Nader rapport inzake de overeenkomst tot oprichting van de internationale EU-LAC-Stichting; Santo Domingo, 25 oktober 2016
Nader rapport
Nummer: 2019D14266, datum: 2019-04-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z06942:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-04-10 15:45: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-11 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-05-14 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Afdeling Verdragen MINBUZA-2019.178595 AAN DE KONING Overeenkomst tot oprichting van de internationale EU-LAC-Stichting; San Domingo, 25 oktober 2016 (Trb. 2017, 15) ās-Gravenhage, 25 maart 2019 Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 december 2018, no. 2018002348, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 31 januari 2019, nr. W02.18.0387/II, bied ik U hierbij aan. Werkingssfeer van het verdrag De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat het verdrag openstaat voor toetreding voor de niet in Europa gelegen delen van het Koninkrijk. Hiertoe merkt de Afdeling, in voetnoot 5, op dat de EU-verdragen voor het gehele Koninkrijk zijn goedgekeurd en geratificeerd. Daarnaast stelt de Afdeling dat de Overeenkomst geen bepalingen bevat die aanleiding geven om āEU-lidstaatā op te vatten als ābeperkt tot het in Europa gelegen deel van het Koninkrijkā. De regering deelt die conclusie van de Afdeling niet. Ingevolge artikel 24 van de Overeenkomst staat toetreding tot de Overeenkomst open voor de Latijns-Amerikaanse en Caribische Staten, de EU en de EU-lidstaten. Voor het Koninkrijk betekent dit dat alleen het Europese deel van het Koninkrijk zich kan aansluiten bij de Overeenkomst. Allereerst dient daartoe te worden opgemerkt dat het Verdrag van Lissabon, het wijzigingsverdrag dat regelt dat de Unie is gegrond op het VEU en het VWEU, weliswaar voor het gehele Koninkrijk is goedgekeurd (Trb. 2008, 11), maar alleen voor het Europese deel van Nederland is bekrachtigd (zie Trb. 2010, 43). Daarnaast dient te worden opgemerkt dat artikel 52, lid 2, VEU voor het territoriale toepassingsgebied van de EU-verdragen naar artikel 355 VWEU verwijst. In dit artikel wordt het toepassingsgebied nader gespecificeerd voor de verschillende Landen en Gebieden Overzee (LGO). Blijkens artikel 355, lid 2, VWEU, vormen de LGO die genoemd worden in bijlage II bij de verdragen het onderwerp van de bijzondere associatieregeling. De Caribische delen van het Koninkrijk staan ook op deze lijst vermeld. Het raamwerk voor de bijzondere associatieregeling staat omschreven in het vierde deel van het VWEU en is nader uitgewerkt in het LGO-besluit (Besluit 2013/755 van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie). Het EU-Hof heeft in verscheidene zaken geoordeeld dat de algemene verdragsbepalingen zonder uitdrukkelijke verwijzing niet op de LGO van toepassing zijn (zie onder andere zaak C 260/90 Leplat, punt 10, en gevoegde zaken C-24/12 en C-27/12 X BV en TBG Limited, punt 45). In de vierde overweging van de preambule van het LGO-besluit is ook vermeld dat het VWEU en de afgeleide wetgeving niet automatisch van toepassing zijn op de LGO, met uitzondering van een aantal uitdrukkelijk als zodanig aangegeven bepalingen. De LGO zijn geen derde landen, maar maken ook geen deel uit van de eengemaakte markt. Daarnaast heeft het EU-Hof in de context van de sluiting van verdragen door de Unie in advies 1/78 (punt 62) en advies 1/94 (punt 17) verduidelijkt dat de LGO buiten de werkingssfeer van het Unierecht vallen en daarom ātegenover de Gemeenschap in eenzelfde positie als derde landen verkerenā. De hierboven genoemde verdragsbepalingen en de jurisprudentie van het EU-Hof verduidelijken dus dat de Overeenkomst niet van toepassing is, of kan zijn, op de Caribische delen van het Koninkrijk. De LGO, waaronder de Caribische delen van het Koninkrijk, kunnen niet toetreden tot de Overeenkomst. De regering zag dan ook geen aanleiding voor (mede)gelding van de Overeenkomst voor de Caribische delen van het Koninkrijk en dus een voorstel van rijkswet in plaats van een voorstel van wet. De Afdeling stelt verder dat de Overeenkomst de Caribische delen van het Koninkrijk raakt vanwege hun ligging in en bijzondere band met het Caribisch gebied en Zuid-Amerika. De regering deelt ook deze conclusie niet. De geografische ligging en de mogelijke betrekkingen van Aruba, CuraƧao en Sint Maarten met het Caribisch gebied en Zuid-Amerika brengen niet automatisch met zich mee dat zij door de Overeenkomst geraakt (kunnen) worden in de zin van artikel 2, derde lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Slechts indien er sprake zou zijn van bijzondere betrokkenheid van Aruba, CuraƧao of Sint Maarten bij het verdrag, of het verdrag gewichtige gevolgen zou hebben voor de belangen van de landen in de zin van artikel 11, derde lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, kan er volgens de regering sprake zijn van zulk raken. De Overeenkomst richt zich, door middel van oprichting van een stichting, specifiek op versterking van de bi-regionale betrekkingen tussen de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische staten (CELAC) en de EU, op grotere wederzijdse kennis en begrip, en op versterking van de onderlinge zichtbaarheid (zie artikel 5, eerste lid, van de Overeenkomst). Dat doel wordt verwezenlijkt door activiteiten die de Stichting gaat ontplooien voor haar leden (artikel 6). Het feit dat er activiteiten worden ontplooid in het kader van deze Overeenkomst betekent, naar de mening van de regering, niet dat er sprake is van een bijzondere betrokkenheid van Aruba, CuraƧao en Sint Maarten, of van gewichtige gevolgen voor deze landen. Aan deel VI (Koninkrijkspositie) van de toelichtende nota is een passage toegevoegd waarin ter verduidelijking is aangegeven waarom de Caribische delen van het Koninkrijk buiten het toepassingsbereik van de Overeenkomst vallen. Een ieder verbindende bepalingen De Afdeling merkt op dat Ć©Ć©n van de eenieder verbindende bepalingen, anders dan de toelichtende nota stelde, in Nederland praktische betekenis kan hebben, ook als de organisatie hier niet is gevestigd of anderszins actief is. In navolging van het advies van de Afdeling is deel V (Een ieder verbindende bepalingen) van de toelichtende nota aangepast. Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Minister van Buitenlandse Zaken, VERTROUWELIJK Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 3 DOCPROPERTY L_PAGE \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 DOCPROPERTY L_PAGEOF \* MERGEFORMAT van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 3 DOCPROPERTY SIG_DIR \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY SIG_DEP \* MERGEFORMAT