Bekostigingssystematiek rechtspraak
Rechtsstaat en Rechtsorde
Brief regering
Nummer: 2018D54656, datum: 2018-11-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29279-468).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 29279 -468 Rechtsstaat en Rechtsorde.
Onderdeel van zaak 2018Z21205:
- Indiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2018-11-20 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-11-21 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-01-31 14:30: Rechtspraak (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-02-06 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 468 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 november 2018
In zijn brief aan uw Kamer van 27 september 2016 is de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie uitgebreid ingegaan op de positionering en de financiering van de rechtspraak.1 Daarbij is ook aandacht besteed aan de wijze waarop de rechtspraak bekostigd wordt, de bekostigingssystematiek.2 Op drie punten is toen toegezegd dat met de Raad voor de rechtspraak (verder: Raad) zou worden overlegd over mogelijke verbeteringen in het stelsel: 1. de afwijking van de instroomprognose, 2. de wijze van werklastmeting en 3. de middelen voor modernisering en innovatie.
Een ambtelijke werkgroep bestaande uit medewerkers van mijn departement en van de Raad voor de rechtspraak heeft vervolgens de problematiek en oplossingsrichtingen verkend. Naar aanleiding hiervan hebben mijn ministerie en de Raad voor de rechtspraak een onafhankelijke externe deskundige, drs. P.J.C.M. van den Berg, gevraagd advies uit te brengen op een aantal onderdelen van de bekostigingssystematiek. Dit advies is recent opgeleverd en treft u bij deze brief aan3.
Het advies ziet achtereenvolgens op de onderwerpen innovatiekosten, werklastmeting, overige niet direct productiegerelateerde kosten, en volumeramingen. Ten aanzien van de innovatiekosten luidt het advies om deze kosten niet langer op te nemen in de productiegerelateerde bijdrage (de prijs) maar deze (lump sum) op te nemen in de bijdrage voor overige uitgaven. Als verdergaande variant hierop bevat het advies de aanbeveling de centrale kosten van de Raad en de ondersteunende kosten van de gerechten buiten de productiegerelateerde bekostiging van de rechtspraak te laten en deze te bekostigen via een voor drie jaar vast te stellen bijdrage.
Op dit moment wordt de rechtspraak voor ongeveer 95% bekostigd op basis van outputfinanciering (afgesproken prijs x het aantal afgedane zaken). In de prijzen zijn alle kosten voor innovatie, huisvesting en centrale diensten verdisconteerd. Bij oplopende productie betekent dit dat er meer budget beschikbaar is voor bijvoorbeeld innovatie en dat daarvoor reserves kunnen worden opgebouwd. Bij afnemende productie is er minder budget beschikbaar. Nu de productie de afgelopen jaren is teruggelopen en het eigen vermogen is uitgeput, is minder budget voor innovatie beschikbaar, terwijl de kosten voor innovatie niet een-op-een gerelateerd kunnen worden aan de productie. Ik heb over het advies overleg gevoerd met de Raad en ik herken dit knelpunt en onderschrijf de aanbeveling die op dit punt is gedaan. Ik heb met de Raad afgesproken dat in gezamenlijk overleg een voorstel wordt uitgewerkt waarin wordt afgebakend welke elementen voortaan geen deel meer uit zouden moeten maken van de prijzen maar toch bij het proces van vaststellen van nieuwe prijzen kunnen worden betrokken. Daarbij wordt tevens betrokken in hoeverre aanpassing van regelgeving noodzakelijk is.
Ten aanzien van de omgang met de werklastmeting is een nadere uitwerking nodig. Ook hiervoor zal samen met de Raad een voorstel worden uitgewerkt.
Met betrekking tot de volumeraming is uitgangspunt dat voor de Rechtspraak niet een afwijkende ramingsmethodiek moet worden ontwikkeld dan voor de andere sectoren op JenV-terrein. Ik zal in het licht van het advies nader bezien welke verbetering hierin nog mogelijk is. Daarbij betrek ik ook het recente rapport van het WODC over het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ).4
Zodra meer inhoudelijk duidelijk is over de gewenste aanpassingen in de bekostigingssystematiek zal ik u hierover informeren. Ik streef er naar dat de uitkomsten van dit proces kunnen worden toegepast in de onderhandelingen over de prijzen voor de periode 2020–2022 die in de eerste helft van 2019 plaatsvinden.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker