[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk over leg over de uitzending ‘2Doc: liever dood dan vermist’

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2018D33439, datum: 2018-06-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2018Z00601:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


32 156	Monumentenzorg

34 775 VII	Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2018

Nr. 			VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld, 12 juni  2018 

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en
opmerkingen over de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties dd. 22 december 2017 over de stand van zaken van het
beleid van gemeenten bij verzoeken tot berging van vliegtuig-wrakken uit
de Tweede Wereldoorlog en over de vragen en antwoorden  terzake van de
leden Van Haga (2018Z00601)  en de leden Van der Molen en Van der Fraaf
(2018Z00602) over de TV-uitzending ‘Liever dood dan vermist’.

Deze vragen, alsmede de daarop op ….…gegeven antwoorden, zijn
hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Ziengs

De wnd. griffier van de commissie,

Hendrickx

De leden van de fracties van VVD, CDA en de ChristenUnie hebben met
belangstelling kennisgenomen van de reactie van de minister op het
verzoek van de commissie Binnenlandse Zaken om informatie te verstrekken
over de stand van zaken van de toezegging inzake het beleid van
gemeenten bij verzoeken tot berging van vliegtuigwrakken uit de Tweede
Wereldoorlog en van de beantwoording van de schriftelijke vragen naar
aanleiding van de televisie-uitzending ‘Liever dood dan vermist’ van
het lid Van Haga en van de leden Van der Molen en Van der Graaf. Bij de
leden van deze fracties leeft een aantal vragen die zij gezamenlijk aan
de minister willen voorleggen. Deze leden vragen of de minister de
gestelde vragen binnen een termijn van tien dagen kan beantwoorden.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende
stukken aangaande het beleid van gemeenten bij verzoeken tot berging van
vliegtuigwrakken. Zij hebben enkele vragen aan de minister.

De leden van de fracties van VVD, CDA en ChristenUnie onderkennen de
wens van nabe-staanden dat geallieerde piloten en bemanningsleden die in
de Tweede Wereldoorlog om het leven zijn gekomen een officieel graf
krijgen. Deze leden hebben grote waardering voor het werk van de
Stafofficier Vliegtuigberging en de Bergings- en Identificatiedienst
Koninklijke Landmacht (BIDKL), maar ook voor de inzet van historische
onderzoekers die daaraan bijdragen. Deze leden onderschrijven het
standpunt van de minister, dat het niet realistisch is alle
vliegtuigwrakken te bergen. Heeft de minister een overzicht van
vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog, waarvan berging gewenst is?

De leden van de D66-fractie vinden het van belang allereerst een beeld
te krijgen van de om-vang van het probleem. Kan de minister de Kamer
informeren over het aantal niet geborgen vliegtuigwrakken in Nederland
met (vermoedelijk) stoffelijke resten? Kan de minister onder-zoeken bij
gemeenten voor hoeveel vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog een
bergingsverzoek is afgewezen? 

De minister schrijft in antwoorden op vragen van de leden Van der Molen
en Van der Graaf dat het wegvallen van de aanleiding vaak de reden is om
niet tot berging over te gaan (bij een positief bergingsadvies). Hoe
vaak wordt een berging niet gestart wanneer de aanleiding een verzoek
van nabestaanden is? Wat is dan de reden voor het weigeren van het
bergings-verzoek?

De leden van de fracties van VVD, CDA en ChristenUnie hebben zoals
gezegd grote waardering voor het werk van de Studiegroep Luchtoorlog
1939-1945 die heeft onderzocht welke bergingen van vliegtuigwrakken
kansrijk zijn en in welke wrakken zich vermoedelijk stoffelijke resten
bevinden. Dat zou naar schatting gaan om een aantal van 30-50
vliegtuigwrakken. Deze leden onderschrijven de opvatting van de minister
dat er geen reden is om dat aantal in twijfel te trekken.

Deze leden constateren dat gemeenten in de huidige praktijk bij een
berging in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage in de kosten van
70% vanuit het Gemeentefonds. Deze leden waarderen de toezegging van de
minister, dat het Rijk eventuele verzoeken tot een aanvullende bijdrage
uit het gemeentefonds welwillend tegemoet zal treden, mits sprake is van
een berging van een vliegtuigwrak waarin zich (vermoedelijk) stoffelijke
resten bevinden. Op die wijze zal de financiering geen obstakel meer
vormen voor de berging van een vliegtuigwrak met daarin (vermoedelijk)
stoffelijke resten. Welke kosten zullen daarmee naar verwachting gemoeid
zijn?

De leden van de D66-fractie hechten eraan dat er voor nabestaanden een
duidelijke procedure is. Deze leden vragen de minister dan ook: is er
sprake van een eenduidig begeleidingsproces bij gemeenten? Zo nee, neemt
de werkgroep die in het leven is geroepen het begeleiden van
nabestaanden mee in haar advies?  

In de brief van de Minister wordt gesteld dat zij sympathiek staat
tegenover harmonisering van het gemeentelijk beleid en werkt aan een
gemeentelijk afwegingskader. De leden van de D66-fractie zien die
noodzaak ook. Wel vragen zij de minister: kan zij toelichten welke
criteria zij daarbij in acht neemt en tot hoe ver deze harmonisering zou
moeten leiden? Hoe verhoudt deze harmonisering zich tot de eigen
verantwoordelijkheid van de gemeentebesturen?

Kan de minister verder verduidelijken of dit afwegingskader geldt voor
beide de vliegtuig-wrakken afkomstig uit Engeland of Canada (of andere
geallieerden), alsmede Duitse vlieg-tuigwrakken?

Daarnaast lezen de aan het woord zijnde leden dat de minister spreekt
over het instellen van een kenniscentrum. Hoe zou dit Kenniscentrum
eruit zien? Welke expertise zou het Kenniscentrum in huis moeten hebben?
Hoe zou het worden gefinancierd en voor hoe lang? 

De leden van de D66-fractie lezen dat de werkgroep die advies geeft over
het op te richten kenniscentrum en het afwegingskader in het voorjaar
van 2018 de Tweede Kamer kan informeren. Tevens schrijft de minister in
antwoorden op schriftelijke vragen dat het lastig is om in korte tijd
een breed gedragen afwegingskader te ontwikkelen en daarom de voorkeur
wordt gegeven aan een zorgvuldig proces. Wanneer kan de Tweede Kamer een
rapportage van de werkgroep verwachten? 

De leden van de D66-fractie lezen dat het voor gemeenten mogelijk is
additionele financiering uit het gemeentefonds te krijgen om
vliegtuigwrakken te bergen. Graag vragen zij de minister: welke
randvoorwaarden gelden voor additionele financiering uit het
Gemeentefonds? Op basis van welke criteria wordt tot additionele
financiering overgegaan?

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of er voorbeelden in het
buitenland zijn (denk bijvoorbeeld aan België, Frankrijk of Duitsland),
waar goede ervaringen zijn opgedaan met de berging van vliegtuigwrakken
en de besluitvorming daartoe? Worden deze inzichten meegenomen in de
opstelling van een landelijk afwegingskader?