[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2019D09508, datum: 2019-03-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Angola; ‘s-Gravenhage, 29 oktober 2018 (2019D09503)

Preview document (🔗 origineel)


Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Republiek Angola, ‘s-Gravenhage, 29 oktober 2018 (Trb. 2018, 199)

Toelichtende nota

Inleiding

Op 15 augustus 2012 vonden te ‘s-Gravenhage bilaterale
onderhandelingen plaats tussen de luchtvaartautoriteiten van Angola en
Nederland. Deze besprekingen hebben geresulteerd in het Verdrag inzake
luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Angola (hierna: het “Verdrag”). 

Om te voldoen aan de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 5
november 2002 in de zogenaamde “Open Skies” zaken (hierna: de
“Uitspraak”) is op 29 april 2004 Verordening (EG) nr. 847/2004 van
het Europees Parlement en de Raad inzake onderhandelingen over en de
uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en
derde landen (PbEU 2004, L 157 van 30 april 2004) vastgesteld. De
artikelen zoals overeengekomen in het Verdrag zijn in lijn met het recht
van de Europese Unie. 

Het afsluiten van een Verdrag werd door beide verdragsluitende partijen
noodzakelijk geacht teneinde tegemoet te komen aan de commerciële en
operationele wensen van de door elk van de verdragsluitende partijen
aangewezen luchtvaartmaatschappij. Tevens zijn de standaardbepalingen
ten aanzien van veiligheid en beveiliging van de luchtvaart opgenomen
teneinde te voldoen aan de internationale verplichtingen ter zake.

Het Verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het
oordeel van de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de
zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door de
Republiek Angola aangewezen luchtvaartmaatschappij rechtstreeks rechten
toekennen. Het betreft artikel 3, tweede lid, aanhef, onder b
(onverwijlde verlening exploitatievergunning), artikel 3, derde lid
(aanvangen exploitatie na ontvangst exploitatievergunning) en de te
exploiteren routes als vervat in de Bijlage. Verder worden aan de door
de respectieve verdragsluitende partijen aangewezen
luchtvaartmaatschappij rechtstreeks rechten toegekend of plichten
opgelegd met name in de bepalingen met betrekking tot tarieven (artikel
5), commerciële activiteiten (artikel 6), verandering van luchtvaartuig
(artikel 7), eerlijke concurrentie (artikel 8), belastingen,
douanerechten en heffingen (artikel 9), gebruikersheffingen (artikel
10), dubbele belasting (artikel 11), overmaking van gelden (artikel 12),
toepassing van wetten, voorschriften en procedures (artikel 13) en
dienstregeling (artikel 17).



Reikwijdte

Omdat de relevante markt van luchtverbindingen ingevolge artikel 23 van
het Verdrag uitsluitend bestreken wordt door het Europese deel van
Nederland enerzijds en Angola anderzijds, wordt de reikwijdte van het
Verdrag beperkt tot het Europese deel van Nederland. Praktisch gezien
heeft dit tot gevolg dat Nederland op grond van artikel 3 van het
Verdrag slechts een Europese luchtvaartmaatschappij kan aanwijzen die
gevestigd is in het Europese deel van Nederland.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het Verdrag voorkomende,
voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen. 

Artikel 2 (Verlening van rechten)

In dit artikel worden de (vervoers)rechten opgesomd die de aangewezen
luchtvaartmaatschappij van elke verdragsluitende partij onder het
Verdrag mag uitvoeren. 

Artikel 3 en 4 (Aanwijzing en verlening/Intrekking en schorsing van
vergunningen)

In artikel 3, eerste lid, is bepaald dat het aantal
luchtvaartmaatschappijen dat door elke verdragsluitende partij mag
worden aangewezen om internationale luchtdiensten te verrichten op één
wordt gesteld, dat wil zeggen enkelvoudige aanwijzing. Daarnaast legt
het artikel de voorwaarden vast waaraan de aangewezen
luchtvaartmaatschappij van elke verdragsluitende partij moet voldoen om
in aanmerking te komen voor een aanwijzing.

Daarnaast zijn de artikelen 3 en 4, conform de eerdergenoemde uitspraak
van het Europese Hof van Justitie, zodanig geformuleerd dat ook een in
het Europese deel van Nederland gevestigde luchtvaartmaatschappij
afkomstig uit een andere EU-Lidstaat door Nederland kan worden
aangewezen (artikel 3) of, waar nodig, de vergunning kan worden
geweigerd, ingetrokken, geschorst of beperkt of hieraan voorwaarden
kunnen worden verbonden, bijvoorbeeld als niet (langer) aan de vereisten
voor eigendom wordt voldaan of de operaties niet (langer) plaatsvinden
overeenkomstig standaarden van de Internationale Organisatie voor
Burgerluchtvaart (hierna: ICAO) (artikel 4). 

Artikel 5 (Tarieven)

Artikel 5 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen
luchtvaartmaatschappij de tarieven zelfstandig kan vaststellen en onder
welke voorwaarden de verdragsluitende partijen kunnen interveniëren.

Artikel 6 (Commerciële activiteiten)

Teneinde tegemoet te komen aan de huidige eisen die de luchtvaartsector
stelt aan het uitoefenen van commerciële activiteiten, daaronder
begrepen het uitoefenen van activiteiten op het grondgebied van de
andere verdragsluitende partij, biedt het eerste lid van artikel 6 van
het Verdrag onder meer het recht van de aangewezen
luchtvaartmaatschappij om kantoren te vestigen op het grondgebied van de
andere verdragsluitende partij ten behoeve van de bevordering van de
verkoop van luchtvervoer en bijkomende of aanvullende diensten. Tevens
voorziet artikel 6, tweede en derde lid, in de mogelijkheid voor een
aangewezen luchtvaartmaatschappij om eigen specialistisch personeel te
zenden naar en het doen verblijven op het grondgebied van de andere
verdragsluitende partij of om het personeel in te schakelen van een
ander bedrijf dat door die verdragsluitende partij daartoe gemachtigd
is. Het vierde lid van dit artikel voorziet in grondafhandeling die
optimale mogelijkheden geeft voor vrije keuze tussen aanbieders op het
grondgebied van de andere verdragsluitende partij en die voor wat
betreft het Nederlands grondgebied in overeenstemming is met Europese
wet- en regelgeving. Het vijfde lid van dit artikel bepaalt de
mogelijkheden voor uitgebreide commerciële samenwerking tussen beide
luchtvaartmaatschappijen, zoals door middel van zogenaamde code-sharing-
of lease-regelingen, hetgeen voor de bestaande luchtvaartallianties van
groot belang is. Daarnaast is op grond van het zesde en zevende lid van
artikel 6 het verrichten van intermodale diensten/intermodaal vervoer
door de lucht en over land en/of zee toegestaan. Het achtste lid bepaalt
dat alle activiteiten slechts kunnen worden uitgevoerd met inachtneming
van de voor een verdragsluitende partij geldende wet- en regelgeving op
dat terrein, inclusief de voor Nederland geldende EU-regelgeving.

Artikel 7 (Verandering van luchtvaartuig)

Dit artikel maakt het voor de aangewezen luchtvaartmaatschappij mogelijk
het overstappen van passagiers op (delen van) de routes zoals neergelegd
in de routetabel in de Bijlage bij het Verdrag te faciliteren en - waar
commercieel opportuun - gebruik te maken van partners. Voor de positie
van Schiphol als transfer luchthaven is dit artikel eveneens van belang.


Artikel 8 (Eerlijke concurrentie)

In artikel 8 zijn bepalingen opgenomen teneinde de eerlijke concurrentie
tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide verdragsluitende
partijen te waarborgen. Elke verdragsluitende partij zet zich er, op
grond van het tweede lid van dit artikel, voor in om alle vormen van
discriminatie of oneerlijke concurrentiepraktijken ten opzichte van de
aangewezen maatschappij van de andere verdragsluitende partij uit te
bannen. Het vierde lid verbiedt het opleggen van specifieke
concurrentievervalsende maatregelen. 

Artikel 9 (Belastingen, douanerechten en heffingen)

Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen
luchtvaarmaatschappij die op de internationale routes onder het verdrag
opereert, alsmede de normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen,
voorraden brandstof en smeermiddelen en boordproviand van de aangewezen
luchtvaartmaatschappij zijn vrijgesteld van belastingen, douanerechten,
inspectiekosten en andere rechten en heffingen op het grondgebied van de
andere verdragsluitende partij, op voorwaarde dat de normale
uitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden brandstof en
smeermiddelen en boordproviand aan boord van het luchtvaartuig blijven
totdat zij weer worden uitgevoerd. Het zesde lid van dit artikel bepaalt
dat overeenkomstig EU-wet- en regelgeving, Nederland in de toekomst een
belasting op brandstof kan opleggen tussen een punt op het grondgebied
van het Europese deel van Nederland en het grondgebied van een andere
EU-Lidstaat.

Artikel 10 (Gebruikersheffingen)

In artikel 10 wordt overeengekomen dat de gebruikersheffingen die door
de verdragsluitende partijen in rekening worden gebracht aan een
aangewezen luchtvaartmaatschappij juist, rechtvaardig en niet onredelijk
discriminatoir zijn, kostengerelateerd zijn en proportioneel verdeeld
moeten worden over alle categorieën gebruikers van de desbetreffende
luchthaven(s) of luchthavensystemen.

Artikel 11 (Dubbele belasting)

Dit artikel bepaalt dat de inkomsten en winsten van een aangewezen
luchtvaartmaatschappij belast zullen worden in de staat waarin de plaats
van de werkelijke leiding van de luchtvaartmaatschappij is gelegen,
tenzij een verdrag inzake het vermijden van dubbele belasting en het
voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen
naar het inkomen en naar het vermogen tussen verdragsluitende partijen
anders bepaalt.

Artikel 12 (Overmaking van gelden)

Artikel 12 garandeert dat de inkomsten uit verkoopactiviteiten van een
aangewezen luchtvaartmaatschappij mogen worden uitgevoerd naar het land
van herkomst en na toestemming mogen worden overgemaakt in elke valuta
tegen de op dat moment geldende officiële wisselkoers. 

Artikel 13 (Toepassing van wetten, voorschriften en procedures) 

In artikel 13 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de
luchtvaartuigen van de door de ene verdragsluitende partij aangewezen
luchtvaartmaatschappij dienen te voldoen aan wetten, voorschriften en
procedures van de andere verdragsluitende partij ten aanzien van de
binnenkomst op, het verblijf op en het vertrek vanuit het grondgebied
van deze verdragsluitende partij. Dit geldt ook voor passagiers,
bemanningsleden, vracht en post.

 

Artikel 14 (Erkenning van bewijzen en vergunningen) 

Geldende bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en
vergunningen uitgegeven door de ene verdragsluitende partij zullen
worden erkend door de andere verdragsluitende partij, mits deze voldoen
aan de minimale eisen van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand
gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, H
165 en Trb. 1959, 45) (hierna: het Verdrag van Chicago). Elke
verdragsluitende partij behoudt echter het recht om bewijzen en
vergunningen te weigeren die door de andere verdragsluitende partij aan
haar onderdanen zijn toegekend. Voor het Europese deel van Nederland
betekent de erkenning dat deze in overeenstemming dient te zijn met
geldende EU wet- en regelgeving.



Artikel 15 (Veiligheid) en artikel 16 (Beveiliging van de luchtvaart)

De bepalingen over de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart zijn
neergelegd in artikel 15 en artikel 16 van het Verdrag. Hierin zijn een
procedure en een aanpak geregeld (inclusief de zogenaamde
platforminspecties) indien een verdragsluitende partij twijfels heeft
over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de
andere verdragsluitende partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij
gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen
uitblijven, bieden het zesde lid van artikel 15 en het zevende lid van
artikel 16 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de
luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te schorsen of
daarvan af te wijken. Verder wordt verwezen naar de door de ICAO
vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden (de zogenaamde
minimumnormen), die voor zover van toepassing bij de wederzijdse
luchtvaartbetrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de
Republiek Angola, in acht moeten worden genomen.

Artikel 17 (Dienstregeling)

Dit artikel regelt dat een verdragsluitende partij kan verlangen dat een
aangewezen luchtvaartmaatschappij informatie verstrekt met betrekking
tot de dienstregeling en operationele plannen. Kennisgeving van de
dienstregeling dient minstens 45 dagen voor aanvang van de voorgenomen
diensten plaats te vinden. De verdragsluitende partij dient er daarbij
zorg voor te dragen dat de administratieve lasten voor de aangewezen
luchtvaartmaatschappij tot een minimum beperkt blijven. In het tweede
lid is bepaald dat wanneer de luchtvaartautoriteit binnen een redelijke
termijn geen afkeuring heeft gegeven, de goedkeuring geacht wordt te
zijn verleend.

Artikelen 18-24 (Procedurele en slotbepalingen) 

De artikelen 18 tot en met 24 bevatten louter procedurele
standaardbepalingen met betrekking tot onder meer overleg en wijziging
(artikel 18), regeling van geschillen (artikel 19), duur en beëindiging
(artikel 20), toepasselijkheid van dit Verdrag (artikel 23) en
inwerkingtreding (artikel 24). 

Bijlage

De Bijlage bij het Verdrag, die een integrerend onderdeel van het
Verdrag vormt, bevat de routetabel met een open routeschema voor de
aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide verdragsluitende partijen.

De luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen ter
invulling van deze Bijlage alleen binnen de door het Verdrag gestelde
kaders opereren. De Bijlage is, voor zover het de routetabel betreft,
aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging
van de Bijlage behoeven derhalve ingevolge artikel 7, onderdeel f, van
de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire
goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot
goedkeuring terzake voorbehouden.



Koninkrijkspositie 

Het Verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden alleen
voor het Europese deel van Nederland gelden. Het werd niet opportuun
geacht om de reikwijdte van het Verdrag uit te breiden tot het
Caribische deel van Nederland. Dit is ingegeven door het feit dat de
relevante markt van luchtverbindingen uitsluitend bestreken wordt door
het Europese deel van Nederland enerzijds en Angola anderzijds. 

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE   \* MERGEFORMAT 2 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet
openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26,
zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).