Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2019D11753, datum: 2019-03-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van CuraƧao, en de Tsjechische Republiek; Praag, 30 november 2018 (2019D11752)
Preview document (š origineel)
Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van CuraƧao, en de Tsjechische Republiek; Praag, 30 november 2018 (Trb. 2018, 222) TOELICHTENDE NOTA Inleiding Het Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van CuraƧao, en de Tsjechische Republiek (hierna: het verdrag) is het resultaat van besprekingen tussen de luchtvaartautoriteiten van CuraƧao en TsjechiĆ«. De onderhandelingen vonden plaats tijdens de ICAO Air Services Negotiation Event (ICAN) 2016 te Nassau op de Bahamaās. Aanleiding voor die besprekingen was de wens van de twee verdragsluitende partijen om de luchtvaartrelatie tussen CuraƧao en TsjechiĆ« in een verdrag te regelen om daarmee handel, toerisme en investeringen te bevorderen. Het verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen CuraƧao en TsjechiĆ« te regelen en valt vanwege de liberale inhoud in de categorie āOpen Skiesā, waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciĆ«le vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen. Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van de regering van CuraƧao enkele een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door de Republiek TsjechiĆ« aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toekennen. Het betreft artikel 3, tweede lid en artikel 3, vierde lid, onder a (onverwijlde verlening exploitatievergunning), artikel 3, vijfde lid (aanvangen exploitatie na ontvangst exploitatievergunning) en de te exploiteren routes als vervat in de bijlage. Verder worden aan de door de respectieve verdragsluitende partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd, met name in de bepalingen met betrekking tot de toepassing van wetten, voorschriften en procedures (artikel 5), douanebepalingen, heffingen en belastingen (artikelĀ 8), gebruik van luchthavens en luchtvaartfaciliteiten (artikel 9), direct overstappen (artikel 10), verkoop van diensten en overmaking van gelden (artikel 11), tarieven (artikel 12), capaciteit (artikel 13), code-sharing (artikel 14), dienstregelingen (artikel 15), intermodale diensten (artikel 16), vertegenwoordiging van de luchtvaartmaatschappij (artikel 17) en grondafhandeling (artikel 18). Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 (Begripsomschrijvingen) Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen. Artikel 2 (Vervoersrechten) In dit artikel worden de (vervoers)rechten opgesomd die de aangewezen luchtvaartmaatschappijen onder het verdrag mogen uitvoeren. Het derde lid bepaalt dat ook niet aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de verdragsluitende partijen het recht van overvlucht en technische landing genieten. Artikel 3 (Aanwijzing en exploitatievergunning) en artikel 4 (Intrekking en opschorting van exploitatievergunning) Voor het uitvoeren van de overeengekomen diensten wordt in artikel 3 de aanwijzing van Ć©Ć©n of meerdere luchtvaartmaatschappij(en) geregeld. Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden verleend. Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke verdragsluitende partij het recht om de aan de door de andere verdragsluitende partij aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) verstrekte exploitatievergunningen, tijdelijk of permanent, in te trekken, op te schorten of aan voorwaarden te onderwerpen. Artikel 5 (Toepassing van wetten, voorschriften en procedures) In artikel 5 wordt bepaald dat het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen van de ene verdragsluitende partij dient te voldoen aan de wetten, voorschriften en procedures van de andere verdragsluitende partij ten aanzien van de binnenkomst op, het verblijf op of het vertrek vanuit het grondgebied van de andere verdragsluitende partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanning, bagage en vracht (met inbegrip van post). Artikel 6 (Luchtvaartbeveiliging) en artikel 7 (Luchtvaartveiligheid) De bepalingen inzake luchtvaartbeveiliging en luchtvaartveiligheid zijn neergelegd in artikel 6 en artikel 7. In deze artikelen zijn een procedure en een aanpak (inclusief de zogenaamde platforminspecties) geregeld indien CuraƧao of TsjechiĆ« twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere verdragsluitende partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het zevende lid van artikel 6 en het vierde lid van artikel 7 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4 van het verdrag, tijdelijk of permanent, in te trekken, op te schorten of aan voorwaarden te onderwerpen. In het eerste lid van artikel 7 wordt verder bepaald dat bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen uitgegeven door de ene verdragsluitende partij en die nog niet verlopen zijn, zullen worden erkend door de andere verdragsluitende partij, mits deze voldoen aan de minimale eisen van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1959, 45) (hierna: ICAO). Op grond van het tweede lid van artikel 7 behoudt elke verdragsluitende partij echter het recht om bewijzen en vergunningen te weigeren die door de andere verdragsluitende partij aan haar eigen onderdanen zijn toegekend. Verder wordt in artikel 6 en 7 verwezen naar de door de ICAO vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen CuraƧao en TsjechiĆ«, in acht moeten worden genomen. Artikel 8 (Douanebepalingen, heffingen en belastingen) Dit artikel bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) die op de internationale routes onder het verdrag opereren, alsmede de normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden brandstof- en smeermiddelen en boordproviand (inclusief luchtwinkels), op basis van wederkerigheid, vrijgesteld zijn van importbeperkingen, douanerechten, indirecte belastingen, inspectiekosten en andere rechten en heffingen die elk van de verdragsluitende partijen kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) van de andere verdragsluitende partij op voorwaarde dat de normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden brandstof-en smeermiddelen en boordproviand (inclusief luchtwinkels) aan boord van het luchtvaartuig blijven totdat zij weer worden uitgevoerd. Overeenkomstig EU-regelgeving kan TsjechiĆ« in de toekomst een belasting op brandstof opleggen tussen een punt op het grondgebied van TsjechiĆ« en het grondgebied van een andere EU-lidstaat. Artikel 9 (Gebruik van luchthavens en luchtvaartfaciliteiten) In artikel 9 zijn de verdragsluitende partijen overeengekomen dat de gebruikersheffingen die op het grondgebied van de ene verdragsluitende partij worden opgelegd aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere verdragsluitende partij voor het gebruik van de luchthavens en de luchtvaartfaciliteiten niet hoger zijn dan de heffingen die gelden voor vergelijkbare diensten en dat deze niet-discriminatoir moeten zijn. Artikel 10 (Direct overstappen) In beginsel ondergaan passagiers, bagage en vracht in transit een vereenvoudigde controle. Bagage en vracht worden vrijgesteld van douanerechten en andere heffingen. Artikel 11 (Verkoop van diensten en overmaking van gelden) Artikel 11 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht hebben om de luchtdiensten op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij aan te bieden en te verkopen in overeenstemming met de wetten en voorschriften van die verdragsluitende partij. Het tweede lid bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht hebben om inkomsten met betrekking tot hun activiteit als luchtvervoerder om te wisselen en over te maken. Artikel 12 (Tarieven) Artikel 12 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en onder welke voorwaarden de verdragsluitende partijen kunnen interveniĆ«ren. Artikel 13 (Capaciteit) Artikel 13 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een eerlijke en gelijke wijze moeten concurreren op de in het verdrag overeengekomen luchtdiensten. Verder bepaalt het derde lid van artikel 13 dat er geen beperkingen opgelegd mogen worden ten aanzien van capaciteit, frequentie en type luchtvaartuig van het internationaal transport. Artikel 14 (Code-sharing) Artikel 14 staat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de verdragsluitende partijen toe verdere commerciĆ«le samenwerking met luchtvaartmaatschappijen van beide verdragsluitende partijen en met luchtvaartmaatschappijen van derde landen aan te gaan, zoals code-sharing en blocked-space overeenkomsten. Het tweede lid bepaalt de voorwaarden waaronder dat mogelijk is. Artikel 15 (Dienstregelingen) De aangewezen luchtvaartmaatschappijen moeten ingevolge artikel 15, voorafgaand aan de uitvoering van de overeengekomen diensten, de dienstregelingen ter goedkeuring indienen bij de luchtvaartautoriteiten van de andere verdragsluitende partij en aan de luchtvaartautoriteiten van de andere verdragsluitende partij toestemming vragen voor aanvullende vluchten. Artikel 16 (Intermodale diensten) Artikel 16 geeft aan dat het verrichten van intermodale diensten/vervoer door de lucht en over land en/of water door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de verdragsluitende partijen en derde landen toegestaan is voor zover in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de verdragsluitende partijen. Artikel 17 (Vertegenwoordiging van de luchtvaartmaatschappij) Artikel 17 bevat bepalingen over het recht dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen hebben gespecialiseerd personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij in overeenstemming met de wetten en voorschriften van die andere verdragsluitende partij. Het artikel bevat tevens een bepaling over het vestigen van kantoren bestemd voor de verkoop van luchtvervoer op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij in overeenstemming met de wetten en voorschriften van die andere verdragsluitende partij. Artikel 18 (Grondafhandeling) Artikel 18 bevat bepalingen op grond waarvan elke aangewezen luchtvaartmaatschappij het recht heeft op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij zelf haar gronddiensten uit te voeren (āself-handlingā), of, naar keuze, de gronddiensten of een deel ervan te laten uitvoeren door een agent van een concurrent. Artikel 19 (Verstrekken van informatie) Artikel 19 bepaalt verder dat de luchtvaartautoriteiten op verzoek periodiek informatie kunnen verstrekken ten aanzien van statistieken of andere soortgelijke informatie met betrekking tot het luchtverkeer door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op de in de bijlage vervatte vliegroutes. De artikelen 20 tot en met 26 bevatten louter procedurele standaardbepalingen met betrekking tot onder meer consultaties (artikel 20), wijzigingen (artikel 21), regeling van geschillen (artikel 22), registratie (artikel 23), beĆ«indiging (artikel 24), toepassing van het verdrag (artikel 25) en inwerkingtreding (artikel 26). Bijlage De bijlage bij het verdrag, die een integrerend onderdeel van het verdrag vormt, bevat de routetabel die de overeengekomen diensten specificeert voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide verdragsluitende partijen. De luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen ter invulling van deze Bijlage alleen binnen de door het Verdrag gestelde kaders opereren. De bijlage bij het verdrag, voor zover het de routetabel betreft, is aan te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van dit deel van de bijlage behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden. Koninkrijkspositie Het verdrag zal ingevolge artikel 25 voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen voor CuraƧao gelden. De Minister van Buitenlandse Zaken, PAGE \* MERGEFORMAT 2 Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).