[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Teksten Gemeentenieuws van SZW 2019-1

Bijlage

Nummer: 2019D07822, datum: 2019-02-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Gemeentenieuws van SZW 2019-1 (2019D07820)

Preview document (🔗 origineel)


Teksten Gemeentenieuws van SZW 2019-1

Project Simpel Switchen in de Participatieketen

Doe mee! - Quickscan beschut werk

Meer werk maken van uitvoering taaleis en tegenprestatie

Evaluatie bestuurlijke afspraken: hernieuwde afspraken over aanpak
armoede onder kinderen

Als werk weinig opbrengt

Maatwerk kostendelersnorm  

ESF-regeling Sociale Innovatie en Transnationale Samenwerking voorziet
in behoefte 

Informatiebijeenkomsten bestandskoppeling ‘jongeren in beeld’

De regeling aantallen beschut werk 2019 gepubliceerd

Kwantitatieve onderzoek ‘Uitstroom uit de langdurige bijstand’

Nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door Gemeenten  

Gemeenten mogen geen doelgroepverklaring LKV banenafspraak afgeven

1.Project Simpel Switchen in de Participatieketen 

Op 27 december jl. heb ik de Tweede Kamer geĂŻnformeerd over mijn
plannen met

betrekking tot het project Simpel Switchen in de Participatieketen. De
Kamerbrief vindt u   HYPERLINK
"https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/12/27/kamerbr
ief-project-simpel-switchen-in-de-paticipatieketen"  hier . 

Met het project Simpel Switchen in de Participatieketen wil ik drempels
wegnemen om werk vanuit de uitkering te aanvaarden en wil ik de
overgangen tussen dagbesteding, beschut werk, banenafspraak en een
reguliere baan versoepelen. Mensen moeten de gelegenheid hebben zich te
ontwikkelen en het vertrouwen dat het veilig genoeg is om stappen te
maken, zodat ze kunnen meedoen op de best passende plek. Na vele
gesprekken en bijeenkomsten in het land zijn de belangrijkste knelpunten
verwoord en langs vier sporen uitgewerkt, in nauwe samenwerking met
onder meer Divosa. Bij elk spoor worden ook concrete acties benoemd. Een
nadere toelichting vindt u in de brief. 

Spoor 1: Mensen moeten makkelijker vanuit de uitkering kunnen gaan
werken en weer terug kunnen vallen als het werken toch (even) niet lukt

Dit geldt voor mensen die vanuit de Wajong, WIA of Participatiewet gaan
werken. Uit angst voor het verlies van de uitkering en/of onzekerheid
over inkomsten gaan mensen nu niet altijd aan het werk, terwijl ze dat
wel willen en kunnen. 

Spoor 2: Beter inzicht in financiële gevolgen van aan het werk gaan

Mensen krijgen als zij gaan werken te maken met wisselende
betaalmomenten en verrekeningen tussen de uitkering, inkomsten uit werk
en toeslagen, wat soms na jaren nog kan leiden tot terugvorderingen. Ik
ga de mogelijkheden verkennen om een combinatierekentool te ontwikkelen,
waarmee mensen meer inzicht krijgen in wat gaan werken financieel
betekent. Daarnaast heb ik aandacht voor de aanpak van de
toeslagenproblematiek. 

Spoor 3: Meedoen op de best passende plek

Iedereen moet zich kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen op de best
passende plek. Voor veel mensen is dat een reguliere baan, voor anderen
een banenafspraakbaan, voor een deel een beschut werkplek of een
dagbestedingsplek. Ik ga de aansluiting (en terugval) tussen
dagbesteding en (beschut) werk versoepelen, alsmede de doorstroom van
beschut werk naar een banenafspraakbaan. Mensen die zich op een beschut
werkplek ontwikkelen moeten zich veilig genoeg voelen om – als ze
daaraan toe zijn – de stap naar een banenafspraakbaan te zetten.
Daartoe wil ik het mogelijk maken dat, als het in de banenafspraakbaan
toch niet lukt, het positieve advies beschut werk herleeft, zonder dat
een nieuw onderzoek door UWV nodig is.

Spoor 4: ContinuĂŻteit in begeleiding en meer integrale ondersteuning

Het is belangrijk dat er continuĂŻteit in de begeleiding is. Die is er
nu onvoldoende, met name bij de overgang van school naar werk, of van
zorg naar werk en om aan het werk te blijven. Er wordt een werkgroep
ingericht met betrokken partijen in het veld, de ministeries van VWS,
OCW en BZK en de cliënten, om te werken aan continuïteit in de
begeleiding over levensdomeinen en leeftijdsgrenzen heen. In het
programma voor de ontwikkeling van vakmanschap komt aandacht voor meer
integraal werken. 

2.Doe mee! - Quickscan beschut werk

Het ministerie van SZW heeft enkele signalen van gemeenten ontvangen dat
reguliere werkgevers een drempel voelen om beschutte werkplekken te
realiseren vanwege het niet meetellen van deze banen voor het invullen
van de Banenafspraak. In mijn Kamerbrief over ‘Simpel Switchen in de
Participatieketen’ kondig ik een quickscan aan onder gemeenten en
werkgevers om na te gaan in hoeverre dit breder speelt; deze brief vindt
u   HYPERLINK
"https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/12/27/kamerbr
ief-project-simpel-switchen-in-de-paticipatieketen"  hier . Dit
onderzoek wordt momenteel door Berenschot uitgevoerd. Zij gaan
interviews afnemen bij signaalgemeenten en gemeenten die beschutte
werkplekken bij reguliere werkgevers realiseren. Daarnaast wordt een
enquĂȘte uitgezet onder werkgevers uit vier arbeidsmarktregio’s en
wordt een aantal werkgevers benaderd voor een verdiepend telefonisch
interview. 

Mijn vraag aan gemeenten: 

Realiseert uw gemeente, of wil uw gemeente beschutte werkplekken
realiseren bij reguliere werkgevers? Zo ja, bent u bereid deel te nemen
aan een telefonisch interview van ongeveer een half uur?

Uw ervaring met nieuw beschut werk is waardevolle input voor dit
onderzoek. U kunt gebruik maken van deze   HYPERLINK
"https://www.berenschot.nl/algemene-onderdelen/formulieren/deelname-onde
rzoek-beschut/"  link  om uw contactgegevens achter te laten. Berenschot
neemt contact met u op om een interview te plannen op een voor u
geschikt moment. Opmerking: Voormalige SW-bedrijven of de gemeente zelf
vallen niet onder de groep reguliere werkgevers in dit kader,
(zorg)ondernemingen en sociale firma’s wel.

3.Meer werk maken van uitvoering taaleis en tegenprestatie 

Om volwaardig mee te doen in onze samenleving is het spreken van de
Nederlandse taal onmisbaar. Voor een praatje met de buren, gesprekken op
de werkvloer of bij het solliciteren naar een baan. Ook als het
tijdelijk even niet lukt is het belangrijk om arbeidsfit te blijven en
mee te blijven doen. Zowel de taaleis als de tegenprestatie helpt mensen
mee te kunnen laten doen.

Uit recente CBS-onderzoeken blijkt dat nog veel gemeenten hierin
achterblijven. Daarom vind ik het van belang dat gemeenten hier
nadrukkelijker meer werk van maken. Hierover ga ik, zoals ook in het
regeerakkoord is opgenomen, met gemeenten in gesprek.  

Belangrijkste uitkomsten rapport taaleis

Het CBS is gevraagd om onderzoek te doen naar de uitvoering van de
tegenprestatie en de taaleis in de Participatiewet. Uit de onderzoeken
komt naar voren dat van ongeveer 72.300 mensen in de bijstand nog niet
in beeld is of ze aan de taaleis voldoen. Ongeveer 36.300 personen
beheersen de Nederlandse taal onvoldoende. Verder blijkt uit de
CBS-onderzoeken dat nog teveel gemeenten achterblijven met het opleggen
van verminderingen. Gemeenten geven aan dat maatregelen zelden nodig
zijn, omdat de bijstandsgerechtigden in de regel meewerken aan de
opgelegde taalverplichting. Het rapport omtrent de uitkomsten van de Wet
Taaleis vindt u   HYPERLINK
"https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2019/03/bus-n-wet-taaleis-2018"  hier
. 

Belangrijkste uitkomsten rapport tegenprestatie

Ongeveer 40% van de gemeenten heeft aangegeven de tegenprestatie niet
uit te voeren. Sommige van deze gemeenten hebben toegelicht andere
maatschappelijk nuttige activiteiten te stimuleren, zoals
vrijwilligerswerk of mantelzorg, maar dit niet als tegenprestatie te
zien.

Het rapport omtrent de uitvraag tegenprestatie vindt u   HYPERLINK
"https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2018/51/bus-e-extra-uitvraag-tegenpre
statie"  hier .

Brief aan de Tweede Kamer

In de brief aan de Tweede Kamer roep ik gemeenten op om snel meer werk
te maken van de uitvoering van de taaleis en de tegenprestatie. Het is
onacceptabel dat, zeker in tijden van krapte op de arbeidsmarkt, mensen
onnodig aan de kant blijven staan. Het blijkt dat meerdere gemeenten
aangeven met aanpassing van hun taalbeleid te wachten op de evaluatie
van de taaleis en de veranderingen het inburgeringsstelsel. Ik vind het
belang van een goede taalbeheersing en participatie te groot om nu nog
af te wachten en de uitvoering van de wet niet voortvarend ter hand te
nemen. Gelukkig zijn er ook gemeenten die wel werk maken van hun
taalbeleid en invulling geven aan de taaleis. 

De Kamerbrief Rapporten taaleis en tegenprestatie CBS 2018 vindt u  
HYPERLINK
"https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/01/16/kamerbr
ief-rapporten-taaleis-en-tegenprestatie-cbs-2018"  hier .

In debatten en gesprekken merk ik een negatieve connotatie ten aanzien
van de tegenprestatie.

Ik vind dit een onwenselijke benadering van een instrument dat mensen op
weg kan helpen om weer mee te doen. In het debat met de Tweede Kamer heb
ik dan ook aangegeven dat dit geen maatregelen zijn om mensen te
dwarsbomen, maar belangrijke instrumenten om te voorkomen dat onze
samenleving, soms met de beste intenties, mensen feitelijk afschrijft.
Omwille van de mensen zelf en ook vanwege intergenerationele
problematiek moeten we niet in ontheffingen denken, maar in
mogelijkheden om mensen te ondersteunen.

Met de VNG heb ik afgesproken dat de komende tijd gesprekken
plaatsvinden met gemeenten over hoe zij de resultaten uit deze
onderzoeken duiden, hoe zij aankijken tegen de uitvoering van de taaleis
en de tegenprestatie en wat zij doen om ervoor te zorgen dat iedereen
meedoet in onze samenleving. Hierbij ligt de focus op wat werkt en wat
niet werkt. Specifiek ten aanzien van de taaleis wordt een
beleidsevaluatie uitgevoerd. De uitkomsten van de gesprekken en de
evaluatie bepalen in welke mate regulerende maatregelen genomen zullen
worden. Om de doelen te halen, mensen volwaardig te kunnen laten meedoen
en bijdragen, zijn alle mogelijk te nemen maatregelen bespreekbaar.
Gemeenten kunnen verwachten dat er bereidheid is om naar belemmeringen
in de regelgeving te kijken, maar omgekeerd wordt verwacht dat alle
gemeenten werk maken van de uitvoering van de taaleis en de
tegenprestatie.

Onjuiste uitleg taaleis

Gebleken is dat er gemeenten zijn die in hun verordening hebben
opgenomen dat bijstandsgerechtigden die zijn ontheven van de
inburgeringsplicht vrijgesteld zijn van de taaleis. Dit is een onjuiste
uitleg van de wet. Juist voor de groep die na bewezen inspanning niet
aan de eisen van de inburgering kan voldoen dreigt isolement en
langdurig gebruik van bijstand. Juist voor hen is het daarom belangrijk
dat ze bezig blijven met het leren van taal en participeren in de
samenleving.    

4.Evaluatie bestuurlijke afspraken: hernieuwde afspraken over aanpak
armoede onder kinderen 

Met ingang van 1 januari 2017 is structureel extra € 100 miljoen per
jaar ter beschikking gesteld voor kinderen die opgroeien in armoede. 

Van dit bedrag wordt vanaf 2017 structureel € 85 miljoen per jaar aan
gemeenten beschikbaar gesteld via een decentralisatie-uitkering. Over de
met deze middelen te bereiken doelen zijn in 2016 bestuurlijke afspraken
gemaakt tussen SZW en VNG. Hierin is de gezamenlijke ambitie
geformuleerd dat het rijk en gemeenten zich zullen inspannen om alle
kinderen te bereiken voor wie dit niet vanzelfsprekend is en te
ondersteunen met voorzieningen in natura via de lokale infrastructuur en
in samenwerking met diverse partijen. Alle gemeenten zullen in
samenwerking met relevante partijen zorgdragen voor voorzieningen in
natura, zodat zij kunnen meedoen op school, aan sport, aan cultuur en
aan sociale activiteiten. Tevens is afgesproken om de bestuurlijke
afspraken in 2018 en 2021 te evalueren. 

De integrale tekst van de afspraken vindt u   HYPERLINK
"https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2016/11/11/bestuurl
ijke-afspraken-vng-szw"  hier . 

De eerste evaluatie, uitgevoerd door Bureau Bartels, is thans
beschikbaar.  

Uit de evaluatie blijkt dat gemeenten in 2017 positieve stappen hebben
gezet om de ambities uit de bestuurlijke afspraken te realiseren. Zo
bieden 9 van de 10 gemeenten nu voorzieningen in natura aan en zijn de
extra middelen voor het merendeel besteed aan beleid op het terrein van
kinderen in armoede en zijn meer kinderen in armoede bereikt dan het
jaar ervoor. Er is sprake van een positieve ontwikkeling: steeds meer
gemeenten kiezen voor een integrale aanpak van (kinder)armoede, door de
verbinding te leggen met andere domeinen, zoals sport, gezondheid,
re-integratie, jeugdzorg en wonen. Zowel de SER als de Kinderombudsman
onderschrijven het belang van een integrale aanpak van kinderarmoede.
Uit de evaluatie blijkt ook dat de ambities van de bestuurlijke
afspraken nog niet bij alle gemeenten zijn gerealiseerd: een groot
aantal gemeenten heeft onvoldoende zicht op de (extra) uitgaven en op
het (extra) bereik van kinderen. Bovendien is slechts 43% van de extra
middelen in 2017 besteed aan voorzieningen in natura.  

 

De conclusie is dat er positieve stappen zijn gezet in het bereiken van
meer kinderen die opgroeien in armoede en dat er verbetering mogelijk en
nodig is. Daarom heb ik met de VNG hernieuwde afspraken gemaakt. Deze
afspraken hebben betrekking op:

Het vasthouden aan de gezamenlijke ambitie om alle kinderen die in
armoede opgroeien te bereiken en te ondersteunen. Gemeenten kunnen deze
ambitie lokaal realiseren en de middelen hiervoor inzetten. 

De inzet om alle kinderen te bereiken, met bijzondere aandacht voor
kinderen van werkenden met een laag inkomen.

De inzet op een integrale en structurele aanpak van de oorzaken en de
gevolgen van armoede onder kinderen. Gemeenten krijgen hierbij de ruimte
om maximaal 15 tot 20% van de extra middelen breder dan alleen voor de
ondersteuning in natura in te zetten, waarbij het uitgangspunt blijft
dat ook dat deel van de middelen nadrukkelijk gericht is op de aanpak
van armoede onder kinderen.

In samenwerking met de VNG en Divosa wil SZW de ondersteuning en
kennisontwikkeling en –uitwisseling faciliteren over de wijze waarop
gemeenten structurele oplossingen kunnen bieden voor kinderen in
gezinnen die moeilijk rond kunnen komen of in armoede leven. 

In 2021 vindt zoals afgesproken een vervolgevaluatie plaats. 

 

De brief aan de Tweede Kamer van 21 november 2018 over de tussentijdse
evaluatie inzet extra middelen voor kinderen in armoede vindt u  
HYPERLINK
"https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/11/21/kamerbr
ief-tussentijdse-evaluatie-inzet-extra-middelen-voor-kinderen-in-armoede
"  hier . In deze brief zijn de hernieuwde afspraken met de VNG
integraal opgenomen. Ook het evaluatierapport van Bureau Bartels vindt u
hier. Dit rapport bevat tevens goede praktijkvoorbeelden, bijvoorbeeld
over het bereiken van (gezinnen met) kinderen in armoede, het betrekken
van kinderen bij het beleid en het realiseren van een integrale aanpak.
 

5.Als werk weinig opbrengt 

Het SCP publiceerde op 3 oktober het rapport “Als werk weinig
opbrengt” over armoede onder werkenden. Het SCP geeft aan dat 4,6% van
de werkenden in 2014 te maken had met een inkomen onder de armoedegrens.
Hiervan had 55% een baan in loondienst en de overige 45% was werkzaam
als zelfstandige. 

Veelal is de oorzaak van armoede onder werknemers dat er te weinig uren
per week gewerkt wordt om boven de armoedegrens uit te komen. Bij
ZZP’ers wordt er door lage uurtarieven te weinig winst gemaakt. De
voornaamste risicogroepen zijn zelfstandigen, oproepkrachten en
werknemers met een kleine deeltijdbaan. 

Het SCP geeft aan dat gemeenten werkenden in armoede zonder
bijstandsverleden nog niet goed op de radar hebben en niet weten hoe ze
te bereiken. Het rapport bevat een aantal aanbevelingen op zowel
landelijk als gemeentelijk niveau om armoede onder werkenden tegen te
gaan. Het rapport vindt u   HYPERLINK
"https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2018/Als_we
rk_weinig_opbrengt"  hier . Het kabinet zal met de VNG en gemeenten in
gesprek gaan om te bezien hoe gemeenten werkenden met een laag inkomen
beter kunnen bereiken en ondersteunen. Nadere informatie over de
kabinetsreactie vindt u   HYPERLINK
"https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/11/08/kamerbr
ief-rapport-als-werk-weinig-opbrengt"  hier . 

Via deze nieuwsbrief roep ik gemeenten reeds op om de werkende minima
als doelgroep te onderscheiden en te bezien hoe zij beter bereikt- en op
passende wijze ondersteund kunnen worden. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld
werkenden met een laag inkomen ondersteunen bij het vinden van een baan
met meer uren, of hen attenderen op beschikbare gemeentelijke
regelingen. Om het bereik van werkenden met een laag inkomen te
vergroten verzoek ik gemeenten om meer de verbinding te zoeken met
actoren zoals lokale werkgevers, vakbonden en organisatieverbanden van
zzp’ers, sociaal raadslieden, scholen en andere aanbieders van
opleidingen. Tot slot roep ik gemeenten op tot uitwisseling van goede
voorbeelden op het vlak van bereik en ondersteuning. 

6.Maatwerk kostendelersnorm  

Bij de behandeling van de begroting 2019 van het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid d.d. 29 november 2018 is de motie Peters
(Kamerstuk: 3500-XV, nr. 54) door de Tweede Kamer aangenomen. De motie
Peters verzoekt de regering om de mogelijkheid van maatwerk bij de
toepassing van de kostendelersnorm nadrukkelijk bij de gemeenten onder
de aandacht te brengen om dreigende dakloosheid te voorkomen. De
aanleiding voor deze motie is de toename van het aantal dakloze jongeren
in Nederland. 

Maatwerk en tijdelijk verblijf

Bij de Verzamelbrief van 13 november 2015 heeft SZW de gemeenten reeds
geĂŻnformeerd over de mogelijkheid van maatwerk bij de toepassing van de
kostendelersnorm. Ook is in deze brief verduidelijkt hoe om te gaan met
situaties waarbij sprake is van tijdelijk verblijf. Naar aanleiding van
de motie Peters breng ik bij gemeenten onder de aandacht dat jongeren
tot 21 jaar en studenten zijn uitgezonderd van de kostendelersnorm en
dus niet meetellen als kostendeler. Wanneer het gaat om personen van 21
jaar en ouder, die tijdelijk inwonen bij een bijstandsgerechtigde, dan
hoeft degene die tijdelijk inwoont niet mee te tellen voor de
kostendelersnorm. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om mensen in een
crisissituatie, daklozen of mensen die dakloos dreigen te raken. De
gemeente dient dan vast te stellen dat het gaat om tijdelijk verblijf.
Vervolgens behoort het tot de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van
de gemeente om al dan niet in specifieke situaties een uitzondering te
maken en de kostendelersnorm niet van toepassing te verklaren. 

Daarnaast kunnen er individuele situaties zijn, waarin het wenselijk is
om individueel maatwerk te verlenen met betrekking tot de hoogte van de
uitkering. Gemeenten kunnen dan op basis van de individuele situatie van
bijstandsgerechtigde van 18 jaar en ouder op basis van artikel 18,
eerste lid van de Participatiewet de bijstand en de daaraan verbonden
verplichtingen afstemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen
van de rechthebbende belanghebbende; uiteraard met inachtneming van
voorliggende voorzieningen. 

7.ESF-regeling Sociale Innovatie en Transnationale Samenwerking voorziet
in behoefte 

Het ministerie SZW heeft tussentijds de ESF-regeling Sociale innovatie
en Transnationale samenwerking (SITS) laten evalueren. Op basis van deze
regeling worden projecten medegefinancierd die zijn gericht op het
ontwikkelen, testen en kennisdelen van methoden en instrumenten voor
arbeidstoeleiding van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt en welke
gericht zijn op samenwerkingsprojecten met andere landen in het kader
van actieve inclusie. Voor de periode 2014-2020 is € 7 miljoen
beschikbaar. Er is nog budget voor nieuwe aanvragen. Aanvragen lopen via
de centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio’s.

De subsidie blijkt aan te sluiten bij de behoefte van gemeenten. De
ervaring met centrumgemeenten als aanvrager voor hun arbeidsmarktregio
is positief. Dankzij de subsidie kunnen nieuwe werkwijzen voor nieuwe
doelgroepen ontwikkeld en getest worden en kan kennis gedeeld worden met
Nederlandse en buitenlandse partners. De communicatie met de directie
Uitvoering Van Beleid (UVB) van het ministerie van SZW wordt over het
algemeen als goed en behulpzaam ervaren. In het begin was er verwarring
over het begrip sociale innovatie, inmiddels is dit verbeterd.
Aanvragers ervoeren in het begin onduidelijkheid over
beoordelingscriteria en wijze van verantwoorden Inmiddels is hier meer
ervaring mee opgedaan.

Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat potentiële aanvragers het lastig
vinden een buitenlandse partner te vinden om hun project inhoud te
geven. Voor het zoeken naar een transnationale partner kan men via  
HYPERLINK "http://www.transnationality.eu"  www.transnationality.eu  in
de partnerdatabase een geschikte partij zoeken of zelf een oproep doen.
Ook kan men hulp inschakelen van de directie Uitvoering Van Beleid van
het ministerie van SZW, via telefoonnummer 070-3152054.  

De Tussentijdse Evaluatie SITS 2018 vindt u   HYPERLINK
"https://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl/subsidies-en-regelingen/actieve-i
nclusie-esf-2014-2020-sociale-innovatie-en-transnationale-samenwerking" 
hier .

Meer informatie over de ESF-regeling SITS vindt u op   HYPERLINK
"http://www.uitvoeringvanbeleidszw.nl"  www.uitvoeringvanbeleidszw.nl . 

8.Informatiebijeenkomsten bestandskoppeling ‘jongeren in beeld’

In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
op verzoek van gemeenten heeft het Inlichtingenbureau de functionaliteit
‘jongeren in beeld’ ontwikkeld. Met deze functionaliteit kan iedere
gemeente maandelijks een rapportage ontvangen met gegevens (onder andere
BSN nummer) van jongeren in de leeftijd van 23 tot 27 jaar, zonder
startkwalificatie, zonder onderwijsinschrijving, zonder werk en zonder
uitkering. Gemeenten kunnen deze jongeren benaderen en vervolgens
begeleiden naar een leer-werktraject op grond van artikel 10f
Participatiewet.

Iedere gemeente kan zich aansluiten op deze functionaliteit. Meer
informatie over de aanmeldprocedure staat op de website van het
Inlichtingenbureau; deze vindt u   HYPERLINK
"https://www.inlichtingenbureau.nl/Beleidsterreinen/Werk-en-Inkomen/Re-i
ntegratie/Jongeren-in-Beeld"  hier . 

In 2019 vindt een aantal informatiebijeenkomsten plaats over ‘jongeren
in beeld’. 

Het Inlichtingenbureau geeft een presentatie over de functionaliteit
(aanmeldproces, werking, etc). Afgelopen jaar is deze functionaliteit
getest door een tiental gemeenten. Tijdens de bijeenkomsten delen zij
hun ervaringen. Wat was hun aanpak? Wat zijn hun tips? Ook zal een
medewerker van het ministerie aanwezig zijn. Op de website van het
Inlichtingenbureau vindt u een   HYPERLINK
"https://sib.icatt-services.nl/Beleidsterreinen/Werk-en-Inkomen/Re-integ
ratie/Jongeren-in-Beeld/Meld-u-aan-voor-de-Roadshow-Jongeren-in-Beeld" 
aanmeldformulier  voor de bijeenkomsten.

De data zijn: 

donderdag 21 februari in Amsterdam

donderdag 21 maart in Utrecht

donderdag 25 april in Eindhoven

9.De regeling aantallen beschut werk 2019 gepubliceerd

Op 11 december 2018 is in de Staatscourant de Regeling aantallen beschut
werk 2019 gepubliceerd. Deze vindt u   HYPERLINK
"https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-69402.pdf"  hier .
Hierin staan per gemeente de aantallen in 2019 te realiseren
dienstbetrekkingen beschut werk, voor zover de behoefte daartoe bestaat.
De behoefte wordt bepaald door het aantal positieve adviezen dat UWV
voor burgers van die gemeente heeft gegeven. In totaal gaat het om 6000
plekken.

Nieuw dit jaar is dat iedere gemeente tenminste een bedrag voor
begeleidingskosten ontvangt voor Ă©Ă©n beschutte werkplek en dat voor
iedere gemeente het aantal in de regeling tenminste Ă©Ă©n bedraagt.
 Hierdoor wordt bereikt dat iedere gemeente tenminste één beschut
werkplek kan creëren als de behoefte zich voordoet. Er zijn dus geen
zogenaamde nul-gemeenten meer. 

De aanleiding voor deze wijziging is gelegen in de Kamervragen
Nijkerken-de Haan (VVD) (Kamerstukken II, 2017-2018, nr 1900), waar
aandacht werd gevraagd voor de nul-gemeenten.

10.Kwantitatieve onderzoek ‘Uitstroom uit de langdurige bijstand’

Ruim 300.000 mensen in Nederland ontvangen langer dan twee jaar
bijstand. Ik wil dat mensen in de bijstand meer perspectief krijgen om
(weer) aan het werk te komen. Nu de economie weer aangetrokken is biedt
het kansen om mensen uit de bijstand ook weer aan het werk te helpen. 

Dit was aanleiding voor mij om na te gaan:

Wie zijn de mensen die langdurig in de bijstand zitten? 

Wat doen gemeenten om deze groep beter te leren kennen?

Wat zijn kansrijke aanpakken van gemeenten om langdurig
bijstandsgerechtigden aan het werk te krijgen? 

In de vorige nieuwsbrief heb ik u geĂŻnformeerd over het eerste
onderzoek in dit drieluik: het essay ‘Klant in beeld’, van het
onderzoeksbureau De Beleidsonderzoekers. Hierin staat beschreven welke
motieven gemeenten hebben om klanten in beeld te krijgen, op welke
manier dit gebeurt en wat de opbrengsten daarvan zijn. 

Tegelijkertijd liet ik door het CBS een kwantitatief onderzoek uitvoeren
naar de kenmerken van langdurige bijstandsontvangers. Het CBS is
nagegaan welke combinatie van kenmerken (profielen) een grotere of
kleinere kans geeft om uit te stromen richting werk. Binnen dit
onderzoek zijn langdurige bijstandsontvangers gedefinieerd als personen
die eind 2016 ten minste twee jaar aaneengesloten bijstand ontvingen, of
personen die minder dan twee jaar aaneengesloten bijstand ontvingen maar
wel in de afgelopen drie jaar ten minste 24 maanden bijstand ontvingen
(de zogenoemde ‘hoppers’).

Uitkomsten op hoofdlijnen van het kwantitatief CBS-onderzoek

Uit dit onderzoek blijkt dat eind 2016 71% van de bijstandsontvangers
langdurig bijstand ontving. 

Uit de classificatieboom die CBS in dit onderzoek heeft opgesteld
blijken de leeftijd en de Human Capital Index (HCI; opleidingsniveau
gecombineerd met arbeidsverleden) de meest onderscheidende kenmerken te
zijn voor de uitstroomkans van langdurig bijstandsgerechtigden. Ouder
dan 49 jaar en een laag HCI hebben een negatieve invloed op uitstroom;
40% van de langdurig bijstandsgerechtigden hebben deze kenmerken. In
vergelijking tot de totale groep bijstandsgerechtigden zijn langdurig
bijstandsgerechtigden vaker alleenstaand, ouder in een
eenouderhuishouden, of gescheiden. Ze maken vaker gebruik van medicijnen
of GGZ-zorg.

Daarnaast laat de classificatieboom zien dat de kans op uitstroom
vergroot, wanneer men een re-integratievoorziening ontving. Iets minder
dan de helft van de langdurig bijstandsgerechtigden jonger dan 49 jaar
en met een lage HCI ontving een re-integratievoorziening. 

De uit het onderzoek naar voren gekomen inzichten kunnen gebruikt worden
om de uitstroom uit de langdurig bijstand te bevorderen. Ze zullen als
basis gebruikt worden voor het derde onderzoek in het bovengenoemde
drieluik, namelijk een kwalitatief onderzoek naar kansrijke
gemeentelijke aanpakken om langdurige bijstandsgerechtigden aan het werk
te krijgen. Dit onderzoek zal zomer 2019 opgeleverd worden.

Voor een volledig overzicht van de onderzoeksresultaten verwijs ik u
naar het CBS-onderzoek; deze vindt u   HYPERLINK
"https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2018/36/langdurig-in-de-bijstand" 
hier . 

Het is belangrijk dat gemeenten denken in mogelijkheden, ook als mensen
al langer bijstand ontvangen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat
gemeenten van elkaar leren. Met dit drieluik wil ik stimuleren dat
ervaringen die gemeenten opdoen bij de re-integratie worden gedeeld en
vertaald worden in meer kennis over kansrijke aanpakken voor deze groep.

11.Nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door Gemeenten

Per 1 januari 2019 is een nieuwe richtlijn Statistiek Re-integratie door
Gemeenten (SRG) van kracht. De voorschriften voor de aanlevering van
gegevens over de inzet van re-integratievoorzieningen door gemeenten
zijn op onderdelen gewijzigd. Hiermee ontstaat een beter inzicht welk
type voorziening met welk doel wordt ingezet. 

Een belangrijke verandering heeft betrekking op de typeringen van de
re-integratie voorzieningen. De categorie ‘overige voorzieningen’,
waar het overgrote deel van alle ingezette voorzieningen onder viel,
maakt plaats voor een nadere uitsplitsing. Voorzieningen gericht op
bijvoorbeeld scholing, training en sociale activering worden
onderscheiden. Maar ook de fysieke aanpassing van een werkplek is in de
toekomst beter in de statistiek terug te vinden.

De informatie over de personen die een of meerdere
re-integratievoorzieningen ontvangen wordt ook uitgebreid. Zo worden
meer gradaties onderscheiden bij het kenmerk ‘arbeidsvermogen’:
naast ‘onder WML’, wordt bij de overige personen een inschatting
gemaakt van de bemiddelbaarheid en de hulpbehoefte om naar een baan toe
te werken. Een nieuw kenmerk is voorts het ‘doel van de inzet van
voorzieningen’: ‘participatie’ of ‘re-integratie’. 

Bij deze beide kenmerken gaat het om een inschatting van de gemeente,
veelal de klantmanager, van de ambitie en mogelijkheden binnen een
startend of lopend traject. Gaandeweg kan deze inschatting
vanzelfsprekend veranderen.

De nieuwe richtlijn SRG geeft zowel meer inzicht in de type
voorzieningen die ingezet worden, als in de mensen die voorzieningen
ontvangen. Zowel voor gemeenten als ten behoeve van mijn eigen
monitoring van de re-integratie- en participatie-inspanningen door
gemeenten biedt de gedetailleerdere informatie meer handvatten voor
onderlinge benchmark, monitoring en sturing.

De beoogde kwaliteitsverbetering is geen kwestie van een druk op de
knop. Het CBS helpt gemeenten bij het doorvoeren van de veranderingen.
Naast informatiebijeenkomsten en ondersteuning bij het omzetten van
voorzieningen naar de nieuwe categorieën krijgen gemeenten twee weken
extra tijd voor de eerste aanleving over de maand januari. Daarnaast
krijgen gemeenten tot juni de tijd om de nieuwe persoonskenmerken (de
inschatting van het arbeidsvermogen en het overkoepelende doel van de
inzet voorzieningen) voor alle personen die een voorziening ontvangen
aan te leveren.

Meer informatie over de nieuwe richtlijn en de ondersteuning van het CBS
vindt u   HYPERLINK "https://www.cbs.nl/sz-srg"  hier . 

De eerste landelijke resultaten over het eerste kwartaal van 2019 worden
in mei gepubliceerd.

12.Gemeenten mogen geen doelgroepverklaring LKV banenafspraak afgeven 

Sinds 1 januari 2018 is er een loonkostenvoordeel (LKV) doelgroep
banenafspraak en scholingsbelemmerden. Werkgevers hebben met het
loonkostenvoordeel recht op een tegemoetkoming in de loonkosten van
maximaal € 2.000 per jaar, voor mensen met een arbeidsbeperking die
vallen onder de banenafspraak. Voor dit loonkostenvoordeel heeft de
werkgever een doelgroepverklaring nodig. De werknemer kan deze
doelgroepverklaring uitsluitend aanvragen bij UWV. Ook kan de werknemer
de werkgever machtigen deze doelgroepverklaring bij UWV aan te vragen.

Ik krijg signalen dat gemeenten doelgroepverklaringen afgeven voor de
LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden. Gemeenten zijn echter niet
bevoegd om doelgroepverklaringen LKV banenafspraak en
scholingsbelemmerden af te geven. Dat doet UWV. In alle gevallen, óók
als het gaat om bijstandsgerechtigden. UWV beschikt namelijk over de
benodigde informatie via het doelgroepregister (LDR).

Wat mag wel?

Gemeenten zijn op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl)
bevoegd (en verplicht) om, op aanvraag, doelgroepverklaringen af te
geven voor bijstandsgerechtigden (ook IOAW en IOAZ) van 56 jaar of ouder
voor het LKV oudere werknemer 56+. Vergeet dan niet een kopie van deze
doelgroepverklaring aan UWV te zenden (UWV, Postbus 58015, 1040 HA
Amsterdam).

 PAGE   \* MERGEFORMAT 1