[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

34853 (R2096), eindtekst

Goedkeuring van het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (Trb. 2017, 86, en Trb. 2017, 194)

Eindtekst

Nummer: 2019D06683, datum: 2019-02-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2017Z18521:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

12 februari 2019	



	Goedkeuring van het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen
Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen
gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en
winstverschuiving (Trb. 2017, 86, en Trb. 2017, 194)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN RIJKSWET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 24 november 2016 te
Parijs tot stand gekomen Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan
belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van
grondslaguitholling en winstverschuiving ingevolge artikel 91, eerste
lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft,
alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van
het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de
bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze:

Artikel 1

	Het op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen Multilateraal
Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde
maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving,
waarvan de Engelse en Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 2017,
86, en de Nederlandse vertaling is geplaatst in Tractatenblad 2017, 194,
wordt goedgekeurd voor Nederland en Curaçao.

Artikel 2

Goedgekeurd wordt dat bij de binding van het Koninkrijk aan het in
artikel 1 genoemde Verdrag voor Nederland de voorbehouden worden gemaakt
die zijn opgenomen in de volgende artikelen van het Verdrag: 

I. Artikel 3(5)(d):

“5. Een Partij kan zich het recht voorbehouden: 

d) het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen
die reeds een bepaling bevatten als omschreven in het vierde lid, die in
detail voorschrijft hoe specifieke feitelijke situaties en soorten
entiteiten of constructies behandeld moeten worden;” 

II. Artikel 11(3)(a):

“3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

a) dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte
belastingverdragen;”

IIA. Artikel 12(4):

“4. Een Partij kan zich het recht voorbehouden dit artikel in zijn
geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen.” 

III. Artikel 14(3)(b):

“3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

b) dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op bepalingen van haar
gedekte belastingverdragen die betrekking hebben op de exploratie of
exploitatie van natuurlijke rijkdommen.”

IV. Artikel 26(4):

“4. Een Partij kan zich het recht voorbehouden dit Deel niet toe te
passen op een of meer gespecificeerde gedekte belastingverdragen (of op
al haar gedekte belastingverdragen) die reeds voorzien in verplichte en
bindende arbitrage voor onopgeloste kwesties die voortkomen uit een zaak
die door middel van een procedure voor onderling overleg onderzocht
werd.” 

Artikel 3

Goedgekeurd wordt dat bij de binding van het Koninkrijk aan het in
artikel 1 genoemde Verdrag voor Curaçao de voorbehouden worden gemaakt
die zijn opgenomen in de volgende artikelen van het Verdrag: 

I. Artikel 3(5)(a):

“5. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

a) dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte
belastingverdragen;” 

II. Artikel 4(3)(a):

“3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

a) dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte
belastingverdragen;” 

III. Artikel 8(3)(a):

“3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

a) dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte
belastingverdragen;” 

IV. Artikel 9(6)(a):

“6. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

a) het eerste lid niet toe te passen op haar gedekte
belastingverdragen;” 

V. Artikel 10(5)(a):

“5. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

a) dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte
belastingverdragen;” 

VI. Artikel 11(3)(a):

“3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

a) dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte
belastingverdragen;” 

VII. Artikel 12(4):

“4. Een Partij kan zich het recht voorbehouden dit artikel in zijn
geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen.” 

VIII. Artikel 14(3)(a):

“3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

a) dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte
belastingverdragen;” 

IX. Artikel 16(5)(a):

“5. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

a) het eerste lid, eerste zin, niet toe te passen op haar gedekte
belastingverdragen op grond van het gegeven dat zij voornemens is te
voldoen aan de minimumstandaard inzake het verbeteren van
geschillenbeslechting van het OESO/G20 BEPS-pakket door ervoor te zorgen
dat onder elk van haar gedekte belastingverdragen (niet zijnde een
gedekt belastingverdrag dat een persoon in de mogelijkheid stelt een
zaak voor te leggen aan de bevoegde autoriteit van een van de
verdragsluitende rechtsgebieden), wanneer een persoon van oordeel is dat
de maatregelen van een verdragsluitend rechtsgebied of van beide
verdragsluitende rechtsgebieden voor hem leiden of zullen leiden tot een
belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van
het gedekte belastingverdrag, die persoon, ongeacht de rechtsmiddelen
waarin het nationale recht van die verdragsluitende rechtsgebieden
voorziet, de zaak mag voorleggen aan de bevoegde autoriteit van het
verdragsluitende rechtsgebied waarvan hij inwoner is, of, wanneer de
door die persoon voorgelegde zaak onder een bepaling valt van een gedekt
belastingverdrag die betrekking heeft op non-discriminatie die op
nationaliteit gebaseerd is, aan de bevoegde autoriteit van het
verdragsluitende rechtsgebied waarvan die persoon onderdaan is; en de
bevoegde autoriteit van dat verdragsluitende rechtsgebied een procedure
voor wederzijdse kennisgeving of een consultatieprocedure zal opstarten
met de bevoegde autoriteit van het andere verdragsluitende rechtsgebied
voor gevallen waarbij de bevoegde autoriteit aan wie de zaak voor
onderling overleg werd voorgelegd het bezwaar van de belastingplichtige
als ongegrond beschouwt;”

X. Artikel 17(3)(b):

“3. Een Partij kan zich het recht voorbehouden:

b) dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte
belastingverdragen op grond van het feit dat, wanneer er in haar gedekte
belastingverdragen geen bepaling voorkomt als bedoeld in het tweede lid:

i) die Partij de in het eerste lid van dit artikel bedoelde passende
aanpassing, zal doorvoeren; of

ii) haar bevoegde autoriteit zal trachten om de zaak te regelen in
overeenstemming met de bepalingen van een gedekt belastingverdrag die
betrekking hebben op de procedure voor onderling overleg;” 

XI. Artikel 26(4):

“4. Een Partij kan zich het recht voorbehouden dit Deel niet toe te
passen op een of meer gespecificeerde gedekte belastingverdragen (of op
al haar gedekte belastingverdragen) die reeds voorzien in verplichte en
bindende arbitrage voor onopgeloste kwesties die voortkomen uit een zaak
die door middel van een procedure voor onderling overleg onderzocht
werd.” 

Artikel 4 

Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad en in het Publicatieblad
van Curaçao zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten,
colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Buitenlandse Zaken, 

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1