[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2018D42063, datum: 2018-09-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Sudan; Khartoem, 29 maart 2018 (2018D42062)

Preview document (🔗 origineel)


Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Republiek Sudan; Khartoem, 29 maart 2018 (Trb. 2018, 50)

Toelichtende nota

Inleiding

Op 10 december 2013 vonden te Durban, Zuid-Afrika, bilaterale
onderhandelingen plaats tussen de luchtvaartautoriteiten van Sudan en
Nederland. Deze besprekingen hebben geresulteerd in het Verdrag inzake
luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Sudan (hierna: het “verdrag”). Het verdrag vervangt bij
inwerkingtreding de huidige op 12 februari 1956 te Khartoem tot stand
gekomen Overeenkomst tussen de Regering van de Soedan en de Regering van
het Koninkrijk der Nederlanden voor de instelling en het onderhouden van
luchtdiensten tussen hun onderscheidene grondgebieden en verder gelegen
punten (hierna: de huidige overeenkomst) (Trb. 1956, 24) die vanaf 12
februari 1956 voorlopig werd toegepast door het Europese deel van
Nederland en op 31 juli 1956 in werking is getreden voor het Europese
deel van Nederland.

Om te voldoen aan de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 5
november 2002 in de zogenaamde “Open Skies” zaken, is op 29 april
2004 Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad
inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake
luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen (PbEU 2004, L 157 van 30
april 2004) (hierna: de “Uitspraak”) vastgesteld. Bepaalde artikelen
in de huidige overeenkomst waren niet verenigbaar met het recht van de
Europese Unie. De desbetreffende artikelen, zoals nu overeengekomen in
het verdrag, zijn in lijn met het recht van de Europese Unie.”

Tevens werd het afsluiten van een nieuw verdrag door beide
verdragsluitende partijen noodzakelijk geacht teneinde tegemoet te komen
aan de commerciële en operationele wensen van de door beide
verdragsluitende partijen aangewezen en (nog) aan te wijzen
luchtvaartmaatschappijen. Tevens zijn de standaardbepalingen ten aanzien
van veiligheid en beveiliging van de luchtvaart opgenomen teneinde te
voldoen aan de internationale verplichtingen ter zake.

Het besluit om de huidige overeenkomst te moderniseren komt voort uit de
wens van een in Nederland gevestigde EU-luchtvaartmaatschappij die
vrachtvluchten onder het bestaande bilaterale luchtvaartregime wenste
uit te voeren. Dit werd niet toegestaan door de Sudanese
luchtvaartautoriteiten aangezien er geen specifieke afspraken waren
gemaakt over een vrachtregime. Besloten is om een gemoderniseerde
luchtvaartovereenkomst af te sluiten waarin onder meer is voorzien in
een vrachtregime.

Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het
oordeel van de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de
zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door de
Republiek Sudan aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten
toekennen. Het betreft artikel 3, tweede lid, aanhef, onder b
(onverwijlde verlening exploitatievergunning), artikel 3, derde lid
(aanvangen exploitatie na ontvangst exploitatievergunning) en de te
exploiteren routes als vervat in de bijlage. Verder worden aan de door
de respectieve verdragsluitende partijen aangewezen
luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toegekend of plichten
opgelegd met name in de bepalingen met betrekking tot tarieven (artikel
5), commerciële activiteiten (artikel 6), verandering van luchtvaartuig
(artikel 7), eerlijke concurrentie (artikel 8), vrijstelling van
belastingen, douanerechten en heffingen (artikel 9), gebruikersheffingen
(artikel 10), dubbele belasting (artikel 11), overmaking van gelden
(artikel 12) en toepassing van wetten, voorschriften en procedures
(artikel 13).

Reikwijdte

Omdat de relevante markt van luchtverbindingen uitsluitend bestreken
wordt door het Europese deel van Nederland enerzijds en de Republiek
Sudan anderzijds, wordt de reikwijdte van het verdrag beperkt tot het
Europese deel van Nederland. Praktisch gezien heeft dit tot gevolg dat
Nederland op grond van artikel 3 van het verdrag slechts (Europese)
luchtvaartmaatschappijen kan aanwijzen die gevestigd zijn in het
Europese deel van Nederland.

Artikelsgewijze toelichting

In de artikelsgewijze toelichting wordt, waar van toepassing, verwezen
naar de artikelen van het verdrag. 

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende,
voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen. 

Artikel 2 (Verlening van rechten)

In dit artikel worden de (vervoers)rechten opgesomd die de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen onder het verdrag mogen uitvoeren. 

Artikel 3 en 4 (Aanwijzing en verlening/Intrekking en schorsing van
vergunningen)

Het verdrag schept voor de verdragsluitende partijen de mogelijkheid tot
meervoudige aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen en geeft de
voorwaarden aan waaraan de luchtvaartmaatschappijen van beide
verdragsluitende partijen moeten voldoen om voor een aanwijzing in
aanmerking te komen.

Daarnaast zijn de artikelen 3 en 4, conform de eerdergenoemde uitspraak
van het Europese Hof van Justitie, zodanig geformuleerd dat ook in het
Europese deel van Nederland gevestigde luchtvaartmaatschappijen
afkomstig uit andere EU-Lidstaten door Nederland kunnen worden
aangewezen (artikel 3) of, waar nodig, de exploitatievergunning kan
worden geweigerd, ingetrokken, geschorst of beperkt, bijvoorbeeld als
niet (langer) aan de vereisten voor eigendom wordt voldaan of de
operaties niet (langer) plaatsvinden overeenkomstig standaarden van de
Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (hierna: ICAO) (artikel
4). 

Artikel 5 (Tarieven)

Artikel 5 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en
onder welke voorwaarden de verdragsluitende partijen kunnen
interveniëren.

Artikel 6 (Commerciële activiteiten)

Teneinde tegemoet te komen aan de huidige eisen die de luchtvaartsector
stelt aan het uitoefenen van commerciële activiteiten, daaronder
begrepen het uitoefenen van activiteiten op het grondgebied van de
andere verdragsluitende partij, biedt het eerste lid van artikel 6 van
het verdrag onder meer het recht van de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen om kantoren te vestigen op het grondgebied van
de andere verdragsluitende partij ter promotie en verkoop van
luchtdiensten en andere daaraan gerelateerde producten (inclusief de
inhuur van derden). Tevens voorziet artikel 6, tweede en derde lid, in
de mogelijkheid voor luchtvaartmaatschappijen om eigen specialistisch
personeel op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij te
laten werken of om het personeel in te schakelen van een ander bedrijf
dat door die verdragsluitende partij daartoe gemachtigd is. Het vierde
lid voorziet in grondafhandeling die optimale mogelijkheden geeft voor
vrije keuze tussen aanbieders op het grondgebied van de andere
verdragsluitende partij en die voor wat betreft het Nederlands
grondgebied in overeenstemming is met Europese wet- en regelgeving. Het
vijfde lid van dit artikel bepaalt de mogelijkheden voor uitgebreide
commerciële samenwerking tussen luchtvaartmaatschappijen, zoals door
middel van zogenaamde code-sharing overeenkomsten, hetgeen voor de
bestaande luchtvaartallianties van groot belang is. Daarnaast is op
grond van het zesde en zevende lid van artikel 6 het verrichten van
intermodale diensten/intermodaal vervoer door de lucht en over land
en/of zee toegestaan. Het achtste lid bepaalt dat alle activiteiten
slechts kunnen worden uitgevoerd met inachtneming van de voor een
verdragsluitende partij geldende wet- en regelgeving op dat terrein,
inclusief de voor Nederland geldende EU-regelgeving.

Artikel 7 (Verandering van luchtvaartuig)

Dit artikel maakt het voor de aangewezen luchtvaartmaatschappij mogelijk
het overstappen van passagiers op (delen van) de routes zoals neergelegd
in de routetabel in de bijlage bij het verdrag te faciliteren en - waar
commercieel opportuun - gebruik te maken van partners. Voor de positie
van Schiphol als transfer luchthaven is dit artikel eveneens van belang.


Artikel 8 (Eerlijke concurrentie)

In artikel 8 zijn bepalingen opgenomen teneinde de eerlijke concurrentie
tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide verdragsluitende
partijen te waarborgen. Elke verdragsluitende partij zet zich er, op
grond van het tweede lid van dit artikel, voor in alle vormen van
discriminatie of oneerlijke concurrentie ten opzichte van de aangewezen
maatschappijen van de andere verdragsluitende partij te elimineren. Het
vierde lid verbiedt het opleggen van specifieke concurrentievervalsende
maatregelen. 

Artikel 9 (Belastingen, douanerechten en heffingen)

Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen
luchtvaarmaatschappijen die op de internationale routes onder het
verdrag opereren, alsmede de normale uitrustingsstukken,
reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen en boordproviand
van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen zijn vrijgesteld van
belastingen, douanerechten, inspectiekosten en andere rechten en
heffingen op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij op
voorwaarde dat die normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen,
voorraden brandstof en smeermiddelen en boordproviand aan boord van het
luchtvaartuig blijven totdat zij weer worden uitgevoerd. Overeenkomstig
EU-wet- en regelgeving, kan Nederland in de toekomst een belasting op
brandstof opleggen tussen een punt op het grondgebied van het Europese
deel van Nederland en het grondgebied van een andere EU-Lidstaat.

Artikel 10 (Gebruikersheffingen)

In artikel 10 wordt overeengekomen dat de gebruikersheffingen
rechtvaardig, redelijk en niet-discriminatoir moeten zijn en
proportioneel verdeeld moeten worden over alle categorieën gebruikers
van de desbetreffende of luchthaven(s) of luchthavensystemen.



Artikel 11 (Dubbele belasting)

Dit artikel stelt vast dat de winst van een luchtvaartmaatschappij
belast zal worden op basis van de geldende belastingregels van het land
waarin de winst is gemaakt, tenzij een verdrag inzake het vermijden van
dubbele belasting tussen verdragsluitende partijen anders bepaalt.

Artikel 12 (Overmaking van gelden)

Artikel 12 garandeert dat de inkomsten uit verkoopactiviteiten van een
aangewezen luchtvaartmaatschappij mogen worden uitgevoerd naar het land
van herkomst tegen de op dat moment geldende officiële wisselkoers. 

Artikel 13 (Toepassing van wetten, voorschriften en procedures)

In artikel 13 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de
luchtvaartuigen van de door de ene verdragsluitende partij aangewezen
luchtvaartmaatschappij(en) dienen te voldoen aan wetten, voorschriften
en procedures van de andere verdragsluitende partij ten aanzien van de
binnenkomst op, het verblijf op en het vertrek vanuit het grondgebied
van deze verdragsluitende partij. Dit geldt ook voor passagiers,
bemanning en vracht.

 

Artikel 14 (Erkenning van bewijzen en licenties) 

Geldende bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en
vergunningen uitgegeven door de ene verdragsluitende partij zullen
worden erkend door de andere verdragsluitende partij, mits deze voldoen
aan de minimale eisen van de op 7 december 1944 te Chicago tot stand
gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1959,
45). Elke verdragsluitende partij behoudt echter het recht om bewijzen
en licenties te weigeren die door de andere verdragsluitende partij aan
haar onderdanen zijn toegekend. Voor het Europese deel van Nederland
betekent de erkenning dat deze in overeenstemming dient te zijn met
vigerende EU wet- en regelgeving

Artikel 15 (Veiligheid) en artikel 16 (Beveiliging van de luchtvaart)

De bepalingen over de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart zijn
neergelegd in artikel 15 en artikel 16 van het verdrag. Hierin zijn een
procedure en een aanpak geregeld (inclusief de zogenaamde
platforminspecties) indien een verdragsluitende partij twijfels heeft
over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de
andere verdragsluitende partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij
gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen
uitblijven, bieden het zesde lid van artikel 15 en het zevende lid van
artikel 16 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de
luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te weigeren, in
te trekken, te beperken of aan voorwaarden te onderwerpen. Verder wordt
verwezen naar de door de ICAO vastgestelde veiligheids- en
beveiligingsstandaarden (de zogenaamde minimumnormen), die voor zover
van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Sudan, in acht moeten worden
genomen.

Artikel 17 (Dienstregeling)

Dit artikel regelt dat het verstrekken van informatie met betrekking tot
de dienstregelingen en operationele plannen, op de in dit artikel
beschreven uitzonderingen na, in beginsel geen voorwaarde is voor het
opereren door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen. Indien een
verdragsluitende partij het verstrekken van informatie vereist, wordt
ervoor gezorgd dat de administratieve lasten voor de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen tot een minimum beperkt blijven. 



Artikelen 18-24 (Procedurele en slotbepalingen)

De artikelen 18 tot en met 24 bevatten louter procedurele
standaardbepalingen met betrekking tot onder meer overleg en wijziging
van het verdrag (artikel 18), regeling van geschillen (artikel 19), duur
en beëindiging (artikel 20), toepasselijkheid van het verdrag (artikel
23), inwerkingtreding (artikel 24), alsmede de gebruikelijke
slotbepalingen. Het tweede lid van artikel 24 bepaalt dat de huidige
overeenkomst beëindigd wordt op de datum waarop het verdrag in werking
treedt.

Bijlage bij het verdrag

De bijlage bij het verdrag, die een integrerend onderdeel van het
verdrag vormt, bevat de routetabel met een open routeschema voor de
aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide verdragsluitende partijen.

De luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen ter
invulling van deze bijlage alleen binnen de door het verdrag gestelde
kaders opereren. De bijlage is, voor zover het de routetabel betreft,
aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging
van de bijlage behoeven derhalve ingevolge artikel 7, onderdeel f, van
de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire
goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot
goedkeuring terzake voorbehouden.

Koninkrijkspositie 

Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden alleen
voor het Europese deel van Nederland gelden. Het werd niet opportuun
geacht om de reikwijdte van de Overeenkomst uit te breiden tot het
Caribische deel van Nederland. Dit is ingegeven door het feit dat de
relevante markt van luchtverbindingen bestreken wordt door het Europese
deel van Nederland enerzijds en Sudan anderzijds. 

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE   \* MERGEFORMAT 2 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).