[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2018D27333, datum: 2018-05-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur inzake het IHE Delft Institute for Water Education in Nederland als een instituut onder auspiciƫn van UNESCO (categorie 2); Parijs, 15 december 2017 (Trb. 2018, 46) (2018D27331)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de
Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur inzake het IHE
Delft Institute for Water Education in Nederland als een instituut onder
auspiciƫn van UNESCO (categorie 2); Parijs, 15 december 2017 (Trb.
2018, 46)

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

Het IHE Delft Institute for Water Education (hierna: IHE Delft of het
instituut) is een kennis- en opleidingsinstituut voor water dat is
verbonden aan de waterprogrammaā€™s van de Organisatie van de Verenigde
Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO). Het instituut
biedt internationale masteropleidingen en ā€“in samenwerking met
Nederlandse universiteiten- doctoraten aan en doet onderzoek op het
gebied van water en hiermee verbonden vakgebieden. Daarnaast richt het
instituut zich op capaciteitsopbouw en institutionele versterking van
maatschappelijke organisaties, de private sector en overheden in
ontwikkelingslanden en landen in transitie. Dit doet het instituut door
kennisoverdracht en door het uitvoeren van specifieke projecten in deze
gebieden. 

Het instituut is opgericht in 1957 met een internationale opleiding in
hydraulic engineering. Het instituut heeft sindsdien een internationale
reputatie opgebouwd op het gebied van onderwijs en onderzoek naar water
en water-gerelateerde vraagstukken. De verbinding met UNESCO is in
augustus 2001 vastgesteld tijdens de 31e Algemene Conferentie van
UNESCO. De Algemene Conferentie heeft er tijdens die conferentie mee
ingestemd om IHE Delft institutioneel deel uit te laten maken van de
organisatie. Dit betreft de status als zogenaamd categorie-1-instituut
van UNESCO.

Tijdens de onderhandeling over het voortzetten van de categorie-1-status
medio 2016 is gebleken dat de verscherpte regelgeving van UNESCO voor
categorie-1-instituten in het geval van UNESCO-IHE in strijd was met de
Nederlandse wetgeving. De belangrijkste voorwaarde aan een
categorie-1-instituut is dat UNESCO verregaande zeggenschap heeft over
het instituut. Volgens de Nederlandse wetgeving is een niet-bekostigde
instelling voor hoger onderwijs zelf verantwoordelijk voor de inhoud van
de opleidingen en het onderzoek (dit volgt uit het systeem van de Wet op
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek), voor de aansturing
van het personeel en voor de bestuurlijke en financiĆ«le continuĆÆteit.
Met de status als categorie-1-instituut en de verplichtingen die dat met
zich brengt jegens UNESCO kan het instituut genoemde
verantwoordelijkheid niet volledig uitoefenen en zou het niet in staat
zijn om Nederlandse wet- en regelgeving te kunnen naleven. UNESCO en
Nederland zijn derhalve tot de conclusie gekomen dat het voortzetten van
de categorie-1-status niet mogelijk was. 

Met ingang van 1 januari 2017 zijn de afspraken tussen het ministerie
van OCW, UNESCO en de stichting IHE Delft inzake het instituut
UNESCO-IHE als categorie-1-instituut beƫindigd. Na overleg tussen
UNESCO en Nederland is in gezamenlijkheid besloten om het instituut
onder auspiciƫn te brengen van UNESCO als instituut met een
categorie-2-status. Dit houdt onder meer in dat IHE Delft gebruik mag
blijven maken van de naam, het logo en de netwerken van UNESCO. Ook
behoudt IHE Delft het recht om het logo van UNESCO te vermelden op de
door het instituut afgegeven diplomaā€™s. Dit is van belang omdat in de
praktijk gebleken is dat de verbinding van het instituut aan UNESCO met
zich meebrengt dat (internationale) partners eerder een samenwerking
overwegen. Het instituut maakt als categorie-2-instituut institutioneel
geen deel meer uit van UNESCO en verliest daarmee ook de status van
internationale organisatie. Het zetelverdrag (Trb. 2003, 49) en het
bijbehorende privileges en immuniteitenverdrag (Trb. 2005, 320), dat het
Koninkrijk der Nederlanden heeft gesloten met betrekking tot IHE als
internationale organisatie, worden beƫindigd. Het UNESCO-besluit, dat
is uitgewerkt in voorliggend verdrag, betreft een statusverlening voor
een periode van zes jaar. UNESCO verleent hiermee de categorie-2-status
aan IHE Delft. 

Sinds 2013 hanteert UNESCO, op verzoek van de lidstaten, een
standaardmodel voor afspraken met betrekking tot nieuwe
categorie-2-centra, om meer eenheid in de aansturing van deze centra te
brengen. Met het onderhavige verdrag worden de rechten en plichten ten
aanzien van IHE Delft vastgelegd tussen Nederland en UNESCO. 

Het onderhavige verdrag bevat, omdat het afspraken tussen UNESCO en
Nederland betreft, naar

de mening van de regering geen eenieder verbindende bepalingen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 omschrijft drie begrippen die in het Verdrag worden gebruikt.
Met het instituut wordt stichting IHE Delft bedoeld. Het instituut wordt
opgericht als categorie-2-instituut.

In artikel 2 wordt verwezen naar maatregelen die nodig zijn voor het
toekennen van de categorie-2-status aan het instituut. Daaronder worden
in ieder geval de maatregelen door de regering verstaan, die het
instituut in staat stellen om vanaf 2018 de activiteiten uit te voeren
waarmee de doelen van het instituut kunnen worden bereikt. 

Artikel 3 omschrijft het doel van het Verdrag. Dit betreft de
omschrijving van de voorwaarden voor de samenwerking tussen Nederland en
UNESCO, alsmede de rechten en verplichtingen van partijen. 

In artikel 4 wordt de juridische status van IHE Delft benoemd. Het
instituut functioneert onafhankelijk van UNESCO en zal onder Nederlands
recht opereren als een onafhankelijke stichting. De Nederlandse regering
garandeert dat het instituut de benodigde functionele autonomie heeft
voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden en beschikt over de
rechtsbevoegdheid om onder andere contracten te sluiten. 

In artikel 5 wordt een aantal punten met betrekking tot de inhoud van de
statuten van het instituut genoemd. Zo moeten de statuten bepalingen
bevatten inzake de bevoegdheid om handelingen te verrichten die nodig
voor zijn het functioneren van de stichting, zoals het ontvangen van
gelden, het ontvangen van betalingen voor geleverde diensten en het
verkrijgen van alle voor het functioneren noodzakelijke middelen. Het
instituut heeft een Raad van Commissarissen waarin UNESCO
vertegenwoordigd zal zijn.

 

Volgens artikel 6 is de missie van IHE Delft om door middel van het
aanbieden van onderwijs en training de kennis en expertise op het
terrein van water te vergroten, met name gericht op ontwikkelingslanden
en landen in transitie. Hiertoe biedt het instituut in Nederland
geaccrediteerd hoger onderwijs aan in de vorm van masteropleidingen en
ā€“ in samenwerking met Nederlandse universiteiten -  doctoraten en
wordt er wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. Het instituut heeft geen
winstoogmerk.  

Op grond van artikel 7 functioneert het instituut onder toezicht van een
Raad van Commissarissen. De leden van de Raad van Commissarissen worden
benoemd voor een periode van drie jaar en kunnen voor een tweede termijn
van drie jaar worden herbenoemd. In het eerste lid wordt de
samenstelling van de Raad van Commissarissen omschreven. In de Raad van
Commissarissen zit een door de Nederlandse overheid aangewezen
vertegenwoordiger. Hiertoe legt IHE Delft een voorstel ter instemming
aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor. Naast de
afgevaardigde van UNESCO, kunnen ook maximaal twee vertegenwoordigers
van lidstaten van UNESCO deel uit maken van de Raad van Commissarissen,
evenals maximaal twee vertegenwoordigers van Nederlandse universiteiten
en een vertegenwoordiger vanuit de internationale watersector. Het
tweede lid stelt de taak van de Raad van Commissarissen vast. De Raad
van Commissarissen heeft de opdracht om de missie en de reputatie van
het instituut te bewaken, waartoe zij onder andere goedkeuring geeft op
strategische programmaā€™s, het jaarlijkse werkplan en het
personeelsplan. Ingevolge het derde lid komt de Raad van Commissarissen
tenminste twee maal per jaar bijeen. De Raad van Commissarissen kan
bijeen komen voor een buitengewone vergadering op verzoek van de
voorzitter of de Directeur-Generaal van UNESCO. Volgens het vierde lid
stelt de Raad van Commissarissen een eigen reglement van orde vast.

De bijdrage van UNESCO zal volgens artikel 8 onder andere bestaan uit
het verlenen van

technische assistentie, bijvoorbeeld door het uitlenen van experts voor
programma-activiteiten van

het instituut passend bij de gezamenlijke doelen van UNESCO en IHE
Delft, het uitwisselen van personeel of door een tijdelijke detachering
vanuit UNESCO. 

Artikel 9 gaat in op de Nederlandse bijdrage. Bepaald is dat de regering
een jaarlijkse basisfinanciering aan het instituut ter beschikking stelt
vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze
middelen worden beschikbaar gesteld voor het verzorgen van onderwijs en
onderzoek. Daarnaast kan het instituut participeren in specifieke
financieringsprogrammaā€™s van de Nederlandse overheid, bijvoorbeeld
voor het uitvoeren van projecten in ontwikkelingslanden en landen in
transitie. 

Ingevolge artikel 10 stimuleert het instituut deelname van de lidstaten
en geassocieerde leden van UNESCO aan de activiteiten van het instituut.


Artikel 11 bepaalt dat het instituut onafhankelijk opereert van UNESCO.
UNESCO is juridisch niet aansprakelijk voor het handelen van het
instituut.

Op grond van artikel 12 heeft UNESCO het recht om een evaluatie uit te
voeren. Indien er sprake is van het niet voldoen aan de in het eerste
lid genoemde omstandigheden kunnen beide verdragspartijen het Verdrag
opzeggen, met als gevolg de opheffing van de door UNESCO verleende
status aan het instituut.

In artikel 13 is vastgelegd dat IHE Delft gebruik kan maken van de naam,
het logo en de netwerken van UNESCO. Het logo van UNESCO mag tevens
worden vermeld op de door het instituut uitgegeven diplomaā€™s. 

Het Verdrag bevat de gebruikelijke slotbepalingen. Artikel 16 bepaalt
dat de gelding van het

Verdrag zal aflopen zes jaar na inwerkingtreding van het Verdrag. Dit
loopt parallel met de huidige statusverlening door UNESCO. Hierna kan
het Verdrag worden verlengd, mits de status van het instituut is
herbevestigd door de Uitvoerende Raad van UNESCO.

Artikel 19 behandelt de geschillenbeslechting. Geschillen die niet door
middel van onderhandeling

of anderszins kunnen worden opgelost, worden ter arbitrage voorgelegd.
Indien noodzakelijk wordt

de derde arbiter van het arbitragepanel benoemd door de President van
het Internationaal

Gerechtshof.

Koninkrijkspositie

Ingevolge artikel 14 zal het Verdrag, wat het Koninkrijk der Nederlanden
betreft, alleen voor het

Europese deel van Nederland gelden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De minister van Buitenlandse Zaken,

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet
openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26,
zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).