[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2018D30882, datum: 2018-05-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Montenegro inzake de privileges en immuniteiten van verbindingsofficieren die door Montenegro bij Europol gedetacheerd worden; ’s-Gravenhage, 17 april 2018 (2018D30881)

Preview document (🔗 origineel)


Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en Montenegro inzake de privileges en immuniteiten van
verbindingsofficieren die door Montenegro bij Europol gedetacheerd
worden; ’s-Gravenhage, 17 april 2018 (Trb. 2018, 59 en 63) 

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Op grond van de Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en
de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie
voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot
vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ,
2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PbEU 2016, L
135) worden verbindingsofficieren door Montenegro naar Nederland (als
vestigingsstaat van Europol) gezonden en bij Europol te Den Haag
gedetacheerd. De bepalingen van het oorspronkelijke Europol
oprichtingsverdrag zijn vervangen door het Besluit van de Raad van 6
april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol)
(2009/371/JBZ) (PbEU 2009, L 121). Dit raadsbesluit is vervolgens
vervangen en ingetrokken door Verordening 2016/794 (PbEU 2016, L 135). 
Uit artikel 63 van Verordening 2016/794 (PbEU 2016, L 135) vloeit voor
Nederland de verplichting voort om als vestigingsstaat van Europol de
voorrechten en immuniteiten van verbindingsofficieren afkomstig uit
andere lidstaten en hun gezinsleden te regelen. 

Door de Montenegrijnse autoriteiten is verzocht om aan deze
verbindingsofficieren en hun familieleden voorrechten en immuniteiten
toe te kennen. Daartoe is op 17 april 2018 met Montenegro een verdrag
gesloten inzake het verlenen van voorrechten en immuniteiten.

Aan de Montenegrijnse verbindingsofficieren worden dezelfde voorrechten
en immuniteiten toegekend die worden verleend aan de
verbindingsofficieren van de lidstaten van Europol. Deze voorrechten en
immuniteiten zijn geregeld in verdragen die het Koninkrijk der
Nederlanden met de lidstaten van Europol sluit (zie laatstelijk het
betreffende verdrag met Moldavië, Trb. 2014, 134).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bevat definities van enkele veel gebruikte termen in het
verdrag.

In artikel 2 wordt aangegeven dat aan de door Montenegro gedetacheerde
verbindingsofficieren en hun familieleden dezelfde voorrechten en
immuniteiten worden verleend die op grond van het op 18 april 1961 te
Wenen tot stand gekomen Verdrag inzake diplomatiek verkeer (Trb. 1962,
101; hierna te noemen: Verdrag van Wenen) toekomen aan diplomatiek
personeel, voor zover noodzakelijk voor het onafhankelijk uitoefenen van
hun functies. Daarnaast regelt het tweede lid van artikel 2 dat de
straf- en burgerrechtelijke immuniteit uitdrukkelijk is beperkt tot
handelingen binnen de functie. Het derde lid van artikel 2 verzekert dat
Montenegro en de Montenegrijnse verbindingsofficieren niet alleen
rechten ontlenen aan het Verdrag van Wenen, maar dat voor hen ook de
verplichtingen in dat Verdrag gelden.

De artikelen 3 en 4 bevatten bepalingen die veel voorkomen in verdragen
waarmee voorrechten en immuniteiten worden verleend en waarin het
Verdrag van Wenen niet expliciet voorziet. Deze bepalingen hebben tot
doel eventuele visumverlening en binnenkomst van de desbetreffende
personen te faciliteren en tewerkstelling van familieleden van
verbindingsofficieren mogelijk te maken.

De artikelen 5 tot en met 7 gaan in op de onschendbaarheid van de
archieven van de verbindingsofficieren, op hun persoonlijke bescherming,
alsmede de faciliteiten en 

immuniteiten betreffende communicatie. Deze onderwerpen zijn in het
verdrag opgenomen gelet op de speciale positie die verbindingsofficieren
bij Europol innemen.

Artikel 8 regelt de melding door Montenegro aan de Nederlandse
autoriteiten van de aankomst en het vertrek van de
verbindingsofficieren, alsmede de melding indien een familielid van een
verbindingsofficier niet langer deel uitmaakt van de huishouding van
deze verbindingsofficier. In het tweede lid wordt de verstrekking van
identiteitskaarten geregeld. 

Artikel 9 bevat een geschillenbeslechtingsregeling, die in voorkomend
geval kan leiden tot oprichting van een ad hoc tribunaal.

In artikel 11 wordt de datum van de inwerkingtreding van het verdrag
geregeld. 

Naar het oordeel van de Regering bevat het verdrag een ieder verbindende
bepalingen in de zin van artikel 93 en 94 Grondwet, die aan
rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen.
Waaronder (delen van) de volgende artikelen van het verdrag: 2, 3, 4, 5
en 7. 

Koninkrijkspositie

Het verdrag geldt, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor het
Europese deel van Nederland.  

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE   2 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet
openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26,
zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).