[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2019D02901, datum: 2019-01-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Thailand inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Bangkok, 27 september 2018 (2019D02899)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Thailand
inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Bangkok, 27
september 2018 (Trb. 2018, 177)

 

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

	In januari 2018 hebben afrondende besprekingen plaatsgevonden over een
verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Thailand
(hierna: ā€˜het Verdragā€™). De onderhandelingen zijn gestart op
initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden. Tijdens genoemde
besprekingen werd tussen de delegaties van het Koninkrijk der
Nederlanden (hierna: het Koninkrijk) en het Koninkrijk Thailand (hierna:
Thailand) overeenstemming bereikt over de verdragstekst. 

	Voor een effectief douaneoptreden en een betere bestrijding van
internationale fraude is het nodig te komen tot een versterkte
samenwerking tussen de douaneadministraties van de landen binnen het
Koninkrijk en van Thailand. Het Verdrag beoogt een bilateraal kader te
scheppen waarbinnen de nauwere samenwerking gestalte kan krijgen en
biedt de douanediensten van het Koninkrijk de mogelijkheid om
essentiƫle informatie uit te wisselen met de douane van Thailand.

	 Het Verdrag dient ten eerste ter voorkoming, opsporing en bestrijding
van fraude met betrekking tot douanerechten en andere belastingen bij
invoer (ā€œklassiekeā€ smokkel). Voorts ondersteunt het Verdrag de
bestrijding van overtredingen van sanitaire en fytosanitaire
maatregelen, van de geneesmiddelenwetgeving, van verboden met betrekking
tot de in- of uitvoer van afvalstoffen en van andere verboden en
beperkingen bij in- en uitvoer, bijvoorbeeld wat betreft
namaakartikelen. Daarnaast kan het Verdrag middels de beoogde
informatie-uitwisseling ook bijdragen aan een betere informatiepositie
van de douaneadministraties en daarmee tot beter risicobeheer waardoor
de legitieme handel kan worden bevorderd. Dit Verdrag kan daarmee ook
van belang zijn voor het Koninkrijk met het oog op de recente groei in
goederenverkeer en de verwachte verdere groei in handel met Thailand. 

	Wat betreft opzet en bewoordingen is het Verdrag goeddeels gebaseerd op
het modelverdrag dat is ontwikkeld door de Wereld Douane Organisatie
(WDO). Zoals het internationaal gebruikelijk is om op het gebied van de
verdragen ter voorkoming van dubbele belasting het modelverdrag van de
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) tot
uitgangspunt te nemen voor de onderhandelingen, zo wordt dit
WDO-modelverdrag als basis gebruikt voor bilaterale 

verdragen inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.
Het Verdrag regelt nauwkeurig hoever de samenwerking tussen de
douaneadministraties strekt en beperkt zich daarbij tot de maatregelen
die voor een doeltreffende samenwerking noodzakelijk zijn. Het Verdrag
ziet alleen op de administratieve samenwerking tussen douaneautoriteiten
en bestrijkt niet het terrein van de tussen rechterlijke autoriteiten te
verlenen internationale rechtshulp in strafzaken.

	Naar het oordeel van de regering bevat Ć©Ć©n artikel van het Verdrag
eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94
Grondwet, die aan de burger rechtstreeks rechten toekennen of plichten
opleggen. Het betreft artikel 2, vijfde lid, dat bepaalt dat door
personen geen recht aan het Verdrag kan worden ontleend om de
informatie-uitwisseling te beletten. 

	De Europese regelgeving over de bescherming van persoonsgegevens in de
EU is onlangs gewijzigd; met ingang van 25 mei 2018 is Verordening (EU)
2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening
gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) rechtstreeks van toepassing in
de EU-lidstaten en vanaf 6 mei 2018 moeten de EU-lidstaten Richtlijn
(EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog
op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van
strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende
het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit
2008/977/JBZ van de Raad (PbEU 2016, L 119) in beginsel hebben omgezet
in nationale wetgeving. Dit was aanleiding voor het Koninkrijk om de
wijze waarop de gegevensbescherming wordt geregeld in nieuwe
douaneverdragen te wijzigen. Voorheen werd er bij douaneverdragen een
bijlage opgenomen met de belangrijkste beginselen van bescherming van
persoonsgegevens. Nu is er gekozen voor een manier die beter aansluit
bij de nieuwe situatie. De gegevensbescherming is geregeld in artikel 13
van het Verdrag. In het vierde lid van dat artikel wordt bepaald dat op
basis van het Verdrag verstrekte persoonsgegevens ten minste beschermd
dienen te worden op het beschermingsniveau dat de wet- en regelgeving
van het land dat de gegevens verstrekt, garandeert. Hierdoor zullen
persoonsgegevens die vanuit het Koninkrijk worden verstrekt op basis van
het Verdrag in Thailand een beschermingsniveau genieten dat ten minste
gelijk is aan dat in Nederland en in de Europese Unie. Partijen stellen
elkaar vĆ³Ć³r inwerkingtreding op de hoogte van alle relevante nationale
wet- en regelgeving die, wat Nederland betreft, zijn oorsprong vindt in
de hiervoor genoemde Verordening en Richtlijn van de Europese Unie. Pas
daarna kan uitwisseling van persoonsgegevens op basis van het Verdrag
plaatsvinden. In geval van wijzigingen van de wetgeving inzake de
bescherming van persoonsgegevens na inwerkingtreding van het Verdrag
zullen partijen elkaar over de inhoud van die wijzigingen informeren. 

	 

2. Europese Unie

	Het Verdrag verruimt, zoals in het algemene deel al aangegeven, de
mogelijkheden om informatie te krijgen en draagt zo bij aan een betere
informatiepositie van de beide douaneadministraties. Daardoor zal het
risicobeheer kunnen worden verbeterd en dat heeft mede tot gevolg dat
het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk nog doelmatiger de
verplichtingen die de EU oplegt, kan uitvoeren in overeenstemming met
het Unierecht. Het Caribische deel van het Koninkrijk (Bonaire, Sint
Eustatius en Saba, alsmede de landen Aruba, CuraƧao en Sint Maarten),
maakt geen deel uit van de Europese Unie en valt daarmee niet onder de
reikwijdte van het Unierecht.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

	Onder de term ā€œdouaneadministratieā€ wordt verstaan de centrale
nationale administratieve autoriteit die belast is met de uitvoering van
de regelingen waarop de in het Verdrag omschreven samenwerking
betrekking heeft. De Nederlandse diensten die in de eerste plaats in
aanmerking komen voor samenwerking in de zin van het Verdrag zijn de
Douane, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD), de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT). Ook andere diensten met specifieke
controletaken kunnen bij de samenwerking in het kader van het Verdrag
betrokken zijn. Omwille van de duidelijkheid naar de verdragspartner en
om het gevaar van versnippering van het aantal aanspreekpunten in het in
Europa gelegen deel van het Koninkrijk tegen te gaan, zal het Douane
Informatie Centrum (DIC) te Rotterdam worden aangewezen als centraal
aanspreekpunt. Het DIC geldt ook als aanspreekpunt voor Caribisch
Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). 

	Voor de Caribische landen van het Koninkrijk (Aruba, CuraƧao en Sint
Maarten) geldt ook dat diverse instanties, belast met de
tenuitvoerlegging van de douanewetgeving, bij samenwerking in het kader
van het Verdrag betrokken kunnen worden. Voor Aruba zal de Directeur van
het Departement der Invoerrechten en Accijnzen worden aangewezen als
centraal aanspreekpunt, voor CuraƧao de Douane CuraƧao en voor Sint
Maarten de Dienst Douane ressorterend onder het Ministerie van Justitie.

	Het begrip ā€œdouanewetgevingā€ heeft, evenals het begrip
ā€œdouaneadministratieā€, in het Verdrag een ruimere betekenis dan die
welke daaraan in het algemeen wordt toegekend. Onder de werking van het
Verdrag vallen ten gevolge van deze definitie in ruime zin ook
regelingen inzake de in-, uit- en doorvoer van goederen, hoofdzakelijk
betreffende:

douanerechten alsmede omzetbelasting en accijnzen geheven ter zake van
de invoer;

belastingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en
landbouwrestituties;

anti-dumpingrechten; en

verboden, beperkingen en controlemaatregelen inzake het
grensoverschrijdende goederenverkeer ter bescherming van financiƫle,
economische (landbouweconomische daaronder begrepen), veterinaire en
fytosanitaire belangen en ter bescherming van de veiligheid van de
internationale logistieke keten, de openbare orde, de volksgezondheid,
het cultureel erfgoed en het milieu. 

Bij de begripsomschrijvingen van artikel 1 is voorts een definitie van
persoonsgegevens opgenomen, die is ontleend aan artikel 2, onderdeel a,
van het op 28 januari 1981 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag tot
bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde
verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7). De overige definities
betreffen termen die in het Verdrag regelmatig worden gebruikt.

Artikel 2 (Reikwijdte van het Verdrag)

	Uitdrukkelijk is vastgelegd (eerste lid) dat het Verdrag voorziet in
het verlenen van 

administratieve bijstand tussen de verdragsluitende partijen. Onder
administratieve bijstand dient in dit verband doorgaans te worden
verstaan dat de aangezochte douaneadministratie informatie verstrekt ten
behoeve van de verzoekende douaneadministratie. In de regel geschiedt
dit naar aanleiding van een concreet geval waarbij de verzoekende
douaneadministratie bepaalde informatie nodig heeft om een
administratief onderzoek te kunnen afronden. Deze informatie kan
betrekking hebben op goederen, voorafgaande transacties in de logistieke
keten en op betrokken (rechts)personen. De uitvoering van de bijstand
zal geschieden in overeenstemming met de wettelijke en administratieve
bepalingen van de verdragsluitende partij die de administratieve
bijstand verleent (tweede lid).

	Dit artikel omschrijft voorts het kader waarbinnen de administratieve
bijstand wordt verleend, zowel vanuit nationaal perspectief als in
internationaal verband. Wat dit laatste betreft, moet voor Nederland met
name worden gedacht aan verplichtingen uit hoofde van de Europese
regelgeving op dit vlak.

Hier kan in het bijzonder worden verwezen naar Verordening (EG) nr.
515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand
tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de
samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de
juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PbEG 1997, L
82). Op basis van deze Verordening zijn de lidstaten verplicht om onder
bepaalde omstandigheden informatie door te geven aan de Europese
Commissie en andere lidstaten, ook indien deze informatie afkomstig is
van derde landen. Daarnaast wordt als gevolg van artikel 2, derde lid,
van het Verdrag onder meer rekening gehouden met (toekomstige)
verplichtingen van Nederland op het terrein van de wederzijdse
administratieve bijstand onder verdragen met andere lidstaten in het
kader van de Europese Unie. Daarbij valt te denken aan de op 18 december
1997 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst opgesteld op grond van
Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake
wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douane-administraties
(Trb. 1998, 174, ook wel bekend als Napels II). Verder bestaan er
diverse bilaterale verdragen met andere Europese landen die door de
toetreding van die landen tot de EU aan belang hebben ingeboet maar
onder omstandigheden nog wel toegepast kunnen worden. Thailand zal op de
hoogte worden gesteld wanneer in Europees kader informatie wordt
doorgegeven.

Artikel 3 (Informatie ten behoeve van de toepassing en handhaving van de
douanewetgeving)

	Het eerste lid van deze bepaling regelt het verlenen van bijstand in de
zin van het verstrekken van informatie ten behoeve van de juiste
toepassing van de douanewetgeving. Het betreft zowel informatie waarvoor
een specifiek verzoek is gedaan door Ć©Ć©n van de douaneadministraties
als uit eigen beweging verstrekte gegevens, ten behoeve van de juiste
toepassing van de douanewetgeving en met het oog op het voorkomen,
onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving. De
douaneadministraties zullen elkaar informatie verstrekken met betrekking
tot nieuwe controle- en opsporingstechnieken, gesignaleerde
fraudepatronen en goederen en personen die zijn gerelateerd aan
inbreuken op de douanewetgeving. Ook het aanleveren van gegevens aan de
andere douaneadministratie ten behoeve van door deze in eigen regie te
verrichten risicoanalyses behoort tot de geboden mogelijkheden tot
samenwerking in het kader van het Verdrag.

	

Artikel 4 (Informatie over inbreuken op de douanewetgeving)

	Partijen informeren elkaar op verzoek of uit eigen beweging over
activiteiten die (kunnen) leiden of hebben geleid tot een inbreuk op de
douanewetgeving op het grondgebied van de andere partij.

Artikel 5 (Informatie over de rechtmatigheid van de in- of uitvoer van
goederen)

	Artikel 5 bevat een uitwerking van de algemene bepaling over
uitwisseling van informatie, specifiek met betrekking tot de situatie
waarin geen zekerheid bestaat of goederen op rechtmatige wijze werden
in- of uitgevoerd. De vraag naar de rechtmatigheid van de invoer is in
het bijzonder van belang in die gevallen waarin, afhankelijk van de
uitvoer dan wel de eindbestemming, een gunstige behandeling wordt
toegestaan. Zo kan een verrekening van belasting of een restitutie dan
wel een ontheffing van een uitvoerverbod worden toegepast. Twijfel of
goederen werkelijk naar het andere land zijn uitgevoerd, kan worden
weggenomen wanneer de douaneadministratie van de andere verdragsluitende
partij verklaart dat de goederen op rechtmatige wijze in haar nationale
grondgebied zijn ingevoerd en onder welke douaneregeling zij daar
eventueel zijn gebracht.

Artikel 6 (Automatische informatieverstrekking) 

	Ingevolge deze bepaling in samenhang met artikel 16 van het Verdrag
kunnen de douaneadministraties afspreken dat zij elkaar informatie op
automatische wijze zullen doen toekomen en onder welke voorwaarden. Het
moet daarbij gaan om gegevens die ook ingevolge een van de andere
informatieartikelen van het Verdrag, al dan niet op verzoek en behoudens
het automatisme bij het verstrekken ervan, zouden mogen worden
uitgewisseld. Op dit moment zijn hierover tussen de douaneadministraties
nog geen afspraken gemaakt.

Artikel 7 (Vooraf verstrekken van informatie) 

	Ingevolge deze bepaling in samenhang met artikel 16 van het Verdrag
kunnen de douaneadministraties nadere afspraken maken over het
verschaffen van informatie over goederenzendingen voordat deze op het
grondgebied van de andere partij aankomen.

Artikel 8 (Toezending van verzoeken)

	Dit artikel bevat voorschriften met betrekking tot vorm en inhoud van
het verzoek. Verzoeken moeten in principe schriftelijk of elektronisch
worden ingediend, maar in urgente gevallen kan worden volstaan met een
mondeling verzoek. Een dergelijk verzoek wordt vervolgens zo snel
mogelijk bevestigd door middel van een officiƫle brief. 

	 

Artikel 9 (Vergaren van informatie) 

	Op basis van dit artikel stelt de aangezochte douaneadministratie een
onderzoek in, indien zij niet zelf beschikt over de gevraagde
informatie. Het onderzoek kan bijvoorbeeld inhouden dat de Nederlandse
douane, om tegemoet te komen aan een verzoek van de douane van Thailand,
in overeenstemming met de Nederlandse wettelijke en administratieve
bepalingen bij een bedrijf een administratieve controle
(boekenonderzoek) verricht.

Artikel 10 (Aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de
andere verdragsluitende partij) 

	Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van aanwezigheid van
douanefunctionarissen op elkaars grondgebied. Vooral als het gaat om
onderzoeken waarin een groot deel van de benodigde gegevens in een
bepaalde zaak zich bevindt in het andere land, bijvoorbeeld bij dubbele
facturering of bij een niet rechtmatig beƫindigd transport van goederen
tussen Thailand en een van de landen binnen het Koninkrijk, kan het
onderzoek worden versneld indien functionarissen van de verzoekende
douaneadministratie direct informatie verkrijgen van de bevoegde
eenheden van de aangezochte administratie, dan wel in een adviserende
rol aanwezig zijn bij onderzoeken te verrichten door functionarissen van
de aangezochte douaneadministratie. 

Artikel 11 (Aanwezigheid op verzoek)

	Dit artikel regelt dat functionarissen van de verzoekende
douaneadministratie door de bevoegde eenheden van de aangezochte
administratie kunnen worden uitgenodigd, inclusief de daarvoor geldende
voorwaarden, om aanwezig te zijn bij een op basis van het verzoek
ingesteld onderzoek.

Artikel 12 (Voorwaarden voor aanwezigheid van functionarissen)

	Dit artikel regelt voorts de voorwaarden waaronder van de mogelijkheid
van aanwezigheid van functionarissen op het grondgebied van de andere
partij gebruik kan worden gemaakt.	Zo is bijvoorbeeld vastgelegd dat
functionarissen van een douaneadministratie zich steeds als zodanig
dienen te kunnen legitimeren, zolang zij uit hoofde van het Verdrag
aanwezig zijn op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij.

Artikel 13 (Gebruik, vertrouwelijkheid en bescherming van informatie)

	De verkregen informatie mag door de bevoegde douaneautoriteiten slechts
worden gebruikt voor de doeleinden van het Verdrag. Gebruik van de
informatie voor andere doeleinden of door andere autoriteiten is alleen
toegestaan indien de douaneadministratie die de informatie heeft
verstrekt daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. Bovendien
mag die douaneadministratie voorwaarden aan het gebruik voor andere
doeleinden verbinden. Voor een beoogd gebruik in Thailand voor
strafrechtelijke doeleinden van door de Nederlandse douaneadministratie
verstrekte informatie is bijvoorbeeld steeds (voorafgaande) toestemming
vereist van het bevoegde Openbaar Ministerie of de bevoegde rechter.

	Aangezien de in het Verdrag bedoelde informatie dikwijls van
vertrouwelijke aard is, moet worden gewaakt voor misbruik daarvan. Dit
artikel schrijft voor dat op grond van het Verdrag verkregen informatie
zeer zorgvuldig moet worden behandeld. In het land waar de informatie
wordt ontvangen, dient deze informatie vertrouwelijk te worden
behandeld. 

	Het vierde lid van dit artikel regelt dat in het land waar de
informatie wordt ontvangen, voor deze informatie aldaar ten minste
hetzelfde niveau van bescherming dient te gelden als voor soortgelijke
informatie krachtens het nationale recht van het informatieverstrekkende
land het geval is. Voorts regelt het vijfde lid dat verdragsluitende
partijen elkaar in kennis stellen van de relevante regelgeving op het
gebied van de bescherming van persoonsgegevens. De uitwisseling van
informatie vindt niet eerder plaats dan dat partijen elkaar hiervan in
kennis hebben gesteld. Bovendien informeren partijen elkaar direct
indien de relevante wetgeving is gewijzigd. 

Artikel 14 (Weigeringsgronden)

	Het artikel bevat de gronden waarop het verlenen van bijstand kan
worden geweigerd, afhankelijk kan worden gesteld van het nakomen van
bepaalde voorwaarden of, in voorkomend geval, kan worden uitgesteld. Van
de kant van het Koninkrijk zal krachtens dit artikel bijvoorbeeld geen
bijstand worden verleend als deze wordt gevraagd ten behoeve van
onderzoek in een zaak die in het Koninkrijk al onderwerp is geweest van
een strafvervolging. Hetzelfde geldt bij een nog lopende
strafrechtelijke procedure. Informatie wordt sowieso niet verstrekt
voordat daartoe toestemming van de desbetreffende gerechtelijke
autoriteit verkregen is. Deze autoriteit kan de nodige waarborgen
verlangen om te voorkomen dat de gegevens in het verzoekende land worden
gebruikt om tegen dezelfde verdachte een strafvervolging voor hetzelfde
feit te beginnen. De redenen voor het afzien of uitstellen van het
verlenen van de bijstand dienen aan de andere partij te worden
medegedeeld.

Artikel 15 (Kosten)

	De douaneadministraties zien in beginsel af van alle vorderingen tot
terugbetaling van de door hen onder het Verdrag gemaakte kosten. Hiervan
worden uitgezonderd de gemaakte kosten voor tolken en vertalers die niet
in dienst van de overheid zijn; die kosten zullen worden gedekt door de
verzoekende verdragsluitende partij.

Artikel 16 (Uitvoering en toepassing van het Verdrag)

	De douaneadministraties kunnen ter regeling van de praktische aspecten
bij de uitvoering van het Verdrag nadere afspraken maken binnen de
kaders van dit Verdrag. De douaneadministraties kunnen ook aparte
overeenkomsten tussen instanties afsluiten, over verschillende
technische zaken van gemeenschappelijk belang. Het Koninkrijk geeft er
de voorkeur aan deze afspraken de vorm te geven van een Memorandum van
Overeenstemming. Indien er echter afspraken ter uitvoering van een
specifiek artikel van het Verdrag worden vastgelegd in een verdrag kan
dit beschouwd worden als een uitvoeringsverdrag dat op grond van artikel
7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen
geen parlementaire goedkeuring behoeft, behoudens het bepaalde in
artikel 8 van die Rijkswet. 

Artikel 17 (Territoriale toepassing)

	Het Verdrag geldt, wat Nederland betreft, voor het gehele Koninkrijk. 

Artikel 18 (Oplossing van geschillen)

	Dit artikel regelt dat de douaneadministraties van beide
verdragsluitende partijen zullen trachten eventuele geschillen bij de
toepassing of interpretatie van dit Verdrag gezamenlijk op te lossen, zo
nodig via minnelijke schikking. 

Artikel 19 (Inwerkingtreding)

	Dit artikel bepaalt dat het Verdrag in werking treedt op de eerste dag
van de tweede maand nadat beide landen elkaar via diplomatieke kanalen
hebben genotificeerd dat de vereiste nationale procedures zijn
doorlopen.

Artikel 20 (Herziening)

	Verdragsluitende partijen kunnen op elk gewenst moment op verzoek van
een van de partijen bijeenkomen voor herziening van het Verdrag.
Eventueel hieruit voortvloeiende wijzigingen zullen ter goedkeuring aan
het parlement worden voorgelegd. 

Artikel 21 (Duur en beƫindiging)

	Hoewel het Verdrag in beginsel voor onbepaalde tijd geldt, kan iedere
verdragsluitende partij de andere partij inlichten over haar voornemen
tot opzegging van het Verdrag. Indien dit aan de orde is, geldt een
minimale opzegtermijn van drie maanden, met dien verstande dat op het
tijdstip van beƫindiging reeds lopende onderzoeken nog conform de
bepalingen van het Verdrag zullen worden afgewikkeld.

4. Koninkrijkspositie

	Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Verdrag voor het
gehele Koninkrijk gelden. 

De Staatssecretaris van Financiƫn,

De Minister van Buitenlandse Zaken, 

 http://www.wcoomd.org/en/topics/enforcement-and-compliance/instruments-
and-tools/~/media/DFAAF3B7943E4A53B12475C7CE54D8BD.ash

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).