[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitvoering moties en toezeggingen voorjaar 2018

Bijlage

Nummer: 2018D26266, datum: 2018-04-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Moties en toezeggingen op het terrein van de financiële markten voorjaar 2018 (2018D26265)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage uitvoering moties en toezeggingen voorjaar 2018

  1. Moties

Nr. Betreft Vindplaats Reactie
1. Motie van de leden Buitenweg en Verhoeven. In deze motie wordt aan de regering verzocht om de huidige toepassing van World-Check door financiële dienstverleners te onderzoeken op onregelmatigheden en maatregelen te treffen tegen onterechte uitsluitingen. Debat terrorismebestrijding d.d. 27 juni 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 29 754, nr. 428)

Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) dienen verschillende instellingen, waaronder ook banken en andere financiële ondernemingen, zich in te spannen om te voorkomen dat hun dienstverlening wordt gebruikt voor witwassen en onderliggende basisdelicten alsmede financieren van terrorisme. De Wwft schrijft daartoe een verplicht cliëntenonderzoek voor.1 Veel instellingen gebruiken hiervoor informatieproducten van derden. Thomson Reuters (TR) is één van de partijen die daarvoor databases aanbiedt onder de naam World-Check.

Naar aanleiding van de motie Buitenweg/Verhoeven zijn gesprekken gevoerd met diverse partijen.2 In dat kader is gevraagd naar de toepassing van World-Check en mogelijke onregelmatigheden daarbij. Hieruit is gebleken dat instellingen producten zoals World-Check en vergelijkbare producten van andere aanbieders beschouwen als een waardevolle en noodzakelijke tool voor hun cliëntenonderzoek. Wanneer een cliënt in een World-Check database voorkomt3, verricht een instelling in de praktijk ook eigen, aanvullend, onderzoek naar de cliënt. Hierbij raadpleegt de instelling verschillende andere bronnen om tot een eigen oordeel te komen.4 World-Check werkt volgens de gesprekspartners in de praktijk derhalve niet als een “zwarte lijst”. Geen van de partijen met wie is gesproken herkende het beeld van (grootschalige) onregelmatigheden bij de toepassing van World-Check. De toezichthouders AFM, DNB en AP gaven ook aan hierover geen signalen te hebben ontvangen.

De Europese en Nederlandse privacy regelgeving5 is van toepassing op TR. In Nederland wordt op de naleving van deze regelgeving toezicht gehouden door de AP. TR heeft aangegeven dat zij conform de geldende wet- en regelgeving een procedure heeft voor verzoeken tot inzage in en correctie van persoonsgegevens. In de periode voorafgaand aan de berichtgeving over World-Check in de media is er volgens TR geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. Na deze berichtgeving hebben 20 personen inzage in hun persoonsgegevens gevraagd, waarbij uiteindelijk bij drie personen gegevens in de database zijn gecorrigeerd.

Gelet op het feit dat geen signalen naar voren zijn gekomen van onregelmatigheden bij de toepassing van World-Check, acht ik het treffen van maatregelen tegen onterechte uitsluiting op dit moment niet noodzakelijk.

2. Motie van de leden Van der Linde en Leijten over een streefdatum voor volledige afhandeling. VAO bankensector d.d. 21 februari 2018 (Kamerstukken II, 2017/18 32 013, nr. 151) De leden Van der Linde en Leijten roepen in hun motie de betrokken banken op onderling een streefdatum voor volledige afhandeling van het rentederivatendossier te formuleren en te communiceren. Daarnaast spreken de indieners de wens uit dat deze banken zichzelf, voor de dossiers waarvoor deze streefdatum niet wordt gehaald, een nader te bepalen boeterente opleggen. De motie is onder de aandacht gebracht van de Nederlandse Vereniging van Banken in het voorjaar van 2018.
3. Motie van de leden Nijboer en Merkies over privacy/big data in verzekeringssector. Toekomst financiële sector d.d. 10 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 311) Met de kabinetsreactie (Kamerstukken II, 2017/18, 34 616, nr. 3) op de initiatiefnota Nijboer is ook aan deze motie gevolg gegeven.
  1. Toezeggingen

Nr. Betreft Vindplaats Reactie
1./ 2. In de loop van 2017 worden de afbakening, de samenwerking en de eventuele overlap tussen de toezichthouders geëvalueerd .

1. WGO over het wetsvoorstel Implementatiewet richtlijn BDRR, de Wijzigingswet financiële markten 2016 en de Wet uitvoering verordening centrale effecten-bewaarinstellingen, Kamerstukken II 2015/16, 34208, nr. 11 en

2. plenair debat SSM/ Bankenunie d.d. 10 februari 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 52, item 25)

Deze punten zijn aan de orde gekomen in de verslagen op grond van de Kaderwet ZBO over het functioneren van de AFM en DNB, aangeboden aan de Tweede Kamer bij brief van de minister van Financiën van 31 maart 2017, Kamerstukken II 2016/17, 25268, nr. 143 (zie m.n. par. 3.6 van het AFM-verslag en par. 3.5-3.7 van het DNB-verslag). Samenwerking is een van de punten waarop de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de toezichthouders is beoordeeld, nu samenwerking een belangrijk middel is om “overlast” van toezicht bij de onder toezicht staande entiteiten te beperken. In de ZBO-verslagen wordt ingegaan op de verschillende samenwerkingsverbanden, waaronder samenwerking met nieuwe Europese autoriteiten. In aanvulling op het verslag over de AFM heeft de minister van Financiën bij brief van 17 juli 2017 aan de Tweede Kamer laten weten dat de AFM een memorandum of understanding met de ECB heeft gesloten (Kamerstukken II 2016/17, 25 268, nr. 145). Hierin zijn onder andere afspraken neergelegd over informatie-uitwisseling tussen de ECB en de AFM.
3. Toezegging om de vrijstellingsgrens voor het verstrekken van een prospectus te verhogen van € 2,5 miljoen naar € 5 miljoen onder gelijktijdige invoering van een meldplicht en minimum informatievereisten. De verhoging zal plaatsvinden vooruitlopend op de invoering van de nieuwe Prospectusverordening. De bepalingen in de Prospectusverordening die zien op de vrijstellingsdrempel treden in juli 2018 inwerking. VAO Kapitaalmarktunie d.d. 4 februari 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2100) De Nederlandse regeling (Vrijstelllingsregeling Wft) waarin de vrijstellingsdrempel is verhoogd naar € 5 miljoen is per 1 oktober 2017 in werking getreden. Gelijktijdig met de verhoging van de vrijstellingsdrempel zijn een meldplicht aan de AFM van de van prospectusplicht vrijgestelde aanbieding van effecten en minimum-informatievereisten richting beleggers geïntroduceerd.
4. Bij DNB nagaan wanneer de volgende evaluatie van het locatiebeleid voor de goudvoorraad gepland staat en de Kamer daarover informeren. Algemene Financiële Beschouwingen d.d. 9 november 2017 (Handelingen II 2017/18, nr. 20 item 8) Het locatiebeleid met betrekking tot het goud is voor het laatst herzien in 2014. Zoals eerder gecommuniceerd aan de Tweede Kamer6 en zoals aangegeven tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 9 november 2017 is er destijds een wijziging aangebracht in de verdeling over de verschillende locaties. Een volgende evaluatie zal in de tweede helft van 2018 plaatsvinden. DNB ziet vooralsnog geen aanleiding om het huidige beleid te wijzigen.
5. Het in de rede ligt om de ontwikkelingen in de markt voor uitvoering van premieregelingen over bijvoorbeeld 3 jaar nogmaals te onderzoeken. Brief kabinetsreactie uitkomsten evaluatie premiepensioeninstelling aan de Tweede Kamer d.d. 23 mei 2014 (Kamerstukken II, 2013/14, 32 043, nr. 215, p. 4) De ontwikkelingen in de markt voor uitvoering van premieregelingen lijken vooralsnog beperkt, maar zouden een impuls kunnen krijgen bij een geleidelijke toename van vraag naar en aanbod van variabele pensioenuitkeringen (mogelijk sinds de inwerkingtreding van de wet verbeterde premieregeling per 1 september 2016). Het moment en de inhoud van een volgende evaluatie zal in samenspraak met de minister van SZW en de toezichthouders worden bepaald. 
6. Uitbreiding bevoegdheden DNB: DNB krijgt de bevoegdheid om voor macroprudentiële doeleinden gegevens op te vragen bij overheidsinstellingen en private ondernemingen. Drie jaar na inwerkingtreding van dit artikel informeren of, hoe en bij wie DNB informatie heeft opgevraagd en wat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn geweest. WGO Wijzigingswet financiële markten d.d. 8 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 918, nr. 14)

Uitvraag bij DNB heeft opgeleverd dat de bevoegdheid ten aanzien van private ondernemingen vooral wordt ingezet voor het aanleveren van financieel-economische informatie aan de Bank for International Settlements (BIS) die deze informatie op haar beurt gebruikt voor het standaard monitoren van kredietontwikkelingen met het oog op de financiële stabiliteit. Het betreft informatie die DNB voorheen vrijwillig van de betreffende ondernemingen kreeg. De bepaling in de Bankwet heeft hierbij de facto niet tot lastenverzwaring geleid.

Dat ligt anders voor twee categorieën van uitvragen die DNB voorheen niet deed: (1) een halfjaarlijkse uitvraag sinds 2015 bij drie grootbanken over hun portefeuille commercieel vastgoed en (2) een eenmalige uitvraag in 2018 bij twaalf banken met het doel om inzicht te krijgen in de taxaties die banken hanteren bij het verstrekken van hypotheken in relatie tot het verstrekte krediet en het ontvangen onderpand.

In algemene zin geldt dat de administratieve lasten tot een minimum beperkt blijven, omdat DNB altijd eerst nagaat of al gegevens beschikbaar zijn binnen de eigen organisatie of het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), dan wel het CBS. Als die gegevens onvoldoende in de informatiebehoefte voorzien, kan DNB vervolgens kijken of de gegevens te verkrijgen zijn bij de overheid (denk aan de Belastingdienst) of anders bij semi-overheidsinstellingen (instellingen buiten de overheid maar gefinancierd met publieke middelen dan wel uit heffingen, bijv. het Kadaster of de Kamer van Koophandel). Pas in laatste instantie wendt DNB zich tot private ondernemingen. DNB streeft ernaar dat de gegevens die (m.n. ad-hoc en eenmalig) worden opgevraagd zoveel mogelijk aansluiten bij de gegevens die reeds voorhanden zijn in de administratieve systemen van de ondernemingen. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat DNB, met inachtneming van een goede vervulling van haar taak, de gegevens op zodanige wijze verwerft dat de daaruit voortvloeiende administratieve lasten laag zijn.

7. Schriftelijk terugkomen op het boeteregime van de ACM en de verhouding met het boeteregime van de AFM en DNB. WGO Implementatiewet verordening en richtlijn marktmisbruik d.d. 4 juli 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 455, nr. 11)

Afhankelijk van het voorschrift dat wordt overtreden gelden verschillende regels voor het opleggen van boetes door de ACM en verschillende boetemaxima. Welke boetesystematiek van toepassing is, hangt dus af van de wetgeving waarop toezicht wordt gehouden en niet van de verantwoordelijke toezichthouder. Drie situaties zijn relevant voor de financiële markten.

1. De ACM houdt toezicht op de naleving van bepalingen uit de Wft. In dat geval geldt het boetesysteem van de Wft.

Op grond van artikel 1:25a Wft houdt de ACM toezicht op de naleving van artikel 5:88 Wft. Dit artikel dient ter implementatie van een onderdeel van de richtlijn betaaldiensten. Naar aanleiding van de implementatie van de nieuwe richtlijn betaaldiensten zal dit toezicht worden uitgebreid met toezicht op het nieuwe artikel 5:88a Wft. Artikel 1:25a Wft maakt het daarnaast mogelijk om de ACM aan te wijzen als toezichthouder voor mededingingsrechtelijke bepalingen uit verordeningen op het gebied van de financiële sector. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt door de ACM in het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten aan te wijzen als toezichthouder op de naleving van artikelen uit de verordening betaaldiensten en de verordening afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties.

Bij dit toezicht kan de ACM op grond van artikel 1:25a ook boetes opleggen op grond van de Wft. Dat betekent dat de ACM voor die overtredingen dezelfde boetes kan opleggen als de AFM en DNB kunnen bij overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wft.

2. De ACM houdt op grond van de Mededingingswet toezicht op instellingen en personen werkzaam in de financiële markten. In dat geval is het boetesysteem van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet ACM) van toepassing.

3. De ACM houdt met de AFM toezicht op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc); de AFM voor wat betreft naleving bij financiële diensten of activiteiten de ACM voor wat betreft naleving bij overige activiteiten. In dit geval is de boetesystematiek van de Whc van toepassing als de ACM boetes oplegt. Die systematiek komt in grote lijnen overeen met het boeteregime van de Instellingswet Autoriteit Consulent en Markt.

Aan het slot van deze bijlage zijn de belangrijkste kenmerken van de verschillende boetesystemen in een tabel beschreven.

8. Bij Europese Commissie aankaarten dat banken zeer terughoudend zijn met het aanbieden van vreemde valuta hypotheken als gevolg van de MCD. Antwoord op Kamervragen d.d. 10 december 2016 (Aanhangsel Handelingen II, 2016/17, nr 798) Op 7 april 2017 is aan deze toezegging voldaan. Bij de Europese Commissie (DG-Fisma) is de problematiek met betrekking tot hypotheken in vreemde valuta onder de aandacht gebracht.
9. De percentages in de Wbft worden per 01-01-2018 herijkt. VSO kostenkaders d.d. 21 december 2016 (Handelingen II, 2016/17, nr 38, item 3) De procentuele verdeling van de kosten van het financieel toezicht is eind 2017 op voorstel van de toezichthouders herijkt. De nieuwe verdeling wordt opgenomen in het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019. Een ontwerp voor dit besluit is op 30 januari 2018 ter consultatie op de website www.internetconsultatie.nl geplaatst.
10. Schriftelijk toelichten hoe de Wet transparant toezicht zich verhoudt tot het toezicht door de ECB, ESMA, EBA en EIOPA. Plenair debat d.d. 31 januari 2018 over Wet transparant toezicht financiële markten (Handelingen II, 2017/18, nr. 46, item 4)

Hieronder wordt voor de verschillende Europese toezichthouders toegelicht in hoeverre zij bevoegdheden uit de wet transparant toezicht financiële markten kunnen inzetten en in hoeverre zij op grond van andere wetgeving vergelijkbare bevoegdheden hebben.

Europese Centrale Bank

Per 4 november 2014 is het SSM (Single Supervisory Mechanism) opgericht. Het SSM bestaat uit de Europese Centrale Bank en de nationale toezichthouders in de eurozone. De ECB is verantwoordelijk voor het prudentieel toezicht op significante banken en de nationale toezichthouders voor het toezicht op minder significante banken. De nationale toezichthouders verlenen daarnaast bijstand aan de ECB. In het kader van het SSM-toezicht kan de ECB bevoegdheden inzetten die haar zijn gegeven in de verordening bankentoezicht (verordening 1024/2013). Daarnaast kan de ECB alle bevoegdheden gebruiken die de nationale toezichthouders zijn toegekend ter uitvoering van relevante Europese richtlijnen (bijvoorbeeld de richtlijn kapitaalvereisten ). De bevoegdheid tot het openbaar maken van overtredingen, die met de Transparantiewet wordt uitgebreid, vloeit voort uit Europees recht en daarmee kan de ECB, net als DNB, van deze bevoegdheid gebruik maken. Indien dat noodzakelijk is voor het uitvoeren van haar toezichtstaken, kan de ECB ook de nationale autoriteit verzoeken nationale bevoegdheden uit te oefenen. Tevens kan de ECB toezichtbevoegdheden uit het nationaal recht toepassen die niet voorvloeien uit het Europees recht, als de toepassing van die bevoegdheden valt binnen de taakuitoefening van de ECB en deze ondersteunt; dit is relevant voor de bevoegdheid om kerncijfers van banken te publiceren.

European Banking Authority (EBA), de European Securities and Markets Authority (ESMA) en de European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA)

In 2011 is het ESFS (European System for Financial Supervision) opgezet, dat bestaat uit de European Systemic Risk Board (ESRB), de EBA, de ESMA en de EIOPA. Deze Europese toezichthouders houden zich voornamelijk bezig met het bevorderen van toezichtconvergentie in alle lidstaten. In dat kader publiceert EBA op haar website cijfers van significante banken. Het gaat om cijfers die banken zelf openbaar maken op grond van de verordening kapitaalvereisten. EBA publiceert deze cijfers per bank. De belangrijkste verschillen met de publicatie van kerncijfers door DNB zoals geregeld in het wetsvoorstel transparant toezicht financiële markten zijn:

  • dat DNB de cijfers opneemt in een overzicht, zodat banken goed te vergelijken zijn,

  • dat DNB de cijfers van alle Nederlandse banken publiceert en niet alleen van de significante banken en

  • dat in de overzichten van DNB ook weblinks zijn opgenomen naar de informatie van de banken zelf.

Van de drie Europese toezichthouders houdt alleen ESMA direct toezicht, namelijk op trade repositories en credit rating agencies (CRA’s). In het kader van haar directe toezicht kan ESMA gebruik maken van verschillende bevoegdheden die haar in verordening 648/2012 (EMIR) en verordening 1060/2009 (CRA’S) zijn toegekend. Een van deze bevoegdheden is dat ESMA bij bepaalde overtredingen bekendmakingen kan uitgeven of besluiten bekend kan maken (artikel 63, eerste lid, onderdeel c, verordening 648/2012 en artikel 24, eerste lid, onderdeel e, verordening 1060/2009). Deze bevoegdheid is vergelijkbaar met de waarschuwingsbevoegdheid zoals die in het wetsvoorstel transparant toezicht financiële markten is opgenomen. In het kader van haar toezicht op CRA’s houdt ESMA een register bij waarin verschillende kerngegevens van CRA’s te vinden zijn.

Verder hebben ESMA en EBA op grond van MiFIR (verordening 600/2014) de bevoegdheid om bepaalde producten en praktijken die onder de reikwijdte van MiFID II vallen te beperken of te verbieden. EIOPA heeft op basis van de PRIIPS verordening (verordening 1286/2014) eenzelfde bevoegdheid ten aanzien van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten en verzekeringsondernemingen. Deze bevoegdheden bestaan alleen in specifieke, in de genoemde verordeningen beschreven situaties.

Momenteel ligt in de Raad een voorstel voor aanpassing van het ESFS-raamwerk, waarin onder andere wordt voorgesteld om ESMA meer directe toezichtsbevoegdheden te geven. Zoals in het BNC-fiche aangegeven is het kabinet voorstander van een verdere vervolmaking van de kapitaalmarktunie, waarvoor, binnen heldere voorwaarden, ingezet wordt op meer direct Europees toezicht op kapitaalmarkten. Zo moet het gaan om activiteiten die bij uitstek grensoverschrijdend cq. pan-Europees plaatsvinden. Ook moet er sprake zijn van duidelijke eenduidige regels, zodat de beleidsinvulling bij de regelgever blijft liggen. Tot slot moet worden meegenomen wat de impact is op de organisatie van de ESA indien toezicht verder wordt gecentraliseerd.

11. Met de belangenbehartigers van het MKB in gesprek gaan om te verkennen waar zij tegen aanlopen ten aanzien van de verantwoordelijkheid om informatie te achterhalen bij betalingen vanuit Rusland. Antwoord op Kamervragen van het lid Becker over de onduidelijkheden die de EU-exportsancties met zich meebrengen (Aanhangsel Handelingen II nr. 1329, vraag 6)

Uit een gesprek met Evofenedex is naar voren gekomen dat het met regelmaat voorkomt dat banken hun cliënten om aanvullende informatie vragen, wanneer zij begunstigde zijn van transacties afkomstig uit Rusland. Deze verzoeken om aanvullende informatie vloeien voort uit de verplichtingen voor banken en andere financiële ondernemingen op grond van de Sanctiewet 1977 en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Daarbij gaat het veelal om informatie over de uiteindelijk belanghebbende van de betalende partij uit Rusland. Met behulp van deze aanvullende informatie beoogt een bank te kunnen vaststellen dat zij niet meewerkt aan bijvoorbeeld witwassen, dan wel internationale sancties overtreedt. Uit het gesprek met de brancheorganisatie is gebleken dat het voor het MKB moeilijk kan zijn om de door de banken opgevraagde informatie te achterhalen, bijvoorbeeld omdat een centrale database met informatie over uiteindelijk belanghebbenden niet toegankelijk is. Daarnaast heeft de brancheorganisatie aangegeven dat het niet in alle gevallen duidelijk is welke informatie noodzakelijk is voor de bank om haar dienstverlening te kunnen voortzetten. Guidance vanuit de banken of de overheid zou volgens de brancheorganisatie hierbij ter ondersteuning kunnen dienen.

Het ligt in de rede dat een cliënt, wanneer er onduidelijkheden bestaan over informatieverzoeken van zijn bank, zich in eerste instantie tot zijn bank wendt voor een nadere toelichting. Voornoemde signalen vanuit het MKB, zullen dan ook worden meegenomen in de reguliere contacten met de Nederlandse Vereniging voor Banken. Daarnaast begrijp ik dat er bij het MKB een meer algemene informatiebehoefte bestaat. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in dat kader reeds verschillende publicaties uitgebracht met betrekking tot de naleving van internationale sancties.7 Ook met betrekking tot de verplichtingen die voortvloeien uit de Wwft heeft de Rijksoverheid een leidraad ter beschikking gesteld.8 Met deze leidraad wordt echter in de eerste plaats beoogd de instellingen die onder het toepassingsbereik van de Wwft vallen te ondersteunen bij de naleving van hun verplichtingen. Bij het herzien van deze leidraad als gevolg van wijzigingen van de Wwft, die voorzien zijn voor deze zomer9, zal worden bezien in hoeverre deze leidraad ook aan cliënten van Wwft-instellingen verder inzicht kan bieden in de praktische gevolgen van deze wetgeving. Tot slot kan het in Nederland en in andere Europese lidstaten op te richten register met informatie over uiteindelijk belanghebbenden (UBO-register) in de toekomst mogelijk ter ondersteuning dienen bij het achterhalen van relevante informatie in het geval van handelsrelaties.

12. Pensioenverzekeringen: vinger aan de pols houden/op basis van piepsysteem uitvoeringstechnische problemen in kaart brengen; hier de Tweede Kamer begin 2017 over informeren; en eventuele problemen onder de aandacht brengen van de Europese Commissie. WGO implementatie Omnibus II-richtlijn (Kamerstukken II, 2014/15, 34 100, nr. 15) Per 1 januari 2016 is Solvency II van kracht. Verzekeraars hebben geen enkel uitvoeringstechnisch probleem gemeld de afgelopen 2 jaar. Ik ga er daarom vanuit dat voor zover er uitvoeringstechnische problemen waren bij de start van Solvency II, deze zijn opgelost in het overleg tussen de verzekeraar en de toezichthouder DNB.


Tabel bij toezegging 7

Algemeen

Voor zowel de boetes op grond van de Instellingswet ACM als op grond van de Wft geldt dat in de wet de absolute maxima zijn opgenomen. In specifieke boetebeleidsregels10 is de wijze waarop de ACM invulling geeft aan haar wettelijke bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen nader uitgewerkt en is inzichtelijk gemaakt hoe de hoogte van de boete in een concreet geval wordt vastgesteld. Voor alle beschreven boetesystemen geldt dat de maxima in 2016 zijn herzien en verhoogd.11

Wet op het financieel toezicht (artikel 1:81-1:83) Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (artikel 12m-12o)

Wet handhaving Consumentenbescherming (artikel 2.15 en 3.4)

[onderstaand systeem geldt voor de ACM en de AFM voor zover zij toezicht houden op dezelfde regels, elk voor een ander deel van de markt. Voor zover de AFM als enig toezichthouder is aangewezen geldt het categorie-systeem van artikel 1:81 van de Wft]

Absoluut maximum eerste overtreding € 20.000.000 als dat is voorgeschreven in bindende EU-rechtshandelingen, anders € 5.000.000,- € 900.000 € 900.000
Absoluut maximum recidive € 40.000.000 als een maximum van € 20.000.000,- bij eerste overtreding is voorgeschreven in bindende EU-rechtshandelingen, anders € 10.000.000,- € 1.800.000 € 1.800.000
Omzetgerelateerd maximum Bij zware overtredingen (categorie 3): 10% van de netto-omzet, indien dat meer is dan twee keer het voor die overtreding geldende maximum.

Bij lichte overtredingen: 1% van de netto-omzet, indien dat meer is dan € 900.000

Bij zware overtredingen: 10% van de netto-omzet, indien dat meer is dan € 900.000

Bij lichte overtredingen: 1% indien dat meer is dan € 900.000 Bij zware overtredingen (specifieke overtredingen op het gebied van oneerlijke handelspraktijken) 10% indien dat meer is dan € 900.000
Omzetgerelateerd maximum recidive Bij zware overtredingen (categorie 3): 10%, indien dat meer is dan twee keer het voor die overtreding geldende maximum.

Bij lichte overtredingen: 2% van de netto-omzet, indien 1% meer is dan € 900.000

Bij zware overtredingen: 20% van de netto-omzet, indien 10% meer is dan € 900.000

  • Bij lichte overtredingen: 2% van de netto-omzet indien 1% meer is dan € 900.000

  • Bij zware overtredingen (specifieke overtredingen op het gebied van oneerlijke handelspraktijken): 20% van de netto-omzet, indien 10% meer is dan € 900.000

Systeem berekenen boete in individueel geval

Artikel 1b-4 Besluit bestuurlijke boetes financiële sector

  • Bij nominaal maximum:

  • Als uitgangspunt geldt een basisbedrag ter hoogte van de helft van het maximumbedrag. Dit kan woorden verhoogd tot het maximum of verlaagd tot € 0,- op grond van de ernst van de overtreding, de verwijtbaarheid, eventuele recidive en de draagkracht van de overtreder.

  • Bij omzetgerelateerd maximum:

  • De toezichthouder is vrij de boete vast te stellen met inachtneming van de ernst van de overtreding, de verwijtbaarheid en de draagkracht van de overtreder.

Boetebeleidsregel ACM 2014

  • Als uitgangspunt geldt een basisboete. Die boete kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval (waaronder recidive) worden verhoogd en verlaagd.

  • Hoe de basisboete wordt vastgesteld hangt af van het soort overtreding.

  • - Bij overtredingen genoemd in artikel 2.3 van de Boetebeleidsregel ACM 2014 (onder meer overtredingen van de Mededingingswet) wordt de basisboete vastgesteld op 0-50% van de betrokken omzet. De betrokken omzet hangt af van de duur van de overtreding en kan hoger zijn dan de jaaromzet als de overtreding langer dan een jaar heeft geduurd.

  • - Bij overtredingen genoemd in de bijlage bij de boetebeleidsregel wordt de basisboete vastgesteld binnen de bandbreedte van de categorie die aan het betreffende voorschrift is toegekend.

  • - Bij bepaalde overtredingen op het gebied van aanbestedingen wordt de boete vastgesteld obv de waarde van het niet vernietigde deel van de overeenkomst (in plaats van obv de betrokken omzet).

  • - De bandbreedtes waarbinnen de boetes voor natuurlijke personen worden vastgesteld hangen af van de categorie waarin een voorschrift is ingedeeld en de jaaromzet van de onderneming waarbinnen de overtreding is begaan. Voor zover overtredingen niet in een categorie zijn ingedeeld wordt de bandbreedte specifiek bepaald en hangt die af van de jaaromzet van de onderneming waarbinnen de overtreding is begaan.

Boetebeleidsregel ACM 2014

Gelijk beschrijving in kolom links.

Categorieën

Rechtspersonen en natuurlijke personen:

  basisbedrag maximumbedrag
Categorie €x1000 of % van de omzet als dat meer is €x1000 of % van de omzet als dat meer is
I 10 - 10 -
II 1.000 - 2.000 -
III 2.500 - 5.000* 5%*

*kan eventueel hoger worden vastgesteld indien vereist ogv bindende EU-rechtshandelingen

Rechtspersonen:

  Onderkant van de bandbreedte Bovenkant van de bandbreedte
Categorie € x1000 of % van de omzet* als dat meer is €x1000 of % van de omzet als dat meer is
I 15 0,25 ‰ 150 2,5 ‰
II 75 0,5 ‰ 300 5 ‰
III 150 0,75 ‰ 600 7,5 ‰
IV 300 2,5 ‰ 650 25 ‰
V 400 5 ‰ 700 50 ‰
VI 500 7,5 ‰ 800 75 ‰

* de beleidsregel bevat aanvullende regels voor het vaststellen van de jaaromzet die wordt betrokken bij het vaststellen van de basisboete, bijvoorbeeld over welke omzet aan Nederland wordt toegerekend. De omzet boven de € 250 miljoen wordt niet geheel meegerekend.

Rechtspersonen:

  Onderkant van de bandbreedte Bovenkant van de bandbreedte
Categorie € x1000 of % van de omzet* als dat meer is €x1000 of % van de omzet als dat meer is
I 15 0,25 ‰ 150 2,5 ‰
II 75 0,5 ‰ 300 5 ‰
III 150 0,75 ‰ 600 7,5 ‰
IV 300 2,5 ‰ 650 25 ‰
V 400 5 ‰ 700 50 ‰
VI 500 7,5 ‰ 800 75 ‰
Maximum afhankelijk van het voordeel Maximaal driemaal het voordeel dat met de overtreding is behaald. - -

  1. In het kader van dit cliëntenonderzoek verzamelen de betreffende instellingen onder meer informatie over de identiteit van de cliënt, diens uiteindelijk belanghebbende en het doel en de aard van de beoogde relatie met de cliënt.↩︎

  2. Er zijn gesprekken gevoerd met Thomson Reuters (de leverancier van World-Check), De Nederlandsche Bank (DNB), de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Autoriteit Persoonsgegeven (AP), de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en twee grootbanken.↩︎

  3. De leverancier biedt verschillende lijsten aan waarop gescreend kan worden.↩︎

  4. Financiële dienstverleners gebruiken hiervoor bijvoorbeeld Factiva (voor het zoeken naar negatieve mediaberichten in wereldwijde krantenartikelen) en Reprisk (voor het inventariseren van ESG risico’s).↩︎

  5. Tot 25 mei 2018 geldt de Wet bescherming persoonsgegevens en vanaf 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming van toepassing.↩︎

  6. Aanhangsel van de Handelingen II 2013/2014, nr. 1141.↩︎

  7. Zie met name het Handboek Rusland, beschikbaar via: www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2015/05/26/handboek-rusland.↩︎

  8. Beschikbaar via: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/richtlijnen/2011/02/21/algemene-leidraad-wet-ter-voorkoming-van-witwassen-en-financieren-van-terrorisme-wwft-en-sanctiewet-sw.↩︎

  9. Kamerstukken 34 808.↩︎

  10. De ‘Boetebeleidsregel ACM 2014’ voor boetes op grond van de Instellingswet ACM en wetgeving waarvoor de ACM als toezichthouder is aangewezen (zoals de Whc) en het ‘Besluit bestuurlijke boetes financiële sector’ of het ‘Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten’ voor boetes op grond van de Wft en andere wetgeving waarvoor de AFM en DNB als toezichthouder zijn aangewezen.↩︎

  11. Voor de Instellingswet ACM en Whc met de ‘Wet wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, houdende een verhoging van voor de Autoriteit Consument en Markt geldende boetemaxima’ (Stb 2016, 22), voor de Wft met de wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik (Stb 2016, 297)↩︎