[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota van wijziging

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nota van wijziging

Nummer: 2018D54905, datum: 2018-11-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34989-6).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 34989 -6 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering.

Onderdeel van zaak 2018Z13833:

Onderdeel van zaak 2018Z21325:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nr. 6 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 november 2018

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, vervalt in het voorgestelde tweede lid, onderdeel a (nieuw) «, of op grond van het recht van de Europese Unie gelijkgesteld is met een werknemer zoals bedoeld in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie».

B

Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

Na artikel 1.1a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.2. Instellingen en academische ziekenhuizen

Deze wet heeft betrekking op de volgende instellingen en academische ziekenhuizen:

a. de in artikel 1.8 bedoelde universiteiten, hogescholen, de Open Universiteit en de levensbeschouwelijke universiteiten,

b. rechtspersonen voor hoger onderwijs met volledige rechtsbevoegdheid die initiële opleidingen verzorgen met uitzondering van de Staat en rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die postinitiële masteropleidingen verzorgen met uitzondering van de Staat,

c. de in artikel 1.13, eerste lid, bedoelde academische ziekenhuizen, en

d. de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam en de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.

C

Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

1. Deze wet, met uitzondering van artikel IA, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

2. Artikel IA treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2017.

Toelichting

Onderdeel A

Door onderdeel A wordt een onbedoelde dubbeling geschrapt uit het nieuwe tweede lid van artikel 2.14 van de WSF 2000. Er was geregeld dat onder andere aanspraak gemaakt kon worden op meeneembare studiefinanciering door zowel degene die gebruik heeft gemaakt van het vrij verkeer als degene die op grond van het recht van de Europese Unie is gelijkgesteld met een werknemer. Degene die gelijkgesteld is met een werknemer op grond van het recht van de Europese Unie heeft eveneens gebruik gemaakt van het vrij verkeer. De zinsnede over degene die gelijkgesteld is met een werknemer op grond van het recht van de Europese Unie kan dan ook komen te vervallen. Bij algemene maatregel van bestuur zal, conform de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie1, worden geregeld dat degene die gelijkgesteld is met een werknemer op grond van het recht van de Europese Unie een band heeft met Nederland, hierdoor kan hij aanspraak blijven maken op meeneembare studiefinanciering.

Onderdelen B en C

Bij de inwerkingtreding van de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs (Stb. 2017, 97) is artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) komen te vervallen. In dit artikel werd de reikwijdte van de WHW aangegeven (te weten: instellingen voor hoger onderwijs, academische ziekenhuizen en instellingen voor wetenschappelijk onderzoek).

De overwegingen om dit artikel te laten vervallen waren destijds, dat de benodigde reikwijdtebepalingen al aan het begin van de hoofdstukken staan, dan wel aan het begin van titels. Bovendien dekt artikel 1.2 niet de volledige lading omdat de WHW ook betrekking heeft op bijvoorbeeld de rechtsbescherming van studenten en op de NVAO, aldus de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.2

Die overwegingen gelden nog steeds. Recent is echter duidelijk geworden dat de verwijzing naar artikel 1.2 WHW ook in andere wet- en regelgeving, onder meer in het Besluit studiefinanciering 2000, wordt gebruikt om aan te geven op welke instellingen de betreffende regeling van toepassing is. Doordat artikel 1.2 van de WHW is vervallen, kan in die andere regelingen onduidelijkheid ontstaan over de reikwijdte daarvan. Om deze onduidelijkheid weg te nemen, wordt voorgesteld om artikel 1.2 opnieuw in te voeren in de WHW. Echter niet als reikwijdtebepaling, maar uitsluitend als opsomming van de instellingen en academische ziekenhuizen waarop de WHW betrekking heeft. Dat laat dus onverlet dat de WHW ook nog andere actoren en doelgroepen kent. Het opschrift en de aanhef van de bepaling worden in verband hiermee aangepast. De opsomming van instellingen en academische ziekenhuizen blijft echter identiek aan die in het oude artikel 1.2.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven


  1. Hof van Justitie van de Europese Unie 14 juni 2012, ECLI:EU:C:2012:346, ro. 88.↩︎

  2. Kamerstukken II 2015/16, 34 412, nr. 3, p. 25.↩︎