Bijlage Maatregelen, moties en toezeggingen
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies
Bijlage
Nummer: 2019D05392, datum: 2019-02-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Stand van zaken uitkeringsfraude WW (2019D04142)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage Maatregelen, moties en toezeggingen
Hieronder volgt een tussenstand van de maatregelen, moties en toezeggingen conform het overzicht in mijn brief van 21 oktober 2018 aan uw Kamer.
Solide adresregistratie waarbij BRP leidend is
De BRP leidend
In mijn brief van oktober 2018 heb ik aangegeven dat in de adresregistratie van UWV de Basisregistratie Personen (BRP) leidend wordt. Om helderheid te verschaffen over wat dit betekent, wil ik een korte schets geven van de BRP. De BRP heeft sinds 2010 de wettelijke status van basisregistratie en moet derhalve door de overheid worden gebruikt (destijds bekend als Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Voor veel uitvoeringstaken van de overheid is het belangrijk om te weten welke personen op welk adres wonen, bijvoorbeeld voor het toekennen en de hoogte van toeslagen of zicht op het aantal bewoners bij een calamiteit. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en actualiteit van de BRP voor hun inwoners en hebben hiertoe een onderzoeksplicht. Bestuursorganen zijn verplicht bij gerede twijfel aan een adres hiervan melding te maken bij de gemeente, die vervolgens onderzoek doet.
In de BRP staan mensen geregistreerd die in Nederland wonen (ingezetenen) en mensen die anderszins een relatie met de Nederlandse overheid hebben (niet-ingezetenen). Onderstaande figuur geeft de BRP schematisch weer:
Een ingezetene moet altijd over een officieel adres beschikken: dat kan een woon- of een briefadres zijn. Uitgangspunt bij de registratie van ingezetenen is een woonadres, maar in uitzonderlijke gevallen wordt ingeschreven op een briefadres. Dit kan wanneer naar het oordeel van de burgemeester het opnemen van een woonadres om veiligheidsredenen niet wenselijk is, bijvoorbeeld voor vrouwen in een blijf-van-mijn-lijf-huis. Een briefadres is ook mogelijk voor dak- en thuislozen of mensen die in een penitentiaire of psychiatrische inrichting verblijven. De betreffende gemeente oordeelt over het al dan inschrijven op een briefadres. Mensen met een briefadres moeten altijd bereikbaar zijn voor de overheid en bovendien fysiek traceerbaar zijn. Daarom moet een briefadres een bestaand adres zijn van een natuurlijk persoon of een instelling en kan het briefadres nooit een postbus zijn.1 In de BRP zijn, naast ingezetenen, niet-ingezetenen geregistreerd. Dit zijn mensen die een relatie met de Nederlandse overheid hebben, maar hier niet (meer) of slechts tijdelijk verblijven (korter dan vier maanden). In de BRP staan niet-ingezetenen geregistreerd met hun woonadres in het buitenland. Voor het verkrijgen van een Burgerservicenummer (BSN) moet iemand ingeschreven zijn in de BRP. Dit geldt zowel voor ingezetenen als niet ingezetenen2. Een BSN is onder meer nodig om loon te kunnen ontvangen van een werkgever. Daarmee is er altijd een BRP-adres bekend van mensen met een WW-uitkering.
Gebruik BRP bij UWV
Uit de systemen van UWV blijkt dat 97% van de mensen met een WW-uitkering ingezetenen betreffen en er derhalve een binnenlands woonadres of briefadres uit de BRP bekend is. In 3% van de gevallen betreft het een niet-ingezetene met een woonadres in het buitenland. Om niet-ingezetenen ook in Nederland te kunnen bereiken, registreert UWV een verblijfadres en eventueel een correspondentieadres. Verder geeft UWV aan dat voor 2% van de ingezetenen met een WW-uitkering naast het BRP-adres een tweede adres bij UWV is geregistreerd. Het betreft hier uitzonderingen vooral ten dienste van de burger. Deze uitzonderingen zijn echter niet altijd noodzakelijk, bijvoorbeeld voor mensen die in een instelling verblijven. Zij kunnen op een briefadres worden ingeschreven. Slechts in het geval van gemachtigden blijft een correspondentieadres bij UWV, aanvullend op het BRP-adres, noodzakelijk. In geval van gemachtigden stuurt UWV de correspondentie naar de gemachtigde en niet naar het adres van de uitkeringsgerechtigde (uit de BRP). In andere situaties zal UWV geen eigen adressen meer registreren en gaat UWV de eigen adresregistratie opschonen.
Conform de motie van Van Dijk neemt UWV de volgende maatregelen:
Opschonen adresregistratie van UWV
Op dit moment is het mogelijk meerdere adressen door te geven aan UWV. UWV verwijdert de aanvullende adressen (correspondentie- en verblijfadressen) waar nodig uit de systemen.
Aanpassing systemen UWV
Naast het opschonen van de huidige adresregistratie is het van belang te voorkomen dat er onnodig aanvullende adressen aan UWV worden doorgegeven. In het huidige aanvraagsysteem is het nu mogelijk meerdere adressen door te geven. Er is derhalve een systeemaanpassing nodig zodat er naast een BRP-adres geen onnodig aanvullend adres meer kan worden doorgegeven aan UWV.
Terugmelden bij gerede twijfel
Een solide adresregistratie is onvoldoende om fraude tegen te gaan; mensen kunnen feitelijk ergens anders verblijven dan het adres dat geregistreerd is in de BRP. Het is van belang dat UWV bij gerede twijfel een signaal afgeeft aan gemeenten zodat deze gemeenten onderzoek kunnen doen om te toetsen of de persoon daadwerkelijk verblijft of woont op het adres dat hij/zij heeft doorgegeven.
Transitie van inschrijving als niet-ingezetene naar ingezetene bevorderen
De vierde maatregel betreft het bevorderen van de transitie van inschrijving als niet-ingezetene naar ingezetene, wanneer een niet-ingezetene langer dan vier maanden in Nederland verblijft. Als mensen langer dan vier maanden in Nederland verblijven, zijn zij namelijk verplicht zich in te schrijven als ingezetene met een binnenlands woonadres in de BRP. Het overgrote deel van de niet-ingezetenen heeft in Nederland gewerkt en verblijft dus veelal langer dan vier maanden in Nederland wanneer zij een WW-uitkering aanvragen. De WW-gerechtigde zou zich dan al als ingezetene hebben moeten inschrijven. UWV richt een proces in om deze mensen ertoe te bewegen zich als ingezetene in te schrijven in de BRP met een binnenlands woonadres. Hierbij wordt gekeken naar de mogelijkheid om de uitkering op te schorten of te schorsen als de ontvanger van een WW-uitkering niet aan zijn BRP-verplichting voldoet zich in te schrijven als ingezetene met een binnenlands woonadres. Momenteel onderzoek ik of, en zo ja hoe, ik de wettelijke kaders moet aanpassen om dit proces mogelijk te maken.
Samenwerking Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA)
De vijfde maatregel betreft samenwerking met LAA. De samenwerking tussen UWV en LAA is opgestart. De komende periode levert UWV de eerste adressen aan LAA, zodat gemeenten onderzoek kunnen doen.
Impact maatregelen op processen en systemen
Met de beschreven maatregelen zorgt UWV ervoor dat de BRP nog meer leidend wordt in de uitvoering van haar taken. Verder levert UWV hiermee een bijdrage aan (verbetering van) de kwaliteit van de BRP en wordt mogelijke adresgerelateerde fraude tegengegaan. Het realiseren van de vijf beschreven maatregelen betreft een complexe operatie. Er is impact op processen en systemen van UWV. Bij implementatie van de beschreven maatregelen ligt de prioriteit bij de WW. Daarna volgen de overige regelingen van UWV. UWV gaat actief monitoren wat hiervan de impact is op de dienstverlening en welke aanpassingen vanuit dienstverlening in relatie tot persoonlijke omstandigheden alsnog nodig blijken.
Een historisch perspectief op het gebruik van de BRP bij UWV
Het lid Heerma (CDA) heeft in het kader van de adressenregistratie gevraagd naar eerdere besprekingen over dit onderwerp in uw Kamer.
In 2011 kwam aan het licht dat er mensen bij UWV een uitkering hadden van wie de actuele verblijfplaats in destijds de GBA onbekend was. Om fraude door deze groep te bestrijden, is onderzoek uitgevoerd naar de adresverschillen in de gegevens van UWV en de gegevens van gemeente Amsterdam (project ‘Schoon schip’)3. Naast de samenwerking met gemeente Amsterdam heeft UWV de maatregel getroffen om een uitkering te schorsen, wanneer de verblijfplaats van een persoon niet bekend is in de BRP. De status van deze personen luidt Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW). In 2015 is deze maatregel geïmplementeerd.
In 2012 heeft het ministerie van BZK onderzoek laten doen naar het gebruik van de BRP onder afnemers. Hieruit bleek onder meer dat het gebruik van de BRP binnen de overheid intensief was, maar het terugmelden bij gerede twijfel aan een adres aan gemeenten achterbleef4. Dit kwam hoofdzakelijk door het begrip ‘gerede twijfel’ dat veelal te streng werd ingevuld. Hierop heeft BZK een circulaire aan afnemers gestuurd met informatie over gerede twijfel en met het verzoek de Terugmeldvoorziening te (gaan) gebruiken. Uit de gegevens van de Rijkdienst voor Identiteitgegevens (RvIG) blijkt dat het aantal terugmeldingen door UWV de afgelopen jaren marginaal is5.
Naar aanleiding van de fraude met Toeslagen en de fraude door ziekenhuizen is medio 2013 de Ministeriële Commissie fraude opgericht6. Het doel van deze commissie was om te komen tot een rijksbrede, overkoepelende aanpak met diverse, concrete maatregelen om fraude met overheidsgelden tegen te gaan. Eén van de projecten die hieruit voortvloeide, was LAA eind 2014. In dit programma wordt door gemeenten, uitvoeringsorganisaties en departementen samengewerkt aan het verhogen van de kwaliteit van de adresgegevens in de BRP om daarmee de rechtmatigheid van adresgerelateerde regelingen te verhogen en adresgerelateerde fraude te bestrijden. UWV participeerde tot op heden niet in LAA. Naar aanleiding van de recente WW-fraude door arbeidsmigranten is de samenwerking met LAA opgestart.
2. Adressenvergelijking door UWV
Eén van de indicaties van mogelijk misbruik van uitkeringen is het aantal uitkeringen dat wordt verstrekt aan meerdere personen die op één adres zijn ingeschreven. Het opgegeven adres waarop de uitkeringsgerechtigde bij UWV bekend is, kan geregeld zijn door een tussenpersoon of het adres van een tussenpersoon zijn. Mogelijk is er dan sprake dat de tussenpersoon faciliteert dat de uitkeringsgerechtigde niet in Nederland verblijft. UWV heeft vanuit die achtergrond aangegeven maandelijks op basis van eigen systemen een lijst op te stellen van adressen waarop meerdere uitkeringen worden ontvangen. Zoals reeds in mijn brief van 1 oktober 2018 staat aangegeven is UWV op basis van de eerste adressenvergelijking een repressief handhavingsonderzoek gestart teneinde vast te stellen of er sprake is van misbruik van uitkeringen door arbeidsmigranten en tussenpersonen door ongeoorloofd verblijf in het buitenland.
Het veldonderzoek richt zich op 169 uitkeringsgerechtigden die verbonden zijn aan in totaal 30 adressen. Deze adressen komen voort uit een totaalbestand van 225 gevonden adressen in oktober 2018 met een totaal aantal WW-uitkeringen van 18647. Alle voor het veldonderzoek geselecteerde uitkeringsgerechtigden hadden een lopende WW-uitkering en behoorden tot het deel van de arbeidsmigranten die als niet-ingezetene stonden geregistreerd in de BRP. Bij geen van hen was sprake van toestemming van UWV om de uitkering te exporteren, waarbij verblijf in het buitenland wel is toegestaan. Bij de selectie is gekeken naar een spreiding in de omvang van het aantal uitkeringen per adres, met categorieën variërend van 3 tot meer dan 40 per adres. Het hoogste aantal uitkeringen op één adres dat in de maand oktober 2018 is aangetroffen, bedroeg 116.
Een onderzoek door UWV om te beoordelen of een uitkeringsgerechtigde
in Nederland verblijft, is arbeidsintensief, kent een lange doorlooptijd
en is complex van aard. Om aan te tonen dat iemand niet in Nederland
verblijft, is het enkele feit dat een WW-gerechtigde bij een huisbezoek
van UWV niet op het aangegeven adres aanwezig is of niet verschijnt op
een afspraak bij UWV, niet voldoende. Bewijs wordt verzameld door
verschillende activiteiten (bezoek door UWV van het verblijfadres,
uitnodigen en voeren van een gesprek, vragen en aanleveren van materiaal
op grond waarvan verblijf in Nederland kan worden beoordeeld, etc).
Daarbij worden bepaalde termijnen in de opeenvolgende stappen door UWV
gehanteerd. Bijvoorbeeld 48 uur tussen uitnodiging en gesprek, een
rappeltermijn van 48 uur bij het niet verschijnen op gesprek, een
reactietijd van 2 weken bij een eventuele schorsing van een uitkering.
De doorlooptijd per geval varieert daardoor van pakweg 6 tot 10
weken.
Er is door een groot aantal UWV-medewerkers in de afgelopen maanden veel
werk verzet. Inmiddels zijn alle 169 uitkeringsgerechtigden thuis
bezocht en uitgenodigd voor een gesprek. Vanwege de genoemde
doorlooptijden zijn nog niet alle onderzoeken afgerond. Het aantal zaken
waarin een definitief besluit is genomen is nog een te gering aantal om
conclusies te kunnen trekken over de omvang van de fraude bij de
onderzochte groep uitkeringsgerechtigden. Pas nadat over alle 169
gevallen een definitief besluit is genomen, kunnen conclusies getrokken
worden in hoeverre er sprake is van een bescheiden of omvangrijke fraude
onder de onderzochte groep en welke vervolgstappen zouden moeten worden
genomen op basis van de resultaten. Er zal daarbij gekeken worden in
hoeverre de overtredingen met name voorkomen bij adressen met een heel
groot aantal uitkeringen of dat het aantal uitkeringen per adres er
weinig toe doet. Ook zal gekeken worden in hoeverre de betreffende
adressen en tussenpersonen al eerder in beeld zijn gekomen bij
overtredingen. Dit zijn factoren die bepalend zijn voor het gerichter
kunnen selecteren van risicogroepen en de richting van de follow up.
Belangrijk om in ogenschouw te nemen is tevens de uiteindelijk ingezette
capaciteit in relatie tot de resultaten en bevindingen van het
onderzoek.
Zoals eerder is aangegeven, is het voor UWV lastig om vast te stellen dat een WW-gerechtigde niet in Nederland verblijft. Om achteraf bij een afgesloten uitkering vast te stellen dat een WW-gerechtigde in de uitkeringsperiode niet in Nederland was, is nog ingewikkelder en arbeidsintensiever. Bijvoorbeeld omdat de betrokken persoon inmiddels niet meer in Nederland verblijft, geen actueel adres bekend is of bewijs niet meer voorhanden is.
UWV monitort het verloop van het aantal adressen met meerdere uitkeringen gedurende zes maanden, op grond waarvan conclusies kunnen worden getrokken en eventuele aanbevelingen worden gedaan. Een onderzoek als dit vergt zorgvuldige planning. De ervaring bij dit en soortgelijke onderzoeken is dat fraudeurs hun gedrag aanpassen zodra zijn merken dat er fraudeonderzoeken plaatsvinden, hetgeen een permanente uitdaging vormt in de handhaving.
Aanscherping van de papieren aanvraag
Voor het WW-proces geldt dat 97% van de WW-aanvragers de uitkering
digitaal aanvraagt en 3% via een papieren aanvraag.
Voor de digitale aanvraag is het noodzakelijk in te loggen op de
beveiligde omgeving van uwv.nl of werk.nl met DigiD. Om van DigiD
gebruik te kunnen maken, is een woonadres in Nederland of een briefadres
geregistreerd in de BRP nodig. Dit adres wordt getoond bij de digitale
aanvraag van een WW-uitkering. Momenteel is het mogelijk om een
afwijkend adres door te geven. Dit kan een correspondentieadres zijn of
een afwijkend verblijfadres, op grond waarvan gerichte controles
uitgevoerd kunnen worden .
Mensen die een WW-uitkering via papier aanvragen zijn WW-gerechtigden
die niet over DigiD beschikken, omdat ze (nog) niet als ingezetenen in
de BRP staan ingeschreven (80%), niet digivaardig zijn dan wel de
Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn (resterende 20%). De laatste
groep beschikt in principe wel over DigiD. Verreweg de grootste groep
WW-gerechtigden met een papieren aanvraag staan derhalve ingeschreven in
de BRP met een woonadres in het buitenland.
Per 15 oktober 2018 is het papieren aanvraagproces aangepast en wordt
expliciet gevraagd naar het verblijfadres (in Nederland of buitenland)
naast het woonadres en het correspondentieadres. Bij een afwijkend
verblijfadres dient naast het woonadres ook dit verblijfadres ingevuld
te worden. Deze gelijkschakeling met het digitale proces was nodig om
zicht te kunnen krijgen op het daadwerkelijke verblijfadres van
uitkeringsgerechtigden en gerichte controles te kunnen uitvoeren.
De aanscherping van de papieren aanvraag omvat daarnaast ook de
registratie van eventuele begeleiders/tussenpersonen. De verklaring van
verblijf waarop ook de tussenpersonen worden vastgelegd, wordt door de
aanvrager ondertekend. Iedereen die een papieren aanvraag WW doet,
krijgt een vervolgafspraak voor een werkoriëntatiegesprek waarna
aanvullende dienstverlening kan worden ingezet. Deze vervolgafspraak
vindt binnen 4 weken na toekenning van de WW plaats
Hiervoor is beschreven hoe het toekomstige adressenbeleid op grond van
de BRP van UWV er uit ziet. De digitale en papieren aanvraagprocedures
zullen in lijn daarmee worden aangepast.
Samenwerking binnen het sociaal domein
Zoals toegezegd is UWV intensiever gaan samenwerken met andere organisaties in het bestrijden van fraude. Onder meer zoals hierboven aangegeven door de samenwerking met LAA te zoeken en een project te starten samen met de partijen in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (UWV, SVB, gemeenten, Inspectie SZW, Belastingdienst, Immigratie- en naturalisatiedienst, Openbaar Ministerie, de politie). Deze bestuursorganen werken in interventieteams samen in het toezicht op misbruik en oneigenlijk gebruik in de sociale zekerheid, het ontduiken van belastingen en het tegengaan van overtredingen van de arbeidswetgeving. Dit houdt in dat zij gezamenlijk in een branche of stedelijk gebied controles uitvoeren. In dit project staat de problematiek rondom adresfraude met tussenpersonen, tezamen met de aanpak hiervan, centraal.
De LSI-aanpak houdt in dat er actief opgetreden wordt tegen:
- fraude met WW-uitkeringen; - belasting- en premiefraude; - misbruik van Toeslagen Belastingdienst; - malafide faciliteerders (tussenpersonen); - overige daarmee samenhangende misstanden
Het LSI-project bouwt voort op de samenwerking die tussen de genoemde partijen regulier al plaatsvindt bij de aanpak van deze problematiek.
UWV trekt samen met de Inspectie SZW op in de aanpak van fraudeurs en dan met name de tussenpersonen. Als vervolg op het eerste grote onderzoek naar fraude met behulp van tussenpersonen in Tilburg (IOWA, 2016) is begin 2019 een tweede onderzoek van start gegaan. Maandelijks vindt overleg plaats tussen UWV en de Inspectie waarbij wordt besproken welke tussenpersonen in beeld zijn gekomen in de onderzoeken van UWV naar fraude door arbeidsmigranten en of de verdenking richting deze tussenpersonen dusdanig is dat een strafrechtelijke aanpak gewenst is. Inmiddels is één onderzoek naar tussenpersonen in samenwerking met de Inspectie in voorbereiding Op basis van de feiten en omstandigheden wordt vervolgens per geval besloten of de Inspectie SZW dan wel UWV de meest gerede partij is om een onderzoek in te stellen. Op basis van de feiten en omstandigheden wordt vervolgens per geval besloten of de Inspectie SZW dan wel UWV de meest gerede partij is om een onderzoek in te stellen. Ook de Belastingdienst en het Functioneel Parket maken onderdeel uit van het hierboven genoemde overleg. De Belastingdienst vanwege de mogelijke samenhang met belasting- en premiefraude. Het Functioneel Parket vanwege haar verantwoordelijkheid voor strafrechtelijke vervolging.
Tot slot wordt er samengewerkt tussen UWV en de SVB. Op basis van een WW-uitkering kan er in voorkomende gevallen ook sprake zijn van kinderbijslaguitkering ingevolge de AKW. Indien er geen recht op een WW- uitkering (meer) bestaat, kan het ook voorkomen dat er geen recht (meer) bestaat op een kinderbijslaguitkering.
Samenwerking met bonafide tussenpersonen
Eén van de aangekondigde maatregelen betrof de samenwerking met bonafide tussenpersonen. Startpunt vormde het uitnodigen van tussenpersonen die positief staan tegenover samenwerking.
UWV onderzoekt op dit moment hoe bovengenoemde samenwerking met
bonafide tussenpersonen vorm kan krijgen, om op deze manier de rol van
malafide tussenpersonen te minimaliseren en het risico op fraude met
WW-uitkeringen te verminderen. Er bestaat op dit moment geen netwerk van
tussenpersonen. Zij kennen elkaar niet en er is derhalve geen basis voor
een organisatie. Voor samenwerking zijn verschillende varianten
denkbaar, waarbij het van belang is dat er een infrastructuur
ontstaat.
UWV onderzoekt wat effectief, uitvoerbaar en haalbaar is. Daarnaast
wordt inzicht verkregen in hoe andere organisaties samenwerking,
zelfregulering en/of horizontaal toezicht hebben opgezet en wat er voor
nodig is om tot dergelijke zelforganisatie te komen. Verwacht wordt dat
de verkennende fase tot het voorjaar van 2019 zal duren. Op basis van de
verkenning kan een keuze worden gemaakt voor een specifieke richting. Ik
verwacht u in mijn brief in juni a.s. nader te kunnen infomeren over de
voortgang van dit project.
Registratie van tussenpersonen
Voor tussenpersonen die uitkeringsgerechtigden ondersteunen die UWV bezoeken in verband met een beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen die arbeidsongeschikt zijn heeft UWV al een registratiesysteem van tussenpersonen die ondersteuning bieden.
Voor de WW bestond een dergelijke registratie niet. Om beter zicht te krijgen op deze groep van tussenpersonen registreert UWV vanaf half oktober 2018 ook alle begeleiders die een WW-gerechtigde vertegenwoordigen of vergezellen naar een UWV-kantoor bij een papieren aanvraag. Conform planning zal dit vanaf maart/april a.s. uitgebreid worden naar alle bezoeken van WW-gerechtigden aan UWV waarbij een begeleider aanwezig is. Ten behoeve van data-analyse en handhavingsactiviteiten zal voor de WW een systeem gebouwd worden om de registraties van tussenpersonen onder te brengen. Op basis hiervan zal UWV periodiek de registratie van deze gegevens van tussenpersonen vergelijken (het vóórkomen van dezelfde tussenpersonen) en indien daartoe aanleiding bestaat, onderzoek doen. De registratie van begeleiders kan daarnaast ook een preventieve werking hebben, de drempel om als malafide begeleider op te treden wordt hoger gemaakt.
In de komende periode zal worden bekeken in hoeverre op basis van resultaten in relatie tot kosten van deze registratie dit systeem ook naar andere delen van de organisatie uitgerold worden.
Onderzoek cultuur binnen UWV
Het vanuit de Raad van Bestuur UWV, in overleg met SZW, wenselijke
geachte cultuuronderzoek moet inzicht bieden of, en zo ja in welke mate,
de openheid en integriteit van UWV als organisatie voldoende borging
biedt tot het uiten van signalen inzake WW-fraude. Het moet een adequaat
beeld opleveren van zowel de structuur (of governance) als de cultuur
met betrekking tot interne fraudemeldingen door medewerkers van UWV.
Specifiek aandachtspunt daarbij is of medewerkers het gevoel hebben
dat
a) de geboden mogelijkheden tot melden inzake fraude voldoende duidelijk
en toegankelijk zijn en
b) ze worden gestimuleerd (en vooral: niet actief worden tegengewerkt)
door hun direct leidinggevenden en het senior management om vermoedens
van fraude aan te kaarten.
Om de objectiviteit en onafhankelijkheid te waarborgen, is ervoor gekozen om twee onafhankelijke deskundigen, die niet eerder werk hebben verricht voor UWV, dit onderzoek uit te laten voeren: prof. dr. Zeger van der Wal en prof. dr. Emile Kolthof. Ook is er tegen deze achtergrond een extern begeleidingscommissie ingesteld voor toetsing, advisering en reflectie van de inhoud van het onderzoek. Deze bestaat uit verschillende deskundigen op het vlak van integriteit en cultuur, alsmede nauw bij het toezicht op UWV-betrokkenen:
Muel Kaptein: voorzitter externe Commissie van Integriteit Deskundigen (CID) (Rotterdam Erasmus universiteit; business ethics and integrity management)
Nathalie Smeets: lid CID (tot 1-10-2018 sectorhoofd Veiligheid, Integriteit & Klachten Korpsstaf bij de Nederlandse Politie)
Geerte-Marij Dijkstra: lid CID (hoofd Global Quality Control Audit Rabobank)
Hans Ouwehand (bestuurder Centrum Indicatiestelling Zorg, lid Audit Committee SZW)
Arjan Dikmans (directeur Stelsel en Volksverzekeringen SZW) en Natasja Moritz (SZW)
Tijdens de eerste bijeenkomst van de begeleidingscommissie van 23 november 2018 is het plan van aanpak voor het onderzoek vastgesteld. Ten behoeve van het waarborgen van de zeggingskracht van het onderzoek is besloten tot een afbakening in de deelvragen en opzet tot signalen rond WW-fraude. Tevens is besloten dat er een extern mailadres zal worden geopend waar medewerkers lopende het onderzoek relevante signalen af kunnen geven aan het onderzoeksteam. Dit naast, op basis van een random steekproef binnen relevante functies, in te plannen interviews met UWV-medewerkers.
Fase 1 van het onderzoek is inmiddels afgerond. Dat betekent dat deskresearch heeft plaatsgevonden en dat interviews hebben plaatsgevonden met stakeholders van de belangrijkste loketten (Centraal Meldpunt Fraude, HRM, Luisterend Oor, Ondernemingsraad en Bureau Integriteit). Op dit moment worden de interviews voorbereid (fase 2) binnen de uitvoeringsdivisies Uitkeren, Werkbedrijf, Sociaal Medische Zaken, Handhaving, Klant & Service en Bezwaar & Beroep. UWV-breed worden er door de onderzoekers 9 locaties bezocht: Alkmaar, Almere, Arnhem, Den Haag, Enschede, Leeuwarden, Heerlen, Hengelo en Zwolle. Deze selectie voor de locaties is gemaakt op basis van een dwarsdoorsnede hoog-midden-laag frequentie van fraudemeldingen bij het Centraal Meldpunt Fraude, de uitkomsten uit het Werkbelevingsonderzoek en het integriteitsdashboard. De interviews vinden plaats vanaf eind januari en lopen door tot in maart. Eind mei is voorzien dat het concept onderzoeksrapport wordt voorgelegd aan de externe begeleidingscommissie en vervolgens (uiterlijk juni as.) doorgeleid naar de Raad van Bestuur van UWV en SZW. De resultaten en reactie op aanbevelingen zullen worden meegenomen in de brief aan uw Kamer in juni as.
Verkenning met andere uitvoerende organisaties naar aanvullende maatregelen om fraude te bestrijden
In het kader van de aangekondigde maatregelen en onderzoeken wordt veelvuldig samengewerkt met andere organisaties waarbij aandacht wordt besteed aan aanpak van fraude. Er wordt actief met andere uitvoerders gesproken over fraude om aanvullende maatregelen te verkennen. Ook wordt door de totstandkoming van de signaleringsbrief een beeld gecreëerd van de verschillende fraudefenomenen en de aanpak daarvan. Zoals hierboven reeds gemeld, gaat UWV bovendien samenwerken in het LSI project.
Proef uitzendsector verwijtbare werkloosheid
UWV is in samenwerking met de brancheorganisaties in de uitzendsector, de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) een pilot gestart om intensiever te controleren op verwijtbare werkloosheid in de uitzendsector. Als iemand verwijtbaar werkloos is, bestaat geen recht op een WW-uitkering. Zoals aangegeven in mijn brief van 10 oktober 20188, toetst UWV momenteel op basis van informatie van de werkloze werknemer of er sprake is van verwijtbare werkloosheid. Met deze pilot gaat UWV na of het effectief is om voor deze toets ook gegevens op te vragen bij de uitzendbureaus en zo ja, hoe de informatie-uitwisseling tussen UWV en uitzendbureaus zo effectief en efficiënt mogelijk ingericht kan worden. Ik heb de intentie om breed -– dus ook bij niet-uitzendwerkgevers – controle toe te gaan passen. Ik zal samen met UWV bekijken hoe deze controle het beste vorm kan krijgen.
Aan de pilot, die eerder deze maand gestart is, nemen tien uitzendbureaus deel. Wanneer een ex-uitzendkracht van een deelnemend uitzendbureau een WW-uitkering aanvraagt, vraagt UWV bij het uitzendbureau uit waarom het dienstverband van deze uitzendkracht geëindigd is en of hem of haar passend werk is aangeboden. Als daaruit blijkt dat de ex-uitzendkracht mogelijk verwijtbaar werkloos is, wordt hoor/wederhoor toegepast bij de uitzendkracht en/of het uitzendbureau. Ook kan UWV extra toelichting vragen van de uitzendbureaus. Op basis van de verzamelde informatie beslist UWV of de ex-werknemer recht heeft op een WW-uitkering.
Om de effectiviteit van de pilot te kunnen meten, moet een vergelijking worden gemaakt tussen enerzijds beoordelen volgens het bestaande proces (met alle daarbij behorende informatie en activiteiten) en anderzijds beoordelen met de extra informatie van de uitvraag. Om een controlegroep te creëren, worden daarom WW-aanvragen die onderdeel uitmaken van de pilot ook volgens het bestaande proces – dus zonder informatie van de ex-werkgever – beoordeeld. Naar verwachting zal de pilot, die van januari 2019 tot medio april 2019 duurt, betrekking hebben op circa 750 WW-aanvragen.
In juni a.s. zal ik uw Kamer informeren over de resultaten van de pilot en aangeven welke conclusies ik daaraan verbind. Op dat moment zal ik ook ingaan op de vraag of er een noodzaak is voor nadere regelgeving met betrekking tot het toetsen van verwijtbaarheid.
In aanvulling op hun deelname aan de pilot met UWV hebben de ABU en de NBBU aangegeven dat sociale partners in de uitzendsector in het cao-overleg inzetten op het wegnemen van prikkels voor draaideurconstructies. Daarbij wordt onder andere gekeken naar de wachttijd van het StiPP-pensioen9. In mijn antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Van Weyenberg (D66) en Heerma (CDA), die ik gelijktijdig met deze brief aan uw Kamer stuur, ga ik hier verder op in.
Tijdens het debat van 10 oktober 2018 heb ik toegezegd om uw Kamer te laten weten welke informatie bij het controleren van WW-aanvragen uit het systeem van UWV gehaald kan worden en hoe deze informatie beter benut kan worden. In mijn brief van 21 december 201810 ben ik reeds ingegaan op de gegevens die nu in de Polisadministratie, de database van arbeids- en uitkeringsverhoudingen die via de loonaangifte door werkgevers gevuld wordt, aanwezig zijn over de reden van de beëindiging van uitzenddienstverbanden. Helaas zijn deze gegevens, zoals ik in december uiteen heb gezet, op dit moment niet bruikbaar bij het beoordelen van WW-aanvragen, omdat de informatie via de loonaangifte te laat binnenkomt en de betreffende rubriek vaak niet wordt ingevuld door uitzendbureaus. Via bovengenoemde pilot zet UWV er daarom op dit moment op in om voor informatie over de beëindiging van dienstverbanden de loonaangifte niet af te wachten, maar deze direct bij de werkgever op te vragen, aangevuld met informatie over een eventueel passend werkaanbod. Naast het pilotproces zal ik met UWV en andere partners in de loonaangifteketen onderzoeken op welke manier de loonaangifte en Polisadministratie zouden kunnen bijdragen aan het controleren op verwijtbare werkloosheid. Daarbij zijn met name twee factoren van belang: de inhoud van de gegevensset van de loonaangifte (welke gegevens worden bij werkgevers opgevraagd?) en de aanlevertermijn (hoe lang duurt het voordat de gegevens beschikbaar zijn in de Polisadministratie?). Deze materie is zeer ingewikkeld door de grote complexiteit en schaal van de loonaangifteketen – ter illustratie: in 2019 verwacht de Belastingdienst via de loonaangifteketen 174 miljard euro aan belasting en loonheffingen te innen bij 670.000 inhoudingsplichtigen. Ik wil dit daarom zorgvuldig onderzoeken. Bij het evalueren van de pilot met uitzendbureaus zal ik samen met UWV nader bezien of het mogelijk is om de informatie die in de pilot direct bij uitzendbureaus wordt uitgevraagd, op te halen via de loonaangifte, op welke manier dat kan, en hoe deze informatie kan worden ingezet in het WW-uitkeringsproces.
Audit afhandeling van fraudesignalen
Het doel van het auditonderzoek door de Accountantsdienst van UWV naar de afhandelingen van signalen over fraude is vast te stellen dat de door UWV ontvangen externe en interne signalen van (mogelijke) fraude WW op de juiste wijze worden opgepakt, geregistreerd en afgehandeld. Het rapport zal dit voorjaar gereed zijn.
Object van onderzoek is het proces van oppakken en afhandelen van fraudesignalen WW en de sluitende registratie hiervan bij de betrokken onderdelen van UWV, i.c. de divisies Uitkeren, WERKbedrijf, SMZ (Bijzondere Zaken) en Klant & Service (meer specifiek het Klantencontactcentrum (KCC) en de portal van UWV.nl), de directie Handhaving en de verdere afhandeling door de directie Handhaving. In het kader van dit onderzoek start het proces bij de ontvangst van een extern fraudesignaal of bij het intern signaleren van (mogelijke) fraude en eindigt bij de beslissing om geen verder onderzoek in te stellen of na de beslissing over het wel/niet sanctioneren van de uitkeringsgerechtigde.
Het onderzoek bestaat uit een inventarisatie en analyse van documentatie, interviews met medewerkers en management die betrokken zijn bij beleid, uitvoering en control van de WW op het hoofdkantoor en verschillende vestigingen, alsmede deelwaarnemingen op de afhandeling van fraudesignalen. In aanvulling op het cultuuronderzoek worden ook aspecten gerelateerd aan de interne meldcultuur meegenomen, zoals de beoordeling of medewerkers van de betrokken divisies van mening zijn dat de activiteiten ten aanzien van fraudesignalen WW tot hun takenpakket behoren.
In de stand van zaken die uw Kamer voor de zomer zal ontvangen zullen de belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek, alsmede hoe invulling wordt gegeven aan eventuele aanbevelingen worden uiteengezet.
Data-analyses door UWV naar arbeidspatronen
UWV heeft data-analyses, in combinatie met expertise van UWV-medewerkers, uitgevoerd naar kenmerken van aanvragen en lopende uitkeringen die zouden kunnen wijzen op een verhoogd risico op fraude. Doel is om vast te stellen of met behulp van deze kenmerken extra aangescherpte controles op een efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd om fraude te voorkomen en te signaleren. Twee risico’s zijn hierbij specifiek onderzocht:
verwijtbare werkloosheid: iemand krijgt een uitkering omdat hij/zij aangeeft onvrijwillig werkloos te zijn, terwijl er feitelijk sprake is van verwijtbare werkloosheid
verblijf in het buitenland: iemand verblijft in het buitenland en dus niet beschikbaar is voor de Nederlandse arbeidsmarkt maar wekt wel de suggestie in Nederland te verblijven.
Eén van de onderzochte kenmerken is een arbeidspatroon waarbij zes maanden wordt gewerkt, waarna drie maanden gebruik wordt gemaakt van de WW. Omdat dit patroon sinds 1 januari 2017 slechts in ca. 50 gevallen is voorgekomen, is in de uitgevoerde data-analyse uitgegaan van een ruimere definitie, te weten: minimaal twee WW-uitkeringen en in de periode tussen twee uitkeringen zes of meer maanden werken.
In de data analyse is het volledige uitkeringenbestand vanaf 1/1/2017 met een populatie van 491.000 uitkeringen betrokken. Dit bestand is geanalyseerd op arbeidspatronen en andere kenmerken. Een selecte steekproef van ongeveer 500 uitkeringen die voldoen aan één of meer van deze kenmerken is nader onderzocht om vast te stellen of het arbeidspatroon en mogelijk ook andere kenmerken kunnen wijzen op een verhoogd frauderisico. Alle dossiers uit deze steekproef zijn daartoe volledig onderzocht waarbij ook, voor zover mogelijk, informatie is ingewonnen bij (ex-)ontvangers van een WW-uitkering en ex-werkgevers. Wanneer er sprake was van een overtreding dan zijn de overtreders ook aangepakt.
Het gebruik van risicoprofielen draagt er aan bij dat de beschikbare capaciteit efficiënt wordt ingezet waar de risico’s op fraude hoog zijn. De komende periode worden de resultaten van de risicoprofielen nader geanalyseerd en wordt gewerkt aan de doorontwikkeling en implementatie van de risicoprofielen in de uitvoeringspraktijk. De profielen zullen voortdurend geactualiseerd worden, mede in verbinding met activiteiten en onderzoeken elders binnen UWV. In juni a.s. zal ik uw Kamer nader informeren.
Hiermee voert UWV de toezegging uit het debat van 11 oktober 2018 uit wat betreft de data-analyse. Daarnaast maakt deze analyse deel uit van de uitvoering van de motie Heerma11 over een betere controle op verwijtbare werkloosheid bij de aanvraag van een uitkering.
Onderzoeken
In het ambtsbericht van UWV dat meegestuurd is met de brief van 1
oktober aan uw Kamer is een overzicht gegeven van onderzoeken en
verkenningen met betrekking tot arbeidsmigranten uit de periode 2009 tot
2018. Deze onderzoeken van UWV zijn daarbij vertrouwelijk naar uw Kamer
gestuurd. In het debat op 11 oktober 2018 heb ik toegezegd de
betreffende rapporten openbaar te maken. Hierbij stuur ik uw Kamer deze
onderzoeken alsmede enkele andere onderzoeken die gerelateerd zijn aan
dit onderwerp, dan wel waarnaar verwezen wordt in de reeds toegestuurde
onderzoeken.
In aanloop daarnaar ben ik verder gaan kijken naar onderzoeken die
UWV uitvoert. UWV voert jaarlijks een groot aantal onderzoeken uit over
de gehele breedte van haar takenpakket om risico’s in de uitvoering op
te sporen en de interne processen te verbeteren. Dit is onderdeel van de
reguliere bedrijfsvoering. Naast het kwaliteitsonderzoek naar
Wajong-2015 beoordelingen uit 2016 waarover de staatssecretaris recent
vragen van uw Kamer heeft beantwoord12, is ook het onderzoek
‘Misbruikrisico’s uitkeringsgelden als gevolg van invoering
e‑dienstverleningsconcept’ uit 2014 in dit verband een goede illustratie
van enerzijds de context van die jaren zoals beschreven in mijn brief
van 1 oktober 2018, waarbij taakstellingen leidden tot digitalisering
van de dienstverlening met minder face-to-face contacten. Hierdoor
werden nieuwe frauderisico’s geïntroduceerd. Anderzijds geeft dit een
beeld hoe de frauderisico’s door UWV zijn opgepakt in de vorm van
kritisch onderzoek van de directie Handhaving naar deze nieuwe risico’s
en het formuleren van een aanpak daarop. De belangrijkste aanbevelingen
uit het rapport zijn in vervolg daarop uitgewerkt en geïmplementeerd,
waardoor de risico’s met de grootste impact en de meeste kans op het
voorkomen daarvan werden geadresseerd. Zo heeft er een onderzoek
plaatsgevonden naar IP-logging om fraude met tussenpersonen op te
sporen, is er een uploadfunctie gecreëerd zodat uitkeringsgerechtigden
op verzoek van UWV bewijsstukken aan kunnen leveren, vindt er
structureel onderzoek naar gefingeerde dienstverbanden plaats en is er
een geautomatiseerd handhavingssysteem geïntroduceerd naar het
verplichte aantal sollicitatieactiviteiten per 4 weken. Bovendien heeft
in alle jaren, dus ook in 2014, handhaving plaatsgevonden en zijn
fraudeurs opgespoord en aangepakt. Voor 2014 is ca €63 miljoen aan
terugvorderingen en bijna €45 miljoen aan boetes opgelegd. Daarnaast is
te zien hoe aard en grootte van risico’s voortdurend onderhevig zijn aan
verandering door nieuwe ontwikkelingen. Het sinds 2016 verstevigen en
uitbreiden van de persoonlijke dienstverlening voor grote groepen
uitkeringsgerechtigden met opnieuw meer face to face contact heeft
positieve effecten op de controlebeleving van uitkeringsgerechtigden en
op de mogelijkheden van UWV-medewerkers om uitkeringsgerechtigden te
beïnvloeden en te ondersteunen.
UWV voert een grote hoeveelheid onderzoeken uit, meer dan 100 op
jaarbasis. UWV initieert deze onderzoeken zelf en ze vormen een
belangrijk onderdeel risico’s in de uitvoering op te sporen, het eigen
beleid te verbeteren dan wel processen tegen het licht te houden. Deze
onderzoeken bestrijken de volle breedte van het takenpakket van UWV en
zijn zeer uiteenlopend van aard: van handhavingsonderzoeken zoals
hierboven beschreven, tot onder meer kennisonderzoeken, onderzoeken naar
kwaliteit, normtijden, rechtmatigheid, ISO audits en Customer
Intelligence onderzoeken. Voor een groot deel van de onderzoeken geldt
dat op basis van risicoanalyse de onderwerpen worden geselecteerd en
opgenomen in een divisiejaarplan. Veel van deze onderzoeken zijn intern,
maar in sommige gevallen worden de onderzoeken gepubliceerd, waar andere
partijen hun voordeel mee kunnen doen, zoals arbeidsmarktonderzoeken of
gedragswetenschappelijk onderzoek. Vaststaat dat de interne onderzoeken
los van de dan geldende context van UWV geïsoleerd geen representatief
beeld geven. Deze onderzoeken zijn onderdeel van het continue
kwaliteitsbewakingssysteem van UWV.
Limosa
In mijn brief van 22 oktober 2018 heb ik u toegezegd te bezien in hoeverre het Belgische Limosa-systeem inspiratie kan bieden bij de bestrijding van WW-fraude. Deze toezegging heb ik gedaan in reactie op de motie van de heer Van Dijk (Kamerstuk 17 050, nr. 553). Een analyse van het systeem laat zien dat dit systeem geen houvast biedt bij de bestrijding van WW-fraude.
Limosa is het meldingssysteem dat België heeft gerealiseerd voor buitenlandse dienstverrichters die met hun werknemers diensten komen verrichten in België. In Nederland voorziet de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU) in een dergelijke meldingsplicht voor buitenlandse dienstverrichters. De werkzaamheden voor deze meldingsplicht zijn in volle gang in samenwerking met de Inspectie SZW, SVB en de Belastingdienst. In het licht van WW-fraude biedt dit weinig aanvullende waarde. Allereerst betreft het een andere populatie dan de populatie inzake de WW-fraude. In het Limosa-systeem moeten buitenlandse dienstverrichters aangeven welke gedetacheerde werknemers, wanneer, welke werkzaamheden verricht. Voor arbeidsmigranten die door hun buitenlandse werkgevers gedetacheerd worden geldt dat in de eerste twee jaar geen WW-rechten worden opgebouwd. De sociale lasten worden immer afgedragen in het land van herkomst. Pas na 2 jaar detachering dragen zij lasten af in Nederland en worden er rechten opgebouwd. Vanaf dat moment zijn hun gegevens bij UWV bekend via de polisadministratie. Daarnaast betreft de WW-fraude hoofdzakelijk arbeidsmigranten die (tijdelijk) in dienst treden bij een binnenlandse werkgever. Van deze binnenlandse werkgevers ontvangt UWV nagenoeg dezelfde gegevens over de arbeidsmigranten, zoals de start en het einde van de arbeidsverhouding, via de loonaangifteketen.
In het debat op 11 oktober 2018 heeft de heer Wiersma gevraagd naar de effectrapportage over EU-Arbeidsmigratie uit 2014 in samenhang met signalen over misbruik in de WW. Ik heb uw Kamer toegezegd hierop terug te komen. De effectrapportage laat zien wat er is gedaan en bereikt om de toestroom van EU-burgers, sinds de invoering van vrij verkeer van werknemers met acht Midden- en Oost-Europese landen in 2007, in goede banen te leiden. Daarnaast geeft de rapportage inzicht in de onwenselijke sociale situaties, zoals uitbuiting en slechte woonvoorzieningen, en het toenemende beroep op sociale voorzieningen. Daar waar in de rapportage wordt gesproken over misbruik van sociale voorzieningen gaat het om het beroep op de bijstandsuitkering. Ook de genomen maatregelen om onredelijk beroep op het socialezekerheidsstelsel tegengaan en de kans op werk vergroten hebben enkel betrekking op de Bijstand. Deze rapportage biedt dus geen signalen over misbruik in de WW.
Invorderen
Dat fraude moet worden aangepakt is evident. UWV is dan ook bezig om fraude op te sporen en waar mogelijk betrokkenen te beboeten en uitkeringen terug te vorderen. Uw Kamer heeft hier in de Motie van Dijk (SP) expliciet om gevraagd. Het invorderen en incasseren van onterecht verstrekte uitkeringen begint uiteraard met het opsporen van de fraudeurs. In de brief is reeds uiteengezet hoe UWV daarmee bezig is. Hieronder wordt ingegaan op het in- en terugvorderingsbeleid en de extra maatregelen die zijn en worden ingezet om zoveel mogelijk uitkeringen stop te zetten en geld terug te vorderen.
Bij arbeidsmigranten die een vordering krijgen, bestaat de kans dat zij in het buitenland verblijven. Wanneer het buitenlandse adres van verzekerde bekend is, dan wordt eerst het reguliere invordertraject gevolgd, ongeacht in welk land verzekerde woonachtig is. De debiteur ontvangt net als een verzekerde in Nederland een incassobrief, rappel, aanmaning en na beoordeling een dwangbevel. Als de debiteur niet reageert of niet betaalt, dan wordt beoordeeld of er beslag kan worden gelegd op het inkomen in Nederland (bijvoorbeeld een AOW- of een remigratie-uitkering).
Heeft de debiteur geen inkomen in Nederland en woont de debiteur in een EU-lidstaat, dan wordt de UWV-zusterorganisatie/uitkeringsinstantie van het woonland van de debiteur aangeschreven. UWV doet het verzoek om te verrekenen wanneer er een uitkering in dat land bij die instantie loopt. Wanneer er geen uitkering loopt, wordt sinds begin 2016 de zusterorganisatie gevraagd incassomaatregelen te nemen ten behoeve van de vordering van UWV. Meer dan 75% van deze vorderingen heeft betrekking op België, Duitsland en Polen. Met de zusterorganisaties in deze landen zijn afspraken gemaakt over hoe vorderingen moeten worden ingediend en waar ze aan moeten voldoen om in behandeling te kunnen worden genomen. Ondanks de afspraken blijft de uitvoering in de praktijk ingewikkeld. Hierin leert de uitvoering wel om steeds effectiever te zijn.
Om alles op alles te zetten om zoveel mogelijk van de ten onrechte verstrekte WW-uitkeringen terug te krijgen, zijn aanvullende maatregelen genomen.
UWV start met een praktijkonderzoek met een gecombineerd kernteam op één UWV-locatie. Een beperkt kernteam dat bij signalen van fraude direct en snel kan handelen en bureaucratische horden kan nemen. In dit praktijkonderzoek zal dit kernteam de grenzen opzoeken van wat UWV kan en mag om zo duidelijker te krijgen welke bevoegdheden UWV nog nodig heeft en welke aanpassingen van wet- en regelgeving nodig zijn om optimaal te kunnen terugvorderen, zowel binnen als buiten Nederland. Ook wordt de samenwerking versterkt met andere overheidsorganen en agentschappen in het kader van de Rijksincassovisie. En in het verlengde hiervan zal UWV aansluiten bij het Expertisecentrum Fraude, dat een initiatief is van de Manifestgroep.
Ik heb daarnaast in het najaar van 2018 gesproken met de ambassadeur en de onder-staatssecretaris van Familie, Arbeid en Sociaal Beleid van Polen. In die gesprekken hebben wij het gezamenlijke belang benadrukt van het opsporen en aanpakken van fraude met uitkeringen. Daarbij heeft Polen zich bereid verklaard om samen met Nederland te onderzoeken hoe de samenwerking met Polen op het gebied van terugvordering – naast de reguliere samenwerking die er al is –nog beter vorm kan krijgen.
UWV zet in op extra aandacht voor het terugvorderen van uitkeringen uit het buitenland. Ondanks dat UWV alles op alles zet om zoveel mogelijk terug te halen, is het niet de verwachting dat alle vorderingen kunnen worden geïnd.
Rechtmatigheid
In de brief van 22 oktober 2018 heb ik aangegeven dat ik de relatie van de uitkomsten van het onderzoek naar misbruikrisico’s met het rechtmatigheidspercentage zal schetsen. Belangrijke onderzoeksvragen die in het misbruikrisico-onderzoek worden beantwoord zijn onder meer: hoe wordt in het uitvoeringsproces vastgesteld dat is voldaan aan de voorwaarden die in de WW zijn opgenomen en de verplichtingen die gelden voor de WW-gerechtigden? Bestaat daarbij een risico op misbruik/fraude? Het onderzoek moet inzicht geven in de risico’s op misbruik en fraude in de uitvoering.
Op basis van de wet SUWI verantwoordt UWV zich in het Jaarverslag over de rechtmatigheid. Hieronder wordt verstaan de financiële rechtmatigheid, dit betreft de totstandkoming van de lasten, baten en balans in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving, op basis van het handelen (financiële transacties) in het verslagjaar. Wat betreft WW-fraude is met name de vaststelling van de financiële rechtmatigheidscijfers van de uitkeringen relevant. Deze is belegd bij de afdeling Rechtmatigheid van de divisie Uitkeren en omvat ook een vaststelling of wet- en regelgeving tijdig, juist en volledig is vertaald in interne instructies en handleidingen voor de rechtmatigheidsbepaling. De rechtmatigheid wordt bepaald op basis van statistische steekproeven en uitgesplitst naar (fouten en onzekerheden) per wet en op totaalniveau voor de uitkeringen. Ook neemt UWV in de verantwoording over de rechtmatigheid het beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O-beleid) mee, indien sprake is van een ontoereikend M&O-beleid of dit ontoereikend wordt uitgevoerd.
De Accountantsdienst van UWV geeft vervolgens een oordeel over de getrouwheid van de informatie over de financiële rechtmatigheid in het jaarverslag, die tot uitdrukking wordt gebracht in de controleverklaring bij Jaarrekening inclusief Jaarverslag. Daartoe onderzoekt de Accountantsdienst de door de afdeling Rechtmatigheid uitgevoerde rechtmatigheidsbepaling.
Rechtmatigheidscontroles zijn gericht op rechtmatig handelen door UWV en niet op misbruik of fraude door de uitkeringsgerechtigde. Het rechtmatigheidsoordeel wordt vastgesteld op basis van informatie die op dat moment voorhanden is. Indien er tijdens een rechtmatigheidsonderzoek van een casus vermoedens van fraude worden onderkend, worden deze nader uitgezocht. Vastgestelde fraude wordt, afhankelijk van de situatie, beoordeeld als fout in de rechtmatigheid. Indien er nadien door UWV fraude wordt geconstateerd worden de rechtmatigheidspercentages niet met terugwerkende kracht bijgesteld.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek naar misbruikrisico’s, alsmede andere relevante onderzoeken zal niet alleen worden gekeken naar mogelijke versterking van de aanpak van fraude als onderdeel van het primaire proces maar ook naar de interne checks en controles binnen UWV en toezicht daarop, bijvoorbeeld waar het gaat om het rechtmatigheidsonderzoek zoals hierboven geschetst.
Circulaire BZK ‘BRP en briefadres’ (07-11-2016).↩︎
Bij dit onderwerp wordt bij de term “ingezetene” aangesloten bij de terminologie uit de BRP. Dit laat onverlet dat waar iemand woont of verblijft voor de toepassing van de WW naar de omstandigheden wordt beoordeeld.↩︎
Kamerstuk 27 859, nr. 57 (p. 2)↩︎
Kamerstuk 27 859, nr. 57 (p. 3)↩︎
Aantal terugmeldingen door UWV per jaar: 3 (2014), 0 (2015), 229 (2016), 5 (2017), 4 (2018) (Totaaloverzicht terugmeldingen van Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) https://www.rvig.nl/documenten/rapporten/2017/03/15/totaaloverzicht-terugmeldingen-open-document-formaat)↩︎
Kamerstuk 17 050, nr. 491↩︎
Dit aantal van 1.864 uitkeringen betekent op voorhand niet dat bij al deze uitkeringen sprake is van regelovertreding of het vermoeden daartoe.↩︎
Kamerstukken II 2018/2019, 17 050 nr. 547.↩︎
StiPP staat voor Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten↩︎
Kamerstukken II 2018/2019, 17 050 nr. 567.↩︎
Kamerstukken II 2018/2019, 17 050, nr. 563.↩︎
Kamerstukken II 2018/2019, 34 352, nr. 145.↩︎