Arbeidsmarktkrapte en wachtlijsten kinderopvangsector
Kinderopvang
Brief regering
Nummer: 2019D10938, datum: 2019-03-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31322-392).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31322 -392 Kinderopvang.
Onderdeel van zaak 2019Z05260:
- Indiener: T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-03-19 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-02 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-06-20 10:00: Kinderopvang (Algemeen overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2019-06-26 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
31 322 Kinderopvang
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 392 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2019
Uw Kamer heeft gevraagd om een reactie op de berichten over wachttijden voor kinderopvang en signalen over personeelstekorten. Dit verzoek grijp ik graag aan om in te gaan op de specifieke kenmerken van de kinderopvangsector, de arbeidsmarktkrapte, de toenemende wachttijden en de rol van de overheid in deze sector.
Kinderopvang is voor vele jonge ouders niet weg te denken uit hun leven. Zonder kinderopvang is het voor de meeste ouders niet goed mogelijk om arbeid en zorg voor kinderen te combineren op een manier die zij graag willen. Voor ouders is het daarom ook heel vervelend als ze in onzekerheid zitten over de vraag of ze voor hun kind wel een plekje kunnen vinden. Bovendien kunnen lange wachttijden voor kinderopvang betekenen dat ouders al ver voor de geboorte op zoek moeten naar een oplossing voor de opvang, als hun hoofd er nog helemaal niet naar staat.
Het is van belang dat ouders arbeid en zorg kunnen combineren en daartoe moet er goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang zijn. Daarnaast worden kinderen die naar de opvang gaan gestimuleerd in hun ontwikkeling. Gezien het maatschappelijke belang van deze doelen krijgen ouders een financiële tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang. Met de kinderopvangtoeslag blijft de kinderopvang betaalbaar en is (meer) werken voor jonge ouders financieel aantrekkelijk. Dit kabinet heeft 248 miljoen euro extra geïnvesteerd in het verder verbeteren van de financiële toegankelijkheid.
Omdat het gaat om de zorg om kinderen, een kwetsbare groep, zijn er kwaliteitseisen in wet- en regelgeving vastgelegd. Deze eisen zorgen ervoor dat houders van kinderopvangorganisaties in staat zijn om kinderen de zorg en aandacht te bieden die zij verdienen. De GGD’en houden, in opdracht van gemeenten, toezicht op de wet- en regelgeving. Alle kinderopvangorganisaties moeten zich hieraan houden.
In de kinderopvangsector zijn verschillende marktpartijen actief, zowel grote ondernemingen met meer dan 150 opvangvoorzieningen verspreid over het hele land, als kleine ondernemingen met een of twee opvangvoorzieningen. Ook qua organisatievorm is er een grote variatie: ondernemingen met een winstoogmerk, een stichting of eenmanszaak. In totaal zijn er meer dan 3.500 organisaties actief in de kinderopvangsector die tezamen meer dan 720.000 plaatsen beschikbaar hebben.
KDV | 2.460 | 131 | 94 | 54 | 12 | 5 |
BSO | 1.637 | 123 | 74 | 40 | 8 | 4 |
Ouders zijn vrij in hun keus voor een kinderopvangvoorziening. Zij maken zelf de afweging welke factoren voor hen belangrijk zijn bij het kiezen van een kinderopvangvoorziening, bijvoorbeeld de prijs-kwaliteitverhouding, nabijheid en de pedagogische kwaliteit. Binnen de wettelijke kaders hebben kinderopvanghouders de vrijheid om invulling te geven aan hoe zij de kinderopvang aanbieden, zoals de groepssamenstelling, de openingstijden, hun pedagogische beleid en welk uurtarief zij hanteren.
Voor optimale uitkomsten moet aan enkele voorwaarden zijn voldaan. De overheid zet in op het borgen van deze randvoorwaarden zodat kinderopvangorganisaties goed kunnen functioneren. Zo houdt de Autoriteit Consument & Markt toezicht op de economische machtspositie van kinderopvangaanbieders, om marktmacht te voorkomen. Om ouders te helpen bij hun keuze voor een voorziening biedt het Landelijk Register Kinderopvang in «in-een-oogopslag» een visuele samenvatting van de resultaten van de inspectie ter plaatse door de toezichthouder van de GGD. Hiermee krijgen ouders inzicht in de door de toezichthouder beoordeelde kwaliteit van de voorziening en kunnen zij hier gericht op selecteren. Dit kan kinderopvanghouders tevens aanzetten zich te profileren door te investeren in hun kwaliteit.
Recent is de tweede meting van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang aan u aangeboden1. Deze meting laat zien dat de kinderopvang die de Nederlandse kinderopvangsector aanbiedt gemiddeld van goede kwaliteit is. Daarnaast laten de uitkomsten van het SCP-rapport Kijk op de kinderopvang (2018)2 zien dat het grootste deel van de ouders erg positief is over de kwaliteit van hun eigen kinderopvang. In zijn algemeenheid kan daarom gesteld worden dat de kwaliteit van de kinderopvang op orde is, zowel vanuit wetenschappelijk oogpunt als vanuit het oogpunt van de ouders.
Arbeidsmarktkrapte in de kinderopvangsector
De kinderopvang is een conjunctuurgevoelige sector. De economie groeit momenteel stevig door; steeds meer ouders hebben werk gevonden en de vraag naar kinderopvang is sterk gegroeid. In het derde kwartaal van 2018 maakten gemiddeld 782.000 kinderen gebruik van kinderopvang met kinderopvangtoeslag, een toename van 58.000 kinderen in een jaar3. Als aanbieders hierop reageren door het aanbod uit te breiden, is het vanzelfsprekend dat de vraag naar beroepskrachten ook toeneemt. Daarnaast is de aangescherpte beroepskracht-kindratio voor nuljarigen ingegaan per 1 januari in 2019. Uit de meest recente cijfers, van het derde kwartaal 2018, blijkt mogelijk dat kinderopvangaanbieders hiervoor nieuwe werknemers zijn gaan werven. De groeiende vraag naar werknemers zou zich kunnen doorzetten in de volgende kwartalen.
Er zijn dus steeds meer mensen aan het werk. Tegelijkertijd neemt de krapte op de arbeidsmarkt ook toe. Vanuit de kinderopvangsector komen signalen dat het moeilijker wordt om voldoende geschikt personeel te vinden. Ik begrijp dat kinderopvangorganisaties moeite kunnen hebben bij het werven van werknemers. De groeiende vraag naar werknemers betekent overigens niet automatisch dat de kinderopvangsector als geheel te maken heeft met een personeelstekort. Daarom kijken we naar de spanningsindicator van UWV. Op basis van deze indicator is het mogelijk een beeld te krijgen van hoe het aantal vacatures zich verhoudt tot het aanbod van werkzoekenden.
Zoals ik met u heb besproken tijdens het AO Kinderopvang4 van 13 december 2018, volg ik de arbeidsmarktcijfers van UWV nauwlettend. UWV publiceert de spanningsindicator voor de Nederlandse arbeidsmarkt, zowel per beroepsgroep als beroepsklasse. De indicator geeft de verhouding tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt weer door openstaande vacatures te delen door het aantal personen dat korter dan een half jaar in de WW zit en aangeeft werkzaam te zijn geweest in die sector.
In bovenstaande figuur komt een duidelijk contrast naar voren tussen de arbeidsmarktspanning op de totale arbeidsmarkt en de arbeidsmarkt voor de kinderopvang. Ook de arbeidsmarktspanning in de zorg- en onderwijssectoren5, twee sectoren waar vergelijkbare beroepskrachten actief zijn qua achtergrondkenmerken, is hoger dan die in de kinderopvangsector. De arbeidsmarktspanning concentreert zich in de randstad. In Drenthe en Twente is de arbeidsmarkt voor leid(st)ers kinderopvang en onderwijsassistenten nog ruim. In de rest van Nederland wordt de arbeidsmarktspanning als gemiddeld getypeerd. Lokaal kunnen kinderopvangorganisaties dus zeker met krapte te maken hebben.
Alle betrokken partijen op de arbeidsmarkt werken aan het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Werkenden kunnen zelf de kans die de krappe arbeidsmarkt biedt benutten door meer uren te werken. Er zit namelijk nog veel potentieel in de sector. De gemiddelde dienstbetrekking betreft 22 uur per week6. Als werkenden met een deeltijdbaan meer uren gaan werken zou dat de lokale krapte op de arbeidsmarkt kunnen verlichten.
Werkgevers in de kinderopvang hebben de verantwoordelijkheid om in te spelen op de veranderende omstandigheden. Er zijn voorbeelden van creatieve oplossingen en aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden om personeel aan te trekken. Een goed voorbeeld hiervan is het opleidingstraject van de kinderopvangorganisaties SKCN, SKV en SKPC. Binnen een jaar kan een student een volwaardig mbo-diploma pedagogisch medewerker niveau 3 behalen. De kinderopvangorganisaties financieren de opleiding, voorzien een stageplek en iedere geslaagde krijgt een baangarantie van een jaar. Ook de samenwerking tussen UN1EK en Albeda College in Vlaardingen is een goed voorbeeld van hoe partijen reageren op de toegenomen personeelsvraag. Zij bieden samen leer-werkplekken in de kinderopvang aan, waar mbo-studenten Pedagogisch Werk worden opgeleid.
De rol van de rijksoverheid is om de onderliggende werking van de arbeidsmarkt te verbeteren. Het kabinet zet in op het structureel versterken van de werking van de arbeidsmarkt om de huidige krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken, door werken meer lonend te maken, het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, het stimuleren van leven lang ontwikkelen en het beter betrekken van groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Hierover heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid twee brieven verstuurd aan uw Kamer7. Van een beter werkende arbeidsmarkt profiteren ook de betrokkenen in de kinderopvang.
Wachtlijsten kinderopvang
Naast signalen over toenemende krapte op de arbeidsmarkt, hoor ik ook steeds meer geluiden over groeiende wachtlijsten. Lange wachttijden zijn onwenselijk, omdat ze extra onzekerheid voor ouders met zich meebrengen in een al drukke en soms onzekere periode. Nu de economie groeit en steeds meer mensen een baan vinden, neemt onvermijdelijk ook de vraag naar kinderopvang toe. De betrokken partijen in de sector werken hard om vraag en aanbod bij elkaar te brengen, net als in het verleden. Naar aanleiding van de signalen over oplopende wachttijden heb ik onderzoek gedaan naar de regionale bezettingsgraad bij de verschillende soorten opvang.
De bezettingsgraad is het aantal kinderen dat naar de kinderopvang gaat met kinderopvangtoeslag8 gedeeld door het aantal geregistreerde kindplaatsen9 per kinderopvangvoorziening. Dit maakt inzichtelijk hoeveel onbenutte capaciteit er nog is voor ouders die gebruik willen maken van kinderopvang. Door de bezettingsgraad per arbeidsmarktregio te tonen, kan bovenstaande figuur vergeleken worden met de arbeidsmarktsituatie per regio. De meeste kinderen maken geen gebruik van een volledige opvangplaats. Daarom is voor de bezettingsgraad verondersteld dat iedere kindplaats plek biedt voor 1,9 kind, net als in de eerdere wachtlijsmetingen.
Figuur 2 laat zien dat de bezettingsgraad in de buitenschoolse opvang het hoogst is met 68%, gevolgd door de dagopvang met bijna 64%. De gastouderopvang kent de laagste bezettingsgraad van 40%. Geen van de regio’s kent een bezettingsgraad boven de 80%. Het CPB10 hanteerde een bezettingsgraad van 98% als grens voor een volle bezetting waar er waarschijnlijk sprake is van te veel vraag en te weinig aanbod van kinderopvang. De bezettingsgraad komt in geen enkele regio in de buurt van de 98%. Het is onwaarschijnlijk dat er sprake is van een volle bezetting, ook niet als de methode van het CPB was gehanteerd11.
Uit de eerdere onderzoeken weten we bovendien dat van alle ouders die op de bruto wachtlijst staan, er minder dan een derde op de geschoonde netto wachtlijst staan. De bruto wachtlijst bevat namelijk ook ouders die hun kind alvast inschrijven voordat zij werkelijk kinderopvang willen afnemen, ouders van wie het kind al is geplaatst op de kinderopvang, op meerdere wachtlijsten staat ingeschreven of te oud is om naar de KDV of BSO te gaan.
Dit betekent niet dat er lokaal of voor bepaalde dagen geen sprake kan zijn van wachttijden. De eerdere wachtlijstmetingen vonden dat met name in de (zeer) sterk stedelijke gebieden de wachtlijstomvang groter is dan in de minder stedelijke gebieden. Kinderopvangaanbieders kunnen hierop inspelen door te investeren in een groter aanbod, maar dit kost enige tijd. Kinderopvangorganisaties, basisscholen en gemeenteambtenaren wijzen het vaakst op de specifieke voorkeur van ouders voor opvang op maandag, dinsdag en donderdag als oorzaak voor de wachtlijsten12. Kinderopvangorganisaties kunnen hier met creatieve aanbiedingen op inspelen. Ook kunnen ouders en werkgevers met elkaar in gesprek over flexibiliteit in werkroosters.
Tot besluit
De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, omdat ze het belang inziet dat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Lange wachttijden helpen daarbij niet, omdat ze een extra belasting kunnen vormen voor ouders die keuzes moeten maken over de combinatie van arbeid en zorg. Dit kabinet investeert in de kwaliteit van de kinderopvang en in de kinderopvangtoeslag, zodat goede kinderopvang betaalbaar blijft en werken loont. Steeds meer kinderen gaan naar de kinderopvang en dat zie ik als een positieve ontwikkeling.
Ik vind het belangrijk dat we het huidige beleid de tijd geven zich te bewijzen en stabiliteit bieden aan deze conjunctuurgevoelige sector, zodat de markt tot een evenwicht kan komen. De inzet van alle partijen in de kinderopvang is nodig om vraag en aanbod tot elkaar te laten komen, zowel als het gaat om vraag naar medewerkers als de vraag naar kinderopvangplaatsen. De beschikbare cijfers laten nog geen tekorten op de arbeidsmarkt zien en ook de bezettingsgraad in de opvang toont dat er nog ruimte is.
Dat neemt niet weg dat het lokaal moeite kan kosten medewerkers te vinden, of dat er lokaal wachtlijsten kunnen zijn. Ik zal de ontwikkelingen nauwgezet blijven volgen en met u delen in de kwartaalrapportages kinderopvang.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Kamerstuk 31 322, nr. 390↩︎
Kamerstuk 31 322, nr. 376↩︎
SZW (2018) Cijfers kinderopvang derde kwartaal 2018↩︎
Kamerstuk 31 322, nr. 389↩︎
In vergelijking met het tweede kwartaal, omdat het derde kwartaal in het onderwijs gekenmerkt wordt door een substantieel lagere arbeidsmarktspanning vanwege de zomervakantie.↩︎
Platform Kinderopvang werkt (2018) Factsheet Arbeidsmarkt en Prognose KO 2018↩︎
Kamerstuk 29 544, nr. 833 en Kamerstuk 29 544, nr. 850↩︎
Belastingdienst/Toeslagen (2019) Cijferbeeld januari 2019 (bewerking Ministerie van SZW)↩︎
Ministerie van SZW (2019) Gegevens kinderopvanglocaties LRK van data.overheid.nl/data/dataset/gegevens-kinderopvanglocaties-lrk (geraadpleegd op 11 februari 2019)↩︎
CPB (2011) Kinderopvang in Kaart.↩︎
Het CPB hanteerde geen factor van 1,9, maar vermenigvuldigde het aantal kinderen met het gemiddelde aantal uren afgenomen opvang.↩︎
Rens, C. van & Smit, F. (2011) Wachtlijsten en wachttijden kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang – 6e meting (its)↩︎