[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2018D54330, datum: 2018-11-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Belarus inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Minsk, 12 juni 2018 (2018D54329)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de
Regering van de Republiek Belarus inzake samenwerking en wederzijdse
administratieve bijstand in douanezaken; Minsk, 12 juni 2018 (Trb. 2018,
81)

 

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

	In mei 2017 hebben afrondende besprekingen plaatsgevonden over een
verdrag inzake samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in
douanezaken tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Belarus (hierna: ā€˜het Verdragā€™). Deze onderhandelingen zijn gestart
op initiatief van de Republiek Belarus. Tijdens genoemde besprekingen
werd tussen de delegaties van het Koninkrijk der Nederlanden (hierna:
het Koninkrijk) en de Republiek Belarus (hierna: ā€˜Belarusā€™)
overeenstemming bereikt over de verdragstekst. Na afstemming van de
definitieve bewoordingen van de drie originele taalversies is het
Verdrag op 12 juni 2018 in Minsk ondertekend.

	Voor een effectief douaneoptreden en een betere bestrijding van
internationale fraude is het nodig te komen tot een versterkte
samenwerking tussen de douaneadministraties van de landen binnen het
Koninkrijk en van Belarus. Het Verdrag beoogt een bilateraal kader te
scheppen waarbinnen de nauwere samenwerking gestalte kan krijgen en
biedt de douanediensten van het Koninkrijk de mogelijkheid om
essentiƫle informatie uit te wisselen met de douane van Belarus.

	Het Verdrag dient ten eerste ter voorkoming, opsporing en bestrijding
van fraude met betrekking tot douanerechten en andere belastingen bij
invoer (ā€œklassiekeā€ smokkel). Voorts ondersteunt het Verdrag de
bestrijding van overtredingen van sanitaire en fytosanitaire
maatregelen, van de geneesmiddelenwetgeving, van verboden met betrekking
tot de in- of uitvoer van afvalstoffen en van andere verboden en
beperkingen bij in- en uitvoer, bijvoorbeeld wat betreft
namaakartikelen. Daarnaast kan het Verdrag middels de beoogde
informatie-uitwisseling ook bijdragen aan een betere informatiepositie
van de douaneadministraties en daarmee tot beter risicobeheer waardoor
de legitieme handel kan worden bevorderd. Dit Verdrag met Belarus kan
daarmee ook van belang zijn voor het Koninkrijk met het oog op de
recente groei in goederenverkeer en de verwachte verdere groei in handel
met Belarus. 

	



Wat betreft opzet en bewoordingen is het Verdrag goeddeels gebaseerd op
het modelverdrag dat is ontwikkeld door de Wereld Douane Organisatie
(WDO). Zoals het internationaal gebruikelijk is om op het gebied van de
verdragen ter voorkoming van dubbele belasting het modelverdrag van de
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) tot
uitgangspunt te nemen 

voor de onderhandelingen, zo wordt dit WDO-modelverdrag als basis
gebruikt voor bilaterale 

verdragen inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.
Het Verdrag regelt nauwkeurig hoever de samenwerking tussen de
douaneadministraties strekt en beperkt zich daarbij tot de maatregelen
die voor een doeltreffende samenwerking noodzakelijk zijn. 

	Het Verdrag ziet alleen op de administratieve samenwerking tussen
douaneautoriteiten en bestrijkt niet het terrein van de tussen
rechterlijke autoriteiten te verlenen internationale rechtshulp in
strafzaken.

	Naar het oordeel van de regering bevat Ć©Ć©n artikel van het Verdrag
eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94
Grondwet, die aan de burger rechtstreeks rechten toekennen of plichten
opleggen. Het betreft artikel 2, vierde lid, dat bepaalt dat door
personen geen recht aan het Verdrag kan worden ontleend om de
informatie-uitwisseling te beletten. 

	De Europese regelgeving over de bescherming van persoonsgegevens in de
EU is onlangs gewijzigd; met ingang van 25 mei 2018 is Verordening (EU)
2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening
gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) rechtstreeks van toepassing in
de EU-lidstaten en vanaf 6 mei 2018 moeten de EU-lidstaten Richtlijn
(EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog
op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van
strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende
het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit
2008/977/JBZ van de Raad (PbEU 2016, L 119) in beginsel hebben omgezet
in nationale wetgeving. Dit was aanleiding voor het Koninkrijk om de
wijze waarop de gegevensbescherming wordt geregeld in nieuwe
douaneverdragen te wijzigen. Voorheen werd er bij douaneverdragen een
bijlage opgenomen met de belangrijkste beginselen van bescherming van
persoonsgegevens. Nu is er gekozen voor een manier die beter aansluit
bij de nieuwe situatie. De gegevensbescherming is geregeld in artikel 20
van het Verdrag. In het eerste lid van dat artikel wordt bepaald dat op
basis van het Verdrag verstrekte persoonsgegevens ten minste beschermd
dienen te worden op het beschermingsniveau dat de wet- en regelgeving
van het verstrekkende land biedt. Hierdoor zullen persoonsgegevens die
door Nederland worden verstrekt op basis van het Verdrag in Belarus een
beschermingsniveau genieten dat ten minste gelijk is aan dat in
Nederland en in de Europese Unie. Partijen stellen elkaar vĆ³Ć³r
inwerkingtreding op de hoogte van alle relevante nationale wet- en
regelgeving. Pas daarna kan uitwisseling van persoonsgegevens op basis
van het Verdrag plaatsvinden. In geval van latere wijzigingen van de
wetgeving inzake bescherming persoonsgegevens zullen partijen elkaar
over de inhoud van die wijzigingen informeren. 

	Hoewel in het Verdrag de regeringen als verdragspartijen worden
genoemd, zal het Verdrag uiteraard tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Republiek Belarus gelden.

2. Europese Unie

	Het Verdrag verruimt, zoals in het algemene deel al aangegeven, de
mogelijkheden om informatie te krijgen en draagt zo bij aan een betere
informatiepositie van de beide douaneadministraties. Daardoor zal het
risicobeheer kunnen worden verbeterd en dat heeft mede tot gevolg dat
het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk nog doelmatiger de
verplichtingen die de EU oplegt, kan uitvoeren in overeenstemming met
het Unierecht. Het Caribische deel van het Koninkrijk (Bonaire, Sint
Eustatius en Saba, alsmede de landen Aruba, CuraƧao en Sint Maarten),
maakt geen deel uit van de Europese Unie en valt daarmee niet onder de
reikwijdte van het Unierecht.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

	Onder de term ā€œdouaneadministratieā€ wordt verstaan de centrale
nationale administratieve autoriteit die belast is met de uitvoering van
de regelingen waarop de in het Verdrag omschreven samenwerking
betrekking heeft. De Nederlandse diensten die in de eerste plaats in
aanmerking komen voor samenwerking in de zin van het Verdrag zijn de
Douane, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD), de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT). Ook andere diensten met specifieke
controletaken kunnen bij de samenwerking in het kader van het Verdrag
betrokken zijn. Omwille van de duidelijkheid naar de verdragspartner en
om het gevaar van versnippering van het aantal aanspreekpunten in het in
Europa gelegen deel van het Koninkrijk tegen te gaan, zal het Douane
Informatie Centrum (DIC) te Rotterdam worden aangewezen als centraal
aanspreekpunt. Het DIC geldt ook als aanspreekpunt voor Caribisch
Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). 

	Voor de Caribische landen van het Koninkrijk (Aruba, CuraƧao en Sint
Maarten) geldt ook dat diverse instanties, belast met de
tenuitvoerlegging van de douanewetgeving, onderscheidenlijk de
invordering van douanevorderingen, bij samenwerking in het kader van het
Verdrag betrokken kunnen worden. Voor Aruba zal de Directeur van het
Departement der Invoerrechten en Accijnzen worden aangewezen als
centraal aanspreekpunt, voor CuraƧao de Douane CuraƧao en voor Sint
Maarten de Dienst Douane ressorterend onder het Ministerie van Justitie.

	Het begrip ā€œdouanewetgevingā€ heeft, evenals het begrip
ā€œdouaneadministratieā€, in het Verdrag een ruimere betekenis dan die
welke daaraan in het algemeen wordt toegekend. Onder de werking van het
Verdrag vallen ten gevolge van deze definitie ook regelingen inzake de
in-, uit- en doorvoer van goederen, hoofdzakelijk betreffende:

douanerechten alsmede omzetbelasting en accijnzen geheven ter zake van
de invoer;

belastingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en
landbouwrestituties;

anti-dumpingrechten; en

 en het milieu. 

Bij de begripsomschrijvingen van artikel 1 is voorts een definitie van
persoonsgegevens opgenomen, die is ontleend aan artikel 2, onderdeel a,
van het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag tot
bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde
verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7). De overige definities
betreffen termen die in het Verdrag regelmatig worden gebruikt.

Artikel 2 (Reikwijdte van het Verdrag)

	Dit artikel omschrijft het kader waarbinnen de administratieve bijstand
wordt verleend, zowel vanuit nationaal perspectief als in internationaal
verband. Wat dit laatste betreft, moet voor Nederland met name worden
gedacht aan verplichtingen uit hoofde van de Europese regelgeving op dit
vlak.

Hier kan in het bijzonder worden verwezen naar Verordening (EG) nr.
515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand
tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de
samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de
juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PbEG 1997, L
82). Op basis van deze Verordening zijn de lidstaten verplicht om onder
bepaalde omstandigheden informatie door te geven aan de Europese
Commissie en andere lidstaten, ook indien deze informatie afkomstig is
van derde landen. Daarnaast wordt als gevolg van artikel 2, vijfde lid,
van het Verdrag onder meer rekening gehouden met (toekomstige)
verplichtingen van Nederland op het terrein van de wederzijdse
administratieve bijstand onder verdragen met andere lidstaten in het
kader van de Europese Unie. Daarbij valt te denken aan de op 18 december
1997 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst opgesteld op grond van
Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake
wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douane-administraties
(Trb. 1998, 174, ook wel bekend als Napels II). Verder bestaan er
diverse bilaterale verdragen met andere Europese landen die door de
toetreding van die landen tot de EU aan belang hebben ingeboet maar
onder omstandigheden nog wel toegepast kunnen worden. Belarus zal op de
hoogte worden gesteld wanneer in Europees kader informatie wordt
doorgegeven.

	Uitdrukkelijk is vastgelegd (eerste lid) dat het Verdrag voorziet in
het verlenen van 

administratieve bijstand tussen de verdragsluitende partijen. Onder
administratieve bijstand dient in dit verband doorgaans te worden
verstaan dat de aangezochte douaneadministratie informatie verstrekt ten
behoeve van de verzoekende douaneadministratie. In de regel geschiedt
dit naar aanleiding van een concreet geval waarbij de verzoekende
douaneadministratie bepaalde informatie nodig heeft om een
administratief onderzoek te kunnen afronden. Deze informatie kan
betrekking hebben op goederen, voorafgaande transacties in de logistieke
keten en op betrokken (rechts)personen. Ook kan bijstand worden verleend
ten behoeve van de invordering van bedragen die verschuldigd zijn aan de
douane. De uitvoering van de bijstand zal geschieden in overeenstemming
met de wettelijke en administratieve bepalingen van de verdragsluitende
partij die de administratieve bijstand verleent (tweede lid).

Artikel 3 (Informatie ten behoeve van de juiste toepassing en handhaving
van de douanewetgeving)

	Het eerste lid van deze bepaling regelt het verlenen van bijstand in de
zin van het verstrekken van informatie ten behoeve van de juiste
toepassing van de douanewetgeving. Het betreft zowel informatie waarvoor
een specifiek verzoek is gedaan door Ć©Ć©n van de douaneadministraties
als uit eigen beweging verstrekte gegevens, ten behoeve van de juiste
toepassing van de douanewetgeving en met het oog op het voorkomen,
onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving. De
douaneadministraties zullen elkaar informatie verstrekken met betrekking
tot nieuwe controle- en opsporingstechnieken, gesignaleerde
fraudepatronen en goederen en personen die zijn gerelateerd aan
inbreuken op de douanewetgeving. Ook het aanleveren van gegevens aan de
andere douaneadministratie ten behoeve van door deze in eigen regie te
verrichten risicoanalyses behoort tot de geboden mogelijkheden tot
samenwerking in het kader van het Verdrag.

	Het tweede lid bevat een uitwerking van de algemene bepaling over
uitwisseling van informatie, specifiek met betrekking tot de situatie
waarin geen zekerheid bestaat of goederen op rechtmatige wijze werden
in- of uitgevoerd. De vraag naar de rechtmatigheid van de invoer is in
het bijzonder van belang in die gevallen waarin, afhankelijk van de
uitvoer dan wel de eindbestemming, een gunstige behandeling wordt
toegestaan. Zo kan een verrekening van belasting of een restitutie dan
wel een ontheffing van een uitvoerverbod worden toegepast. Twijfel of
goederen werkelijk naar het andere land zijn uitgevoerd, kan worden
weggenomen wanneer de douaneadministratie van de andere verdragsluitende
partij verklaart dat de goederen op rechtmatige wijze in haar nationale
grondgebied zijn ingevoerd en onder welke douaneregeling zij daar
eventueel zijn gebracht.

Artikel 4 (Informatie over het beoordelen van douanerechten)

	Op verzoek zal de aangezochte douaneadministratie informatie
verstrekken aan de verzoekende douaneadministratie die redenen heeft om
aan de echtheid of juistheid van een aangifte te twijfelen.

Artikel 5 (Informatie over inbreuken op de douanewetgeving)

	Partijen informeren elkaar op verzoek of uit eigen beweging over
activiteiten die (kunnen) leiden of hebben geleid tot een inbreuk op de
douanewetgeving op het grondgebied van de andere partij.

Artikel 6 (Automatische informatieverstrekking) 

	Ingevolge deze bepaling in verbinding met artikel 21 van het Verdrag
kunnen de douaneadministraties afspreken dat zij elkaar informatie op
automatische wijze zullen doen toekomen en onder welke voorwaarden. Het
moet daarbij gaan om gegevens die ook ingevolge een van de andere
informatieartikelen van het Verdrag, al dan niet op verzoek en behoudens
het automatisme bij het verstrekken ervan, zouden mogen worden
uitgewisseld. Op dit moment zijn hierover tussen de douaneadministraties
nog geen afspraken gemaakt.



Artikel 7 (Vooraf verstrekken van informatie) 

	Ingevolge deze bepaling in verbinding met artikel 21 van het Verdrag
kunnen de douaneadministraties nadere afspraken maken over het
verschaffen van informatie over goederenzendingen voordat deze op het
grondgebied van de andere partij aankomen.

Artikel 8 (Spontane bijstand)

	In geval van een ernstige aantasting van de economie, de
volksgezondheid, de openbare veiligheid, inclusief de veiligheid van de
internationale goederenketen, of een ander vitaal belang van partijen,
zal de ene partij onverwijld en op eigen initiatief de andere partij
daarover informeren, indien mogelijk.

Artikel 9 (Toezicht op goederen, vervoermiddelen en opslagplaatsen)

	De bepaling voorziet in de mogelijkheid dat, indien twijfels zijn
gerezen over de legitimiteit van goederenbewegingen naar het grondgebied
van de andere verdragsluitende partij, bijzonder toezicht wordt gehouden
op de daarbij betrokken goederen, vervoermiddelen of opslagplaatsen ten
behoeve van de douaneadministratie van de andere verdragsluitende
partij.

Artikel 10 (Deskundigen en getuigen)

	Op verzoek kan de aangezochte douaneadministratie haar functionarissen
machtigen om ter zake van de uitvoering van de douanewetgeving als
deskundige of getuige te verschijnen in een gerechtelijke of
administratieve procedure op het grondgebied van de verzoekende
verdragsluitende partij. In dit verzoek zal worden vermeld om welke
soort procedure het gaat en op basis van welke status de deskundige
wordt opgeroepen om te getuigen.

Artikel 11 (Gezamenlijke teams)

	Verdragsluitende partijen kunnen gezamenlijke teams vormen die
gecoƶrdineerde activiteiten ondernemen om bepaalde inbreuken op
douanewetgeving aan te tonen en tegen te gaan.

Artikel 12 (Vorm en inhoud van verzoeken)

	Dit artikel bevat voorschriften met betrekking tot vorm en inhoud van
het verzoek. Verzoeken moeten in principe schriftelijk worden ingediend,
maar in urgente gevallen kan worden volstaan met een mondeling of
elektronisch verzoek. Een dergelijk verzoek wordt vervolgens zo snel
mogelijk bevestigd door middel van een officiƫle brief. 

	Een douaneadministratie zal slechts om originele informatie (zoals
originele documenten) verzoeken indien kopieƫn niet volstaan.
Dergelijke informatie dient zo spoedig mogelijk weer te worden
teruggezonden. 

Artikel 13 (Communicatie)

	Dit artikel regelt bij wie een verzoek om bijstand wordt gedaan. In het
geval dat de douane autoriteit bij wie het verzoek is ingediend niet de
bevoegde instantie is om aan het verzoek te voldoen, wordt het verzoek
direct doorgestuurd naar de bevoegde instantie. 

Artikel 14 (Vergaren van informatie) 

	Op basis van dit artikel stelt de aangezochte douaneadministratie een
onderzoek in, indien zij niet zelf beschikt over de gevraagde
informatie. Het onderzoek kan bijvoorbeeld inhouden dat de Nederlandse
douane, om tegemoet te komen aan een verzoek van de douane van Belarus,
in overeenstemming met de Nederlandse wettelijke en administratieve
bepalingen bij een bedrijf een administratieve controle
(boekenonderzoek) verricht.

Artikel 15 (Aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de
andere verdragsluitende partij) 

	Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van aanwezigheid van
douanefunctionarissen op elkaars grondgebied. Vooral als het gaat om
onderzoeken waarin een groot deel van de benodigde gegevens in een
bepaalde zaak zich bevindt in het andere land, bijvoorbeeld bij dubbele
facturering of bij een niet rechtmatig beƫindigd transport van goederen
tussen Belarus en een van de landen binnen het Koninkrijk, kan het
onderzoek worden versneld indien functionarissen van de verzoekende
douaneadministratie direct informatie verkrijgen van de bevoegde
eenheden van de aangezochte administratie, dan wel in een adviserende
rol aanwezig zijn bij onderzoeken te verrichten door functionarissen van
de aangezochte douaneadministratie. 

	Dit artikel regelt voorts de voorwaarden waaronder van de mogelijkheid
van aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de andere
partij gebruik kan worden gemaakt.	Zo is bijvoorbeeld vastgelegd dat
functionarissen van een douaneadministratie zich steeds als zodanig
dienen te kunnen legitimeren, zolang zij uit hoofde van het Verdrag
aanwezig zijn op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij.

Artikel 16 (Weigeringsgronden)

	Het artikel bevat de gronden waarop het verlenen van bijstand kan
worden geweigerd, afhankelijk kan worden gesteld van het nakomen van
bepaalde voorwaarden of, in voorkomend geval, kan worden uitgesteld. Van
de kant van het Koninkrijk zal krachtens dit artikel bijvoorbeeld geen
bijstand worden verleend als deze wordt gevraagd ten behoeve van
onderzoek in een zaak die in het Koninkrijk al onderwerp is geweest van
een strafvervolging. Hetzelfde geldt bij een nog lopende
strafrechtelijke procedure. Informatie wordt sowieso niet verstrekt
voordat daartoe toestemming van de desbetreffende gerechtelijke
autoriteit verkregen is. Deze autoriteit kan de nodige waarborgen
verlangen om te voorkomen dat de gegevens in het verzoekende land worden
gebruikt om tegen dezelfde verdachte een strafvervolging voor hetzelfde
feit te beginnen. De redenen voor het afzien of uitstellen van het
verlenen van de bijstand dienen aan de andere partij te worden
medegedeeld.

Artikel 17 (Kosten)

	De douaneadministraties zien in beginsel af van alle vorderingen tot
terugbetaling van de door hen onder het Verdrag gemaakte kosten. Hiervan
worden uitgezonderd de gemaakte kosten voor deskundigen en getuigen,
tolken en vertalers die niet in dienst van de overheid zijn; die kosten
zullen worden gedekt door de verzoekende douaneautoriteit.

Artikel 18 (Gebruik van informatie)

	De verkregen informatie mag door de bevoegde douaneautoriteiten slechts
worden gebruikt voor de doeleinden van het Verdrag. Gebruik van de
informatie voor andere doeleinden of door andere autoriteiten is alleen
toegestaan indien de douaneadministratie die de informatie heeft
verstrekt daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. Bovendien
mag die douaneadministratie voorwaarden aan het gebruik voor andere
doeleinden verbinden. Voor een beoogd gebruik in Belarus voor
strafrechtelijke doeleinden van door de Nederlandse douaneadministratie
verstrekte informatie is bijvoorbeeld steeds (voorafgaande) toestemming
vereist van het bevoegde Openbaar Ministerie of de bevoegde rechter.

Artikel 19 (Vertrouwelijkheid van informatie)

	Aangezien de in het Verdrag bedoelde informatie dikwijls van
vertrouwelijke aard is, moet worden gewaakt voor misbruik daarvan. Dit
artikel schrijft voor dat op grond van het Verdrag verkregen informatie
zeer zorgvuldig moet worden behandeld. In het land waar de informatie
wordt ontvangen, dient deze informatie vertrouwelijk te worden
behandeld. 

Artikel 20 (Persoonsgegevens)

	In het land waar de informatie wordt ontvangen, dient voor deze
informatie aldaar ten minste hetzelfde niveau van bescherming te gelden
als voor soortgelijke informatie krachtens het nationale recht van het
informatieverstrekkende land het geval is. 

	Het verstrekken van persoonsdata dient te geschieden overeenkomstig de
regelgeving van het verstrekkende land. Verdragsluitende partijen
stellen elkaar in kennis van de relevante regelgeving op het gebied van
de bescherming van persoonsgegevens. De uitwisseling van informatie
vindt niet eerder plaats dan dat partijen elkaar hiervan in kennis
hebben gesteld. Bovendien informeren partijen elkaar direct indien de
relevante wetgeving is gewijzigd. 

Artikel 21 (Uitvoering en toepassing van het Verdrag)

	De douaneadministraties kunnen ter regeling van de praktische aspecten
bij de uitvoering van het Verdrag nadere afspraken maken binnen de
kaders van dit Verdrag. De douaneadministraties kunnen ook aparte
overeenkomsten tussen instanties afsluiten, over verschillende
technische zaken van gemeenschappelijk belang. Het Koninkrijk der
Nederlanden geeft er de voorkeur aan deze afspraken de vorm te geven van
een Memorandum van Overeenstemming. In dit Verdrag is op verzoek van
Belarus vastgelegd dat deze afspraken ook de vorm van een verdrag kunnen
krijgen. Indien de afspraken ter uitvoering van een specifiek artikel
van het Verdrag worden vastgelegd in een verdrag kan dit beschouwd
worden als een uitvoeringsverdrag dat op grond van artikel 7, onderdeel
b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen
parlementaire goedkeuring behoeft, behoudens het bepaalde in artikel 8
van die Rijkswet. 

Artikel 22 (Territoriale toepassing)

	Het Verdrag zal voor het gehele Koninkrijk gelden. De term
ā€œgrondgebiedā€ in dit artikel wordt conform internationaal recht
geĆÆnterpreteerd. 

Artikel 23 (Herziening en wijziging)

	Verdragsluitende partijen kunnen op elk gewenst moment op verzoek van
een van de partijen bijeenkomen voor herziening van het Verdrag. 

Artikel 24 (Duur, inwerkingtreding en beƫindiging)

	Dit artikel bepaalt dat het Verdrag in beginsel voor onbepaalde duur
van kracht is. Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de
derde maand nadat beide landen elkaar via diplomatieke kanalen hebben
genotificeerd dat de vereiste nationale procedures zijn doorlopen.

	Iedere verdragsluitende partij heeft de mogelijkheid de andere partij
in te lichten over het voornemen tot opzegging van het Verdrag. Indien
dit aan de orde is, geldt een minimale opzegtermijn van zes maanden.

4. Koninkrijkspositie

	Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Verdrag voor het
gehele Koninkrijk gelden. 

De Staatssecretaris van Financiƫn,

De Minister van Buitenlandse Zaken, 

 http://www.wcoomd.org/en/topics/enforcement-and-compliance/instruments-
and-tools/~/media/DFAAF3B7943E4A53B12475C7CE54D8BD.ash

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).

De verboden over invoer en uitvoer staan in de Erfgoedwet (2016). Het
gaat om behoud van het roerend cultureel erfgoed van een land. De term
voor de goederen is ā€˜cultuurgoederenā€™.