[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verzamelbrief aan gemeenten 2018-1

Bijlage

Nummer: 2018D24011, datum: 2018-04-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verzamelbrief aan gemeenten 2018-1 (2018D24010)

Preview document (🔗 origineel)


Inhoudsopgave 

Arrest Hoge Raad inzake Participatiewet en zorgbehoefte samenwonenden

Effectmeting WW dienstverlening 

Voor doelgroepverklaring LKV is registratie Praktijkroute nodig

Nieuw instrument om oudere bijstandsgerechtigden 56+ aan het werk te
helpen 

Vaststelling macronorm baten kapitaalverstrekking Bbz voor het jaar 2018

Oproep tot compensatie vanwege onjuiste formule voor de aanspraak op
vakantietoeslag

Nieuw werkblad helpt jongeren bij maken van toekomstplan

Werkwijzer aan de slag met parttime ondernemen

Samenwerkingsverband brede schuldenaanpak

Gemeentelijk armoedebeleid voor kinderen

Veranderingen peuterspeelzalen

Juridisch kader schuldhulpverlening

Vermogensonderzoek in het buitenland: handhaving inlichtingenplicht
Participatiewet

Bijstand en ‘gemachtigde bankpas’

Buurtmonitor Integratie

Aanpassing examen Oriëntatie Nederlandse Arbeidsmarkt (ONA)

Participatieverklaringstraject voor niet- inburgeringsplichtigen

1. Arrest Hoge Raad inzake Participatiewet en zorgbehoefte samenwonenden

In de verzamelbrief d.d. 31 maart 2017 bent u geïnformeerd over de
uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 december 2016
inzake de ongelijke behandeling in de Participatiewet van samenwonenden
bij zorgbehoefte én het door de betreffende gemeente ingestelde beroep
in cassatie tegen deze CRvB uitspraak bij de Hoge Raad der Nederlanden
(HR). In verband met het cassatieberoep is de genoemde uitspraak van de
CRvB opgeschort, totdat de HR hierop een beslissing heeft genomen. 

Inmiddels heeft de Hoge Raad op 8 december 2017 hierover een arrest
gewezen. Dit arrest vindt u   HYPERLINK
"http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2017:3081"  hier
. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen rechtvaardiging is voor een
verschillende behandeling van het recht op bijstand van samenwonende
broers en zussen en andere ongehuwd samenwonenden indien één van hen
zorgbehoevend is. Het is – aldus de Hoge Raad – nu eerst aan de
wetgever om dit thans in de Participatiewet bestaande onderscheid op te
heffen. 

Voor ingrijpen van de rechter kan volgens de Hoge Raad overigens wel
aanleiding bestaan indien de wetgever nalaat zelf een regeling te
treffen die deze discriminatie opheft.

Op grond van de HR-uitspraak ben ik derhalve gehouden een regeling te
treffen die de huidige discriminatie in het betreffende artikel opheft.
Daartoe moet de Participatiewet worden aangepast. In afwachting hiervan
betekent dit, dat – conform de eerdere inhoudelijke informatie in de
verzamelbrief van 31 maart 2017 - de gemeenten vooralsnog gehouden
blijven uitvoering te geven aan de huidige wettelijke regeling en dus
alléén tweedegraads bloedverwanten, die een gezamenlijke huishouding
voeren én voldoen aan het criterium van ‘zorgbehoefte’, uit kunnen
zonderen van de gehuwden norm. 

In dit kader is het van belang dat naar vaste rechtspraak als
‘zorgbehoeftige’ wordt aangemerkt de persoon van wie is vastgesteld
dat hij vanwege ziekte of een stoornis van lichamelijke, verstandelijke
of geestelijke aard in aanmerking komt voor een opname in een
AWBZ-inrichting (thans: Wlz-inrichting). Bovendien is van zorgbehoefte
sprake als de persoon die vanwege ziekte of een stoornis van
lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard, duurzaam is aangewezen
op dagelijkse hulp bij alle of de meeste algemene dagelijkse
levensverrichtingen, of is aangewezen op constant toezicht teneinde
mogelijk gevaar voor zichzelf of anderen te voorkomen.

2. Effectmeting WW dienstverlening 

Eind 2016 is UWV gestart met een nieuw dienstverleningsmodel voor
WW-gerechtigden. Dit model geeft de mogelijkheid om meer dienstverlening
op maat te bieden dan in het verleden mogelijk was. De individuele
arbeidsmarktpositie van de WW-gerechtigde is leidend in de nieuwe
dienstverlening van UWV. De groep van klanten met een hoge kans op
langdurige werkloosheid (minder dan 50% kans op werkhervatting binnen
één jaar) wordt zo snel mogelijk uitgenodigd voor een gesprek op een
UWV-vestiging en krijgt op maat aanvullende dienstverlening. Ook voor
mensen die meer dan 50% kans hebben op werkhervatting beoordeelt UWV op
basis van aanwezige informatie (het klantbeeld) of meer ondersteuning
gewenst is.

 

Om te onderzoeken of de  aanvullende persoonlijke dienstverlening,
inclusief het gesprek in het begin van de werkloosheidsperiode,
bijdraagt aan een snellere terugkeer op de arbeidsmarkt voert UWV een
effectmeting uit. 

Het is van belang dat de inzet van het UWV zo effectief mogelijk is en
daarom is het nodig om de effecten van de dienstverlening te meten. In
december is UWV gestart met een effectmeting om te onderzoeken of de
aanvullende persoonlijke dienstverlening de kansen vergroot op het
vinden van werk. Het effect van de (aanvullende) persoonlijke
dienstverlening kan alleen zuiver gemeten worden met een controlegroep.
Er is een controlegroep gevormd bestaande uit 20% van de instroom WW. De
controlegroep komt uitsluitend in aanmerking voor de online
dienstverlening. 

Gedurende 12 maanden wordt de nieuwe instroom in de WW in het onderzoek
betrokken. De WW-gerechtigden worden voor een langere periode gevolgd om
uitspraken te kunnen doen over het effect van de dienstverlening.
Daarnaast brengt UWV ook in kaart hoe de WW’ers de dienstverlening
ervaren en waarderen.

3. Voor doelgroepverklaring LKV is registratie Praktijkroute nodig

Sinds 1 januari 2017 kunnen mensen via de Praktijkroute worden opgenomen
in het doelgroepregister. De Praktijkroute houdt in dat mensen uit de
doelgroep Participatiewet, van wie op de werkplek via een gevalideerde
loonwaardemethodiek is vastgesteld dat zij een loonwaarde hebben lager
dan 100%, zonder beoordeling door UWV in het doelgroepregister worden
opgenomen. 

Zodra iemand op grond van de Praktijkroute is opgenomen in het
doelgroepregister telt de baan mee voor de banenafspraak en kunnen
werkgevers bij ziekte aanspraak maken op de no-riskpolis. Daarnaast
heeft deze groep sinds 1 januari 2018 recht op een doelgroepverklaring
LKV ‘banenafspraak en scholingsbelemmerden’ waarmee de werkgever
aanspraak kan maken op het loonkostenvoordeel. UWV beoordeelt het recht
hierop door het raadplegen van het doelgroepregister.

Een doelgroepverklaring LKV kan dus alleen verstrekt worden als personen
die werkzaam zijn via de Praktijkroute opgenomen zijn in het
doelgroepregister. Een afwijzing die na een bezwaar opnieuw in
behandeling moet worden genomen zorgt voor ongewenste vertraging. Een
doelgroepverklaring LKV moet binnen 3 maanden na indiensttreding zijn
aangevraagd om aanspraak te kunnen maken op het LKV.

Registratie gegevens Praktijkroute

Laat uw gemeente in het kader van de Praktijkroute een gevalideerde
loonwaardemeting uitvoeren? Registreer de gegevens over het percentage
loonwaarde en de re-integratie-inzet dan zo spoedig mogelijk in het
digitaal klantdossier (DKD) Re-integratiebericht. Dit bericht wordt
beheerd door het Inlichtingenbureau die de gegevens over de personen uit
de Praktijkroute dagelijks naar UWV stuurt, zodat het doelgroepregister
actuele informatie bevat. 

De instructie voor het registreren van de Praktijkroute in het
doelgroepregister vindt u   HYPERLINK
"https://www.samenvoordeklant.nl/sites/default/files/bestandsbijlage/inv
ulinstructie_praktijkroute_voor_gemeenten.pdf"  hier . 

Het LKV is onderdeel van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Meer
weten over het LKV? Bezoek   HYPERLINK "http://www.uwv.nl/wtl" 
www.uwv.nl/wtl ,   HYPERLINK
"http://www.belastingdienst.nl/loonheffingen" 
www.belastingdienst.nl/loonheffingen  of   HYPERLINK
"http://www.rijksoverheid.nl/"  www.rijksoverheid.nl .

4. Nieuw instrument om oudere bijstandsgerechtigden 56+ aan het werk te
helpen 

Met ingang van 1 januari 2018 is er een nieuw instrument voor gemeenten
om uitkeringsgerechtigden (bijstand, IOAW of IOAZ) van 56 jaar of ouder
aan het werk te helpen, namelijk het loonkostenvoordeel oudere werknemer
56+. Het instrument wordt gefinancierd uit de algemene middelen van de
rijksoverheid. Dat wil zeggen dat het de gemeenten geen geld kost om dit
instrument in te zetten. Het instrument loonkostenvoordeel is de
opvolger van de huidige premiekortingen. Voor gemeenten gaat het
specifiek om het loonkostenvoordeel oudere werknemer 56+. 

Voor het loonkostenvoordeel oudere werknemer 56+ dient de gemeente, net
als nu bij de premiekortingen, een doelgroepverklaring af te geven,
indien de uitkeringsgerechtigde een uitkering van de gemeente ontvangt.
Dat kan bijstand, IOAW of IOAZ zijn. Let op: Voor het loonkostenvoordeel
doelgroep banenafspraak hoeft de gemeente geen doelgroepverklaring af te
geven. Voor deze specifieke groep wordt dit verzorgd door UWV (ook als
het een P-wetter betreft).

De doelgroepverklaring betreft een beschikking (dus met bezwaar- en
beroepsclausule). Bij een nieuw instrument hoort ook een nieuw
werkproces. Om gemeenten te faciliteren dit nieuwe werkproces in te
richten heb ik Stimulansz verzocht hiervoor vier producten te
ontwikkelen:

een model aanvraagproces;

een model aanvraagformulier;

een model doelgroepverklaring;

content voor een publieksfolder.

Deze producten en meer informatie vindt u   HYPERLINK
"https://vng.nl/onderwerpenindex/werk-en-inkomen/nieuws/ondersteuning-do
elgroepverklaring-en-lkv-oudere-werknemers"  hier  (VNG) en   HYPERLINK
"https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-tegemoetkomingen-loondomei
n-wtl/documenten/publicaties/2018/01/31/modelteksten-doelgroepverklaring
-loonkostenvoordeel-oudere-werknemer"  hier  (Rijksoverheid). 

De doelgroepverklaring kan worden verstrekt als aan de voorwaarden wordt
voldaan die in het aanvraagproces zijn genoemd. Op het moment dat er een
doelgroepverklaring wordt afgegeven aan de klant dient er een kopie
(hard copy) naar de postbus van UWV te worden verzonden; adressering:
UWV, Postbus 58015, 1040 HA Amsterdam.

Het UWV zal jaarlijks controleren of er voor het loonkostenvoordeel een
doelgroepverklaring is verstrekt. Hiervoor is het belangrijk dat
gemeenten een kopie naar UWV sturen. Vergeet de gemeente dit te doen dan
ontvangt de werkgever geen loonkostenvoordeel. 

5. Vaststelling macronorm baten kapitaalverstrekking Bbz voor het jaar
2018

Met ingang van het jaar 2013 zijn de baten bijstand bedrijfskapitaal
genormeerd op basis van een landelijk gemiddelde. Dit landelijke
gemiddelde, de macronorm, is vastgesteld aan de hand van de som van de
baten in verband met de bijstand ter voorziening in de behoefte aan
bedrijfskapitaal van alle gemeenten over vijf jaren, gedeeld door de som
van de lasten in verband met verleende bijstand ter voorziening in de
behoefte van bedrijfskapitaal van alle gemeenten over dezelfde vijf
jaren.

Door toepassing van de in de Regeling financiering en verantwoording
IOAW, IOAZ en Bbz 2004 opgenomen systematiek zou de macronorm voor het
jaar 2018 op grond van de realisaties van lasten en baten over de jaren
2012 tot en met 2016 moeten worden vastgesteld op 105,8%. 

De VNG heeft aandacht gevraagd voor de gevolgen van deze relatief sterke
verhoging van het normpercentage voor de kredietverstrekking
bedrijfskapitaal Bbz. Met de invoering van de normbatenregeling in 2013
is beoogd een (extra) financiële prikkel in te bouwen met als doel 

 een beter kredietbeheer door gemeenten;

 meer selectiviteit bij het verstrekken van leningen. 

Inmiddels is uit onderzoek bij gemeenten gebleken dat de
normbatenregeling hierop maar beperkt invloed heeft. Voor mij is dit
aanleiding om de financieringssystematiek van het Bbz 2004, inclusief de
normbatenregeling, te heroverwegen. Om die redenen heb ik besloten de
macronorm voor het jaar 2018 lager vast te stellen, namelijk op 91,4%.
Dit is het gemiddelde van het laatst gerealiseerde percentage van 105,8%
en het voor het jaar 2017 geldende percentage van 77,0%.

De regeling is gepubliceerd in de Staatscourant van 13 december 2017;
deze vindt u   HYPERLINK
"https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-71482.html"  hier . 

6. Oproep tot compensatie vanwege onjuiste formule voor de aanspraak op
vakantietoeslag

Bij de vaststelling van de formules voor de berekening van de aanspraak
op vakantietoeslag (artikel 12 van de regeling Participatiewet (Pw) is
abusievelijk pas met ingang van 1 januari 2018 rekening gehouden met de
afbouw van de algemene heffingskorting (AHK) in de tweede schijf. 

Op basis van artikel 12 berekenen gemeenten voor inkomen uit vroegere
arbeid wat de daarbij behorende aanspraak op vakantietoeslag is. Het
inkomen inclusief de aanspraak op vakantietoeslag wordt in mindering
gebracht op de bijstandsuitkering.

Door geen rekening te houden met de afbouw van de AHK is in 2016 en 2017
een formule vastgesteld die nadelig kan uitpakken voor de hoogste
inkomenscategorie in artikel 12 van de regeling Pw. Met ingang van 2018
is de formule juist vastgesteld. Voor 2014 en 2015, de jaren waarin de
afbouw van de AHK ook al speelde, geldt dat mensen niet benadeeld zijn.

In onderstaande tabel staat aangegeven welke inkomenscategorie het
betreft in de jaren 2016 en 2017. Het gaat om de hoogste
inkomenscategorie in artikel 12. Mensen die het betreft zijn mogelijk
benadeeld tot een bedrag dat kan oplopen tot maximaal netto € 7,50 per
maand. 

Aan gemeenten wordt verzocht in de gemeentelijke administratie na te
gaan of er mensen zijn die om deze reden onterecht teveel zijn gekort op
de bijstandsuitkering. Indien dit aantoonbaar het geval is wordt
gemeenten verzocht het eventueel hierdoor opgetreden inkomensverlies te
compenseren.

Toelichting op de tabel: de onjuiste en de correcte formules voor de
hoogste inkomenscategorie in artikel 12 van de regeling Pw. De
inkomensgrenzen wijzigen niet.

 	 	vanaf netto inkomen	percentage:	vast bedrag:

2016	onjuist	1163,27 en hoger	7,54%	-14,09

2017	onjuist	1167,94 en hoger	7,54%	-14,02

 	 	 	 	 

2016	correct	1163,27 en hoger	6,91%	-12,91

2017	correct	1167,94 en hoger	6,86%	-12,88



7. Nieuw werkblad helpt jongeren bij maken van toekomstplan

Sommige jongeren vinden het moeilijk een toekomstplan te maken. De
gemeente kan hen helpen op zoek naar werk of school. Professionals
moeten daarbij soms zoeken naar de juiste taal om jongeren te
stimuleren. Het werkblad 'Van wil naar weg' is een hulpmiddel in het
gesprek over de stappen naar de toekomst en het maken van een plan.
Het werkblad helpt om een jongere zelf te laten ontdekken wat
hij/zij eigenlijk wil. Daarbij draait het niet om 'moeten', maar om
'willen'. Dit werkblad helpt ook om het 'willen' te vertalen naar het
'doen'. Wat ga je doen en wanneer? 

Wie kunnen jou daarbij helpen? De jongere staat zelf aan het roer bij
het invullen van het werkblad; de professional heeft een coachende rol.

Het werkblad is ontwikkeld met professionals van de gemeenten Apeldoorn
en Leiden, alsmede de Sociale Dienst Oost-Achterhoek, die zich specifiek
met jongeren bezighouden. Medewerkers van gemeenten kunnen het werkblad
kosteloos bestellen op   HYPERLINK "https://www.divosa.nl/publicaties" 
https://www.divosa.nl/publicaties .

Het werkblad is primair bedoeld voor jongeren tussen 18 en 27 jaar, maar
kan iedereen op weg helpen bij het maken van een toekomstplan.

8. Werkwijzer aan de slag met parttime ondernemen

In december 2017 heeft Divosa de werkwijzer aan de slag met parttime
ondernemen uitgebreid met een hoofdstuk over   HYPERLINK
"https://www.divosa.nl/werkwijzer-aan-de-slag-met-parttime-ondernemen"
\l "parttime-ondernemen-in-een-sociale-co-peratie"  parttime ondernemen
in een sociale coöperatie . 

Met coöperatief parttime ondernemen kunnen gemeenten ook
ondernemingsgezinde bijstandsgerechtigden met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt bedienen. Dat vraagt echter ook meer van een gemeente. Het
uiteindelijke doel is zelfredzaamheid en uitstroom uit de
Participatiewet. 

Mede door klantmanagers van de gemeenten Tilburg, Venlo, Groningen,
Zoetermeer en Enschede is het werkblad ‘Een (parttime) onderneming?’
ontwikkeld, voor mensen met een uitkering die overwegen om voor zichzelf
te beginnen. Deze vindt u hier   HYPERLINK
"https://www.divosa.nl/publicaties/werkblad-een-parttime-onderneming" 
hier .

9. Samenwerkingsverband brede schuldenaanpak

De aanpak van schulden in Nederland vraagt om een gezamenlijke aanpak
van alle organisaties die ermee te maken hebben. Rijksoverheid,
gemeenten en andere partijen hebben zich uitgesproken om samen het
probleem aan te pakken. Zij hebben zich verenigd in het
Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak. Met elkaar willen zij het
aantal mensen met schulden terugdringen door te zorgen voor betere
hulpverlening of door slim samen te werken. Woensdag 22 februari jl.
werd de aftrap gegeven; zie   HYPERLINK
"http://www.nieuwsszw.nl/aftrap-samenwerkingsverband--brede-schuldenaanp
ak/"  hier  een korte filmimpressie.

Het Regeerakkoord bevat al een aantal maatregelen waaronder het
maximeren van de stapeling van boetes en het bestrijden van de
misstanden in de incassobranche. 

10. Gemeentelijk armoedebeleid voor kinderen

Tijdens het debat in de Tweede Kamer op 8 februari jongstleden over
‘gelden voor armoedebestrijding onder kinderen’ heb ik toegezegd in
deze brief goede voorbeelden te delen van besteding van het extra budget
voor kinderen in armoede. 

Vorig jaar heeft Divosa, met ondersteuning van het ministerie van SZW,
meerdere bijeenkomsten georganiseerd over kinderen in armoede en het
beleid dat gemeenten met deze extra middelen van structureel € 85
miljoen ontwikkelen. Op basis van deze bijeenkomsten is de Handreiking
Aanpak Kinderarmoedebeleid gepubliceerd. Deze Handreiking vindt u  
HYPERLINK
"https://www.divosa.nl/pdf/--_--handreiking-aanpak-kinderarmoede/pagina.
pdf"  hier . U vindt hier voorbeelden van andere gemeenten. De
handreiking is bedoeld als een groeidocument, dat regelmatig aangevuld
zal worden met nieuwe ontwikkelingen en goede voorbeelden. Ik roep
gemeenten dan ook op om hier input voor te leveren, zodat ook andere
gemeenten hun voordeel kunnen doen met deze informatie. 

Dit najaar komen de resultaten van de evaluatie van de bestuurlijke
afspraken VNG Rijk over de extra middelen voor kinderen in armoede
beschikbaar. Deze evaluatie zal ook inzicht bieden in het gemeentelijk
beleid en goede voorbeelden bevatten. De bestuurlijke afspraken vindt u 
 HYPERLINK
"https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016D43209"  hier . 

11. Veranderingen peuterspeelzalen

Sinds 1 januari 2018 is de Wet harmonisatie kinderopvang in werking
getreden en zijn alle nog geregistreerde peuterspeelzalen een
kinderdagverblijf geworden. In de verzamelbrief van maart 2017 en de
ledenbrief van de VNG van augustus 2017 bent u geïnformeerd over wat
deze wijzigingen voor u als gemeente betekenen. 

 

In veel gemeenten is het peuterspeelzaalwerk succesvol omgevormd en
hebben de gemeenten het beleid aangepast. Andere gemeenten zijn nog
bezig met de aanpassingen. Doorgaans verloopt dit soepel. Het is
wenselijk dat gemeenten er in hun beleid rekening mee houden dat ouders
die daar recht op hebben de kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen. 

 

Een aandachtspunt in de vormgeving van het beleid is dat de eigen
bijdrage van ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen niet zonder meer
door de gemeenten kan worden gecompenseerd. Dit kan slechts in
uitzonderingsgevallen. Een van de uitgangspunten van de
kinderopvangtoeslag is dat ouders een eigen bijdrage betalen. Slechts in
uitzonderingsgevallen kan de gemeente de eigen bijdrage compenseren,
bijvoorbeeld als de ouder een bijstandsuitkering krijgt en in een
re-integratietraject zit. In artikel 1.13 van de Wet Kinderopvang zijn
de uitzonderingen beschreven. 

 

Gemeenten die nog vragen hebben over de Wet harmonisatie kinderopvang
kunnen zich wenden tot de Vereniging Nederlandse Gemeenten:   HYPERLINK
"mailto:info@vng.nl"  info@vng.nl , of 070-3738393.

12. Juridisch kader schuldhulpverlening

Binnen een schuldhulpverleningstraject worden bij verschillende
organisaties gegevens opgevraagd over de schuldenaar. Bij diverse
gemeenten leven vragen over het juridische kader voor
gegevensuitwisseling in het kader van schuldhulpverleningstraject. Voor
het juridisch kader is van belang of sprake is van een
publiekrechtelijke of een privaatrechtelijke taak. 

Voor publiekrechtelijke taken geldt dat het gaat om taken die specifiek
aan de overheid zijn opgedragen. Privaatrechtelijke taken kunnen ook
door private partijen worden uitgevoerd. 

Binnen de schuldhulpverlening is sprake van een mix. De toelating tot de
gemeentelijke schuldhulpverlening is specifiek aan het college
toebedeeld en daarmee een publiekrechtelijke taak. 

Dat geldt echter niet voor de daadwerkelijke uitvoering van de
schuldhulpverlening. De uitvoering wordt door gemeenten dan ook vaak
uitbesteed aan private partijen. Ook als de gemeente ervoor kiest om de
schuldhulpverlening zelf verder uit te voeren verandert dit niets aan
het privaatrechtelijke karakter van deze dienstverlening. Binnen dat
kader is het verwerken van gegevens op basis van een overeenkomst
mogelijk. Daarin spreken de schuldhulpverlenende instantie en de burger
samen af wat de instantie voor de burger kan en mag doen.

13. Vermogensonderzoek in het buitenland: handhaving inlichtingenplicht
Participatiewet

Gemeenten mogen onderzoek instellen naar de juistheid en volledigheid
van verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die
noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van de
bijstand. Zowel bij de aanvraag van een bijstandsuitkering als gedurende
de bijstandsuitkering is het de expliciete bevoegdheid en
verantwoordelijkheid van het college om de naleving van de
inlichtingenplicht door de bijstandsgerechtigde te handhaven. Dit geldt
ook voor onderzoeken naar inkomen en vermogen in het buitenland.
Gemeenten hoeven dit onderzoek niet op alle bijstandsgerechtigden toe te
passen en ook niet op dezelfde manier. Zulk onderzoek is kostbaar en
omdat het belang van het voorkomen en opsporen van fraude groot is,
mogen gemeenten in plaats daarvan of daarnaast ook gebruikmaken van
zogenoemde risicoprofielen, bijvoorbeeld gebaseerd op gedrag van mensen.

Sinds januari 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) tientallen
uitspraken gedaan over de onderzoeksmethoden die gemeenten hanteren bij
het opsporen van bijstandsfraude. Het gaat om onderzoeken naar inkomen
en vermogen in het buitenland. In deze afzonderlijke uitspraken oordeelt
de CRvB over de vraag of het uitgevoerde onderzoek al dan niet in strijd
is met het verbod op discriminatie. In sommige gevallen oordeelde de
CRvB dat het onderzoek niet strijdig was met het verbod op
discriminatie. In andere gevallen, zoals onlangs nog bij een aantal
recente uitspraken in 2017 en 2018, is de CRvB tot de conclusie gekomen
dat in het geding zijnde onderzoeksmethoden van de betreffende gemeenten
onrechtmatig zijn.

Het kabinet hecht grote waarde aan een rechtmatige verstrekking van
uitkeringen. Handhaving van de inlichtingenplicht is daarom nodig, ook
in het buitenland. Uiteraard moet dit binnen de kaders van wet- en
regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gebeuren.

 

Hierbij is het van belang om -gelet op de verschillende uitspraken die
de Centrale Raad van Beroep in dit soort zaken heeft gedaan- de volgende
uitgangspunten te hanteren: 

Gemeenten mogen zonder specifieke aanleiding onderzoeken of mensen
terecht (volledige) bijstand ontvangen.

Gemeenten hoeven dit preventief fraudeonderzoek niet op alle
bijstandsgerechtigden toe te passen en ook niet op dezelfde manier. Zulk
onderzoek is kostbaar en het belang van voorkomen van fraude is groot.

Gemeenten mogen dan ook gebruikmaken van zogenoemde risicoprofielen,
bijvoorbeeld gebaseerd op gedrag van mensen.

Een risicoprofiel mag worden gebaseerd op het criterium 'een ander land
van herkomst dan Nederland'. 

Onderzoek naar bijstandsgerechtigden van slechts één nationaliteit mag
echter niet. Dat is immers in strijd met het discriminatieverbod bedoeld
in artikel 14 EVRM en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM. 

Dit betekent dat het bewijs dat met dit onderzoek verkregen is niet mag
worden gebruikt. 

Ander bewijs mag wel worden gebruikt en er mag nieuw onderzoek worden
gedaan om aan te tonen of er sprake is van (verzwegen) buitenlands
inkomen of vermogen.

De wetgever heeft in de Wet SUWI het Internationaal Bureau
Fraude-informatie (IBF) aangewezen als het coördinatiepunt voor
gemeenten voor grensoverschrijdende uitwisseling van fraude-informatie.
Er is derhalve een goede publieke voorziening bij onderzoek naar
grensoverschrijdende fraude. Het kabinet zet zich de komende periode in
om de bekendheid met het IBF bij gemeenten en de samenwerking tussen het
IBF en gemeenten te verbeteren. Daarbij zal ik in samenwerking met het
IBF, het Kenniscentrum Handhaving en Naleving (KCHN) van de VNG, Divosa
en de Beroepsvereniging voor Klantmanagers (BvK) verkennen of het
mogelijk is om door middel van protocollen of handreikingen advies te
geven aan gemeenten, over de wijze waarop steekproeven kunnen worden
gedaan die de toets van de CRvB kunnen doorstaan. 

14. Bijstand en ‘gemachtigde bankpas’

In TROS-radar was eind vorig jaar een casus aan de orde over het recht
op bijstand van een persoon die de beschikking heeft over een
“gemachtigde bankpas” van de bankrekening van een derde. In het
voorliggende geval had de rechtbank vastgesteld dat de gemeente wegens
schending van de inlichtingenverplichting door de betreffende
bijstandsgerechtigde terecht is overgegaan tot terugvordering van de ten
onrechte verstrekte bijstand en het opleggen van een bestuurlijke boete.
Uit de reacties op de uitzending van Radar is mij gebleken dat het niet
bij iedereen duidelijk is welke relatie het beschikken over een
gemachtigde bankpas heeft met het recht op bijstand. Alhoewel ik niet
inhoudelijk op de betreffende casus kan ingaan wijs ik u ter informatie
op het onderstaande. Ik verzoek u deze informatie in voorkomende
gevallen te delen met de bijstandsgerechtigden in uw gemeente. 

Bij het vaststellen van het recht op bijstand vindt een middelentoets
plaats. Dit betekent dat de gemeente kijkt naar het inkomen en vermogen
waarover de alleenstaande of het gezin beschikt, of redelijkerwijs kan
beschikken. Indien een bijstandsgerechtigde een ‘gemachtigde
bankpas’ heeft van een bankrekening die op naam van een derde staat is
er in beginsel ook sprake van het feitelijk kunnen beschikken over
middelen van een derde. Bij de beoordeling van het recht op bijstand
hoeft dit laatste echter geen probleem te vormen, mits het opnemen van
gelden van de rekening waarvoor de machtiging geldt uitsluitend ten
behoeve van de rekeninghouder wordt gedaan. 

De bijstandsgerechtigde is echter wél gehouden om de gemeente over de
betreffende bankmachtiging en het op grond daarvan kunnen beschikken
over middelen te informeren (inlichtingenplicht) en in de uitvoering van
de machtiging inzicht te geven. Het is vaste jurisprudentie dat het in
bezit hebben van een gemachtigde bankpas en het feitelijk gebruik maken
daarvan betekent dat er redelijkerwijs over (de tegoeden op) die
rekening kan worden beschikt. Door van die rekening geen melding te
maken, wordt de inlichtingenverplichting geschonden.  

Zie hiervoor deze   HYPERLINK
"https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CRVB:2016:2
106"  jurisprudentie .

Als uit een onderzoek blijkt dat de inlichtingenplicht is geschonden dan
zijn gemeenten gehouden de ten onrechte betaalde bijstand terug te
vorderen en in voorkomende gevallen over te gaan tot het opleggen van
een bestuurlijke boete. 

15. Buurtmonitor Integratie

De Buurtmonitor Integratie (  HYPERLINK "http://www.buurtintegratie.nl/"
\n  www.buurtintegratie.nl ) is geactualiseerd met de meest actuele
cijfers over integratie. Deze Buurtmonitor geeft op nationaal-,
gemeentelijk- en buurtniveau inzicht in de stand van de integratie, door
verschillende relevante indicatoren te presenteren: Indicatoren op het
terrein van demografie, onderwijs, arbeid & inkomen, wonen &
woonomgeving, zorg & welzijn en criminaliteit. 

De monitor biedt een veelheid aan informatie, die voor verschillende
doeleinden benut kan worden, bijvoorbeeld voor analyses van de lokale
situatie of ontwikkeling. De monitor biedt daarbij de mogelijkheid om
verschillende gebieden eenvoudig met elkaar te vergelijken. Maar ook
analyses op verschillende specifieke subdomeinen (arbeidsmarkt,
veiligheid, demografie, etc.) behoren tot de mogelijkheden. De monitor
kan gebruikt worden als een startpunt voor ontwikkeling van beleid,
strategie of andersoortige activiteiten, kan als naslagwerk gebruikt
worden en achtergrondinformatie bieden.

16. Aanpassing examen Oriëntatie Nederlandse Arbeidsmarkt (ONA)

De Tweede Kamer is geïnformeerd over de voorgenomen aanpassing van het
examen ONA. 

De brief van de minister hierover van 4 februari jl. vindt u   HYPERLINK
"https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2018
Z01831&did=2018D03689"  hier . In deze brief is aangegeven dat het
examen ONA wordt veranderd.

De inburgeraar kan op twee manieren het examen ONA behalen:

Goedgekeurd portfolio en 64 uur cursusuren ONA bij Blik op Werk
taalaanbieder.

De inburgeraar kan het examen halen door een portfolio in te dienen. Dit
portfolio wordt beoordeeld door DUO. De inburgeraar is geslaagd voor het
examen ONA na goedkeuring van dit portfolio door DUO en als de
inburgeraar daarnaast bij een taalschool 64 uur cursusuren ONA heeft
gevolgd.

Goedgekeurd portfolio en eindgesprek met positieve beoordeling 

Ook kan de inburgeraar het examen ONA behalen door een portfolio in te
dienen. Dit portfolio wordt door DUO beoordeeld. Na goedkeuring van dit
portfolio door DUO kan de inburgeraar opgaan voor het eindgesprek. Bij
een positieve uitslag van het eindgesprek is de inburgeraar geslaagd
voor het examen ONA. 

Voor deze aanpassingen moeten de regels voor inburgering worden
aangepast. Pas als dat gebeurt is gaat deze wijziging in. Het is de
bedoeling dat deze aanpassingen ingaan per 1 mei 2018. 

Daarnaast wordt er gekeken of degene die al werk heeft, vrijgesteld kan
worden van het examen ONA. De huidige verwachting is dat dit niet eerder
dan per 1 januari 2019 kan worden gerealiseerd. Zodra hierover meer
bekend is volgt nadere berichtgeving.

17. Participatieverklaringstraject voor niet- inburgeringsplichtigen

Per 1 oktober 2017 is het participatieverklaringstraject een onderdeel
van het inburgeringsexamen voor inburgeringsplichtigen. Het traject is
ook waardevol voor de groep niet-inburgeringsplichtigen, zoals
bijvoorbeeld EU- migranten.



Pilot participatieverklaring

In de pilot participatieverklaring (looptijd 1 maart 2014 t/m maart
2015) heeft een aantal gemeenten en regio’s met verschillende vormen
van het traject geëxperimenteerd voor deze doelgroep. Onderdelen van
deze trajecten waren ondermeer verwelkoming, het wegwijs maken in de
gemeente, het verschaffen van informatie over rechten en plichten en het
kennismaken met lokale maatschappelijke organisaties. Daarnaast
organiseerden gemeenten activiteiten gericht op arbeid en scholing en
overige participatie. Ook is er in een aantal pilots, gericht op
EU-migranten, aandacht geweest voor de inschrijving in het
bevolkingsregister. De trajecten kenden een vrijwillig karakter.

Opbrengsten

De trajecten worden door zowel gemeenten als deelnemers overwegend
positief gewaardeerd. Gemeenten noemden als opbrengsten van de trajecten
o.a. dat zij meer zicht hebben gekregen op de doelgroep en hun
specifieke behoeften en dat de trajecten hebben bijgedragen aan de
versterking van de contacten  tussen nieuwkomers en de lokale bevolking.
Deelnemers gaven aan dat zij door deelname aan de trajecten meer hebben
geleerd over de omgeving en relevante voorzieningen en een groter besef
hebben gekregen van de rechten, plichten en fundamentele waarden.  

Aanvullende informatie

Zie voor meer informatie over de invulling en vormgeving  van het
participatieverklaringstraject de evaluatie pilot
participatieverklaring; deze vindt u   HYPERLINK
"https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/11/27/evaluatie-
pilot-participatieverklaring"  hier . Het rijk zal de opbrengsten van de
kennisborgingstrajecten, die enkele gemeenten naar aanleiding van de
pilot participatieverklaring hebben opgezet, beschikbaar stellen via
www.rijksoverheid.nl. 

Bestellen participatieverklaring

Gemeenten die participatieverklaringstrajecten voor niet-
inburgeringsplichtigen organiseren of willen gaan organiseren kunnen bij
DUO de participatieverklaring bestellen. 

 Artikel 3, tweede lid, sub a Participatiewet.

 Artikel 80 van de Participatiewet

 PAGE   \* MERGEFORMAT 1