[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2018D44200, datum: 2018-09-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Wijzigingen van Bijlagen 6, 8 en 9 van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst); Genève, 12 oktober 2017 (2018D44199)

Preview document (🔗 origineel)


Wijziging van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer
van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst); Genève,
12 oktober 2017 (Trb. 2018, 18 Heruitgave). 

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

De Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen
onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst) (Trb. 1976, 184,
vertaling in Trb. 1977, 91), is op 14 november 1975 te Genève tot stand
gekomen. Het is een multilateraal verdrag dat tot stand is gebracht
onder toezicht van de Economische Commissie voor Europa (ECE) van de
Verenigde Naties en thans van kracht is voor ruim 70 landen, waaronder
het Koninkrijk der Nederlanden, en de Europese Unie.

De TIR-Overeenkomst maakt het mogelijk om goederen over de grenzen van
aangesloten landen te vervoeren, zonder ze te hoeven lossen en zonder
dat de vervoerder telkens opnieuw zekerheid hoeft te stellen. De
goederen worden bij vertrek geladen in een degelijk afgesloten ruimte,
die op grond van bijlagen 2 en 7 van de TIR-Overeenkomst aan strenge
eisen dient te voldoen. Vervolgens vinden er bij grensoverschrijdingen
tussen aangesloten landen in principe geen controles op goederen meer
plaats. De grensformaliteiten zijn beperkt tot het geldig maken van
nieuwe bladen van het carnet TIR. Het zwaartepunt van de controle ligt
dus bij de aanvang en het einde van het vervoer. Tevens worden de
goederen bij grensoverschrijdingen niet onderworpen aan betaling van
rechten of heffingen in verband met in- of uitvoer.

Sinds de totstandkoming in 1975 zijn de TIR-Overeenkomst en haar
bijlagen meerdere keren gewijzigd. Recentelijk heeft de Commissie van
Beheer op zijn 66e zitting, gehouden te Genève op 12 oktober 2017, in
overeenstemming met artikel 59, eerste en tweede lid, van de
TIR-Overeenkomst, opnieuw wijzigingen aangenomen, te weten van artikelen
1, 2, 3, 6, 11 en 38 van de TIR-Overeenkomst en van bijlagen 6, 8 en 9
bij de TIR-Overeenkomst (Trb. 2018, 18 Heruitgave). Deze wijzigingen
betreffen naast taalkundige wijzigingen en verduidelijkingen ook enkele
aanvullingen. 

Naar het oordeel van de regering bevatten de wijzigingen één eenieder
verbindende bepaling in de zin van de artikelen 93 en 94 van de
Grondwet, die rechtstreeks rechten toekent of plichten oplegt aan een
rechtssubject, namelijk de wijziging van artikel 38 van de
TIR-Overeenkomst. Die wijziging legt namelijk vast dat niet langer
alleen ernstige inbreuken maar ook herhaalde inbreuken op de
douanewetten en -reglementen die gelden ten aanzien van het
internationale vervoer van goederen, kunnen leiden tot het tijdelijk of
voorgoed uitsluiten van personen van de toepassing van de bepalingen van
deze Overeenkomst.

Inhoud van de wijzigingen

De wijzigingen van de artikelen 1, 2, 3 en 6 van de TIR-Overeenkomst
alsook de wijzigingen van deel I en II van bijlage 9 betreffen
redactionele aanpassingen en verduidelijkingen, die ervoor moeten zorgen
dat de bewoording van de betreffende bepalingen beter aansluit bij de
vigerende regelgeving en bij het functioneren van de TIR-Overeenkomst in
de dagelijkse praktijk. Zo bleek het noodzakelijk het toepassingsgebied
van artikel 1, onderdeel q, van de TIR-Overeenkomst te verruimen om
andere autoriteiten dan de douaneautoriteiten toe te staan een
organisatie te machtigen zich garant te stellen voor personen die
gebruikmaken van de TIR-regeling. Een dergelijke flexibiliteit is
noodzakelijk gezien de uiteenlopende administratieve regelingen in de
verschillende overeenkomstsluitende partijen. Verder bleek het woord
"grenzen" dat momenteel in artikel 2 van de TIR-Overeenkomst wordt
gebruikt, voor verschillende interpretaties te zorgen. De tekst van
artikel 2 wordt middels de voorliggende wijziging gewijzigd om te
specificeren dat met "grenzen" naar douanegrenzen wordt verwezen. 

In artikel 11, derde lid, wordt de termijn verkort aan het eind waarvan
de bevoegde autoriteiten een vordering tot betaling van het in artikel
8, eerste lid, van de TIR-Overeenkomst bedoelde bedrag aan een
aansprakelijke organisatie kunnen indienen. De termijn is nu nog drie
maanden en wordt middels het voorliggende wijzigingsvoorstel verkort tot
één maand. De ratio hierachter is dat de gegrondheid van een claim in
bepaalde gevallen zo duidelijk is en er zo weinig twijfel bestaat dat de
nationale organisatie op eerste verzoek zal betalen, dat het ten koste
van de staatskas gaat om een verplichte termijn van drie maanden te
hanteren tussen het moment waarop de organisatie is geïnformeerd over
de niet-zuivering van de TIR-operatie en het versturen van het verzoek
tot betaling. De Commissie van Beheer van de TIR-Overeenkomst heeft over
de verkorting van de termijn overleg gepleegd met de Internationale
Wegvervoerorganisatie (International Road Transport Union, hierna: IRU),
de in artikel 1, onderdeel r, en artikel 6, leden 2 en 2 bis, van de
TIR-Overeenkomst bedoelde internationale organisatie die is gemachtigd
de verantwoordelijkheid voor de organisatie en werking van een
internationaal garantiestelsel op zich te nemen. De IRU heeft bevestigd
dat de verkorting waarschijnlijk geen operationele gevolgen heeft voor
de werking van de internationale TIR-garantieketen. De voorgestelde
verkorting belet de douaneautoriteiten voorts niet op een latere datum
alsnog een vordering in te dienen.

Artikel 38 wordt middels de voorliggende wijziging op twee manieren
aangepast. Ten eerste is met de nieuwe formulering duidelijk gemaakt dat
niet langer alleen ernstige inbreuken maar ook herhaalde minder ernstige
inbreuken op de douanewetten en -reglementen die gelden ten aanzien van
het internationale vervoer van goederen, kunnen leiden tot het tijdelijk
of voorgoed uitsluiten van personen van de toepassing van de bepalingen
van de TIR-Overeenkomst. Ten tweede wordt middels de voorliggende
wijziging een zin aan artikel 38 toegevoegd die, conform de wens van
diverse overeenkomstsluitende partijen, verduidelijkt dat
overeenkomstsluitende partijen zelf bepalen wanneer sprake is van
dergelijke herhaalde of ernstige inbreuken op hun douanewetten en
–regelgeving. Deze tweede wijziging wijzigt de inhoud van dit artikel
niet omdat een dergelijke bevoegdheid reeds bestaat, maar waarborgt dat
er geen dubbelzinnige interpretatie bestaat over het mandaat in de
nationale wetgevingsprocessen van sommige overeenkomstsluitende
partijen. 

De belangrijkste wijziging van bijlage 6 bij de TIR-Overeenkomst ziet op
de ophoging van het aan de douaneautoriteiten aanbevolen te hanteren
maximumbedrag dat kan worden gevorderd van de aansprakelijke
organisatie per carnet TIR van 50.000 USD naar 100.000 EUR. Het doel
hiervan is de tekst van de TIR-Overeenkomst in overeenstemming te
brengen met de verhoging van het maximumbedrag per carnet TIR in de
garantieketen; de eerdergenoemde IRU had eerder aangekondigd dat haar
algemene verzekeraar het bedrag van de gedekte zekerheid voor alle
overeenkomstsluitende partijen bij de TIR-Overeenkomst heeft verhoogd
tot 100.000 EUR per TIR-carnet. 

De wijzigingen van toelichting 8.1 bis.6 van bijlage 6, artikel 1bis van
bijlage 8 en deel III, tweede lid, van bijlage 9, hebben gezamenlijk tot
doel de transparantie te verbeteren van financiële kwesties met
betrekking tot de werking van de IRU. Met de wijziging van bijlage 6
wordt beoogd nader uit te werken hoe de aanvullende onderzoeken zullen
worden uitgevoerd. Met de wijzigingen van artikel 1 bis van bijlage 8
wordt een verplichting ingevoerd om de door de IRU ingediende
jaarrekeningen en accountantsverslagen overeenkomstig de verplichtingen
krachtens deel III van bijlage 9 door de Commissie van Beheer te laten
onderzoeken of laten controleren. De Commissie van Beheer krijgt het
recht om te vragen om aanvullende onderzoeken, indien dit op grond van
een risicobeoordeling gerechtvaardigd is. Met de wijziging van het
tweede lid van deel III van bijlage 9 worden nieuwe voorwaarden en
vereisten voor de IRU vastgesteld, teneinde de transparantie en het goed
bestuur inzake de stukken en rekeningen en het afdrukken en afgeven van
carnets TIR te waarborgen. Zo moet de IRU onder andere volledige en
tijdige medewerking verlenen aan nadere inspecties en controles van
bevoegde diensten van de Verenigde Naties en alle andere naar behoren
gemachtigde bevoegde entiteiten, uitgevoerd namens de
overeenkomstsluitende partijen.

Parlementaire goedkeuring

De Europese Unie is, naast de EU-lidstaten, zelfstandig verdragsluitende
partij bij de TIR-Overeenkomst. Aangezien de TIR-Overeenkomst een gebied
bestrijkt waarop de EU exclusief bevoegd is, zal het Europese deel van
Nederland derhalve vanuit het EU-lidmaatschap worden gebonden aan de
voorliggende wijzigingen. Tijdens de 3560e zitting van de Raad van de EU
van 25 september 2017 nam de Raad op voorstel van de Europese Commissie
een besluit aan inzake het standpunt van de Unie ten aanzien van dit
wijzigingsvoorstel (zie persbericht 12 484/17). Dit standpunt hield in
(zie doc. 11946/17) dat deze wijzigingen conform het voorstel van de
VN-ECE wat de EU betreft door de Commissie van Beheer van de
TIR-Overeenkomst konden worden aanvaard.

Omdat de TIR-Overeenkomst ook geldt voor de overige delen van het
Koninkrijk, worden de wijzigingen ter goedkeuring voorgelegd voor Aruba,
Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland. 

De wijziging van de bijlagen 6 en 9 behoeft geen parlementaire
goedkeuring; deze bijlagen vormen een integrerend onderdeel van de
TIR-Overeenkomst en zijn, in tegenstelling tot bijlage 8, aangemerkt als
zijnde van uitvoerende aard. Zie hiervoor Kamerstukken II 1977/78,
15 124 (R 1103), nr. 1, blz. 6, alsook Kamerstukken 1998/99, 26 259
(R1624), nrs. 44 en 1, blz. 4 en 5. Wijzigingen van deze bijlagen
behoeven dan ook ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring.
Echter, de wijziging van bijlage 8 valt, zoals uit genoemde Kamerstukken
blijkt, niet onder die uitzondering van parlementaire goedkeuring en
wordt hierbij samen met de wijzigingen van de artikelen 1, 2, 3, 6, 11
en 38 ter goedkeuring aangeboden.

Koninkrijkspositie

De wijzigingen van de TIR-Overeenkomst en de bijlagen zullen voor Aruba,
Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland gelden.
Ratificatie van de wijzigingen is niet aan de orde; de partijen zullen
op grond van artikel 59, derde lid, van de TIR-Overeenkomst automatisch
aan de wijzigingen worden gebonden indien door geen van de partijen
bezwaar is gemaakt voor 3 november 2018. Van de Caribische landen van
het Koninkrijk is geen bericht ontvangen dat zij bezwaar maken wenselijk
achten. Met de bestuurscolleges van de eilanden in Caribisch Nederland
vindt regelmatig overleg plaats over douanezaken. De werkafspraak is dat
voor specifieke verdragen op het gebied van douanezaken nader overleg
slechts hoeft plaats te vinden als in onderhandelingen bijzondere
omstandigheden opkomen. Van bijzondere omstandigheden was in de
onderhandelingen over de voorliggende wijzigingen geen sprake.

Het Europese deel van Nederland zal, zoals hierboven al beschreven, via
de EU aan de wijzigingen gebonden zijn omdat de TIR-Overeenkomst een
gebied bestrijkt waarop de EU exclusief bevoegd is. 

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 Zie Kamerstukken II 1977/78, 15 124 (R 1103), nr. 1, blz. 4.

 Zie Rubriek G van Trb. 2018, 18 Heruitgave.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).