[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Berichtgeving over bijenrichtsnoer

Gewasbeschermingsbeleid

Brief regering

Nummer: 2019D14724, datum: 2019-04-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27858-446).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27858 -446 Gewasbeschermingsbeleid.

Onderdeel van zaak 2019Z07165:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 446 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2019

Vorige week zaterdag 4 april 2019 publiceerde Follow The Money (FTM) een artikel waarin enkele uitspraken stonden over de inbreng van de Nederlandse delegatie in EU-overleg (SCoPAFF gewasbescherming) inzake een bijenrichtsnoer, aan de hand waarvan de risico’s voor bijen bij een aanvraag voor goedkeuring (of verlenging van bestaande goedkeuring) van werkzame stoffen kunnen worden beoordeeld. De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft verzocht om een reactie op de berichtgeving van FTM. Hierbij geef ik invulling aan dit verzoek.

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is nodig om ziektes en plagen in de plantaardige sectoren tegen te gaan. Tegelijkertijd is het belangrijk dat dit geen onaanvaardbare risico’s heeft voor mens, dier en milieu. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is daarom alleen toegestaan als dit veilig is. Het is mijn inzet om de afhankelijkheid van telers van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen, zoals ook aangegeven in mijn LNV-visie. Hierbij streef naar onder andere weerbare teelten. Een dergelijke omslag kost tijd en ik zal uw Kamer ook op korte termijn informeren over mijn visie hierop. In de tussenliggende periode is het zaak een balans te vinden tussen enerzijds de teler die gewasbeschermingsmiddelen nodig heeft en anderzijds de omgeving waar mogelijk effecten van de gewasbeschermingsmiddelen zijn. Dat doe ik door mijn besluitvorming te baseren op de meest recente wetenschappelijke inzichten. Dat is de kern van mijn beleid en dus ook van de Nederlandse inzet in EU-verband. Ik vind het belangrijk dat ook de effecten op bijen goed worden meegewogen en ben dan ook voorstander van een nieuw bijenrichtsnoer. Nederland was ook een van de initiatiefnemers voor een expert-workshop over het bijenrichtsnoer in 2013. Het is van belang dat het nieuwe richtsnoer werkbaar is in de praktijk en gebaseerd is op de meest actuele wetenschappelijke inzichten. Die inzet heb ik op 13 maart jl. ook weergegeven in mijn beantwoording van vragen van het lid Ouwehand hierover (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1865).

Mijn ambtsvoorgangers en ik hebben uw Kamer regelmatig geïnformeerd over de Nederlandse inbreng in de discussie over het nieuwe bijenrichtsnoer. Het meest recent betrof dat de voornoemde antwoorden op vragen van het lid Ouwehand (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1865). Daarvoor waren dat onder meer de brieven over de inperking van het gebruik van drie neonicotinoïden uit 2017 (Kamerstuk 27 858, nr. 396) en 2018 (Kamerstuk 27 858, nr. 421) met adviezen van het Ctgb als bijlagen. Hierin werd ook ingegaan op aspecten van het bijenrichtsnoer die verbetering behoefden. De Nederlandse inbreng is de afgelopen periode daarop geënt en verder uitgewerkt.

Ik constateer dat de discussie in de EU over het nieuwe bijenrichtsnoer al jaren loopt en nog niet tot een uitkomst heeft geleid. In 2016 heeft Nederland al gepleit om de onderdelen te implementeren waarover overeenstemming bestaat en EFSA mandaat te verstrekken voor herziening van de overige onderdelen. Zelf lever ik actief een bijdrage om de discussie in de EU vlot te trekken en zo te komen tot een gedegen en wetenschappelijk goed onderbouwd richtsnoer. In november 2018 heeft Nederland aangedrongen op harde deadlines voor de implementatie en herziening. In de bijlage zijn de Nederlandse reacties aan de Europese Commissie weergegeven op een conceptversie van het implementatieplan van de Europese Commissie (verstuurd op 18 september 2018 en 21 november 2018)1. De Commissie heeft in het SCoPAFF van 21–22 maart 2019 gemeld dat het mandaat aan EFSA voor de herziening inmiddels is verleend, met een deadline van twee jaar.

Ik heb zowel inhoudelijke als procedurele voorstellen gedaan om tot een goed en geharmoniseerd bijenrichtsnoer te komen. Inhoudelijk kan het bijenrichtsnoer op het gebied van toxiciteit op de lange termijn (chronische toxiciteit) en eisen aan veldstudies verbeterd worden. Nederland heeft daarbij onder meer naar voren gebracht dat Nederlands onderzoek op het gebied van chronische toxiciteit, waarvan de resultaten naar verwachting in de eerste helft van 2019 gepubliceerd kunnen worden, daar aan kan bijdragen. Dit kan tevens bijdragen aan de praktische uitvoerbaarheid van het richtsnoer. Procedureel heeft Nederland voorstellen gedaan en ondersteund die enerzijds een implementatie mogelijk maken van de onderdelen waarover overeenstemming bestaat en anderzijds zorgen voor een concreet mandaat aan EFSA om het richtsnoer te actualiseren op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten.

De Nederlandse inbreng is gebaseerd op de adviezen van het Ctgb. Het Ctgb adviseert in het geval van richtsnoeren en beoordelingscriteria op basis van zijn technisch-wetenschappelijke deskundigheid over de kwaliteit en de praktische uitvoerbaarheid ervan. Aan de hand van het advies wordt de Nederlandse inbreng in een ambtelijk interdepartementaal overleg vastgesteld, waarna ik uw Kamer informeer. Dit advies heeft uw Kamer, zoals hiervoor aangegeven, ook van mij ontvangen. Dat neemt niet weg dat maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties en burgers de overheid en het Ctgb kunnen benaderen met hun zienswijzen. Deze zienswijzen worden ter kennisgeving aangenomen.

Ik hecht zeer aan een goede informatievoorziening richting uw Kamer en tracht zo transparant mogelijk te handelen in mijn beleid voor gewasbescherming. Om die reden heb ik eerder aangegeven dat ik uw Kamer voorafgaand aan elke vergadering van SCoPAFF gewasbescherming informeer over de Nederlandse standpunten bij de onderwerpen waarover besluitvorming plaatsvindt. Mijn standpunten baseer ik op de adviezen van EFSA en Ctgb. Ik zal dienovereenkomstig blijven handelen, ook waar het nieuwe bijenrichtsnoer betreft.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten


  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎