[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2019D11745, datum: 2019-03-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van CuraƧao, en de Staat Koeweit; Koeweit, 19 december 2018 (2019D11744)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten
behoeve van CuraƧao, en de Staat Koeweit; Koeweit, 19 december 2018
(Trb. 2019, 5)

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden,
ten behoeve van CuraƧao, en de Staat Koeweit (hierna: het verdrag) is
het resultaat van besprekingen tussen de luchtvaartautoriteiten van
CuraƧao en Koeweit. De onderhandelingen vonden plaats tijdens de ICAO
Air Services Negotiation Event (ICAN) 2015 te Antalya, Turkije.
Aanleiding voor die besprekingen was de wens van de twee partijen om de
luchtvaartrelatie tussen CuraƧao en Koeweit in een verdrag te regelen
om daarmee handel, toerisme en investeringen te bevorderen. 

Het verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen CuraƧao en
Koeweit te regelen en valt vanwege de liberale inhoud in de categorie
ā€œOpen Skiesā€, waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke
operationele en commerciƫle vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen. 

Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het
oordeel van de regering enkele een ieder verbindende bepalingen in de
zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door Koeweit
aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toekennen. Het
betreft artikel 4, tweede lid (verlening vergunning), artikel 4, derde
lid (aanvangen exploitatie na ontvangst vergunning) en de te exploiteren
routes als vervat in de Bijlage. Verder worden aan de door de
respectieve partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks
rechten toegekend of plichten opgelegd in de bepalingen met betrekking
tot gebruikersheffingen (artikel 6), vrijstellingen van douanerechten en
andere heffingen (artikel 7), financiƫle bepalingen (artikel 8),
technische en commerciƫle vertegenwoordiging (artikel 9), regels inzake
binnenkomst en inklaring (artikel 10), bepalingen betreffende capaciteit
(artikel 11), indienen van dienstregelingen en vluchtschemaā€™s (artikel
12) en vaststelling van tarieven (artikel 14). 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende,
voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen. 

Artikel 2 (Toepasselijkheid van het Verdrag van Chicago)

In artikel 2 wordt bepaald dat op het verdrag de bepalingen van het op 7
december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de
internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, H 165 en Trb. 1959, 45)
(hierna: ICAO) van toepassing zijn. 

Artikel 3 (Verlening van rechten en voorrechten)

In artikel 3 worden de rechten en voorrechten aangegeven die in het
kader van het verdrag aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen worden
verleend, te weten het recht van overvlucht en technische landing, het
recht om in overeenstemming met de routetabel geregelde luchtdiensten te
onderhouden alsmede de andere in het verdrag vastgelegde rechten. Het
derde lid bepaalt dat ook niet aangewezen luchtvaartmaatschappijen van
de verdragsluitende partijen het recht van overvlucht en technische
landing genieten.

Artikel 4 (Aanwijzing en verlening van vergunningen) en artikel 5
(Intrekking, schorsing en oplegging van voorwaarden)

Voor het uitvoeren van de luchtdiensten wordt in artikel 4 de aanwijzing
van Ć©Ć©n of meerdere luchtvaartmaatschappij(en) geregeld. Ook wordt
bepaald onder welke voorwaarden de benodigde vergunningen worden
verleend. Artikel 5 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke
verdragsluitende partij het recht om de aanwijzing(en) te weigeren en,
tijdelijk of permanent, in te trekken, te schorsen of daaraan
voorwaarden te verbinden.

Artikel 6 (Gebruikersheffingen)

In artikel 6 zijn de verdragsluitende partijen overeengekomen dat de
gebruikersheffingen die aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van
de ene verdragsluitende partij worden opgelegd niet hoger mogen zijn dan
de gebruikersheffingen die voor soortgelijke internationale
luchtdiensten gelden voor aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de
andere verdragsluitende partij.

Artikel 7 (Vrijstellingen van douanerechten en andere heffingen)

Artikel 7 bevat een bepaling over vrijstelling van importbeperkingen,
douanerechten, accijnzen, kosten voor douane-inspecties en andere
nationale rechten en heffingen die elk van de verdragsluitende partijen
kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) van de andere
verdragsluitende partij. Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de
aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) die op de internationale routes
onder het verdrag opereren, alsmede de in het artikel opgesomde
goederen, vrijgesteld zijn van importbeperkingen, douanerechten,
indirecte belastingen, kosten voor douane-inspecties en andere rechten
en heffingen die elk van de verdragsluitende partijen kan verlenen aan
de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) van de andere verdragsluitende
partij op voorwaarde dat de in het artikel opgesomde goederen aan boord
van het luchtvaartuig blijven totdat zij weer worden uitgevoerd.

Artikel 8 (Financiƫle bepalingen)

Artikel 8 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) het recht
hebben om inkomsten met betrekking tot hun activiteit als
luchtvervoerder om te wisselen en over te maken tegen de van toepassing
zijnde wisselkoers.

Artikel 9 (Technische en commerciƫle vertegenwoordiging)

Artikel 9 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht
hebben om een eigen vertegenwoordiging op het grondgebied van de andere
verdragsluitende partij te onderhouden voor de verkoop en op de markt
brengen van internationale luchtdiensten. Het tweede lid bevat een
bepaling over het recht dat de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en)
hebben om in overeenstemming met de wet- en regelgeving van de andere
verdragsluitende partij gespecialiseerd personeel te zenden naar en te
doen verblijven op het grondgebied van de andere verdragsluitende
partij.

Artikel 10 (Regels inzake binnenkomst en inklaring)

In artikel 10 wordt bepaald dat de luchtvaartmaatschappij(en) zich
dienen te houden aan de nationale wetten en voorschriften met betrekking
tot de binnenkomst op of het vertrek uit het grondgebied van de andere
verdragsluitende partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanningsleden,
vracht en post.

Artikel 11 (Bepalingen betreffende capaciteit)

Artikel 11 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een
eerlijke en gelijke wijze moeten concurreren bij het verzorgen van de in
het verdrag overeengekomen luchtdiensten. Verder bepaalt het zesde lid
van artikel 11 dat er geen beperkingen opgelegd mogen worden ten aanzien
van capaciteit en frequentie.

Artikel 12 (Indienen van dienstregelingen en vluchtschemaā€™s)

De aangewezen luchtvaartmaatschappijen dienen ingevolge artikel 12,
voorafgaand aan de uitvoering van de overeengekomen diensten, de
dienstregelingen en vluchtschemaā€™s of wijzigingen daarvan ter
goedkeuring in te dienen bij de luchtvaartautoriteiten van de andere
verdragsluitende partij.

Artikel 13 (Informatie en statistieken)

Op verzoek kunnen de luchtvaartautoriteiten van de verdragsluitende
partijen elkaar van periodieke of andere statistische gegevens voorzien.

Artikel 14 (Vaststelling van tarieven) 

Artikel 14 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en
onder welke voorwaarden de verdragsluitende partijen kunnen
interveniƫren.

Artikel 15 (Veiligheid van de luchtvaart) en artikel 16 (Beveiliging van
de luchtvaart)

De bepalingen inzake luchtvaartveiligheid en luchtvaartbeveiliging zijn
neergelegd in artikel 15 en artikel 16. Hierin zijn een procedure en een
aanpak geregeld indien CuraƧao of Koeweit twijfels heeft over de wijze
waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere
verdragsluitende partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede
twijfel kan overleg plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden
het tweede en zesde lid van artikel 15 en het zevende en achtste lid van
artikel 16 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de
luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te schorsen of
daarvan af te wijken. Verder wordt verwezen naar de door de ICAO
vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die, voor zover
van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen CuraƧao
en Koeweit, in acht moeten worden genomen.

De artikelen 17 tot en met 24 bevatten louter procedurele
standaardbepalingen met betrekking tot onder meer overleg en wijzigingen
(artikel 17), regeling van geschillen (artikel 18), beƫindiging
(artikel 19), registratie (artikel 21), toepasselijkheid van het verdrag
(artikel 23) en inwerkingtreding (artikel 24). 

Bijlage

De Bijlage bij het verdrag, die een integrerend onderdeel van het
verdrag vormt, bevat de routetabel die de overeengekomen luchtdiensten
specificeert voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide
verdragsluitende partijen. Op grond van punt (ii) van de Bijlage kunnen
de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van verdragsluitende partijen op
de in de Bijlage bij het verdrag opgenomen routes vijfde
vrijheidsrechten uitoefenen. 

De Bijlage bij het verdrag, voor zover het de routetabel betreft, is aan
te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van dit deel
van de Bijlage behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de
Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire
goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot
goedkeuring terzake voorbehouden.



Koninkrijkspositie

Het verdrag zal ingevolge artikel 23 voor wat betreft het Koninkrijk der
Nederlanden, alleen voor CuraƧao gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE   \* MERGEFORMAT 2 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het
Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend
luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van
State).