[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2018D47272, datum: 2018-10-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Colombia; Bogotá, 5 juni 2018 (2018D47271)

Preview document (🔗 origineel)


Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van
Aruba, en de Republiek Colombia; Bogotá, 5 juni 2018 (Trb. 2018, 80)

TOELICHTENDE  NOTA

I. ALGEMEEN

Het Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve
van Aruba, en de Republiek Colombia (hierna: Verdrag) is het resultaat
van besprekingen tussen de Arubaanse en de Colombiaanse
luchtvaartautoriteiten. Aanleiding voor die besprekingen was de wens van
de twee partijen om de luchtvaartrelatie tussen Aruba en Colombia in een
Verdrag te regelen. Het afsluiten van een Verdrag werd door beide
partijen noodzakelijk geacht teneinde tegemoet te komen aan de
ontwikkelingen in de luchtvaart en meer in het bijzonder om tegemoet te
komen aan de commerciële en operationele wensen van de luchtvaartsector
van beide partijen. Tevens zijn in het Verdrag de standaardbepalingen
ten aanzien van veiligheid en beveiliging van de luchtvaart opgenomen
teneinde te voldoen aan de internationale verplichtingen ter zake.

Het Verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het
oordeel van de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de
zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door de
Republiek Colombia aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht toekent
op een vergunning voor de exploitatie van de overeengekomen
luchtdiensten op de in Bijlage bij het Verdrag omschreven routes onder
de voorwaarden als vervat in artikel 3, tweede lid. Verder worden aan de
door de respectieve partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen
rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd, met name in de
bepalingen met betrekking tot de toepasselijkheid van wet- en
regelgeving (artikel 5), gebruikersheffingen (artikel 9), douanerechten
(artikel 10), belastingen (artikel 11), tarieven (artikel 12),
capaciteit (artikel 13), mededingingswetgeving (artikel 14), beginsel
van wederzijdse non-discriminatie (artikel 15), valutaconversie en
overmaking van inkomsten (artikel 16), verkoop en promotie van
luchtvervoersdiensten (artikel 17), buitenlands personeel en toegang tot
lokale diensten (artikel 18), operationele flexibiliteit (artikel 19),
gronddiensten (artikel 20), coöperatie- en samenwerkingsovereenkomsten
(artikel 21) en goedkeuring van dienstregelingen (artikel 26).

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

II.1 Verdrag

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het Verdrag voorkomende,
voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen. 



Artikel 2 (Verlening van Rechten)

In artikel 2 worden de (vervoers)rechten opgesomd die de (aangewezen)
luchtvaartmaatschappijen onder het Verdrag mogen uitvoeren. Het vijfde
lid bepaalt dat het niet toegestaan is om passagiers en/of vracht tussen
bestemmingen op het grondgebied van de andere partij te vervoeren
(cabotage). 

Artikel 3 (Aanwijzing van Luchtvaartmaatschappijen)

Voor het uitvoeren van de overeengekomen luchtdiensten wordt in het
eerste lid van artikel 3 de aanwijzing voorzien van één of meer
luchtvaartmaatschappijen per partij. In het tweede lid wordt bepaald
onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden
verleend. In het derde lid wordt verder uitgewerkt wat verstaan moet
worden onder hoofdvestiging van een luchtvaartmaatschappij (tweede lid,
onderdeel a). In het vierde lid wordt het vereiste van daadwerkelijk
toezicht nader uitgewerkt (tweede lid, onderdeel b). 

Artikel 4 (Intrekking, Schorsing of Beperking van de Vergunning)

Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om
de op grond van artikel 3 aan de door de andere partij aangewezen
luchtvaartmaatschappijen verstrekte exploitatievergunningen te weigeren,
in te trekken of te schorsen of daaraan tijdelijke of permanente
voorwaarden te stellen. 

Artikel 5 (Toepasselijkheid van Wet- en Regelgeving)

In artikel 5 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de
luchtvaartuigen van de door de ene partij aangewezen
luchtvaartmaatschappijen dienen te voldoen aan wet- en regelgeving van
de andere partij ten aanzien van de binnenkomst op, het verblijf op,
doorreis of vertrek vanuit het grondgebied van deze partij. Dit geldt
ook voor passagiers, bemanning, vracht en post. 

Artikel 6 (Erkenning van Bewijzen en Vergunningen)

Artikel 6 bepaalt dat bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van
bevoegdheid en vergunningen die door de ene partij zijn uitgereikt of
geldig zijn verklaard, door de andere partij als geldig erkend moeten
worden, mits deze bewijzen en vergunningen voldoen aan eisen die gelijk
zijn aan of zwaarder zijn dan de minimumnormen van het op 7 december
1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart (Stb. 1947, H 165 en Trb. 1959, 45) (Verdrag van
Chicago). Elke partij behoudt echter het recht om de erkenning te
weigeren van bewijzen en vergunningen die aan haar eigen onderdanen zijn
toegekend door de andere partij.

Artikel 7 (Operationele Veiligheid) en Artikel 8 (Veiligheid van de
Luchtvaart)

De bepalingen over de operationele veiligheid en de veiligheid van de
luchtvaart zijn neergelegd in artikel 7 en in artikel 8. Hierin zijn een
procedure en een aanpak geregeld (inclusief de zogenaamde
platforminspecties) indien een partij twijfels heeft over de wijze
waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij
wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kan overleg
plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het vierde lid van
artikel 7 en het zesde lid van artikel 8 de mogelijkheid om de
vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars
grondgebied te schorsen of te wijzigen of veiligheidsmaatregelen te
nemen. Verder wordt in beide artikelen verwezen naar de door de
Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) vastgestelde
veiligheids- en beveiligingsstandaarden (de zogenaamde minimumnormen),
die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen
tussen Aruba en Colombia, in acht moeten worden genomen.

Artikel 9 (Gebruikersheffingen)

In dit artikel wordt overeengekomen dat partijen ervoor zorgen dat
gebruikersheffingen voor vergelijkbare diensten die aan de
luchtvaartmaatschappijen van de ene partij worden opgelegd niet hoger
zijn dan die worden opgelegd aan de luchtvaartmaatschappijen van de
andere partij. 

Artikel 10 (Douanerechten)

Artikel 10 bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen die op de in de Bijlage bij het Verdrag
vermelde routes opereren, alsmede de normale boorduitrustingsstukken,
technische verbruiksgoederen, reserveonderdelen, voorraden brandstof en
smeermiddelen, boordproviand en andere goederen op basis van
wederkerigheid vrijgesteld zijn van importrestricties, douanerechten,
verbruiksbelastingen, inspectiekosten en andere nationale rechten en
heffingen op het grondgebied van de andere partij, op voorwaarde dat de
normale boorduitrustingsstukken, technische verbruiksgoederen,
reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen, boordproviand
en andere goederen aan boord van het luchtvaartuig blijven totdat zij
weer worden uitgevoerd. 

Artikel 11 (Belastingen)

Artikel 11 bepaalt dat bij kwesties op het gebied van belastingheffing
de partijen gehouden zijn aan hun nationale wetgeving, tenzij een
verdrag inzake het vermijden van dubbele belasting op inkomen en
kapitaal tussen partijen anders bepaalt.

Artikel 12 (Tarieven)

Artikel 12 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en
onder welke voorwaarden de partijen kunnen interveniëren.

Artikel 13 (Capaciteit)

Artikel 13 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op
eerlijke en gelijke wijze elk van de overeengekomen routes als
neergelegd in de Bijlage bij het Verdrag mogen exploiteren en op basis
van commerciële overwegingen hun frequentie en capaciteit voor
internationaal luchtvervoer mogen bepalen.

Artikel 14 (Mededingingswetgeving)

In artikel 14 zijn bepalingen opgenomen teneinde de eerlijke
concurrentie tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide
partijen te waarborgen. 

Artikel 15 (Beginsel van Wederzijdse Non-discriminatie)

In artikel 15 wordt het beginsel van wederzijdse non-discriminatie nader
uitgewerkt.



Artikel 16 (Valutaconversie en Overmaking van Inkomsten)

Artikel 16 garandeert dat op basis van wederkerigheid de inkomsten uit
verkoopactiviteiten en aanverwante diensten van een aangewezen
luchtvaartmaatschappij mogen worden omgewisseld en overgemaakt naar het
buitenland tegen de op dat moment geldende wisselkoers en dat deze niet
worden belast.

Artikel 17 (Verkoop en Promotie van Luchtvervoersdiensten)

Artikel 17 verleent onder meer het recht aan de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen om, zowel online als offline, kantoren te
vestigen op het grondgebied van de andere partij ter verkoop van
internationale luchtvervoersdiensten en aanverwante diensten.

Artikel 18 (Buitenlands Personeel en Toegang tot Lokale Diensten)

Artikel 18 kent op basis van wederkerigheid het recht toe aan de
aangewezen luchtvaartmaatschappijen om vertegenwoordigers en benodigd
commercieel, operationeel en technisch personeel naar het grondgebied
van de andere partij te zenden en op het grondgebied van de andere
partij te doen verblijven of om het personeel in te schakelen van een
ander bedrijf dat daartoe gemachtigd is.

Artikel 19 (Operationele Flexibiliteit)

Artikel 19 maakt het mogelijk het overstappen van passagiers op (delen
van) de routes zoals neergelegd in de routetabel in de Bijlage bij het
Verdrag te faciliteren en – waar commercieel opportuun – gebruik te
maken van partners of geleased materieel mits de geldende eisen voor de
luchtvaartveiligheid worden nageleefd. 

Artikel 20 (Gronddiensten)

Artikel 20 bevat de wijze waarop de grondafhandelingsdiensten worden
geregeld. Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht om zijn
eigen grondafhandeling te verrichten, de grondafhandeling van een of
meer andere luchtvaartmaatschappijen te verrichten, zich met anderen te
verenigen om een dienstverlenende entiteit te vormen of een keuze te
maken uit concurrerende dienstverleners.

Artikel 21 (Coöperatie- en Samenwerkingsovereenkomsten)

In artikel 21 wordt de mogelijkheid van samenwerkingsverbanden geregeld.

Artikel 22 (Unieke Identificatiecode)

Artikel 22 bepaalt dat de partijen over en weer de identificatiecodes
van de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij erkennen. 

Artikel 23 (Chartervluchten en Niet-lijnvluchten)

Artikel 23 betreft chartervluchten en niet-lijnvluchten, waarop de
artikelen 5 tot en met 12 en 16, 20 en 25 van overeenkomstige toepassing
zijn.

Artikel 24 (Bescherming van het Milieu)

In artikel 24 onderstrepen de partijen het belang van het beschermen van
het milieu door het stimuleren van de duurzame ontwikkeling van de
luchtvaart.

Artikel 25 (Uitwisseling van Informatie en Levering van Statistieken) en
Artikel 26 (Goedkeuring van Dienstregelingen)

Artikel 25 en 26 regelen het verstrekken van informatie met betrekking
tot de dienstregelingen en operationele plannen aan de andere partij en
de goedkeuringsprocedure van dienstregelingen. Ook kan een partij de
andere partij en/of de door die partij aangewezen luchtvaartmaatschappij
verzoeken periodiek (statistische) informatie aan te leveren over de
uitgevoerde operaties.

Artikelen 27 tot en met 32 (Procedurele en slotbepalingen)

De artikelen 27 tot en met 32 bevatten louter procedurele
standaardbepalingen met betrekking tot onder meer overleg en wijzigingen
(artikel 27), beslechting van geschillen (artikel 28), beëindiging
(artikel 30) en inwerkingtreding (artikel 32). 

II.2 Bijlage

De Bijlage bij het Verdrag, die een integrerend onderdeel van het
Verdrag uitmaakt, bevat de routetabel met een open routeschema voor de
aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide partijen. De
luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen ter
invulling van deze Bijlage alleen binnen de door het Verdrag gestelde
kaders opereren. 

De Bijlage is, voor zover het de routetabel betreft, aan te merken als
zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de Bijlage,
voor wat betreft de routes, behoeven op grond van artikel 7, onderdeel
f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen
parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het
recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

III. KONINKRIJKSPOSITIE

Het Verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen
voor Aruba gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE   \* MERGEFORMAT 2 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).