[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Onderzoeksvragen vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs

Primair Onderwijs

Brief regering

Nummer: 2019D04112, datum: 2019-02-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-432).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -432 Primair Onderwijs.

Onderdeel van zaak 2019Z01884:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

31 293 Primair Onderwijs

Nr. 432 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2019

Op 17 oktober 2018 hebben wij gesproken over schaduwonderwijs en de uitkomsten van het onderzoek «Licht op schaduwonderwijs».1 Zoals ik u heb toegezegd tijdens dit algemeen overleg (Kamerstuk 31 289, nr. 386) en het dertigledendebat over kansengelijkheid op 17 januari jongstleden (Handelingen II 2018/19, nr. 42, item 11), informeer ik uw Kamer hierbij over de onderzoeksvragen voor het vervolgonderzoek naar schaduwonderwijs.

Onderzoeksvragen vervolgonderzoek

Het is belangrijk goed zicht te hebben op de ontwikkeling van de deelname aan schaduwonderwijs. Het vervolgonderzoek dat op dit moment wordt aanbesteed, zal daarom een actualisatie van de cijfers uit het eerste onderzoek bevatten. Daarnaast vragen we de onderzoekers de volgende thema’s te betrekken in het onderzoek. Het vorige onderzoek was gericht op het voortgezet onderwijs (vo), omdat de omvang van schaduwonderwijs daar het grootst is. Het vervolgonderzoek gaat ook over het primair onderwijs (po).

1. Aanvullende programma’s in het po: De volgende vormen van schaduwonderwijs worden onderscheiden in het vo: examentraining, huiswerkbegeleiding, bijles voor bepaalde vakken en extra ondersteuning bij specifieke onderwijsbehoeften (zoals dyslexie en hoogbegaafdheid). Voor het po dient in het onderzoek bepaald te worden welke vormen van aanvullend onderwijs zijn te onderscheiden. Daarnaast moet in kaart worden gebracht welke aanvullende programma’s scholen aanbieden, zoals bijvoorbeeld tweetalig onderwijs. In hoeverre zijn deze aanvullende programma’s toegankelijk voor alle leerlingen van een school? Ook willen we een beeld krijgen van de aanvullende programma’s die online worden aangeboden en waar scholen en/of ouders al dan niet tegen betaling gebruik van maken.

2. Intensiteit aanvullend onderwijs. De spreiding in vormen van aanvullend onderwijs is groot, bijvoorbeeld in de duur en intensiteit waarmee leerlingen gebruikmaken van de ondersteuningsvorm. Graag willen we meer inzicht krijgen in deze spreiding. Hoeveel leerlingen krijgen een enkele maal extra ondersteuning en hoeveel leerlingen krijgen voor een langere periode extra ondersteuning? Hoe intensief is de begeleiding die leerlingen krijgen (één op één of in grotere groepen)?

3. Motieven voor deelname: We willen meer inzicht krijgen in de omvang van de volgende vijf motieven voor schaduwonderwijs: remediërend, compenserend, specifieke leerbehoeften, competitief en uitbesteden van ouderlijke taken. Een belangrijke vraag is ook of ouders kiezen voor extra begeleiding buiten de school, omdat ze vinden dat het onderwijs op de school van hun kind van onvoldoende kwaliteit is, of dat hier andere redenen aan ten grondslag liggen?

4. Toegankelijkheid aanvullend onderwijs: Welke (toegangs)belemmeringen worden ervaren bij aanvullend onderwijs? Is indicatief aan te geven hoeveel leerlingen deelnemen aan betaald respectievelijk onbetaald aanvullend onderwijs? Wat is de omvang van vormen van onderwijsondersteuning aangeboden door po/vo-scholen zelf, in nauwe samenwerking met huiswerkinstituten op de school of buiten de school?

5. Relatie scholen en aanvullend onderwijs: Het is zinvol meer inzicht te verkrijgen over de verdeling van het aanvullende onderwijs over de scholen. Op welke scholen zitten relatief veel leerlingen die gebruik maken van aanvullend onderwijs? Hierbij moet ook worden gekeken naar de eventuele relatie tussen schaduwonderwijs en het toetsbeleid van de school.

6. Samenwerking: Graag zien we – indien mogelijk – goede voorbeelden van samenwerking tussen school en ouders en externe aanbieders terug in het onderzoeksrapport.

7. Ervaringen van scholen: Ook moet in het onderzoek scholen gevraagd worden naar de invloed van het gebruik van schaduwonderwijs op hun eigen praktijken. Wat zijn hun percepties en ervaringen ten aanzien van het gedrag van leerlingen (bijvoorbeeld minder opletten in de les, of juist meer zelfvertrouwen krijgen) en van leraren (bijvoorbeeld meer individuele begeleiding proberen te bieden aan leerlingen in de reguliere les, of juist minder omdat ze weten dat leerlingen dit na schooltijd bij een huiswerkinstituut krijgen)?

8. Particulier onderwijs po/vo: Ook de deelname aan het particulier onderwijs is de afgelopen jaren gestegen. In dit onderzoek vragen we om per type particuliere school (b3/po, b3/vo, b2) het volgende in kaart te brengen: de omvang en groei in de afgelopen vijf jaar, het aantal jaar dat een leerling gemiddeld onderwijs op een particuliere school volgt en de motieven van leerlingen en ouders om voor de particuliere school te kiezen.

Vervolg

Uw Kamer heeft zorgen geuit over de toename van schaduwonderwijs. Ik deel uw bezorgdheid over de toename en de mogelijke effecten van schaduwonderwijs op kansengelijkheid. Tegelijkertijd moeten we zorgvuldig zijn. Er zijn veel vormen van schaduwonderwijs en er zijn verschillende motieven voor deelname te onderscheiden. Daarom is het belangrijk zicht te hebben op de ontwikkeling van schaduwonderwijs. Het onderzoek wordt nu aanbesteed. Ik informeer uw Kamer rond de zomer van dit jaar over de uitkomsten van het vervolgonderzoek en mijn reactie daarop.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob


  1. Kamerstuk 31 289, nr. 358.↩︎