Rapportage “Analyse ontwikkeling energierekening” van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
Duurzame ontwikkeling en beleid
Brief regering
Nummer: 2019D11146, datum: 2019-03-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30196-632).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 30196 -632 Duurzame ontwikkeling en beleid.
Onderdeel van zaak 2019Z05341:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-03-21 14:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-03-26 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-09-16 00:00: Debat over de stijging van de energienota (Plenair debat (debat)), TK
- 2020-09-03 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 632 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2019
Hierbij bied ik u de rapportage «Analyse ontwikkeling energierekening» aan1, die 18 maart 2019 is gepubliceerd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Deze rapportage is op mijn verzoek opgesteld en betreft een nieuwe analyse voor de gemiddelde energierekening ten opzichte van de Nationale Energieverkenning (NEV) 2017 (Kamerstuk 30 196, nr. 559). Het PBL heeft bij de analyse nauw samengewerkt met het CBS. Het PBL en het CBS gaan in de rapportage ook in op de verschillen met het cijfer voor de energierekening in 2019 dat het CBS op 16 februari jl. heeft gepresenteerd. Zoals het PBL zelf ook aangeeft, is in de analyse de aankondiging van het kabinet op 13 maart jl. om de belasting op de energierekening van huishoudens per 2020 te verlagen, niet meegenomen.
Deze analyse van het PBL bevestigt het beeld van een stijgende energierekening voor huishoudens. Bij de presentatie van de doorrekeningen van het Klimaatakkoord op 13 maart jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 306) heeft het kabinet aangekondigd de belasting die huishoudens via hun energierekening betalen, aanzienlijk te gaan verlagen. Het kabinet staat voor een evenwichtige lastenverdeling van de transitie en wil dat die voor iedereen haalbaar en betaalbaar is. Daarom wordt per 2020 de bijdrage die huishoudens aan de Opslag Duurzame Energie (ODE) betalen, verlaagd naar een 1/3 deel van het totaal in plaats van 50% zoals tot op heden. Het gevolg is dat de energiebelasting voor huishoudens in 2020 daalt ten opzichte van 2019 en daalt ten opzichte van deze analyse van het PBL.
Zoals aangegeven in de eerste reactie kabinet op de doorrekening van het ontwerp-Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 307), zal het kabinet de komende weken gebruiken om te komen tot een definitief pakket aan klimaatmaatregelen, inclusief de precieze vormgeving van de verschuiving van de ODE-lasten.
Het kabinet heeft alleen directe invloed op de belastingtarieven. De belastingtarieven worden verlaagd, maar het is mogelijk dat de totale energierekening stijgt, door ontwikkelingen in bijvoorbeeld de marktprijzen of het energieverbruik als gevolg van een strenge winter. Daar heeft de overheid geen invloed op.
De analyse van PBL
Het PBL heeft de ramingen voor de gemiddelde energierekening voor 2020 uit de NEV 2017 geactualiseerd op basis van recente cijfers. In de analyse van de NEV 2017 gaf het PBL een raming voor de energierekening in 2017 en 2020. Het PBL heeft aangegeven de actualisatie over dezelfde jaren te doen.
Het PBL raamt voor 2020 nu dat de energierekening hoger uitvalt dan het PBL in 2017 raamde voor 2020. Voor een belangrijk deel is de hogere raming van het PBL voor 2020 het gevolg van externe factoren zoals hogere prijzen in de markt en voor een kleiner deel is dit het gevolg van hoger verbruik dan in 2017 geraamd. Een ander verschil is dat het PBL in 2017 het beleid van dit kabinet nog niet verwerkt had, omdat het regeerakkoord toen nog niet was gesloten. Het kabinet heeft in haar communicatie over de hoogte van de energierekening de gevolgen van het regeerakkoord wel altijd meegenomen.
In de rapportage lichten het PBL en het CBS toe wat de verschillen zijn tussen de gehanteerde methode voor het ramen van de energierekening in 2020 door het PBL en de methode die het CBS in zijn publicatie over de energierekening van 16 februari jl. heeft gebruikt. Het CBS hanteert hogere verbruikscijfers – vanwege een ander gemiddeld huishoudtype en constant verbruik – en andere prijzen – van januari 2019 in plaats van ramingen over langere termijn – dan het PBL. Daarnaast heeft het CBS-cijfer betrekking op 2019 en gaat de analyse van het PBL over 2020. De verschillende cijfers zijn dus niet 1-op-1 vergelijkbaar.
Zoals het PBL ook in zijn rapportage aangeeft, is in deze raming voor 2020 het kabinetsvoornemen om de energiebelasting voor huishoudens te verlagen niet meegenomen. Dit voornemen is niet meegenomen in deze analyse, omdat het PBL uitging van vastgesteld en voorgenomen beleid op 1 maart 2019. Daarmee zal het belastingdeel van de energierekening lager zijn dan in de analyse van het PBL.
De analyse van het PBL en het CBS geeft de complexiteit aan van de cijfers over de energierekening. Ik streef naar eenduidige informatievoorziening over de energierekening. Ik ben hierover momenteel in gesprek met het PBL, het CBS en het Nibud en met andere betrokken partijen in de samenleving.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎