[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met mogelijk maken van experimenten met geautomatiseerde systemen in motorrijtuigen

Eindtekst

Nummer: 2018D27124, datum: 2018-04-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2017Z16145:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

26 april 2018





Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met mogelijk maken van
experimenten met geautomatiseerde systemen in motorrijtuigen







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat regels
gesteld worden voor experimenten op de weg met motorrijtuigen waarvan de
bestuurder zich buiten het motorrijtuig bevindt;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I (wijziging Wegenverkeerswet 1994)

De Wegenverkeerswet 1994 wordt gewijzigd als volgt:

A

Het opschrift van Hoofdstuk VII komt te luiden:

HOOFDSTUK VII. VRIJSTELLING, ONTHEFFING EN VERGUNNING

B

In artikel 149a, eerste lid, wordt “artikel 149b” vervangen door: de
artikelen 149aa en 149b.

C

Na artikel 149a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 149aa

1. Voor het uitvoeren van een experiment op de weg met motorrijtuigen
waarvoor op grond van de krachtens artikel 21 gestelde regels een
voorlopige of tijdelijke goedkeuring is vereist en waarvan de bestuurder
zich niet in het motorrijtuig bevindt, is een vergunning vereist van
Onze Minister na overleg met Onze Minister van Justitie en Veiligheid. 

2. Artikel 149a, tweede lid, is niet van toepassing.

3. Bij de vergunning, bedoeld in het eerste lid, kan voor zover
noodzakelijk voor het uitvoeren van een experiment ontheffing worden
verleend van een of meer bepalingen van:

a. deze wet, met uitzondering van de artikelen 5 en 6,

b. overige wetten voor zover het bepalingen betreft die betrekking
hebben op door de bestuurder of kentekenhouder van het motorrijtuig uit
te voeren taken,

c. de op de wetten, bedoeld in de onderdelen a en b, berustende
regelingen.

4. Een vergunning met een ontheffing als bedoeld in het derde lid wordt
verleend in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat.

5. De vergunning kan in ieder geval worden geweigerd als:

a. het experiment niet strekt tot de bescherming van de belangen,
bedoeld in artikel 2, eerste lid;

b. het experiment naar het oordeel van Onze Minister niet of niet
voldoende bijdraagt aan innovatie op het gebied van verkeersveiligheid,
duurzaamheid of doorstroming van het verkeer, of

c. de ontheffing, bedoeld in het derde lid, ook onder de voorschriften
en beperkingen die daaraan worden verbonden, niet verenigbaar is met het
doel van het wettelijke voorschrift waarvan beoogd wordt ontheffing te
verlenen. 

6. De vergunning wordt aan de Dienst Wegverkeer, de toezichthouders,
bedoeld in artikel 159, onder a, en de betrokken wegbeheerders gezonden.

7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over bij welk
bestuursorgaan de aanvraag wordt ingediend, de wijze waarop de aanvraag
geschiedt, de door de aanvrager bij de aanvraag te verstrekken gegevens
en bescheiden, de termijn waarbinnen op de aanvraag wordt beslist en
over de toezending, bedoeld in het zesde lid.

8. De kosten die samenhangen met de behandeling van de aanvraag om en de
verlening van de vergunning, alsmede de kosten die samenhangen met het
verrichten van onderzoeken en met daarbij behorende afgifte van
documenten ten behoeve van de vergunningverlening worden ten laste
gebracht van de aanvrager.

Artikel 149ab

1. De vergunning voor een experiment als bedoeld in artikel 149aa,
eerste lid, wordt verleend voor een periode van ten hoogste drie jaar. 

2. Bij de vergunning wordt in ieder geval bepaald:

a. een beschrijving van het experiment,

b. op welke wegen of weggedeelten het experiment wordt uitgevoerd,

c. gedurende welke periode het experiment wordt uitgevoerd,

d. bij welke weersomstandigheden en op welke tijdstippen van de dag het
experiment mag worden uitgevoerd,

e. van welke regels, bedoeld in artikel 149aa, derde lid, ontheffing is
verleend en, voor zover relevant, onder welke voorschriften en
beperkingen die ontheffing geldt,

f. welke veiligheidsmaatregelen voor de uitvoering van het experiment
worden getroffen met het oog op de belangen, bedoeld in artikel 2,
eerste lid,

g. hoe Onze Minister in de gelegenheid wordt gesteld om het experiment
te monitoren en te evalueren,

h. voorschriften voor de handhaving en opsporing, waaronder in ieder
geval wie de bestuurder van het motorrijtuig is en waar de bestuurder
zich bevindt, en

i. hoeveel motorrijtuigen de bestuurder tegelijkertijd mag besturen.

3. Onze Minister kan onverminderd artikel 149b, vijfde lid, de
vergunning intrekken indien de vergunninghouder de aan de vergunning
verbonden voorschriften en beperkingen niet naleeft en als naar zijn
oordeel de verkeersveiligheid als gevolg van of mede als gevolg van het
experiment in gevaar komt. 

4. Onze Minister evalueert het experiment en stelt daarvan een verslag
op.

D

Artikel 149b wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na “bedoeld in artikel 149a, tweede lid”
ingevoegd: respectievelijk aan Onze Minister ten behoeve van de
vergunningverlening, bedoeld in artikel 149aa, eerste lid,.

	2. In het tweede lid wordt na “bedoelde ontheffing” ingevoegd
“respectievelijk Onze Minister voor de in artikel 149aa, eerste lid,
bedoelde vergunning” en wordt “in overleg met de betrokken
wegbeheerder opgestelde ontwerp-ontheffing” vervangen door
“respectievelijk Onze Minister in overleg met de betrokken
wegbeheerder opgestelde ontwerp-ontheffing of ontwerp-vergunning”.

3. In het vierde lid wordt na “ontheffing” ingevoegd: of aan de door
Onze Minister te verlenen vergunning.

4. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De Dienst Wegverkeer respectievelijk Onze Minister trekt verleende
ontheffingen of vergunningen in of wijzigt deze voor zover de door de
wegbeheerder ingevolge het eerste lid verstrekte gegevens of andere door
hem aan de Dienst Wegverkeer of Onze Minister verstrekte informatie
daartoe aanleiding geeft.

5. In het zesde lid wordt na “Dienst Wegverkeer” ingevoegd:
respectievelijk de vergunning of de weigering daarvan door Onze
Minister.

6. In het zevende lid wordt na “Dienst Wegverkeer” ingevoegd:
respectievelijk Onze Minister.

E

Artikel 150 wordt gewijzigd als volgt:

In het eerste en tweede lid wordt “vrijstelling en een ontheffing”
telkens vervangen door: vergunning, een vrijstelling en een ontheffing. 

F

In artikel 177, eerste lid, onder a, wordt na “134, vierde lid, ”
ingevoegd “149aa, eerste lid, ”.

ARTIKEL II (evaluatiebepaling)

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet
aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de
effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL III (inwerkingtreding)

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

 

 

 PAGE    

 PAGE   4