Inbreng verslag schriftelijk overleg over resultaten flitspeiling en interviews sectoren 'zomertijd-wintertijd' (Kamerstuk 35066-3)
EU-voorstel: Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het einde van de omschakeling tussen winter- en zomertijd en tot intrekking van Richtlijn 2000/84/EG COM (2018) 639
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2019D04653, datum: 2019-02-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D04653).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: S. Kouwenhoven, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2018Z24199:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2018-12-20 11:30: Procedurevergadering Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-01-15 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-01-31 14:00: Resultaten flitspeiling inzake omschakeling tussen zomer- en wintertijd en interviews sectoren 'zomertijd-wintertijd' (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-01-22 13:55: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2019D04653 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over de brieven van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 december 2018, met bijlage, over de resultaten van de flitspeiling inzak de omschakeling tussen zomer- en wintertijd en de interviews met de sectoren «zomertijd-wintertijd» (Kamerstuk 35 066, nr. 3 en Kamerstuk 35 066, nr. 4).
De voorzitter van de commissie,
Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie,
Kouwenhoven
Inhoudsopgave | blz. | |
1. | Inleiding | 2 |
2. | Betrouwbaarheid van de resultaten | 3 |
3. | Nader onderzoek | 3 |
4. | Weging van de onderzoeksresultaten | 4 |
5. | Het proces | 4 |
6. | Overige vragen | 5 |
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van brief waarin o.a. de resultaten van de flitspeiling beschreven staan. De leden van de VVD-fractie hebben het kabinet bij de begrotingsbehandeling Binnenlandse Zaken gevraagd naar het voorstel van de Europese Commissie om de zomer- en wintertijd af te schaffen. Daarna hebben zij een behandelvoorbehoud op deze voorgestelde richtlijn aangevraagd. Hier is met elkaar over gesproken tijdens een algemeen overleg in december jl. Het onderwerp roept veel reacties op uit het land en de leden van de VVD-fractie vinden het dan ook goed dat het kabinet aandacht heeft voor het onderwerp en de Kamer hierover periodiek informeert. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de VVD-fractie de volgende vragen over de flitspeiling en vervolgproces.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de resultaten van de flitspeiling en de interviews met sectoren inzake omschakeling tussen zomer- en wintertijd. De leden van de CDA-fractie beschouwen de wisseling van de seizoenen en het dag- en nachtritme als natuurlijk gegeven en niet als voorwerp van overheidsbeleid. Deze leden hebben dan ook de indruk dat de invoering van de zomertijd een vrucht is geweest van maakbaarheidsdenken.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven, wat in 1977 de aanleiding is geweest voor invoering van de zomertijd? In hoeverre hebben de overwegingen die in 1977 hebben geleid tot invoering van de zomertijd, hun geldigheid behouden? In hoeverre hebben de bezwaren die in 1977 werden aangevoerd tegen invoering van de zomertijd hun geldigheid behouden of juist verloren?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de resultaten van de flitspeiling en interviews sectoren «zomertijd-wintertijd». De genoemde leden vinden het positief dat de Minister een peiling heeft uitgevoerd. Wel willen de leden nog wat extra toelichting bij een aantal punten.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de resultaten van de flitspeiling over de zomer- en wintertijddiscussie. Deze leden hebben naar aanleiding van de uitkomsten enkele vragen aan de regering.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de resultaten van de flitspeiling naar inzake omschakeling tussen zomer- en wintertijd. Zij hebben daar enkele vragen over. Zij willen graag een uiteenzetting van de manier waarop de besluitvorming over dit thema plaats zal vinden. Dit is volgens deze leden vooral van belang omdat ook uit dit onderzoek blijkt dat de keuze van omliggende landen leidend is voor Nederland.
De leden van de SGP-fractie steunen de visie van de regering dat een besluit over eventuele verandering van de wisseling van de zomer- en wintertijd alleen moet worden genomen na zorgvuldig onderzoek.
2. Betrouwbaarheid van de resultaten
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het feit dat er een fout is gemaakt in het onderzoek flitspeiling inzake «zomer- en wintertijd». De Minister schrijft in haar tweede brief van 19 december 2018 dat deze fout geen gevolgen zal hebben voor de conclusie van het rapport. De leden van de VVD-fractie hebben over de invloed van deze fout op de conclusies van het rapport nog enkele vragen. Hoe is de fout in het onderzoek ontstaan? Wanneer in het onderzoek van de flitspeiling is de fout ontdekt? Hoe is tot de slotsom gekomen dat deze fout geen gevolgen zal hebben voor de eindconclusie? In welke mate heeft deze fout invloed gehad op andere vragen in het onderzoek van de flitspeiling? Hoe weet de Minister zeker dat de fout geen invloed heeft gehad op de resultaten van de peiling? Weet de Minister zeker dat er geen nieuwe flitspeiling nodig is? Zo ja, hoe weet de Minister dat? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie vinden het jammer dat er een fout is gemaakt bij vraag Q3b van het onderzoek. De Minister geeft aan dat dit echter geen effecten heeft op de uitslag van het onderzoek. Kan de Minister nader toelichten wat de reden is dat zij denkt dat de gemaakte fout niet van invloed is op de uitkomst?
In het onderzoek komt onder meer aan de orde of Nederland eenzelfde tijd moet kennen als omliggende landen. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of een dergelijke vraag niet veel te onbepaald is. Het maakt immers behoorlijk wat uit of er hierbij gekeken wordt naar de tijd in Groot-Brittannië, België of Duitsland. Wordt er wel voldoende specifiek gesproken over het land of de landen waarmee een gezamenlijke tijd wordt nagestreefd? Wordt hiernaar ook wel uitdrukkelijk onderzoek gedaan? Wat zijn de belangrijkste criteria om te bepalen naar welk land vooral gekeken wordt?
Het lijkt erop dat in het voorleggen van de drie vragen («spontaan»; na informatie; na voor- en nadelen) eerst de voordelen zijn benoemd en daarna de nadelen. Is het ook denkbaar dat die volgorde invloed heeft op de uiteindelijke beoordeling van het handhaven van de huidige situatie? De leden van de SGP-fractie vragen zich af of bij nieuw onderzoek ook gekeken wordt naar het effect van de volgorde waarin de voordelen respectievelijk nadelen worden benoemd.
3. Nader onderzoek
De Minister beschrijft in haar brief van 19 december 2018 hoe de volgende stappen in het proces vorm gaan krijgen en noemt een multidisciplinair onderzoek naar de drie tijdsystemen. Welke drie tijdsystemen worden hier bedoeld? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag meer informatie over de stand van zaken van dit onderzoek. Worden de resultaten van dit onderzoek met de Kamer gedeeld? Zo ja, wanneer kan de Kamer de resultaten van dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet?
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen heeft aangegeven dat voor een wetenschappelijke onderbouwing van de keuze voor een bepaald tijdssysteem een breder scala aan disciplines en perspectieven nodig is. De leden van de CDA-fractie delen de opvatting van de regering dat het opportuun is de drie tijdsystemen nader multidisciplinair te onderzoeken, waarbij in ieder geval ook wordt gekeken naar de financiële gevolgen, grenseffecten en het milieu.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de regering de uitkomsten van dit onderzoek verwacht?
4. Weging van de onderzoeksresultaten
In het onderzoek naar zomer- en wintertijd zijn de volgende twee resultaten aan het licht gekomen. Ten eerste: de keuze voor een bepaald tijdsysteem in Nederland leeft sterk onder de bevolking. Ten tweede: de meeste Nederlanders denken de gevolgen te kunnen overzien en zijn overtuigd van hun mening. Over beide resultaten hebben de leden van de VVD-fractie vragen. Wat gaat de Minister doen met deze resultaten, hoe worden deze gebruikt in de aangekondigde vervolgstappen? Hebben deze resultaten gevolgen voor de opzet van het multidisciplinair onderzoek, genoemd in de brief van 19 december jl.? Wat is de relatie tussen beiden onderzoeken?
De leden van de D66-fractie zijn positief over de uitkomst dat een meerderheid van de Nederlanders af wil van het schakelen tussen zomer- en wintertijd. Ook valt het de eerder genoemde leden op dat de meerderheid van de ondervraagden aangeeft (zeer) positief te zijn over het overleggen met buurlanden over de te kiezen tijdzone. Kan de Minister aangeven welke conclusies zij hieruit trekt, en welke acties de Minister gaat verbinden aan de meerderheid die positief is over afstemming met buurlanden? Op welke wijze heeft deze peiling invloed op de standpuntbepaling van de Minister?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar hoe de regering de uitkomsten van de flitspeiling en het wetenschappelijk onderzoek samen gaan wegen? Welke uitkomst weegt uiteindelijk voor de regering het zwaarst? En hoe gaat de regering de standpunten van de buurlanden wegen wanneer bijvoorbeeld Duitsland en België een ander standpunt hebben?
De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten in hoeverre de positiebepaling over dit onderwerp volgens het kabinet zou moeten afhangen van de voorkeuren over het hanteren van zomer- dan wel wintertijd en de omschakeling daartussen, of van een meer feitelijke analyse van de voor- en nadelen van de verschillende opties.
5. Het proces
De Minister beschrijft in haar brief van 19 december 2018 hoe de volgende stappen in het proces vorm gaan krijgen en benoemt de consultatie van andere EU-lidstaten. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de Minister alle drie de opties met de andere lidstaten bespreekt en dus ook de mogelijkheid «»het tijdsysteem te houden zoals het is»»? Zo nee, waarom niet? Welke landen zijn er tot nu toe reeds gesproken? Wat zijn de posities van deze landen? Zijn er al lidstaten die een keuze hebben gemaakt over het al dan niet afschaffen van de bestaande richtlijn? Welke landen is de Minister voornemens nog te gaan spreken? Gaat de Minister de Kamer informeren over deze gespreken? Zo ja, hoe gaat de Minister de Kamer informeren en wanneer? Zo nee, waarom niet? De Minister heeft eerder gedeeld dat er wordt gesproken met Duitsland en de Benelux. Met welke andere lidstaten wordt gesproken? Wordt ook een grote handelspartner als het Verenigd Koninkrijk betrokken bij de strategische positionering van Nederland als het gaat om deze richtlijn? Hoe beoordeelt de Minister deze gesprekken in de besluitvorming voor zomer- en wintertijd? Wat doet de Minister met de informatie over de positie van andere lidstaten die uit deze gesprekken komt?
Het proces over zomer- en wintertijd kent drie stappen: (1) flitspeilingen; (2) overleg met andere landen; (3) experts. Wat als die tegenstrijdige resultaten opleveren? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen betreft het proces en hoe de Kamer hier bij betrokken is en geïnformeerd wordt. Komt er een beslismoment dat «houden zoals het is» niet mogelijk is en Nederland zich moet voorbereiden op een keuze? Zo ja, wanneer moet er een keuze worden gemaakt? Hoe staat dit in relatie tot het tijdspad in Europa? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
De leden van de GroenLinks-fractie vernemen graag wat de huidige stand van zaken is op Europees niveau. In de brief van 19 december 2018 geeft de regering aan dat op dat moment nog niet duidelijk was hoe het onderwerp in Europees verband verder zou worden besproken. Is dit nu wel bekend? Zo ja, wanneer verwacht de regering de dat er volgende stappen in dit vraagstuk worden gezet?
6. Overige vragen
De leden van de CDA-fractie hechten eraan, dat de keuze voor een tijdsysteem niet alleen wordt onderbouwd met meningen, maar ook met feitelijke gegevens. Kan de Minister aangeven welke kosten zijn gemoeid met het halfjaarlijks verzetten van de klok. Deze leden vragen in dit verband niet alleen naar de kosten van publiekscampagnes, maar ook naar de lasten (in tijd en geld) voor burgers en bedrijven. Is het halfjaarlijks verzetten van de klok meegenomen in het Onderzoek naar de Administratieve Lasten Burger voortvloeiend uit de regelgeving van het Ministerie van BZK? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, waarom niet?
In het onderzoeksrapport wordt gesproken over het Europese onderzoek, waarbij 84% van de deelnemers – die zichzelf aangegeven hebben – voorstander is van het afschaffen van de wisselende tijden. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of er nauwkeuriger bekend is hoe de opvattingen in de verschillende andere Europese landen zijn, mede in het licht van het gegeven dat dit onderzoek alleen uitgaat van mensen die zichzelf aangemeld hebben.