer Asscher eens over het niet-belonen van slecht
gedrag, en ik begrijp dat we het eens zijn over het woord "versterken".
Maar de motie zegt ook "alleen in te stemmen met". Dan wordt er één
onderdeel uit heel ingewikkelde onderhandelingen gelicht, waarvan ik de
zorg van de heer Asscher echt deel en de inzet wil tonen, maar of het
nou gaat over MFK of over een ingewikkeld brexitverdrag, je kunt niet
onderhandelen met een enorme stapel die je alle onderhandelingsruimte
belet.
De heer Asscher (PvdA):
Laatste keer. Dit is iets anders dan een MFK, dit gaat over de
onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk, een handelsovereenkomst
tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk. Daar moeten op voorhand
heldere eisen aan worden gesteld. Het is niet de grote loop der dingen,
nee, de lijn van de Europese Unie zou moeten zijn: geen handelsverdrag,
uitsluitend een verslechtering voor werknemers, milieu et cetera.
Minister Blok:
Dat zou de lijn moeten zijn, ja, maar we zitten in een situatie waarin
er in het Verenigd Koninkrijk met enige regelmaat uitspraken worden
gedaan over rode lijnen. Hoe meer je aan beide kanten van tevoren gaat
zeggen dat er geen enkele beweging wordt gemaakt, ook al deel ik de
inzet en vind ik het belangrijk, hoe groter het risico wordt op een
harde brexit. Dan worden er in 27 parlementen moties ingediend waardoor
er geen enkele beweging meer te maken is.
De voorzitter:
U mag uw motie aanhouden, u mag hem in stemming brengen, maar er is
genoeg over de motie gesproken, moet ik concluderen.
De heer Asscher (PvdA):
Ik wilde nog even iets melden over een andere motie.
De voorzitter:
Dat mag.
De heer Asscher (PvdA):
Op deze motie komen we met een gewijzigde motie en dan zien we wel waar
het op uitkomt. De moties waarvan de premier aangaf in de richting van
de heer Van Ojik en mij om ze aan te houden, zullen we wel in stemming
brengen omdat we denken dat bij het maken van de BNC-fiches goed is dat
het kabinet die Kameruitspraak als een ruggensteun ervaart. Zouden er
partijen zijn die om formele redenen tegen zouden stemmen, zou dat
buitengewoon merkwaardig zijn en zullen we diezelfde moties op een later
tijdstip alsnog indienen.
De voorzitter:
Het was inderdaad het verzoek van de premier om de moties op stukken
nrs. 2513 en 2516 aan te houden, maar die worden gewoon in stemming
gebracht.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
De minister heeft mij gevraagd om de motie op stuk nr. 2514 over Turkije
aan te houden tot er weer een rapportage van de Europese Commissie
komt.
De voorzitter:
Dat klopt.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nou weet ik natuurlijk niet wanneer die rapportage komt, dus ik zou als
u dat goed vindt met een wedervraag willen antwoorden.
De voorzitter:
Dat mag.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Is de minister bereid om in Brussel navraag te doen, niet over een paar
maanden maar nu, of de krantenberichten kloppen en daarover de Kamer te
informeren? Ik ben het met hem eens dat we inderdaad nog moeten
verifiëren of ze kloppen; ik hoop het niet, om eerlijk te zijn. Ik wil
mijn motie aanhouden als de minister dat de komende twee weken wil
doen.
De voorzitter:
Helder.
Minister Blok:
Voorzitter, ik ben graag bereid daarover te praten.
De voorzitter:
Dank. Wat doet u met de motie?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mevrouw de voorzitter, mijn conclusie is dat ik mijn motie graag aanhoud
in afwachting van die brief.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Ojik stel ik voor zijn motie (22112, nr.
2514) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer Verhoeven (D66):
De moties op stuk nr. 2513 en 2516 van Van Ojik en Asscher zijn dus
allebei niet aangehouden door het kabinet.
De voorzitter:
Niet door het kabinet.
De heer Verhoeven (D66):
Excuses voorzitter, door de Kamer. Zijn ze daarmee dan ook ontraden? Dit
even voor de formele kant van de zaak. Dat moet ik vragen.
Minister Blok:
Ik heb ze niet voor me, dus ik kijk even naar de premier. Zijn die per
saldo ontraden? Ja.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
Ik heb wel de motie op stuk nr. 2517 voor me van mevrouw Van der Graaf,
samen met de heren Van Ojik en Omtzigt over de peerreview. Die verzoekt
de regering zich in te spannen voor een peerreview tussen de lidstaten
onderling als ook tussen de lidstaten en de EU om daarmee in wederzijds
vertrouwen en openheid over het onderwerp rechtsstatelijkheid van
gedachten te wisselen. Als dat kan binnen de kantlijn die ik heb
geschetst, namelijk geen groot nieuw apparaat maar lean en mean elkaar
aanspreken op de kwaliteit van de rechtstaat, kan ik die oordeel Kamer
laten. De indieners moeten dan begrijpen dat zodra er een nieuw
agentschap opgetuigd wordt, ik kritisch zal gaan worden.
Dan kom ik bij de motie van de heer Van Raan en mevrouw Ouwehand.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik zou er wel even op willen reageren. De ChristenUnie is er ook geen
voorstander van om er echt een nieuw agentschap voor op te richten. Het
moet natuurlijk een zinvolle gedachtewisseling zijn. Er is winst bij
zo'n peerreviewmechanisme ten opzichte van wat er nu in de Raad is, waar
bijvoorbeeld de zaak van Polen regelmatig aan de orde kwam. Dat is goed,
maar het is ook goed om, zonder dat er per se iets aan de hand is,
elkaar aan te spreken op rechtsstatelijkheid en op de naleving van de
Europese waarden. Ik zou willen aansluiten bij de woorden die in de
brief van het kabinet in januari als reactie op het rapport van de
adviesraad zijn gestuurd. Het enige wat niet in die brief staat, is dat
het kabinet dat ook gaat doen. Daar roept deze motie nou juist toe
op.
Minister Blok:
Uit de toelichting van mevrouw Van der Graaf begrijp ik dat we het eens
zijn dat er niet zo'n groot nieuw agentschap moet komen, dus dan laat ik
het inderdaad graag aan het oordeel van de Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Blok:
De motie-Van Raan/Ouwehand op stuk nr. 2518 verzoekt de regering een
eind te maken aan het exporteren van levende dieren vanuit Nederland
naar landen buiten de Europese Unie en in Brussel te pleiten voor een
EU-verbod op deze export. Ik ben voor het in internationaal verband
maken van afspraken over fatsoenlijke omstandigheden waaronder
diertransport plaatsvindt, maar ik vind niet dat je het helemaal moet
verbieden. Dat transport kan ook op een fatsoenlijke manier, en dat is
ook de ambitie van het kabinet, maar je moet dat niet helemaal
uitsluiten van de internationale handel.
De voorzitter:
De heer Van Raan.
Minister Blok:
Dan was er ook nog een vraag …
De voorzitter:
Van de heer Van Raan? Ik kijk even naar de minister, want ik had u
onderbroken.
Minister Blok:
Over de pulskor. Daar is deze week een AO over, dus het lijkt mij
logisch dat die vragen daar behandeld worden.
De voorzitter:
Oké. De heer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een vraag over de vorige motie. De
minister refereert eraan dat de handhaving fatsoenlijk moet gebeuren.
Nou wil het geval dat het Europese Hof daarover uitspraken heeft gedaan
en zegt dat dit moet gebeuren. Er liggen ook veroordelingen. Misschien
kan de minister, in navolging van de vorige aanvrager, inderdaad een
brief sturen over wat de Europese Commissie gezegd heeft over die
transporten buiten de EU en hoe het staat met de handhaving.
Minister Blok:
Het is mij niet helemaal helder wat er in die brief moet komen. Er is
een rechterlijke uitspraak en die voeren wij altijd uit. Wat is dan de
vraag?
De heer Van Raan (PvdD):
Er is inderdaad een Europese uitspraak dat die bescherming of die
handhaving moet gaan van punt A tot punt B, ook al ligt punt B buiten de
Europese Unie. Daar wordt niet of slecht gehandhaafd. Het verzoek is dus
of er een brief over kan komen in hoeverre daar volgens de regering wel
gehandhaafd wordt. Dan kunnen we met die brief in de hand misschien een
volgende stap gaan maken, gezamenlijk, om te kijken hoe we die
handhaving wel voor elkaar kunnen krijgen.
Minister Blok:
Ik kom graag in een brief terug op de stand van zaken rond de
diertransporten, maar de motie moet ik ontraden.
Dan kom ik ten slotte bij de motie van de heer Bisschop. De heer
Bisschop heeft een uitgebreid rapport geschreven en wat mij betreft
waardering voor zijn inzet. Ik kan mij nog herinneren, toen ik aantrad
als minister van Wonen, dat ik ook verwelkomd werd met een rapport van
zijn fractie: De rode loper voor de bouw. Ik vind het altijd knap dat
een fractie met beperkte ondersteuning ook echt diepgaande rapporten kan
schrijven. Wij gaan daar nog uitgebreid over debatteren. Ik zou
eigenlijk liever zien dat de motie tot dat moment wordt aangehouden dan
dat die nu wordt ingediend, want ik hoop u dan te overtuigen om de
overwegingen wat minder stellig te maken. De motie zegt in haar
overwegingen eigenlijk dat het kabinet nodeloos positief adviseert. Dat
laat ik mij niet graag aanleunen. Als de motie kan worden aangehouden
tot het debat dat nog plaatsvindt, dan hoef ik haar nu niet te
ontraden.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Het woord "nodeloos" komt er natuurlijk niet in voor. Dat is
de geheel eigen interpretatie van de minister, maar dat staat hem vrij.
Ik heb er geen bezwaar tegen om deze motie aan te houden tot de
behandeling van de initiatiefnota.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bisschop stel ik voor zijn motie (22112, nr.
2520) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Blok:
Daarmee hoop ik alle moties en vragen in tweede termijn te hebben
behandeld, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het notaoverleg
over de Staat van de Europese Unie. Ik dank de premier, ik dank de
minister, ik dank de Kamerleden en in het bijzonder ook de leden van het
Europees Parlement. Over de moties in dit debat zullen we volgende week
dinsdag stemmen. Ik dank ook de mensen die dit debat op een andere
manier hebben gevolgd.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Verslag OSV 18 (2017-2018) van 26 maart 2018 |
---|
Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |