Vervolgonderzoek evaluatie Kaderwet zbo's 2012-2016
Evaluatie Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
Brief regering
Nummer: 2019D13618, datum: 2019-04-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-33147-7).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33147 -7 Evaluatie Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
Onderdeel van zaak 2019Z06613:
- Indiener: R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-04-09 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-18 11:30: Procedurevergadering vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-05-16 14:00: Vervolgonderzoek evaluatie Kaderwet zbo's 2012-2016 (TK 33147-7) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-04-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
33 147 Evaluatie Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
Nr. 7 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3Ā april 2019
Op 8Ā juni 2018 heb ik u de evaluatie van de Kaderwet zboās 2012ā2016 (verder: Kaderwet)1 aangeboden. Naar aanleiding van de resultaten op een aantal aspecten van financieel toezicht heb ik in de begeleidende brief een vervolgonderzoek aangekondigd naar het vereiste doelmatigheidsverslag door de accountant en de aansluiting van de begrotingscyclus van zelfstandige bestuursorganen (zboās) op de begrotingscyclus van het Rijk. Het verslag van het onderzoek dat door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en FinanciĆ«n is uitgevoerd, treft u bijgaand aan2. In deze brief ga ik in op de conclusies van het onderzoek en de vervolgstappen die het kabinet naar aanleiding hiervan zal nemen.
Doelmatigheid en doelmatigheidsverslag
De Kaderwet vereist voor zboās met eigen rechtspersoonlijkheid dat de jaarrekening vergezeld gaat van een doelmatigheidsverslag. Het doelmatigheidsverslag is een verslag van bevindingen van de externe accountant over de vraag of het beheer en de organisatie van het zbo voldoen aan eisen van doelmatigheid. Bij de eerste evaluatie van de Kaderwet bleek dat dit verslag vaak niet aanwezig was. Uit de wetsevaluatie 2012ā2016 blijkt dat het doelmatigheidsverslag nog steeds in veel gevallen ontbreekt.
In het vervolgonderzoek is het achterblijven van het aantal verslagen en de informatiewaarde van de wel aanwezige verslagen onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat departementen worstelen met deze verplichting. In de praktijk zien departementen de informatie over doelmatigheid primair als een onderwerp dat in de driehoek van de Circulaire Governance ten aanzien van zboās3 behoort te liggen. Het verplichte doelmatigheidsverslag dateert nog van de situatie vĆ³Ć³r de circulaire. Waar verslagen aanwezig zijn, blijken deze vooral informatie te geven over de vraag of de kernprestatie-indicatoren juist tot stand zijn gekomen dan wel zich te beperken tot de constatering dat er geen aanwijzingen zijn voor ondoelmatigheid. Departementen geven voorts aan dat het meest voor de hand ligt om de doelmatigheid van zboās te toetsen bij de wettelijke verplichte vijfjaarlijkse evaluatie van het zbo (artikel 39, eerste lid, Kaderwet).
Het kabinet hecht veel waarde aan een doelmatige besteding van publieke middelen. Ik wijs u in dit verband ook op de onlangs door mijn ambtsgenoot van FinanciĆ«n naar de Tweede Kamer gestuurde voortgangsrapportage Operatie Inzicht in Kwaliteit.4 Uitgangspunt is dat zboās doelmatig functioneren, dat hierop scherp wordt toegezien en dat hierover inzichtelijk wordt verantwoord. Uit het vervolgonderzoek kan worden opgemaakt dat het instrument van het doelmatigheidsverslag hierbij niet betekenisvol is en de verplichting daartoe onnodige bureaucratie met zich meebrengt.
Toezicht en verantwoording bij zboās vindt plaats binnen de driehoek (eigenaar, opdrachtgever, opdrachtnemer) en bij de periodieke evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het zbo zoals die eens in de vijf jaar door de vakminister wordt uitgevoerd en aan beide Kamers der Staten-Generaal moet worden toegezonden (artikel 39, eerste lid, Kaderwet). Vanuit de stelselverantwoordelijkheid voor zboās zal ik samen met mijn ambtsgenoot van FinanciĆ«n, in lijn met de operatie Inzicht in Kwaliteit, inzetten op een solide beoordeling van de doelmatigheid van het functioneren van zboās en de verantwoording hierover. Daartoe zal aan de hand van onder meer de ervaring met de Comptabiliteitswet, de Regeling agentschappen, onderzoeksbevindingen en best practices, een ordentelijke toetsing en verslaglegging worden gestimuleerd als basis voor de gesprekken in de driehoek, de jaarverslaglegging en voor een aparte paragraaf in de door de vakminister op te stellen (vijfjaarlijkse) periodieke beoordeling. Ik zal samen met mijn ambtsgenoot van FinanciĆ«n, mijn collega bewindspersonen daartoe aansporen en waar nodig vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid aanspreken op het uitvoeren van een periodiek doelmatigheidsonderzoek. De inzet van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en FinanciĆ«n zal zich ieder geval richten op enerzijds het stimuleren en faciliteren (bijvoorbeeld met handreikingen en intervisies) en anderzijds het periodiek monitoren daarvan. De wettelijke verplichting om over een doelmatigheidsverslag van de accountant te beschikken, zal worden geschrapt.
Aansluiten begrotingscyclus Rijk
De Kaderwet verplicht alleen zboās die onderdeel zijn van de rechtspersoon Staat om aan te sluiten op de begrotingscyclus Rijk. Voor andere zboās is er ruimte gelaten aan de vakministers om een afwijkende datum af te spreken waarop de begroting moet zijn ingediend. Op zichzelf past deze ruimte voor de vakminister bij de heterogeniteit van het zbo-landschap en in de praktijk ervaren departementen ook een meerwaarde.
De variƫteit draagt echter niet bij aan de transparantie. Daarom is het wenselijk om de afgesproken indiendatum op te nemen in het zbo-register en daarbij te motiveren waarom voor die datum is gekozen. Uitgangspunt is dat ook in de periodieke evaluaties aandacht wordt geschonken aan de vraag of de afgesproken datum nog altijd opportuun is. De informatievoorziening in het zbo-register zal in deze zin worden aangepast.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops