[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Internationaal financieren in perspectief: kansen pakken, resultaten boeken

Investeren in Perspectief - Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland

Brief regering

Nummer: 2019D06418, datum: 2019-02-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34952-44).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 34952 -44 Investeren in Perspectief - Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland.

Onderdeel van zaak 2019Z02995:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland

Nr. 44 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2019

Hierbij ontvangt u de kamerbrief «Internationaal financieren in perspectief: kansen pakken, resultaten boeken». De brief gaat in op het internationaal financieringsinstrumentarium voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zoals aangekondigd in mijn nota «Investeren in perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1).

Inleiding

Het kabinet werkt wereldwijd samen met Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen aan duurzame, inclusieve groei en klimaatactie én aan versterking van het internationale verdienvermogen van Nederland. Zoals verwoord in de nota Investeren in Perspectief (Kamerstuk 34 952, nr. 1) zet het kabinet hiertoe in op het mobiliseren van kennis, kunde en kapitaal van de private sector voor de Sustainable Development Goals (SDGs), en het optimaal ondersteunen van Nederlandse mkb-ers en start-ups die de stap naar buitenlandse markten willen zetten.

De overheid ondersteunt internationale ondernemers met netwerken en contacten, kennis en informatie, belangenbehartiging en financiering. Financiering, met instrumenten voor handels- en investeringsbevordering en instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking, staat centraal in deze brief.

Het financieel instrumentarium voor handel en investeringen biedt ondernemers ondersteuning in verschillende fasen van internationalisering, bijvoorbeeld met het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) en de Exportkredietverzekering (EKV)1. Het financieel instrumentarium voor ontwikkelingssamenwerking zoals het Dutch Good Growth Fund (DGGF), Development Relevant Infrastructure Vehicle (DRIVE) en het nieuwe Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) biedt ondersteuning aan het Nederlands bedrijfsleven om met kennis, expertise en ondernemerschap bij te dragen aan ontwikkeling.

De ambitie van het kabinet is om het voor Nederlandse ondernemers zo eenvoudig mogelijk te maken de juiste financiering te vinden. Daarom wordt het financieel instrumentarium van de overheid doorlopend geëvalueerd en verbeterd, waarbij de afgelopen jaren veel is gedaan om de bekendheid en toegankelijkheid te verbeteren. De bundeling van financiële instrumenten voor internationale activiteiten, zoals aangekondigd bij het besluit tot oprichting van Invest-NL, maakt het mogelijk om beter maatwerk te leveren voor ondernemers en de slagkracht van het instrumentarium verder te vergroten.

In deze brief geeft het kabinet inzicht in de samenhang, werking en governance van het financieringsinstrumentarium voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) dat openstaat voor het Nederlandse bedrijfsleven, zoals aangekondigd in Investeren in Perspectief 2.

Daarbij gaat het kabinet in op de vernieuwingen in het instrumentarium om de SDGs te bereiken en het mkb beter te bedienen; prioriteiten die in de BHOS-nota en de handelsagenda (Kamerstuk 34 952, nr. 30) gesteld zijn. De keuzes die daarin worden gemaakt zijn erop gericht de doelmatigheid en doeltreffendheid van de individuele instrumenten en de samenhang daartussen te borgen, conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016. Met deze brief geeft het kabinet invulling aan de motie-Becker over een gelijk speelveld voor het Nederlandse bedrijfsleven, met name het mkb (Kamerstuk 34 952, nr. 16) en geeft het reactie op de moties Voordewind/Kuik over het bieden van perspectieven aan Afrikaanse jongeren (Kamerstuk 34 775 XVII, nr. 37 en Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 45) en de motie Stoffer over het gebruik van ODA als hefboom voor private investeringen (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 50).

In deze brief geeft het kabinet tot slot toelichting op de actie die het onderneemt om de financieringsportfolio verder te vergroenen in lijn met de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs en de SDG-agenda.

Voor de totstandkoming van de brief is gebruik gemaakt van bestaande adviesrapporten en analyses van het financieringsinstrumentarium, de opbrengst van eerdere consultaties in het kader van Investeren in Perspectief en aanvullende gesprekken met stakeholders, waaronder ondernemers, werkgeversorganisaties, financiële instellingen, maatschappelijke organisaties en uitvoerders van overheidsprogramma’s.

Leeswijzer:

• Paragraaf 1 geeft een overzicht van het huidig financieringsinstrumentarium voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en beschrijft de basisprincipes, de organisatie en uitvoering.

• Paragraaf 2 gaat in op de (extra) mogelijkheden om private partijen te mobiliseren die een bijdrage willen leveren aan de SDGs en klimaat.

• Paragraaf 3 gaat in op financieringsmogelijkheden en toegankelijkheid van het instrumentarium voor het Nederlands mkb en start-ups.

• Paragraaf 4 gaat in op het internationaal speelveld van het instrumentarium voor ondernemers.

• De annex geeft een uitgebreide beschrijving van alle financieringsinstrumenten, inclusief budget en uitvoerende organisatie.

1. Financieringsinstrumentarium voor BHOS

De overheid biedt een breed aanbod van financiële instrumenten ter ondersteuning van Nederlandse ondernemers, kennisinstellingen, partnerschappen en consortia die willen opereren in het buitenland. De infographic onderaan deze paragraaf geeft een schematisch overzicht van het instrumentarium.

Basisprincipes voor het financieel instrumentarium voor BHOS

Het overheidsinstrumentarium is additioneel en/of complementair aan wat de markt kan aanbieden. Dat wil zeggen dat de overheid alleen projecten steunt die de private sector niet volledig zelf kan financieren, en projecten waarmee private financiering kan worden gemobiliseerd voor maatschappelijke impact. Bijvoorbeeld door bepaalde financieringsrisico’s af te dekken die door private partijen als te risicovol worden gezien. Zoals het verstrekken van een (gedeeltelijke) garantie via het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) of het Dutch Good Growth Fund (DGGF) aan een Nederlandse bank die hierdoor de lening aan de Nederlandse mkb ondernemer voor een buitenlandse investering wel kan verstrekken. De toepassing van de staatssteunregels die gelden binnen de Europese Unie3 zorgen voor een gelijk speelveld bij financiering van bedrijven door de overheid.

Het financieringsinstrumentarium is zo ingericht dat het aansluit bij de verschillende groeifasen en daaruit voortvloeiende financieringsbehoeften van bedrijven. Dat kan gaan om verkennen en starten, de ontwikkelingsfase of financiering voor handel en investeringen (zie figuur 1). Dit varieert van subsidies voor innovaties, demonstratie- en haalbaarheidsprojecten en partnerschappen tot financiering van start-ups, kleiner en doorgroeiend mkb (via leningen, garanties en technische assistentie) en financiering en verzekering van grotere investerings- en exporttransacties.

Afhankelijk van de primaire doelstelling van een instrument valt deze financiering onder de OESO-definitie van officiële ontwikkelingshulp (ODA) of niet, is het instrument in meer of mindere mate gericht op het Nederlandse bedrijfsleven en bestaat er bijvoorbeeld een afgebakende lijst van landen waar het instrument ingezet kan worden. Zo is het DTIF, een non-ODA-instrument, primair gericht op het Nederlandse verdienvermogen door financiering te verstrekken voor export en investeringen, en daarom uitsluitend toegankelijk voor Nederlandse ondernemers. DRIVE is een ODA-instrument met als primair doel het versnellen van infrastructuurontwikkeling in 70 ontwikkelingslanden en is daarom opengesteld voor Nederlandse en buitenlandse bedrijven.

Voor alle instrumenten geldt dat bedrijven die er een beroep op doen de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen moeten onderschrijven en naleven en hierop ook worden getoetst4.

Organisatie van de uitvoering van het instrumentarium

RVO.nl is het eerste aanspreekpunt bij de overheid voor Nederlandse ondernemers met internationale ambities. De meeste financieringsinstrumenten van de overheid worden uitgevoerd door RVO.nl. Daarnaast treden Atradius Dutch State Business (Atradius DSB) en de ontwikkelingsbank FMO op als uitvoerders van specifieke instrumenten. Nauwe samenwerking tussen RVO.nl, FMO en Atradius DSB zorgt voor onderlinge aansluiting van hun expertises en betere stroomlijning van beoordelingen en voorwaarden. Deze samenwerking is gedurende de voorbereiding op de oprichting van Invest-NL verder geïntensiveerd, met het oog op meer integrale bediening van de ondernemer.

Daarnaast werkt de overheid nauw samen met private handelsbevorderende partijen en is het publiek-private netwerk versterkt, zoals toegelicht in de recente handelsbrief (Kamerstuk 34 952, nr. 30). Zo werkt de overheid samen met de Kamer van Koophandel en de stichting NLinBusiness (NLIB). Ook zij zorgen voor doorverwijzing van ondernemers naar publieke of private instanties, zodat de ondernemer uitkomt bij de partij die hem of haar het beste kan helpen. De in 2017 opgerichte NLIB stroomlijnt de private activiteiten, onder meer binnen de publiek-private Werkplaats. De Werkplaats helpt complexe projecten ontwikkelen door consortiumvorming te ondersteunen en gerichte government-to-government begeleiding.

Met de oprichting van Invest-NL komt er extra ontwikkelcapaciteit voor maatschappelijke transitiedomeinen en SDG-relevante internationalisering van het bedrijfsleven en 2,5 miljard euro kapitaal voor financiering van de nationale en internationale activiteiten. Aanvankelijk heeft het kabinet aangegeven bundeling van financiële instrumenten voor internationale activiteiten vorm te geven in een Joint Venture tussen Invest-NL en FMO. Zoals aangegeven in de kamerbrief van 18 januari 2019 (Kamerstuk 28 165, nr. 298) heeft het kabinet op basis van voortschrijdend inzicht besloten dat het internationale beter en eenvoudiger georganiseerd kan worden in een separate instelling die wordt opgericht in samenwerking tussen de Staat en FMO binnen het kader van het staatsdeelnemingenbeleid. Het kabinet verwacht het wetsvoorstel tot oprichting later dit jaar bij uw Kamer in te dienen. Deze instelling maakt het mogelijk om beter maatwerk te leveren voor ondernemers en de slagkracht van het instrumentarium verder te vergroten.

De internationale activiteiten, uitgevoerd in een samenwerkingsverband met FMO, vormen een combinatie van een aantal financieringsregelingen van RVO.nl met projectontwikkel- en financieringsactiviteiten van FMO (NL Business), met daarop aangesloten de verzekeringsactiviteiten van Atradius DSB. Hiermee wordt ondersteuning gegeven aan Nederlandse bedrijven voor het op de internationale markt brengen van hun producten en het oplossen van wereldwijde vraagstukken, zoals duurzame energie, klimaatverandering, water en voedselvoorziening. Deze separate instelling beoogt investeringen in bedrijven en projecten te doen die vanwege onzekere risico-rendementsverhouding of lange terugverdientijden onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken. Belangrijk hierbij is dat deze instelling op meerdere vlakken additioneel aan FMO zal gaan werken, zoals op het gebied van geografische reikwijdte, sectoren en doelgroepen.

De instelling zal op meerdere manieren bijdragen aan het oplossen van verbeterpunten voor internationaal opererende bedrijven. Ten eerste met het verder ondersteunen van het bedrijfsleven in de fase van projectontwikkeling. Vanuit de Staat ontvangt deze instelling jaarlijks een subsidie van EUR 9 miljoen conform Voorjaarsnota 2017 ter ondersteuning van de vroege fases van projectontwikkeling, Dit budget is beschikbaar voor Nederlandse bedrijven via de Development Accelerator, uitgevoerd door FMO.

Daarnaast ontstaat door de bundeling van bestaande internationale financieringsregelingen met de activiteiten van FMO (NL Business) en het aansluiten van de activiteiten van Atradius DSB minder versnippering. Ondernemers kunnen straks voor hun internationale activiteiten terecht bij één loket voor projectontwikkeling, financiering, exportkredietverzekeringen en andere internationale financieringsregelingen. Hiermee wordt de ontwikkeling van internationale projecten en financieringsoplossingen voor het Nederlandse bedrijfsleven integraal ondersteund.

Door de wijze waarop deze publieke en private organisaties de komende jaren in gezamenlijkheid uitvoering geven aan het instrumentarium zorgt het kabinet ervoor dat het voor ondernemers makkelijker wordt een beroep te doen op passende ondersteuning en financiering vanuit de overheid.

Instrumenten in vogelvlucht

Het financieringsinstrumentarium voor BHOS bestaat uit een aantal generieke instrumenten die benut kunnen worden voor transacties in de hele wereld en de basis vormen voor financieringen (en verzekeringen) aan een brede groep bedrijven en ondernemers. De instrumenten DGGF en DTIF vormen de basis voor financiering (en verzekeringen) aan vooral het mkb en starters, en bieden samen wereldwijde dekking:

• DGGF richt zich op het financieren van Nederlandse en lokale ondernemers die daarmee zorgen voor werkgelegenheid en kennisoverdracht in 70 lage- en middeninkomenslanden.

• DTIF richt zich op het verstrekken van financiering aan Nederlandse ondernemers voor alle landen waar DGGF niet voor open staat.

De EKV is een belangrijke basisregeling en is gericht op het verzekeren van betalingsrisico’s voor Nederlandse exporteurs waar private verzekeraars dit niet kunnen doen omdat het risico te hoog is.

De subsidieregeling voor demonstratieprojecten, haalbaarheids- en investeringsvoorbereidingsstudies (DHI), die ook financiering biedt in alle landen, biedt ondernemers ondersteuning voor demonstratie, haalbaarheid en investeringsvoorbereiding en vormt een belangrijke brug naar DGGF en DTIF.

Hiernaast zijn er zowel aan de handelskant als voor ontwikkelingssamenwerking regelingen met een meer afgebakend doel:

Starters International Business (SIB) en Partners for International Business (PIB) zorgen voor ondersteuning aan start-ups en mkb-ers die de internationale markt op willen. SIB verstrekt vouchers voor starters die daarmee tegemoetkoming krijgen in de kosten voor bijvoorbeeld deelname aan internationale beurzen. PIB ondersteunt clusters van bedrijven met als doel Nederlandse (top)sectoren op kansrijke markten in het buitenland te positioneren. Nadere ondersteuning aan internationale ondernemers wordt «in natura» geleverd via capaciteit van de economische afdelingen vanuit het postennetwerk door bijvoorbeeld de Regional Business Developers, en de Business Development Coaches van RVO.nl.

Develop2Build (D2B), DRIVE en het Infrastructure Development Fund (IDF) ondersteunen bedrijven bij publieke infrastructuurontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden.

• De SDG Partnerschappenfaciliteit (SDGP) steunt partnerschappen die willen bijdragen aan het verbeteren van voedselzekerheid en het versterken van de private sector in ontwikkelingslanden.

• Een nieuw te lanceren Innovatiefonds daagt kleine bedrijven uit met innovatieve oplossingen te komen voor uitdagingen in ontwikkelingslanden en een nieuw te vormen Challenge Fund bevordert jeugdwerkgelegenheid en ondernemerschap in deze landen.

• Het nieuwe klimaatfonds ofwel het Dutch Fund for Climate and Development 5, Climate Investor One, en het Access to Energy (AEF) fonds vormen samen de kern van het financieringsinstrumentarium dat ondernemers ondersteunt die actief zijn op het terrein van klimaat & energie in ontwikkelingslanden. In deze instrumenten nemen Nederlandse en buitenlandse ondernemers deel.

Ten slotte zijn er voorzieningen zoals de Business Development en Private Sector Development Toolkit en de technische assistentie binnen het DGGF om vanuit RVO.nl en/of het ambassadenetwerk bedrijven op weg te helpen in een nieuwe markt, de ontwikkelingsimpact te vergroten of te zorgen dat bedrijven in staat zijn te voldoen aan de voorwaarden op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

2. Mobiliseren van de private sector voor de SDGs

De SDGs en daartoe behorende ambities voor klimaat en circulaire economie vormen wereldwijd een grote opgave. Er zal fors geïnvesteerd moeten worden om de doelen in 2030 te behalen. Ook volgens de Addis Ababa Action Agenda, een VN-actieplan om de SDGs te financieren6, is het noodzakelijk om kennis, capaciteit, innovatief vermogen en financiering te mobiliseren. Van overheden, maar ook via bedrijven, maatschappelijke organisaties, financiers en kennisinstellingen. Het kabinet wil, conform de motie Stoffer (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 50), het gebruik van ODA als hefboom voor private investeringen in ontwikkelingslanden verder stimuleren en inzichtelijk maken7 en zet zich er dan ook voor in dat meer Nederlandse bedrijven hun activiteiten gaan richten op de realisatie van de SDGs. Bijvoorbeeld met het missiegedreven innovatiebeleid waarin Nederland economische kansen benut én bijdraagt aan maatschappelijke uitdagingen.

In het financieringsinstrumentarium voor BHOS is meer ruimte gekomen voor samenwerking in partnerschappen, wordt geïntensiveerd op de prioriteiten werk & inkomen, innovatie en klimaat en wordt meer geïnvesteerd in de ontwikkeling van haalbare projecten voor de SDGs.

Samenwerking voor de SDGs via Partnerschappen

Samenwerking tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en overheden is essentieel om tot innovatieve en duurzame oplossingen voor de SDGs in ontwikkelingslanden te komen. Het financieringsinstrumentarium is daarom, zoals eerder aangekondigd, uitgebreid met de SDG Partnerschappenfaciliteit (SDGP). SDGP ondersteunt bedrijven, kennisinstellingen, NGO’s en overheden die samenwerken aan de SDGs in ontwikkelingslanden. In eerste instantie is SDGP gericht op SDGs 2, 8 en 17. Hier worden in de toekomst mogelijk andere specifieke SDGs aan toegevoegd. Een deel van de projecten die met ondersteuning vanuit SDGP tot stand komt, kan in een latere fase of om op te schalen worden gefinancierd vanuit de andere financieringsregelingen van de overheid of door de markt zelf.

Extra inzet op de prioriteiten Werk & Inkomen, Innovatie en Klimaat

Een nieuw te vormen Challenge Fund bevordert jeugdwerkgelegenheid en ondernemerschap. Dit Challenge Fund volgt op de moties Voordewind-Kuik (Kamerstuk 34 775 VII nr. 37 en Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 45) waarin de regering wordt gevraagd met voorstellen te komen om het Addressing Root Causes Fund (ARC-fonds) op te schalen, gericht op het bieden van perspectieven aan Afrikaanse jongeren en vrouwen door werkgelegenheid en ondernemerschap te bevorderen. Het ARC-fonds heeft echter niet de juiste structuur om schaalbare initiatieven op het gebied van jeugdwerkgelegenheid te mobiliseren. Daarom wordt het doel van de motie -werkgelegenheid voor en ondernemerschap door jongeren- gerealiseerd met een nieuw fonds specifiek gericht op jeugdwerkgelegenheid. Binnen de doelgroep jongeren zal dit nieuwe fonds extra aandacht geven aan jonge vrouwen in de focusregio’s MENA, Sahel en Hoorn van Afrika. Het fonds zal worden opengesteld voor voorstellen van (partnerschappen tussen) maatschappelijke organisaties, bedrijven en kennisinstellingen.

Om innovaties gericht op de SDGs in landen binnen met name de OS focusregio’s te bevorderen wordt een nieuw Innovatiefonds opgericht. Het doel van deze extra inzet (het budget bedraagt EUR 5 miljoen per jaar) is om lokale en Nederlandse bedrijven, met name mkb, te ondersteunen in de pre-competitieve fases van het ontwikkelen en testen van een product of dienst. Binnen het Innovatiefonds worden momenteel twee sporen uitgewerkt; één voor Nederlandse mkb-ers en één voor lokale bedrijven.

Het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) maakt deel uit van de extra bijdrage aan klimaatfinanciering van het Ministerie8. Via een subsidietender wordt momenteel een gekwalificeerde organisatie gezocht, die het fonds vanaf medio 2019 zal gaan beheren. Het kabinet stelt voor het DFCD € 160 miljoen aan ODA-middelen beschikbaar voor de periode van 2019 tot 2022. Deze middelen gelden ook als internationale klimaatfinanciering in het kader van het Klimaatverdrag van Parijs. Het DFCD zal klimaatrelevante investeringen gaan uitvoeren in ontwikkelingslanden. Door samenwerking met financiers, crowdfunders en bedrijven kan het fonds private financiering voor klimaat in ontwikkelingslanden mobiliseren. Te denken valt daarbij aan bedrijven (Nederlandse en internationale) die actief zijn op het gebied van ontwikkeling en invoering van klimaattechnologie, zoals hernieuwbare energie, climate-smart agro, duurzaam bosbeheer, agroforestry, verwerking en circulariteit van grondstoffen, early warning systemen en disaster risk management.

Om de allerarmsten toegang te geven tot hernieuwbare energie openen we de nieuwe SDG Results Based Finance facility for Renewable Energy (SDG-RBF). Deze faciliteit stimuleert de private sector om hun bedrijfsactiviteiten te richten op armere doelgroepen en gebieden door bijbehorende risico’s en kosten te verlagen: subsidie wordt achteraf betaald na onafhankelijke controle van het aantal arme huishoudens dat toegang tot hernieuwbare energie heeft gekregen. RBF biedt bedrijven flexibiliteit om te innoveren en hun bedrijfsmodel aan te passen met het oog op de SDG-doelen. Het fonds, uitgevoerd door RVO.nl en met een budget van EUR 30 miljoen, zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2019 van start gaan.

Meer financierbare projecten voor de SDGs

Behalve goede toegankelijkheid en beschikbaarheid van financiering is een extra uitdaging om projecten met verschillende publieke en private belanghebbenden in de ontwikkelfase goed financieel te structureren. Zeker als het gaat om projecten in landen met een hoog landen- en investeringsrisico, en/of investeringen met lange terugverdientijden (soms meer dan 10 jaar). Nederland kent ook veel bedrijven die expertise hebben in het doen van voorbereidend werk en projectstructurering, bijvoorbeeld voor water-infrastructuur. Hiermee kunnen zij van waarde zijn bij het opbouwen van financierbare projecten voor FMO en de internationale financiële instellingen zoals het IFC of de EBRD. Door consortiavorming te ondersteunen voor grootschalige projecten en verschillende mogelijkheden voor financiering van vroegtijdige projectontwikkeling komen deze projecten van de grond.

In Nederland zorgen RVO.nl, FMO (met de Partnership Development Facility) en de Werkplaats via onderlinge samenwerking voor de coördinatie en ondersteuning voor dit soort projecten.

Nederland ondersteunt ook het internationale Partnering for Green Growth and the Global Goals 2030 (P4G), gericht op het opschalen van succesvolle publiek-private initiatieven. Nederland zal in 2019 een Nationaal P4G Platform oprichten waar Nederlandse bedrijven voorstellen kunnen indienen.

Vergroening

Het kabinet vergroent het instrumentarium voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, vanuit de ambitie van het kabinet om de ontwikkeling van duurzame energie te stimuleren en het gebruik van fossiele brandstoffen geleidelijk af te bouwen, in lijn met de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs en de SDG-agenda.

Het kabinet versterkt de inzet op de positionering van Nederlandse bedrijven in de duurzame energiesector en CO2-arme industrie in het buitenland, onder andere door het actief signaleren van kansen, marktbewerking en de promotie van Nederlandse kennis en technologie op dit terrein. De nadruk ligt daarbij op terreinen waarin Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen excelleren, zoals offshore windenergie, bioenergie, zonne-energie, e-mobility en in toenemende mate ook waterstof. Binnen het budget voor ontwikkelingssamenwerking vergroot het kabinet de investeringen in duurzame energie en het tegengaan van klimaatverandering.

In multilateraal verband ziet Nederland een leidende rol voor multilaterale banken in de financiering van de energietransitie en koolstofarme ontwikkelingspaden. Daarom zet Nederland binnen deze instellingen in op zo ambitieus mogelijke klimaatfinancieringsdoelstellingen en uitfasering van financiering van fossiele brandstoffenprojecten. Nederland heeft hierbij ook aandacht voor de belangrijke rol die de multilaterale banken hebben in het opschalen van financiering en het wegnemen van investeringsbarrières voor groene investeringen in ontwikkelingslanden.

Deze insteek geldt ook voor het bilaterale financieringsinstrumentarium voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking: het kabinet zet ambitieus in op mobiliseren van groene investeringen en uitfaseren van publieke financiële steun aan steenkolenprojecten en aan de exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas in het buitenland. In het bijzonder gaat het om uitfasering per 2020 in de Subsidieregeling voor demonstratieprojecten, haalbaarheids- en investeringsvoorbereidingsstudies (DHI), Partners in International Business (PIB), Starters in International Business (SIB), Private Sector Development (PSD) Apps, Dutch Trade and Investment Fund (DTIF), Dutch Good Growth Fund (DGGF), Ontwikkelingsrelevante infrastructuurprojecten (DRIVE) en de Energy Executives Training (EET). Lopende financiële verplichtingen worden gehonoreerd.

Ten aanzien van het generieke exportinstrumentarium, zoals missies, ambassadeondersteuning en de exportkredietverzekeringen, geldt geen inperking maar zet het kabinet, in consultatie met het bedrijfsleven, in op vergroening teneinde het Nederlandse bedrijfsleven beter te kunnen ondersteunen bij internationale projecten op het terrein van klimaatadaptatie en de energietransitie.

Toepassing van het IMVO-beleid binnen het instrumentarium

Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij, ongeacht of ze steun krijgen vanuit de Nederlandse overheid, de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) onderschrijven en naleven bij het uitvoeren van hun internationale activiteiten. Conform de OESO-richtlijnen dienen bedrijven gepaste zorgvuldigheid (due diligence) toe te passen op hun (toeleverings)keten. Dat wil zeggen dat bedrijven zelf de verantwoordelijkheid hebben om de grootste risico’s van hun activiteiten en in hun keten te identificeren, te voorkomen, te mitigeren en hier rekenschap over te geven wanneer zij internationaal ondernemen.

Wanneer bedrijven gebruik maken van het internationaal financieringsinstrumentarium van de overheid wordt hier ook op getoetst. Hierbij is, in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, «verbeteren» in plaats van «uitsluiten» het vertrekpunt. Naast de OESO-richtlijnen9 worden de UN Guiding Principles on Business & Human Rights (UNGP’s) en, waar relevant, ook de IFC Environmental & Social Performance Standards en de FMO-uitsluitingslijst toegepast. In de wijze van toetsing wordt rekening gehouden met het karakter van de regeling, het project en de omvang van de financiering.

Een groot deel van de internationale financieringsinstrumenten is bij RVO.nl belegd. Afgelopen jaar is door RVO gewerkt om de uniforme toepassing van hun bestaande IMVO-beleid te verankeren. Afspraken hierover zijn vastgelegd in het RVO IMVO-Uitvoeringsbeleid. In 2019 moet de IMVO-component van alle internationale RVO-regelingen in lijn zijn met dit overkoepelende uitvoeringsbeleid. In de implementatie hiervan houdt RVO rekening met proportionaliteit op basis van de aard en zwaarte van de regeling. Ook levert RVO maatwerk dat aansluit op het instrument en de doelgroep. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat RVO binnen de subsidieregelingen actief met een bedrijf in gesprek gaat over het naleven van de OESO richtlijnen. Ook wordt het handelingsperspectief van de aanvrager besproken en, indien nodig, een verbetertraject gestart, waarbij het bedrijf gedurende de uitvoering van het project dient toe te werken naar conformiteit met de OESO-richtlijnen. In alle gevallen geldt: als blijkt dat een bedrijf zich niet aan de OESO-richtlijnen houdt of het verbetertraject onvoldoende uitvoert, dan kan dit beëindiging (en terugvordering) van de steun tot gevolg hebben.

Daarnaast stelt het kabinet binnen een programma als het DGGF, dat zich voornamelijk richt op het mkb, technische assistentie beschikbaar ten behoeve van IMVO. Daar waar bedrijven kinderarbeid in hun productieketen constateren en dit niet alleen kunnen oplossen, kunnen zij samen met NGOs via het Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK) ondersteuning krijgen voor het aanpakken van de grondoorzaken van kinderarbeid. Tot slot maakte het kabinet recent bekend dat, complementair aan het FBK, er een Fonds Verantwoord Ondernemen (FVO) komt voor de aanpak van andere IMVO-risico’s dan kinderarbeid. Het FVO zal worden uitgevoerd door RVO en zal dit voorjaar opengaan.

3. Toegankelijkheid van financiering voor mkb & start-ups

De proactieve handelsagenda (Kamerstuk 34 952, nr. 30) is gericht op excellente dienstverlening aan het internationaliserend mkb en start-ups als belangrijke motoren van werkgelegenheid en creativiteit in Nederland. Als het aankomt op het verkrijgen van financieringen of verzekeringen voor export, investeringen of marktverkenning kunnen private financiers zoals banken niet altijd de maatwerkproducten aanbieden die het mkb nodig heeft. Bovendien richten deze partijen zich sinds de financiële crisis steeds minder op kleine internationale transacties door het mkb10. Daardoor zijn internationale mkb-ondernemers vaker aangewezen op alternatieve kredietverstrekkers en de overheid.

Het kabinet zet zich daarom in voor het aanbieden van financieringsmogelijkheden op maat, het verlagen van de drempel en administratieve lasten voor gebruikers van de beschikbare instrumenten en het vergroten van de bekendheid van het financierings- en exportbevorderingsinstrumentarium – in samenwerking met de private sector.

Verruiming van financiering voor mkb en start-ups

Met name voor kleinere en innovatieve partijen binnen deze groep zoals start-ups en sociale ondernemers is het belangrijk dat zij goed gebruik kunnen maken van de instrumenten en dat deze innovatie – ook voor de SDGs – ondersteunen. De voorwaarden en mogelijkheden onder het DTIF, DGGF en het DHI zijn daarom recent verruimd11. Deze aanpassingen in de instrumenten vergroten ook de positieve impact van de regelingen voor Nederland en ontwikkelingslanden. De volgende aanpassingen zijn doorgevoerd:

• het is makkelijker gemaakt voor ondernemers om zaken te doen in de meer risicovolle armste landen en focusregio’s door zachte leningsvoorwaarden (bijvoorbeeld lagere rentes), grotere leningen en hogere garantiepercentages te bieden;

• er zijn nieuwe financieringsvormen toegevoegd aan het aanbod, waaronder het verschaffen van werkkapitaal en mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven met een toeleveringsketen in ontwikkelingslanden om ontwikkelingsrelevante projecten in hun keten te financieren;

• de inzet van technische assistentie onder het DGGF is verruimd om de business case van het mkb en start-ups te versterken ter voorbereiding op een financieringsaanvraag, risico’s op het gebied van IMVO te verminderen en ontwikkelingsimpact te vergroten;

• er zijn meer mogelijkheden onder DHI voor proefinvesteringen en pilotprojecten, ruimere interpretatie van de criteria om trainingen, testen en het aanpassen van producten te faciliteren en verruiming van de toegang voor scale-ups en innovatieve ondernemers. Daarnaast zijn de eisen in DHI ten aanzien van de export die met de interventie worden gegenereerd voor alle landen gelijk getrokken terwijl voor de landen uit de focusregio’s een hoger subsidiepercentage beschikbaar is (zoals dat ook geldt voor fragiele staten). Tenslotte is binnen DHI de first come first serve – systematiek ingevoerd (versus de tendersystematiek) om zo bedrijven doorlopend te kunnen ondersteunen;

• er zijn meer financieringsmogelijkheden onder het DGGF voor sociale ondernemers, start-ups, en voor Nederlandse ondernemers die importeren uit ontwikkelingslanden;

• het eerder genoemde Innovatiefonds biedt ook mogelijkheden aan Nederlandse mkb-ers om innovaties te ontwikkelen in ontwikkelende landen;

• in aanvulling hierop zal binnen DTIF de toegang voor start-ups worden verbeterd.

Toegankelijkheid van de overheidsdienstverlening

Een ondernemer die ondersteuning of financiering zoekt moet snel kunnen vinden wat hij of zij zoekt, de dienstverlening moet helder en snel zijn, en de overheid wil natuurlijk dat de ondernemer tevreden is over de kwaliteit van de overheidsdienstverlening.

De klanten van RVO.nl, de grootste uitvoerder, tonen positieve waardering voor de diensten die RVO.nl aanbiedt (met het cijfer 7,2)12. Meer inzicht is echter nodig in de waardering van ondernemers die niet worden bereikt of niet in aanmerking zijn gekomen voor financiering. Daarom zal RVO.nl in 2019 een onderzoek doen onder deze doelgroep. De uitkomsten daarvan zullen resulteren in een plan van aanpak specifiek gericht op deze groep ondernemers.

Er zijn de afgelopen jaren verschillende stappen ondernomen om de toegankelijkheid voor ondernemers te vergroten. Bijvoorbeeld door het onderling laten aansluiten van de beoordelingscriteria die de uitvoerders RVO.nl, Atradius DSB en FMO hanteren. Van belang is dat de 1-loket functie van RVO.nl versterkt is door het instellen van een centraal contactpunt, het openen van één centraal telefoonnummer voor ondernemers, verbetering van de website en gebruik van sociale media om ondernemers te bereiken. Uitgangspunt daarbij is het no wrong door beleid voor ondernemers: RVO.nl, Atradius DSB, FMO en andere uitvoerders van financieringsprogramma’s van de overheid verwijzen onderling door en kennen elkaars instrumentarium. Zie ook figuur 2 hieronder. De bundeling van financiële instrumenten voor internationale activiteiten, zoals aangekondigd bij het besluit tot oprichting van Invest-NL, zal het mogelijk maken om in de toekomst nog beter maatwerk te leveren voor ondernemers en de slagkracht van het instrumentarium verder te vergroten.

Er zal bij RVO.nl extra worden ingezet op digitalisering, vereenvoudiging en verlaging van de administratieve lasten voor bedrijven. Een voorbeeld hiervan is de in oktober 2018 door RVO.nl gelanceerde «Regelhulp financiering en verzekeringen voor internationaal ondernemen»13. Met deze tool kunnen ondernemers snel zien of zij in aanmerking komen voor een mogelijke financiering uit het DGGF of het DTIF. En door het invoeren van digitale Quickscans voor alle financieringsregelingen kan de ondernemer eerder worden geholpen in zijn zoektocht naar de best passende financiering.

Ook verzorgt RVO.nl, vaak in samenwerking met Atradius DSB, workshops, presentaties en lezingen op evenementen, zoals recent het seminar «Groeien over de Grens». Om kapitaal van de private sector te mobiliseren werkt RVO.nl samen met banken, en worden nauwe contacten onderhouden met alternatieve kredietverstrekkers zoals regionale ontwikkelingsmaatschappijen, participatiemaatschappijen, businessangels, crowdfundingplatforms en fintech-bedrijven.

Samenwerking met de private aanbieders van financiering

Voor ondernemers telt het totale financieringsaanbod in Nederland, ook dat van de private financiers. Zij zijn immers het dagelijkse aanspreekpunt voor de financiële dienstverlening en doorgaans bekend met de internationale ambities van de klant. Daarom is het kabinet voortdurend in gesprek met private aanbieders en dienstverleners. In het kader van het Internationaal Strategisch Overleg (ISO) wordt momenteel een inventarisatie verricht naar het private financieringsaanbod, met aandacht voor ontbrekende diensten, toegankelijkheid van dienstverlening en de samenhang tussen het publieke en private financieringsaanbod, om te bekijken hoe dat te verbeteren.

Ook zoekt het kabinet samenwerking met de private partijen om de bekendheid van het instrumentarium te vergroten door middel van extra promotie van het aanbod. Dit is bedoeld om ondernemers te bereiken die nog niet snel denken aan de overheid als partner voor internationalisering14, en om de vernieuwingen in het financieringsinstrumentarium toe te lichten. Deze inzet valt uiteen in een reeks van events en promotieactiviteiten in Nederland, in samenwerking met stichting NLinBusiness en de Nederlandse financiële sector.

4. Internationaal speelveld voor ondernemers

Nederland is een open economie, grote exporteur en grote investeerder wereldwijd met een sterke positie als nummer 6 op de lijst van meest concurrerende economieën15. Vanwege die internationale oriëntatie is het van groot belang dat er een zo gelijk mogelijk internationaal speelveld is voor Nederlandse bedrijven. Zoals ook in de motie-Becker aangegeven is het aanbod van financieel instrumentarium daar één van de onderdelen van. Naast de inspanningen van het kabinet voor een sterk concurrentievermogen en goede ondersteuning aan het bedrijfsleven werkt het kabinet aan structurele verbetering van het mondiale speelveld via internationale afspraken en normen (zie kader).

Over het financieringsaanbod in Nederland in vergelijking met het aanbod van andere landen zijn de afgelopen jaren verschillende externe rapporten verschenen16. Ook het adviesrapport Team Nederland: Samen sterker in de wereld in opdracht van het publiek-private Dutch Trade and Investment Board (2017) deed hier uitspraken over. In 2015 is er een internationale vergelijking gemaakt van de inzet van het Nederlandse bedrijfsleven bij ontwikkelingssamenwerking (kamerstuk 33 916, nr. 23). In 2016 is een interne benchmark uitgevoerd door het ministerie om het non-ODA financieringsaanbod voor Nederlandse ondernemers te vergelijken met Europese landen. En in 2017 heeft EY een rapport opgeleverd in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over het groeipotentieel van wereldwijde uitdagingen. Ook de consultaties in het kader van de oprichting van Invest-NL raken aan dit onderwerp. In de eerdere kamerbrief17 is aangegeven dat het financieel instrumentarium voor ontwikkelingssamenwerking kansen biedt aan Nederlandse ondernemers. De inzet van het eigen bedrijfsleven bij ontwikkelingssamenwerking is vergelijkbaar met de benadering in het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Duitsland, landen waar het betrekken van bedrijfsleven bij ontwikkelingssamenwerking ook een prioriteit is. Het kabinet blijft zich inspannen om instrumenten met een ontwikkelingsoogmerk, die niet exclusief voor Nederlandse ondernemers zijn, optimaal bekend en toegankelijk te maken voor de Nederlandse markt.

Het kabinet is van mening dat er in het algemeen een compleet en goed ingericht aanbod van financieringsinstrumenten, publiek en privaat, is voor Nederlandse ondernemers. Twee belangrijke aandachtspunten komen echter naar voren uit de voornoemde rapporten en gesprekken.

Ten eerste is het soms lastig voor ondernemers om kleine transacties gefinancierd te krijgen in de private markt. De banken hebben hun bediening voor kleinere transacties beperkt en gestandaardiseerd in reactie op de financiële crisis en destijds ingestelde wetgeving. Dit vormt tevens een beperking voor overheidsregelingen waarvoor de ondernemer ook een deel bancaire financiering nodig heeft. In reactie hierop is de afgelopen jaren het publieke aanbod van directe financiering voor export en investeringen vergroot via het DGGF en DTIF en is de aanvraagprocedure van de EKV versimpeld voor het mkb. Met deze maatregelen is het aanbod verbeterd voor het mkb. Niettemin blijft goede bediening van kleinere bedrijven een aandachtspunt, waar overheid en private partijen onder andere in het ISO over in gesprek blijven. Ook is een CIRR-loket geïntroduceerd, waar financiers tegen een vaste rente exportfinanciering kunnen ophalen.

Ten tweede ervaren ondernemers knelpunten als het gaat om ontwikkeling en financiering van grotere (investerings)projecten. Dit speelt vooral voor projecten in opkomende markten en ontwikkelingslanden. Immers, in landen waar het de lokale overheid en financiële sector ontbreekt aan de benodigde capaciteit spelen Internationale Financiële Instellingen en donorlanden een grote rol om bijvoorbeeld infrastructurele projecten te ontwikkelen en daar een passend financieringspakket bij aan te bieden. Het kabinet wil Nederlandse partijen juist steunen om met hun kennis en kunde bij te dragen aan dit soort projecten, omdat deze van grote waarde zijn voor het realiseren van de SDGs in ontwikkelingslanden en voor de Nederlandse positie in de wereld. Daar is naast geld vooral goede samenwerking voor nodig tussen de verschillende financiers. Daarom werken RVO.nl, FMO en de Werkplaats samen op dit gebied. Ook Climate Investor One is een goed voorbeeld van een fonds dat financiering verstrekt voor zowel de projectidentificatie en -ontwikkelingsfase als ook de financiering van de uitvoering van de projecten zelf.

Het kabinet maakt zich, net als andere EU-landen, zorgen over de toenemende concurrentie in Nederland en op derde markten vanuit landen waar de overheid het eigen internationaal actieve bedrijfsleven (waaronder staatsbedrijven) vergaand ondersteunt. Het kabinet zet zich met en via de Europese Unie in voor onder andere grotere transparantie op het gebied van staatsbedrijven en subsidies, zodat handelsverstorend overheidsoptreden beter aan het licht komt. De EU heeft hiertoe recent voorstellen gedaan voor verscherpte naleving van de verplichting die WTO-leden hebben om te notificeren wanneer zij nationale wetgeving aannemen die raakt aan internationale handel. Ook wil Nederland nieuwe regelgeving ten aanzien van industriële subsidies en inkadering van de rol van staatsbedrijven in de wereldeconomie. De EU ontwikkelt hiertoe samen met Japan en de VS voorstellen voor nieuwe WTO-regels. Verder zet Nederland zich er voor in om afspraken en normen die er zijn, door meer partijen te laten onderschrijven. Bijvoorbeeld de afspraken in Arrangement verband18 over de voorwaarden waartegen exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt. Voor EU-lidstaten zijn de deze afspraken bindend. Via de International Working Group on Export Credits wordt een dialoog gevoerd met opkomende economieën zoals China – die (nog) niet deelnemen aan het Arrangement – over het beperken van mogelijke verstoringen van het speelveld en om hen te bewegen zich ook aan te verbinden aan het Arrangement.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag

Annex: Overzicht Internationaal Financieringsinstrumentarium voor BHOS

Access to Energy Fund (AEF) Revolverend fonds voor private hernieuwbare energieprojecten die bijdragen aan toegang tot hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden.

Fondsomvang 85 miljoen

(revolverend)

FMO
Challenge Fund jeugdwerkgelegenheid (CFYE) Fonds in oprichting, gericht op werk en inkomen voor jongeren en vrouwen in de focusregio’s.

150 miljoen

(evaluatie in 2022)

Nog te selecteren
Climate Investor One (CIO) Geïntegreerd fonds voor projectontwikkeling, financiering en herfinanciering van projecten op het gebied van hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden. 50 miljoen (BZ bijdrage) Climate Fund Managers
Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsvoorbereidings-studies (DHI) Subsidieregeling voor het mkb om te onderzoeken of een investering de moeite waard is. 9 miljoen (jaarlijks) RVO
Develop to Build (D2B) Stimuleren van investeringen in de ontwikkelfase van infrastructurele projecten in lage- en middeninkomenslanden. 75 miljoen voor 2015 t/m 2020 RVO
Development Accelerator (DA) Faciliteit die projecten in de eerste fases van projectontwikkeling ondersteunt waar zowel een duidelijk Nederlands belang als een SDG-relevante impact te identificeren is. 14,4 miljoen voor 2018 t/m 2021 FMO
Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) Revolverend fonds voor klimaatrelevante investeringen in ontwikkelingslanden, waar mogelijk i.s.m. private partijen. 160 miljoen voor 2019 t/m 2022 Nog te selecteren (tender gestart november 2018)
Dutch Good Growth Fund (DGGF) Revolverend fonds dat financiering (en verzekering) verschaft voor Nederlandse en lokale bedrijven die willen investeren in en exporteren naar 70 opkomende markten en ontwikkelingslanden. Focus op het mkb. 700 miljoen t/m 2024 (revolverend) Drie uitvoerders: RVO, PwC/Triple Jump en Atradius DSB
Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) Revolverend fonds dat financiering (en verzekering) verschaft om Nederlandse bedrijven te stimuleren te investeren exporteren in landen die niet op de DGGF landenlijst staan. Focus op het mkb.

102 miljoen 2016 t/m 2021

(revolverend)

RVO en

Atradius DSB

Exportkredietverzekeringen (EKV)1 Verzekering van betalingsrisico’s van NL exporttransacties van kapitaalgoederen en aannemingswerken. (Tot een maximum van) 10 miljard per jaar (kostendekkend) Atradius DSB
Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK) Subsidiefaciliteit voor bedrijven die in samenwerkingsverband grondoorzaken van kinderarbeid in hun keten aanpakken. Totaal 35 mln voor 2018 t/m 2022 RVO
Geodata for Agriculture and Water (G4AW) Infrastructuur voor monitoring en gebruik van geodata. 68 miljoen, (minimaal 30% eigen bijdrage van de partner bedrijven) The Netherlands Space Office (NSO)
Infrastructure Development Fund (IDF) Revolverend fonds dat investeert in infrastructuur projecten in ontwikkelingslanden. Fondsomvang 326,5 miljoen (revolverend) Ophoging met 100 miljoen in komende 5 jaar FMO
Innovatiefonds Fonds in oprichting dat innovatie stimuleert via twee sporen: lokaal mkb en Nederlands mkb 5 miljoen per jaar RVO (voor Nederlands mkb), voor lokaal mkb nog te selecteren
Ontwikkelingsrelevante infrastructuurprojecten (DRIVE) Stimuleren van investeringen na de ontwikkelfase in infrastructurele projecten in lage- en middeninkomens landen. 150 miljoen (jaarlijkse committeringsruimte t/m 2020) RVO
Partners for International Business (PIB) Programma met als doel topsectoren op kansrijke markten in het buitenland te positioneren 4,75 miljoen RVO
Partnership Development Facility (PDF) Fonds dat zich richt op het bevorderen van projectidentificatie en projectonwikkeling om handelscorridors te ontwikkelen en te verbeteren. 21,4 miljoen t/m 2022 FMO
Private Sector Development Toolkit (PSD Toolkit) Toolkit die ambassades ondersteunt bij het implementeren van de Nederlandse agenda voor hulp, handel en investeringen. 18 miljoen per jaar RVO
Regeling Investeringsverzekeringen (RIV)2 Verzekering van investeringen door Nederlandse bedrijven in het buitenland Valt onder het budget van EKV Atradius DSB
SDG-Results Based Finance faciliteit (SDG-RBF) Subsidiefaciliteit voor bedrijven die ex-post betaalt voor het leveren van SDG resultaten. Eerste window richt zich op toegang tot hernieuwbare energie voor 2 miljoen mensen. 30 miljoen voor 2019 t/m 2024 RVO (start eerste kwartaal 2019)
SDG-Partnerschapfaciliteit (SDGP) Subsidiefaciliteit waarmee bedrijven gesteund kunnen worden bij het aangaan van publiek-private samenwerking gericht op het behalen van de SDGs. 70 miljoen voor 2018 t/m 2025 RVO
Starters International Business (SIB) Vouchersysteem waarmee bedrijven die willen voor het eerst willen exporteren gesteund worden. 3,95 miljoen RVO

1 De EKV is een instrument voor exportbevordering dat op de begroting staat van het Ministerie van Financiën en waar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking mede beleidsverantwoordelijk voor is.

2 De RIV is een instrument voor exportbevordering dat op de begroting staat van het Ministerie van Financiën en waar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking mede beleidsverantwoordelijk voor is.


  1. De EKV is een instrument voor exportbevordering dat op de begroting staat van het Ministerie van Financiën en waar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking mede beleidsverantwoordelijk voor is.↩︎

  2. «Nader onderzocht wordt hoe instrumenten elkaar kunnen versterken en of aanvullende acties nodig zijn in de werking en governance van de diverse instrumenten. De resultaten van dit onderzoek worden in het najaar van 2018 aan de Kamer aangeboden», Investeren in Perspectief p. 54 (Kamerstuk 34 952, nr. 1).↩︎

  3. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/staatssteun↩︎

  4. Voor de ekv geldt dat bedrijven die een aanvraag indienen daarbij moeten verklaren dat zij op de hoogte zijn van de richtlijnen en deze ook naleven. Zonder een dergelijke verklaring wordt een aanvraag niet in behandeling genomen. Toetsing vindt plaats aan de hand van de OESO Common Approaches.↩︎

  5. Kamerstuk 31 793, nr. 18↩︎

  6. http://undocs.org/A/RES/69/313↩︎

  7. De resultaten hiervan zullen inzichtelijk worden gemaakt via de jaarlijkse Resultatenrapportage van het Ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.↩︎

  8. Kamerstuk 31 793, nr. 18↩︎

  9. Voor de exportkredietverzekering (EKV) gelden de OESO Common Approaches↩︎

  10. Bron: DNB (2016) Kredietmarkten in beweging. Amsterdam, DNB (2018) Lending by Dutch large banks to the Dutch SME sector (Quarter) en Panteia (2017) Financieringsmonitor 2017–1.↩︎

  11. Zie de bij deze kamerbrief bijgevoegde aangepaste Toetsingskaders Risicoregelingen Garanties DGGF en DTIF, raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎

  12. Bron Klanttevredenheidsonderzoek 2017, cijfer is voor de totale dienstverlening door RVO.nl↩︎

  13. https://regelhulpenvoorbedrijven.nl/internationalefinanciering/↩︎

  14. Zie over dit onderwerp ook het onderzoek door Ipsos 2015, uitgevoerd in opdracht van RVO.nl↩︎

  15. Global Competitiveness Ranking, World Eonomic Forum (2018)↩︎

  16. Onder andere «De Wereld draait door» door Carnegie Consult (2015), «Een Nederlandse Financieringsinstelling voor Economische Ontwikkeling: Het Duitse KfW als inspiratiebron», Kremers (2016)↩︎

  17. Kamerstuk 33 916, nr. 23 d.d. 10 december 2015↩︎

  18. De Arrangement on Officially Supported Export Credits: de EU, de VS, Australië, Canada, Zuid-Korea, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Zwitserland. Het gaat bijvoorbeeld over kostendekkendheid, looptijden of gebruik van hulpgelden.↩︎