[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst 35033

Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet modernisering kleineondernemersregeling)

Eindtekst

Nummer: 2018D55379, datum: 2018-11-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2018Z16288:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

15 november 2018



	Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet modernisering
kleineondernemersregeling)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een aantal
wijzigingen aan te brengen in de Wet op de omzetbelasting 1968 wat
betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemers;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11, eerste lid, onderdeel b, ten vijfde, komt te luiden: 

5°. de verhuur van onroerende zaken, andere dan gebouwen en gedeelten
daarvan welke als woning worden gebruikt, door een verhuurder, die niet
de vrijstelling, bedoeld in artikel 25, eerste lid, toepast, aan
personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een
volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van de belasting op de
voet van   HYPERLINK "http://wetten.overheid.nl/BWBR0002629/2018-01-01"
\l "HoofdstukII_Afdeling4_Artikel15"  artikel 15  bestaat mits de
verhuurder en de huurder blijkens de schriftelijke huurovereenkomst
daarvoor hebben gekozen of in andere gevallen gezamenlijk een verzoek
daartoe aan de inspecteur hebben gedaan en overigens voldoen aan bij
ministeriële regeling te stellen voorwaarden;.

B

Aan artikel 23 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Dit artikel is niet van toepassing voor ondernemers die de
vrijstelling van belasting bedoeld in artikel 25, eerste lid, toepassen.


C

Het opschrift van hoofdstuk V, afdeling 1, komt te luiden:

AFDELING 1 VRIJSTELLING VAN BELASTING (KLEINE ONDERNEMERS).

D

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

1. Een ondernemer die in Nederland is gevestigd of aldaar een vaste
inrichting heeft en van wie de omzet in een kalenderjaar in Nederland
niet meer bedraagt dan € 20.000 kan kiezen voor toepassing van
vrijstelling van belasting ter zake van door hem in dat en volgende
kalenderjaren verrichte leveringen van goederen en diensten. De
vrijstelling is niet van toepassing op leveringen van nieuwe
vervoermiddelen die door of voor rekening van de verkoper of afnemer
worden verzonden of vervoerd naar een plaats in een andere lidstaat en
op de levering van onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn
onderworpen die de ondernemer in zijn bedrijf heeft gebruikt.

2. De omzet, bedoeld in het eerste lid, wordt gevormd door de som van de
vergoedingen voor de door de ondernemer verrichte leveringen van
goederen en diensten:

a. voor zover deze zonder toepassing van het eerste lid belast zouden
zijn in Nederland;

b. die in Nederland zijn vrijgesteld bij of krachtens artikel 11, eerste
lid, onderdelen a, b, i en j, en verzekeringsdiensten, tenzij die
leveringen van goederen en diensten met andere handelingen samenhangende
handelingen zijn; 

c. waarvoor aan de afnemer teruggaaf of ontheffing wordt verleend op de
voet van artikel 24, eerste of tweede lid; of

d. waarvoor bij of krachtens artikel 39 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen aan de afnemer vrijstelling van omzetbelasting wordt
verleend.

3. In afwijking van het tweede lid wordt bij de vaststelling van de
omzet niet in aanmerking genomen de vergoeding voor de levering van door
de ondernemer in zijn bedrijf gebruikte:

a. onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen; 

b. roerende zaken waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de
vennootschapsbelasting afschrijft of waarop hij zou kunnen afschrijven
indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen. 

4. De ondernemer die de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid,
toepast, heeft geen recht op aftrek van belasting als bedoeld in artikel
2 en mag op de factuur op geen enkele wijze melding maken van
omzetbelasting.

5. De ondernemer die de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid,
toepast, is ontheven van verplichtingen, opgelegd bij of krachtens de
artikelen 34, 34c tot en met 35b en 37a. De ontheffing geldt niet met
betrekking tot de aan deze ondernemer verrichte leveringen van goederen
en diensten, bedoeld in:

a. artikel 12, tweede, derde en vijfde lid; en

b. artikel 17f, tenzij het een verworven goed betreft als bedoeld in
artikel 1a, eerste lid, onderdeel a.

6. Indien de ondernemer kiest voor de toepassing van de vrijstelling,
bedoeld in het eerste lid, dient deze ondernemer hiervan melding te doen
uiterlijk vier weken voorafgaand aan het belastingtijdvak waarin de
vrijstelling toepassing vindt op een door de inspecteur voorgeschreven
wijze. De inspecteur kan bij voor bezwaar vatbare beschikking beslissen
dat de ondernemer niet in aanmerking komt voor toepassing van de
vrijstelling, indien aannemelijk is dat niet zal worden voldaan aan de
gestelde voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling. 

7. De toepassing van de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt
tot wederopzegging door de ondernemer doch ten minste voor drie jaren na
aanvang van de toepassing van de vrijstelling. De ondernemer kan pas
drie jaren na die wederopzegging opnieuw kiezen voor de toepassing van
de vrijstelling. 

8. Bij overschrijding van de omzetdrempel, genoemd in het eerste lid,
gedurende een kalenderjaar is de vrijstelling niet van toepassing op de
levering van het goed of de dienst waardoor die overschrijding tot stand
komt en op alle daaropvolgende leveringen van goederen en diensten. De
ondernemer kan pas drie jaren na die overschrijding van de omzetdrempel
opnieuw kiezen voor de toepassing van de vrijstelling.  

9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake
de toepassing van dit artikel.

E

Artikel 28b, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden: 

c. een ondernemer die de vrijstelling, bedoeld in artikel 25, eerste
lid, toepast, mits het een in zijn bedrijf gebruikte roerende zaak
betreft waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de
vennootschapsbelasting afschrijft of waarop hij zou kunnen afschrijven
indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen;.

F

In artikel 37a, eerste lid, wordt “uitgezonderd die bedoeld in het
artikel 7, zesde lid” vervangen door “uitgezonderd die bedoeld in
artikel 7, zesde lid, of artikel 25”.

ARTIKEL II

Artikel 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968 en de krachtens dat
artikel bij ministeriële regeling vastgestelde regels, zoals dat
artikel en die regels luidden op 31 december 2019, blijven van
toepassing met betrekking tot de omzetbelasting die verschuldigd is
vóór 1 januari 2020.

ARTIKEL III

1. De ondernemer die met ingang van 1 januari 2020 de vrijstelling,
bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968,
zoals dat artikel komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, wil
toepassen, dient hiervan melding te doen bij de inspecteur uiterlijk 20
november 2019 op een door de inspecteur voorgeschreven wijze. De
inspecteur kan bij voor bezwaar vatbare beschikking beslissen dat de
ondernemer niet in aanmerking komt voor toepassing van de vrijstelling,
indien aannemelijk is dat niet zal worden voldaan aan de gestelde
voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling.

2. De ondernemer die op 31 december 2019 is ontheven van de
verplichtingen, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de Wet op de
omzetbelasting 1968, zoals dat artikel luidde op die datum, wordt geacht
de melding, bedoeld in het eerste lid, te hebben gedaan. In afwijking
van artikel 25, zevende lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, zoals
dat artikel komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, kunnen
deze ondernemers toepassing van de vrijstelling door wederopzegging
beëindigen vóór 1 januari 2023.

3. Het tweede lid is niet van toepassing op de ondernemer die in het
kalenderjaar 2020 aannemelijk niet gaat voldoen aan de gestelde
voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling, bedoeld in artikel
25 van de Wet op de omzetbelasting 1968, zoals dat artikel komt te
luiden na inwerkingtreding van artikel I.  

ARTIKEL IV

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juni 2019.

2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen I en II in
werking met ingang van 1 januari 2020.

ARTIKEL V

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet modernisering
kleineondernemersregeling.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   5