[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018

Jaarverslag

Nummer: 2019D14761, datum: 2019-05-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35200-VII-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35200 VII-1 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018.

Onderdeel van zaak 2019Z07211:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

35 200 VII Jaarverslag en Slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Aangeboden 15 mei 2019

Inhoudsopgave

Blz.
A. ALGEMEEN 6
1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening 6
2. Leeswijzer 9
B. BELEIDSVERSLAG 12
3. Beleidsprioriteiten 12
4. Beleidsartikelen 27
Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie 27
Artikel 2. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 37
Artikel 3. Woningmarkt 40
Artikel 4. Woonomgeving en bouw 52
Artikel 5. Ruimte en omgeving 65
Artikel 6. Dienstverlenende en innovatieve overheid 78
Artikel 7. Arbeidszaken overheid 96
Artikel 8. Kwaliteit Rijksdienst 101
Artikel 9. Uitvoering Rijksvastgoedbeleid 107
5. Niet-beleidsartikelen 113
Artikel 11. Centraal apparaat 113
Artikel 12. Algemeen 116
Artikel 13. Nominaal en onvoorzien 117
Artikel 14. VUT-fonds 117
6. Bedrijfsvoeringsparagraaf 118
C. JAARREKENING 128
7. Departementale verantwoordingsstaat 128
8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen 129
9. Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) per 31 december 2018 131
10. Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Logius per 31 december 2018 141
11. Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap P-Direkt per 31 december 2018 151
12. Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) per 31 december 2018 161
13. Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap FMHaaglanden (FMH) per 31 december 2018 170
14. Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Shared Service Center-ICT (SSC-ICT) per 31 december 2018 179
15. Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Rijksvastgoedbedrijf (RVB) per 31 december 2018 193
16. Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap Dienst van Huurcommissie (DHC) per 31 december 2018 210
17. Saldibalans 220
18. WNT-verantwoording 2018 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 235
D. BIJLAGEN 253
Bijlage 1: Toezichtsrelaties RWT’s en ZBO’s 253
Bijlage 2: Afgerond evaluatie en overig onderzoek 255
Bijlage 3: Inhuur Externen 265
Bijlage 4: Overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2018 268

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) over het jaar 2018 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2018 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer over:

a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

b. de bijgehouden administraties van het Rijk;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de betrokken saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2018;

b. het voorstel van de Slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2018 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2018, alsmede over de saldibalans over 2018 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken Slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Algemeen

Voor u ligt het jaarverslag 2018 van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het jaarverslag 2018 is als volgt opgebouwd:

A. Een algemeen deel met de dechargeverlening;

B. Het beleidsverslag over de prioriteiten met de beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf;

C. De jaarrekening met de verantwoordingsstaat; de saldibalans en de WNT-verantwoording;

D. De bijlagen.

Het beleidsverslag 2018

In het beleidsverslag wordt verslag gedaan van de beleidsprioriteiten die zijn opgenomen in de begroting 2018. Daarnaast worden ook de prioriteiten uit het regeerakkoord van het kabinet Rutte-III toegelicht. Zoals gebruikelijk is ook dit jaar een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen.

Beleidsartikelen

In de paragraaf «Beleidsartikelen» wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. De paragraaf kent per beleidsartikel de volgende opzet:

A. Algemene doelstelling;

B. Rol en verantwoordelijkheid;

C. Beleidsconclusies;

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid;

E. Toelichting op de financiële instrumenten.

De paragraaf «Niet-beleidsartikelen» kennen een andere indeling, te weten:

A. Tabel Budgettaire gevolgen;

B. Toelichting op de financiële instrumenten.

Toelichting op financiële instrumenten

In de toelichting op de financiële instrumenten wordt aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het begrotingsjaar is aangewend. Verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar worden toegelicht, hierbij wordt indien van toepassing verwezen naar de eerste en tweede suppletoire begrotingswetten of de Slotwet.

Voor de omschrijving van de rol en verantwoordelijkheid bij de beleidsartikelen is de begroting 2018 als basis gebruikt. Hierbij zijn de wijzigingen in de rol en verantwoordelijkheid uit het regeerakkoord verwerkt bij de betreffende artikelen. Hiervoor zijn de formuleringen zoals opgenomen in de begroting 2019 gebruikt.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018 is een bedrijfsvoeringparagraaf opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan over specifieke punten in de bedrijfsvoering van het begrotingshoofdstuk Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) en begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV).

Baten-lastenagentschappen

Het jaarverslag van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevat tevens de jaarverantwoording van een aantal agentschappen, te weten de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG), Logius, P-Direkt, Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR), FMHaaglanden (FMH), Shared Service Center-ICT (SSC-ICT), Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de Dienst van de Huurcommissie (DHC).

De jaarrekening 2018

In de jaarrekening treft u de verantwoordingsstaat voor de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018 en de saldibalans met toelichting aan. De Slotwet wordt als een apart kamerstuk gepubliceerd. In de jaarrekening zijn de financiële verantwoordingen van de baten-lastenagentschappen opgenomen. Tevens maakt de WNT-bijlage hier onderdeel van uit.

De bijlagen

In het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018 zijn bijlagen opgenomen inzake toezichtsrelaties zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT), afgerond evaluatie- en overig onderzoek, inhuur externen en een overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2018.

Groeiparagraaf

Als gevolg van het regeerakkoord Rutte-III hebben er meerdere herindelingen plaatsgevonden tussen BZK en de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Economische Zaken en Klimaat (EZK). Dit heeft geleid tot de volgende veranderingen ten opzichte van het jaarverslag 2017:

• In 2018 is de begroting Wonen en Rijksdienst (XVIII) geïntegreerd in de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).

• De overkomst van het dossier digitale overheid voor bedrijven van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is verwerkt in artikel 6.

• Daarnaast is artikel 5 toegevoegd waarin de overkomst van de onderdelen ruimtelijke ordening en omgevingswet van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is verwerkt.

Voor nadere toelichting wordt verwezen naar betreffende artikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Focusonderwerp

De Tweede Kamer heeft voor de verantwoording 2018 een focusonderwerp aangewezen: «de onderbouwing van de ramingen van inkomsten en uitgaven». Het focusonderwerp is onderdeel van het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR). Naast een algemene tekst over ramingen aan de inkomsten- en uitgavenkant van de begroting wordt het focusonderwerp geïllustreerd middels een aantal specifieke casussen. Deze casussen hebben geen betrekking op de begrotingen van BZK.

Overgangsrecht Comptabiliteitswet

Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de presentatie en inrichting van de jaarverslagen en slotwetten over 2018 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Voor de dechargeverlening inzake het jaar 2018 over het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer zijn de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Dit is conform de brief aan het parlement over het overgangsrecht in de Comptabiliteitswet 2016 (Vergaderjaar 2018–2019, 34 426, nr. 33). Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 voor de presentatie en inrichting en voor de begrotingsuitvoering de artikelen van de Comptabiliteitswet 2016 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139.

3.2 – 3.4 19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid
3.5 22, eerste lid; 26, eerste lid
3.8 58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid
3.9 58, eerste lid, onderdeel b en c
2.37 60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid
2.35 61, tweede tot en met vierde lid
2.40 64
7.12 82, eerste lid; 83, eerste lid
7.14 82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid

B. BELEIDSVERSLAG BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

In de Thorbeckelezing van oktober 2018 is benadrukt dat het openbaar bestuur met zijn tijd moet meebewegen. Anders kan het openbaar bestuur niet naar behoren functioneren. In de negentiende eeuw was dit ook de oproep van Thorbecke; een roep om een moderne overheid. Het afgelopen jaar heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) belangrijke stappen gezet om onze democratie en bestuur aan te passen aan deze tijd.

BZK staat voor een sterke en levende democratie en een slagvaardig openbaar bestuur waar inwoners uit het hele Koninkrijk op kunnen vertrouwen. Nu en in de toekomst. Als één moderne overheid zorgen we samen met medeoverheden dat mensen in hun dagelijks leven ervaren dat het beter gaat. Dat zij prettig samen kunnen wonen in betaalbare, veilige en energiezuinige woningen in een buurt waar iedereen meetelt en meedoet. We willen dat alle mensen het gevoel hebben dat de overheid er voor hen is.

Samen meer bereiken als één overheid

Een sterk openbaar bestuur is een openbaar bestuur dat de krachten bundelt. Onder regie van de Minister van BZK is het kabinet op 14 februari 2018 gestart met het interbestuurlijk programma (IBP) waarin Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen ambities hebben neergelegd over de gezamenlijke aanpak van enkele grote maatschappelijke opgaven van deze tijd, zoals de transitie naar duurzame energie, het tegengaan van eenzaamheid en het terugdringen van het aantal mensen met problematische schulden. BZK bevordert de interbestuurlijke samenwerking en voortgang van de maatschappelijke opgaven door de trekkers van de opgaven te ondersteunen met het vinden van de juiste kennis en expertise.

Deze voor onze inwoner belangrijke veranderingen en opgaven hebben we niet alleen samen met medeoverheden aangepakt. Ook de uitvoeringsorganisaties van BZK hebben dagelijks bijgedragen aan de aanpak van maatschappelijke opgaven. Het meest expliciete voorbeeld daarvan is het Regionaal ontwikkelprogramma van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Het RVB heeft acht projecten opgezet om rijksvastgoed in te zetten voor maatschappelijk opgaven waaronder energietransitie en circulaire economie, versnellen van de woningbouw en werkgelegenheid en arbeidsparticipatie.

De regio is de plek waar kansen en uitdagingen samenkomen, maar iedere regio kampt weer met eigen uitdagingen. Met het afsluiten van Regio Deals in 2018 is een stevige impuls gegeven aan het wegwerken van de sociaaleconomische en fysieke achterstandspositie in Rotterdam-Zuid, de versterking van een duurzame economische structuur in Zeeland, het uitbouwen van de positie van Brainport en het beter benutten van het potentieel van het technologisch hart van de Europese ruimtevaart. Daarnaast zijn twaalf regio’s geselecteerd om in het voorjaar van 2019 een Regio Deal mee te sluiten, waaronder ook grensgebieden en/of gebieden die te maken hebben met bevolkingsdaling, zoals Noordoost Fryslân, Zuidoost Drenthe, Twente, Achterhoek en Parkstad Limburg. De voorbereidingen voor deze deals zijn gestart.

Driekwart van de Nederlandse bevolking woont in de stad en dit aantal neemt alleen maar toe. Steden zijn een motor voor economische groei, maar tegelijkertijd staat de sociale en fysieke leefbaarheid in steden stevig onder druk. De in 2018 afgeronde City Deals hebben o.a. het volgende opgeleverd:

Vanuit de City Deal «naar een digitale woonomgeving» zijn er ongeveer 5.000 woningen gedigitaliseerd. De deal wordt voortgezet in de samenwerkingsvorm onder de titel Connect-NL. De ambitie van Connect-NL en de provincie Noord-Brabant is om dit op te schalen naar ten minste 15.000 woningen. Dit helpt bewoners bij het krijgen van inzicht in de verduurzamingsmogelijkheden van hun huis en de bijbehorende kosten. Tegelijkertijd is er binnen de City Deal gewerkt aan het inventariseren van belemmeringen en juridische vraagstukken op het gebied van privacy, opslag en beheer van data en standaardisatie.

De City Deal Circulaire Stad heeft regionale strategieën opgeleverd om tot een circulaire stad te komen. De ervaringen van de steden en onderzoeksresultaten worden gebruikt in de ontwikkeling van circulair bouwbeleid. De City Deal «woning abonnement» is een katalysator voor «gebouw gebonden financiering». In regio’s met bevolkingsdaling komen strategische opgaven uit de Nationale Omgevingsvisie, zoals de ontwikkeling van het landelijk gebied, de energietransitie en fysieke en sociale leefbaarheid bij elkaar in hetzelfde gebied. Omdat deze regio’s kunnen bijdragen aan de transitie in heel Nederland heeft de Minister van BZK een nieuwe koers voor het programma aangekondigd. Samen met zes regio’s, betrokken provincies en departementen worden maatwerktrajecten (in de krimpregio’s: Noordoost Fryslân, Zuidoost Drenthe, Twente, Achterhoek en Parkstad Limburg) gestart, als ook twee expertisetrajecten (Oost Groningen en Zeeuws-Vlaanderen).

Grensregio's kunnen groeiregio's worden wanneer de mogelijkheden aan weerszijden van de grens worden benut, maar dat gaat niet vanzelf. In 2018 zijn nieuwe samenwerkingsinitiatieven met Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen gestimuleerd. Op diverse terreinen is, samen met departementen, euregio’s en andere partijen, gewerkt aan het oplossen van ervaren knelpunten op het terrein van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt en economie, onderwijs (diploma-erkenning, buurtaalonderwijs, stages) en mobiliteit. Verder zijn de grensstatistieken geëvalueerd, is een plan van aanpak voor grenseffecten opgesteld en zijn afspraken gemaakt over de structurele financiering van de grensinformatiepunten. Tot slot is in het najaar van 2018 de governance rondom de aanpak van grensoverschrijdende samenwerking bekrachtigd, tijdens regeringsonmoetingen met Noordrijn-Westfalen, Vlaanderen en bestuurlijk overleg met Nedersaksen. In deze governance is gekozen voor een meer thematische en regionaal gedifferentieerde aanpak, om de verschillende opgaven passend op te kunnen pakken (Kamerstukken II 2018/2019, 32 851, nr. 51).

Vernieuwing van de democratie en openbaar bestuur

Mensen moeten het gevoel hebben dat de overheid er voor hen is. Nederland digitaliseert en dat biedt grote kansen om dingen slimmer te doen. We willen als overheid, in de meest brede zin van het woord, die kansen benutten. Tegelijkertijd willen we dat de overheid toegankelijk blijft voor iedereen (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 549), met respect voor de kernwaarden van onze democratie waaronder privacy, zelfbeschikking en gelijkheid. Integrale, inclusieve dienstverlening, rekening houdend met doenvermogen is daarom ons uitgangspunt en één van de speerpunten uit NL DIGIbeter, onderdeel van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie «Nederland Digitaal» (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 541). NL DIGIbeter, een meerjarige brede agenda richt zich op de overheid en het contact met burgers en ondernemers. Onder regie van BZK en in nauwe samenwerking met medeoverheden, marktpartijen, maatschappelijke organisaties en wetenschap wordt de agenda uitgevoerd. In 2018 zijn we gestart met de nationale dialoog over publieke waarden en grondrechten in relatie tot nieuwe technologie. In december is het eerste verkennende onderzoek naar het gebruik van algoritmen binnen de overheid, vergezeld van een beleidsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018/19, 26 643, nr. 588) en stemde het kabinet in met het wetsvoorstel elektronische publicaties. De ontwikkelingen op het gebied van digitalisering gaan razendsnel. Om ervoor te zorgen dat onze agenda dit tempo kan bijbenen, wordt NL DIGIbeter ieder jaar bijgewerkt.

Gericht op de ondersteuning van mensen die moeite hebben mee te komen in de huidige (digitale) samenleving, is in december de aanpak Digitale Inclusie naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2018/19, 26 643, nr. 583). De focus in dienstverlening op maat is in 2018 verlegd naar het verbeteren van de kwaliteit en toegankelijkheid. Deze aanpak is overheidsbreed en in samenwerking met het veld tot stand gekomen. Door deze brede aanpak kan een grotere groep Nederlanders digitaal vaardig worden. Naast deze aanpak levert het Ministerie van BZK een bijdrage aan digitale inclusie via de machtigingsfunctie. Dit is de mogelijkheid voor burgers, bedrijven en andere organisaties om iemand te machtigen in hun relatie met de overheid. In juli is de kamer over het programmaplan Machtigen geïnformeerd (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 552). Op deze manier is het mogelijk bijvoorbeeld je dochter of broer te machtigen voor MijnOverheid.

De dienstverlening van MijnOverheid is in het afgelopen jaar stap voor stap verder verbeterd. MijnOverheid wordt een plek waarbij de burger zelf regie op zijn of haar gegevens kan (laten) voeren. Zo is er een Berichtenbox-app beschikbaar gekomen en is de activatie voor nieuwe gebruikers versimpeld. De overheid stimuleert gebruikers van MijnOverheid om hun berichten te lezen en hun e-mailadres actueel te houden. Bij deze verbeteringen worden gebruikersgroepen nauw betrokken.

Naast deze resultaten zijn in 2018 ook een aantal belangrijke resultaten behaald in de ontwikkeling van de basisinfrastructuur voor de digitale overheid (GDI). Zo is bijvoorbeeld het wetsvoorstel Digitale Overheid naar de kamer gestuurd (Kamerstukken II 2018, 34 972). Dit wetsvoorstel regelt dat burgers en bedrijven veilig en betrouwbaar kunnen inloggen bij de overheidsorganisaties. De wet geeft ook de mogelijkheid het gebruik van open ICT-standaarden te verplichten. In september is de eIDAS-Verordening in werking getreden die Europese burgers de mogelijkheid geeft met een Europees inlogmiddel toegang te krijgen tot alle digitale dienstverlening van de overheid.

We zijn een heel eind op weg met de Omgevingswet. Met de publicatie van vier besluiten (Omgevingsbesluit (Staatsblad 2018, 290), Besluit bouwwerken leefomgeving (Staatsblad 2018, 291), Besluit kwaliteit leefomgeving (Staatsblad 2018, 292), Besluit activiteiten leefomgeving (Staatsblad 2018, 293)) in het Staatsblad, is bij de stelselherziening Omgevingswet een belangrijke mijlpaal behaald. Deze vier besluiten bieden een brede grondslag voor regels en voorschriften met betrekking tot procedures, voor burgers, bedrijven en het bevoegd gezag. Daarnaast is in 2018 het Invoeringswet Ruimtelijke Ordening in consultatie geweest, is de Invoeringswet naar de Tweede Kamer verzonden voor behandeling en is Aanvullingswet Bodem (Kamerstukken II 2017/18, 34 861, nr. 2) door de Tweede Kamer aangenomen. Ook is in december de Vernieuwde Crisis- en herstelwet (Staatsblad 2018, 438) als opmaat naar de Omgevingswet aangenomen door de Tweede Kamer.

Daarnaast is na acht kwartalen van ontwikkelen eind 2018 een eerste integrale bèta versie van de landelijke voorziening van het DSO opgeleverd. Ook zijn er stabiele versies van standaarden gepubliceerd waarmee softwareleveranciers van gemeenten, provincies en waterschappen kunnen starten met het bouwen van de koppelingen tussen lokale systemen en de landelijke voorziening. In nauwe afstemming met Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Interprovinciaal Overleg (IPO) en Unie van Waterschappen (UvW) zijn afspraken gemaakt over het toekomstige beheer van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO-LV), resulterend in een beheerovereenkomst die in december door de Minister en de koepels is ondertekend.

Voor de komende jaren heeft het kabinet dit jaar een vernieuwingsagenda opgesteld, om het verkiezingsproces te versterken. Deze vernieuwingsagenda is in nauwe samenwerking met de gemeenten die belast zijn met de organisatie van de verkiezingen opgesteld. Het uitgangspunt is dat iedereen die dat wil, moet kunnen volgen hoe de uitslag wordt berekend. Daarmee krijgen burgers vertrouwen in de digitale hulpmiddelen, die transparant en controleerbaar zijn. Daar werken wij als BZK aan. Verder willen we het stemmen toegankelijker maken en kiezers waar nodig hulp bieden. De voorbereidingen voor de realisatie van deze agenda zijn in 2018 gestart (Kamerstukken II 2017/18, 31 142, nr. 83).

Om tot een levende democratie te komen, waar burgers mee kunnen doen, is er in het afgelopen jaar een impuls gegeven aan de versterking en vernieuwing van de lokale democratie en het lokaal bestuur. Vanuit het Plan van aanpak Versterking lokale democratie (Kamerstukken II 2017/18, 34 775-VII, nr. 69) en bestuur en het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie (Initiatief van BZK, de VNG en de beroeps- en belangenverenigingen) zijn activiteiten ondernomen, gericht op de verbinding tussen inwoners en bestuur, de ondersteuning van politieke ambtsdragers in de lokale democratie en een grotere weerbaarheid van het lokaal bestuur. Dit heeft onder andere geleid tot de ondersteuning van gemeenten om ruim baan te geven aan bewonersinitiatieven en Right to Challenge, een digitale leeromgeving voor raadsleden en gemeenteraden, verschillende proeftuinen digitale democratie en een verhoogde raadsvergoeding voor alle raadsleden in kleine gemeenten. Een groot deel van deze instrumenten werd gepresenteerd op de Dag van de lokale democratie op 16 november 2018.

Naast deze activiteiten is het afgelopen jaar geïnvesteerd in goede toerusting van al die raadsleden die dagelijks, met toewijding en hart voor de publieke zaak, werk maken van onze democratie. Zo is met de VNG overeengekomen dat de raadsvergoeding voor alle raadsleden in kleine gemeenten wordt verhoogd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 000 VII, nr. 37), is er een nieuw rechtspositiebesluit in werking getreden, waarin randvoorwaarden zijn gecreëerd voor een passende pensioenvoorziening voor raadsleden. Daarnaast zijn de mogelijkheden voor ondersteuning en functiegerichte scholing van politieke ambtsdragers verbeterd en kunnen alle raadsleden sinds maart 2018 gebruik maken van een geactualiseerd scholings- en professionaliseringsaanbod en een digitale leeromgeving. Maar investeren in de lokale democratie is breder, bijvoorbeeld in een krachtige gemeenteraad. Tussen BZK en de Vereniging van Griffiers is een Democratiepact gesloten ten behoeve van de professionalisering van griffiers. Verder is een pilot contactpunt ingericht voor de ondersteuning van lokale en decentrale politieke partijen die niet vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer.

In maart 2019 zijn de Staten- en Waterschapsverkiezingen, waarna er weer nieuwe leden geïnstalleerd zullen worden. Voor deze leden hebben we het afgelopen jaar een digitale leeromgeving klaargezet zodat Statenleden en leden van het algemeen bestuur van Waterschappen een vliegende start kunnen maken in hun rol als volksvertegenwoordiger. Met deze en bovengenoemde maatregelen voor goed toegeruste volksvertegenwoordigers wordt tegemoetgekomen aan de adviezen van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) in het rapport «Voor de publieke zaak».

Werken aan maatschappelijke opgaven vergt dat ambtenaren in processen van co-creatie en co-realisatie samenwerken met externe partijen. Het Interdepartementaal Platform Integriteit Management (IPIM) onderzocht samen met andere publieke werkgevers en experts waar ambtenaren dan tegenaan lopen, welke dilemma’s zij ervaren en hoe zij geholpen kunnen worden zo’n proces op integere wijze vorm te geven. Belangrijke uitdagingen liggen op het gebied van informatiedeling, creativiteit en loyaliteit. Voldoende flexibiliteit binnen organisatieprocessen en voldoende ruimte en steun van de ambtelijke leiding blijken belangrijke factoren.

Bescherming van de democratie en grondrechten

In 2018 is nadrukkelijk aandacht besteed aan het thema weerbaar bestuur. Met 30 relevante organisaties is het Netwerk Weerbaar Bestuur opgericht, dat activiteiten en bijeenkomsten organiseert rond de veiligheid en integriteit van politieke ambtsdragers en versterking van kwetsbare werkprocessen binnen gemeenten om ondermijning vanuit georganiseerde criminaliteit tegen te gaan. Voor bewustwording en handelingsperspectief rond bedreiging van politieke ambtsdragers zijn in 2018 daarvoor onder meer een zelfscan veiligheid politieke ambtsdragers, een woningscan voor burgemeesters en wethouders en een Ondermijningsapp voor bestuurders en volksvertegenwoordigers gelanceerd en zijn gratis trainingen Omgaan met intimidatie en bedreigingen voor burgemeesters en wethouders beschikbaar gesteld. Ter versterking van het integriteitsbeleid is voorts onderzocht hoe de screening van kandidaat-bestuurders kan worden aangescherpt. Dit leidt begin 2019 tot een basisscan integriteit en in de loop van 2019 tot wetgeving inzake een verplichte VOG voor wethouders.

De bestuurlijk-preventieve aanpak van ondermijning heeft zich in 2018 gericht op de ontwikkeling van een gebiedsgerichte aanpak van gelegenheidsstructuren. Met analyse van (big)data is de uitvoering van de city deal Zicht op Ondermijning verder voortgezet. In samenwerking met onder meer het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), medeoverheden en maatschappelijke instellingen is de Actie-agenda Vakantieparken opgezet, met concrete activiteiten die in 2019 en 2020 worden uitgevoerd. In de Leerkring gebiedsgerichte aanpak ondermijning delen gemeenten periodiek hun ervaringen.

Voor het tegengaan van antidemocratische tendensen en ongewenste buitenlandse inmenging is in 2018 samen met SZW een afwegingskader problematisch gedrag ontwikkeld. Daarnaast is – met het oog op de verkiezingen in 2019 – ingezet op de aanpak van desinformatie, onder meer door de voorbereiding van een bewustwordingscampagne die begin 2019 wordt uitgevoerd.

Via de impuls Weerbaar Bestuur is in samenwerking met 24 gemeenten gestart met activiteiten die kunnen bijdragen aan beleidsontwikkeling en -innovatie op bovengenoemde onderdelen van de aanpak van weerbaar bestuur. Ook hebben elf provincies impulsvoorstellen ingediend voor de aanpak van vakantieparken. De betrokken gemeenten en provincies hebben hiervoor een financiële bijdrage ontvangen en cofinanciering geregeld. Via de websites http://www.politiekeambtsdragers.nl en http://www.weerbaarbestuur.nl zijn diverse instrumenten beschikbaar.

De verantwoordelijkheid van BZK in relatie tot de bescherming van de democratie en grondrechten gaat verder dan de weerbaarheid van bestuur. De AIVD staat voor de nationale veiligheid door tijdig dreigingen en risico’s te onderkennen die niet direct zichtbaar zijn. Nationale veiligheidsbelangen worden voortdurend bedreigd door terrorisme, cyber-, inlichtingenactiviteiten en heimelijke (politieke) beïnvloeding door statelijke actoren in een veranderende geopolitieke context. De huidige jihadistische dreiging kenmerkt zich door een «nieuw normaal», namelijk een voortdurende dreiging van aanslagen in en tegen het Westen van mondiaal opererende jihadistische organisaties en lokale jihadistische bewegingen of radicaal-islamistische individuen. Dat manifesteerde zich in 2018 met een drietal incidenten waarbij enkele slachtoffers zijn gevallen. Daarnaast zijn diverse aanhoudingen verricht van personen die voorbereidingen voor aanslagen troffen. Eind september arresteerde de politie, na informatie van de AIVD, zeven jihadisten die een aanslag wilden plegen waarbij veel slachtoffers hadden moeten vallen. De dreiging van aanslagen door jihadisten die zijn geïnspireerd, gestimuleerd of aangestuurd door ISIS blijft aanwezig, ondanks het feit dat van het zogenaamde «kalifaat» nog nauwelijks grondgebied over is. Ook Al Qaida blijft de intentie houden het Westen te treffen.

Binnen de radicale islam focust de AIVD zich met name op het salafisme en heeft de AIVD een aantal uitgebreide analyses over het salafisme opgesteld. Ook probeert de AIVD de invloed van buitenlandse financiering van de activiteiten van salafisten in kaart te brengen. In dit kader heeft de AIVD het afgelopen jaar briefings verzorgd aan diverse gemeenten en andere overheidspartners. Landen neigen er steeds meer naar om hun eigen belangen te beschermen. Staten schuwen niet om via (digitale) spionage of sabotage hun eigen economische en/of politieke positie te verstevigen. De bedrijven die een vitale rol spelen in ons land hebben we geïnformeerd over spionage- en sabotagerisico's. Een complicerende factor bij deze risico's is dat specifieke (vitale) bedrijven werk uitbesteden aan bedrijven in andere landen die soms zeer nauwe banden met de staat of zelfs inlichtingendiensten hebben. Hierdoor kunnen andere landen belangrijke Nederlandse organisaties mogelijk beïnvloeden en/of daar effectiever spioneren. Daarnaast heeft in 2018 een prioritering en versnelling plaatsgevonden voor het inrichten van detectiefaciliteiten om (spionage)dreiging binnen het netwerkverkeer richting departementen te kunnen onderkennen. De AIVD werkt intensief samen met onder andere de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) om gevaren te onderkennen en in te dammen.

Door globalisering en digitalisering lijken grenzen nauwelijks meer te bestaan. Staten schuwen niet om via (digitale) spionage of sabotage hun eigen economische en/of politieke positie te verstevigen. Landen zetten digitale en klassieke middelen in met het doel om menings- en besluitvorming in Nederland in een voor hun gunstige richting te beïnvloeden. Ook zijn er landen die invloed proberen te houden op mensen die ooit geëmigreerd of gevlucht zijn naar Nederland. Daarbij is ook sprake van intimidatie van en geweld richting deze zogenaamde «tweede gemeenschappen». De AIVD heeft normbeelden opgesteld over mogelijke risico’s van migratie voor de nationale veiligheid. Deze vormden input voor de taskforce van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ter ondersteuning van het lidmaatschap van Nederland van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Per 1 mei 2018 is de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) in werking getreden. Deze wet zorgt voor een modernisering van de bevoegdheden van de AIVD en meer waarborgen voor de persoonlijke levenssfeer van burgers. Een van die waarborgen is de instelling van de onafhankelijke Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) die de toestemming van de Minister voor de inzet van een bijzondere bevoegdheid toetst op rechtmatigheid, voorafgaand aan de inzet. In de eerste rapportages van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) en ook Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) van eind 2018 wijzen deze commissies erop dat (delen van) de processen en systemen nog niet voldoende op orde zijn. De implementatie van de nieuwe Wiv vergt veel van de diensten. De Minister heeft aan de Tweede Kamer laten weten dat na de inwerkingtreding van de Wiv 2017 bleek dat de nieuwe wet meer impact op de diensten heeft dan bij de totstandkoming van de wet werd gedacht.

Wonen in energiezuinige woningen en in een prettige leefomgeving

Het klimaatakkoord heeft een forse stempel gedrukt op 2018 waarbij samen met departementen, medeoverheden en sectoren is gewerkt om de ambitie uit het regeerakkoord om 49% CO2-reductie te bereiken uit te werken. Het eerste resultaat is het ontwerp-klimaatakkoord dat op 21 december aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 2018/19, 32 813, nr. 263). Het programma Nederland Circulair is in 2018 aan de Kamer aangeboden, waarin de ambitie is uitgesproken 50% minder primaire grondstoffen in 2030 te gebruiken (Kamerstukken II 2017/18, 32 852, nr. 59). Dit kabinetsprogramma wordt uitgevoerd in samenwerking met partijen uit de bouw, te weten marktpartijen, consumenten, andere overheden en kennisinstellingen.

Regelgeving is tegen het licht gehouden om mogelijke belemmeringen voor de energietransitie op te heffen. In 2018 is het gebruik van aardgas bij nieuwbouw van woningen niet meer toegestaan (Staatsblad 2018, 197) en is gewerkt aan de nieuwe energieprestatie-eisen voor de nieuwbouw, een belangrijke stap in de richting van een CO2-neutrale gebouwde omgeving.

In 2018 heeft de Taskforce van de Bouwagenda een programmatische aanpak verder uitgewerkt waarin aan de hand van een aantal overkoepelende thema’s (roadmaps) het uitvoeringsprogramma is vormgegeven. Het doel hiervan is de bouwsector toekomstbestendig maken. Het bedrijfsleven, kennisinstellingen en de overheid werken samen om de bouwsector te versterken, bijvoorbeeld door het verduurzamen van woningen en een effectiever gebruik van grondstoffen. Gezien de opgave om de woningvoorraad te verduurzamen en het toenemend personeelstekort in de bouw is het van groot belang dat partijen in de bouw gezamenlijk werken aan innovatieve en kostenbesparende oplossingen.

Vanaf 2023 mogen kantoren met een oppervlakte van 100m2 of meer, met uitzondering van monumentale panden en enkele andere categorieën, alleen nog gebruikt worden als zij minstens energielabel C hebben (Kamerstukken II, 2016/17, 30 196, nr. 485).

Als onderdeel van een interbestuurlijk Programma Aardgasvrije Wijken is gestart met de selectie van grootschalige proeftuinen om buurten en wijken aardgasvrij te maken. De ervaringen uit de proeftuinen moeten leiden tot een aanpak die haalbaar en betaalbaar is.

Ook is een start gemaakt met het Innovatieprogramma aardgasvrije en frisse basisscholen. Met dit programma worden in circa tien pilots schoolgebouwen verduurzaamd tot aardgasvrije scholen met een goed binnenklimaat, met een opschaalbare aanpak.

Bij 90% van de labelplichtige transacties in de koopsector in 2018 is het energielabel overhandigd (bron: Kadaster/RVO). Ook de voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» is voortgezet, gericht op particuliere woningeigenaren en VvE’s. De Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH) is in 2018 verlengd tot 2022. Het beroep op deze regeling is gegroeid en ook VVE’s vragen nu subsidie aan voor de onder meer groene meerjaren onderhoudsplannen.

Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) met laagrentende financiering voor individuele huiseigenaren en VvE’s was in 2018 zo groot dat het fonds werd uitgeput. Om deze reden zijn in 2018 vanuit de Rijksbegroting middelen toegevoegd aan het NEF, waarmee het NEF ook weer nieuw geld van private kredietverstrekkers zal aantrekken, zodat nogmaals € 300 mln. aan leningen kan worden verstrekt.

In de huursector heeft BZK in 2018 een versnelling van de energiebesparing nagestreefd door onder meer de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP), welke succesvol en volledig uitgeput is.

In 2018 nam wederom de vraag naar woningen toe, vooral in enkele grote stedelijke gebieden van het land. Deze woningbehoefte blijft stijgen en draagt bij aan verder oplopende krapte en stijgende prijzen op de woningmarkt. De overkomst van de omgevingswet en ruimtelijke ordening naar BZK maakt het mogelijk de regionale ontwikkeling en de bouwopgave integraal aan te sturen. Zo is met het opstellen van de notitie «Kabinetsperspectief NOVI» (Kamerstukken II, 2018/19, 34 682, nr. 6) de eerste stap gezet richting de ontwerp-NOVI (deze is medio 2019 gereed).

In 2018 zijn met verschillende partijen op nationaal niveau afspraken gemaakt om de woningmarkt te verbeteren. De verschillende partijen zetten in op 75.000 nieuw te bouwen woningen per jaar tot 2025. Zij doen dit door in te zetten op het vergroten en het versnellen van het aanbod, betaalbaarheid en een betere benutting van de huidige voorraad. Afspraken die vervolgens in de Nationale woonagenda zijn gemaakt, worden in verschillende snelheden en samenstellingen opgepakt en uitgewerkt.

In 2018 is de productie van nieuwbouwwoningen toegenomen. In 2018 heeft de Minister gesprekken gevoerd met de 5 stedelijke regio’s waar de krapte het grootst is over het versnellen en vergroten van de woningbouw, en de aanpak van de gevolgen van de krapte. Naast de nieuwbouw levert transformatie van leegstaande gebouwen sinds 2013 aanvullend gemiddeld tussen de 6.000 en 8.000 woningen per jaar op. Het aantal voor 2018 bedraagt 7.570 (https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/45/ruim-7–500-woningen-door-transformatie-van-gebouwen). Het totaal aantal nieuw opgeleverde woningen in 2018 bedraagt ca. 66.000 (https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/04/bijna-66-duizend-nieuwbouwwoningen-in-2018#id=undefined).

Om transformatie verder de te versnellen is in 2018 de Financieringsfaciliteit Binnenstedelijke Transformatie operationeel gemaakt, waarvoor in totaal € 38 mln. beschikbaar is gesteld. Vanuit deze financieringsfaciliteit worden geldleningen verstrekt aan initiatiefnemers van transformatieprojecten die in de markt onvoldoende financiering kunnen vinden om noodzakelijke voorinvesteringen te doen.

Ook in de vrije huursector wil het kabinet dat er meer betaalbare huurwoningen moeten komen. Daarom heeft het kabinet de aanbevelingen van de samenwerkingstafel Middenhuur (Kamerstukken II, 2017/18, 32 847, nr. 316)in de praktijk gebracht. Het online Platform marktverkenning waar gemeenten, investeerders en woningcorporaties elkaar kunnen vinden is gelanceerd. Door de markttoets te vereenvoudigen is mogelijk gemaakt dat woningcorporaties gemakkelijker middenhuurwoningen bouwen in wijken waar dat nodig is. Daarnaast is het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 gewijzigd om bestaande middenhuurwoningen te behouden en nieuwbouw te stimuleren.

De Autoriteit woningcorporaties (Aw) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) werken samen in het programma Verticaal Toezicht (Kamerstukken II, 2018/19, 29 453, nr. 486). Om de consistentie tussen de gebruikte financiële normen te vergroten, en de administratieve lasten voor corporaties te verminderen is een samenwerkingsconvenant tussen Aw en WSW afgesloten.

Een Rijksdienst die met de tijd meegaat vraagt continue aandacht

Voor het huidige kabinet is het verduurzamen van Nederland een speerpunt. Ook via het eigen handelen wil de Rijksoverheid hieraan een bijdrage leveren. Het kabinet heeft de ambitie om de inkoopkracht van de overheid te benutten voor duurzame transities, innovatie en de inzet van kwetsbare groepen. De verduurzaming van de bedrijfsvoering heeft onder andere vorm en inhoud gekregen met het sluiten van het ontwerp-klimaatakkoord. Van daaruit is een investering gedaan in circa 25 projecten op het gebied van circulair en klimaatneutraal inkopen. Zo is onder andere geïnvesteerd in het vergroenen van ICT, het beter benutten van afval- en grondstofstromen en is het aantal vervoersbewegingen verminderd. Ook de portefeuille van het RVB biedt kansen de energietransitie en de transitie naar een circulaire economie te versnellen. Met programma’s zoals Energierijk Den Haag ondersteunt het RVB de energietransitie in de Haagse binnenstad. In de periode 2008–2018 heeft het RVB 40% energie bespaard in onze kantoren door deze duurzaam te renoveren en installaties goed in te regelen (bron: Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk).

Naast de uitdagingen in relatie tot het klimaatakkoord, is de vraag naar (rijkskantoor)huisvesting voortdurend in beweging. Zo is de tijdelijke huisvesting voor het European Medicines Agency (EMA) gereed gemaakt en is de nieuwbouw voor de definitieve huisvesting in mei van start gegaan. Ook is in 2018 gestart met een nieuwe actualisatie van de masterplannen voor rijkskantoren, waarbij een gedetailleerde uitvraag naar de huisvestingsbehoefte van Ministeries voor de komende jaren plaatsvond. Afhankelijk van het verloop van de matching van de huisvestingsbehoefte (vraag) met de vastgoedportefeuille, zullen de conceptmasterplannen in de eerste helft van 2019 gereed zijn. Vervolgens worden de politiekrelevante aspecten aan de Tweede Kamer gerapporteerd.

Om stappen te kunnen blijven zetten, is er blijvend aandacht voor een meer diverse samenstelling en een inclusieve cultuur van het rijksoverheidspersoneel. Zo is het Rijk als inclusieve organisatie met divers samengestelde teams één van de zeven focuspunten in het Strategisch Personeelsbeleid 2025, zoals omschreven in het rapport «In het hart van de publieke zaak» (Kamerstukken II 2017/18, 31 490, nr. 243). Ook is in dit kader een aantal activiteiten afgesproken om diversiteit en inclusie te bevorderen. Er wordt actief gestuurd op het zijn van een aantrekkelijke werkgever voor jong en oud, medewerkers met diverse kenmerken en de instroom van mensen met een arbeidsbeperking. Naar aanleiding van de motie Marcouch is ook in 2018 in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk gerapporteerd over de personele omvang naar gender, leeftijd en etnische diversiteit. Een ander focuspunt uit het Strategisch Personeelsbeleid 2025 is mobiliteit, de noodzaak om flexibel te kunnen inspelen op veranderingen, de aantrekkende en veranderende arbeidsmarkt en het feit dat de in- en uitstroom binnen het Rijk blijft stijgen, zijn hier aanleiding toe geweest.

Daarnaast is in 2018 een aantal acties opgezet voor de implementatie van het VN-verdrag voor mensen met een handicap via het Programma Onbeperkt Meedoen (Kamerstukken II 2017/18, 24 170 nr. 177). De rijksoverheid als werkgever zet daarbij in op inclusief werkgeverschap, toegankelijkheid van (Rijks)gebouwen en omgeving, toegankelijke ICT en communicatie, invloed via inkoop. Ook is het afgelopen jaar de meerjarige aanpak realisatie banen arbeidsbeperkten bij het Rijk geactualiseerd. Deze aanpak is nu toegesneden op de vereenvoudiging van de Wet Quotumregeling en Banenafspraak die de Staatssecretaris van SZW heeft toegelicht in haar brief van 20 november 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 137) aan de Tweede Kamer. Om het management in de rijksdienst een handvat te bieden om de instroom van de doelgroep te versnellen is eind 2018 een tweejarig rijksbrede programma gestart om hoger opgeleide mensen met een arbeidsbeperking te laten instromen bij het Rijk.

De rechtspositie van ambtenaren wordt met de implementatie van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) zo veel mogelijk gelijkgetrokken met de rechtspositie van werknemers in het bedrijfsleven. Voor de implementatie van de Wnra bij de sector Rijk is een belangrijke stap gezet met het maken van inhoudelijke afspraken daarover met de vakbonden in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2018–2020 die 13 juli 2018 is gesloten. Deze afspraken hebben onder meer betrekking op de inrichting van het overleglandschap, de omgang met individuele geschillen en de wijze waarop de ongeveer 50 rijksbrede rechtspositionele regelingen worden omgevormd tot de eerste privaatrechtelijke cao voor het Rijk. Ook is in juli de nieuwe cao (2018–2020) voor rijksambtenaren ondertekend. In totaal krijgen rijksambtenaren er structureel 7% salaris bij. Daarnaast is er overeenstemming bereikt over een aantal inhoudelijke onderwerpen, zoals keuze werknemers van het moment waarop vakantiegeld en de eindejaarsuitkering wordt uitbetaald. Ook is in de cao afgesproken dat werknemers meer invloed op hun roosters krijgen, hetgeen nog verder met de bonden wordt ingevuld.

Het percentage vrouwen op de hoogste ambtelijke functies bij het Rijk (ongeveer 550 functies) is 36%. Omdat de ABD-doelgroep is uitgebreid, is dit percentage niet helemaal vergelijkbaar met het percentage van vorig jaar. Per 1 januari 2018 behoren alle lijnmanagers vanaf salarisschaal 15 en hoger tot de Algemene Bestuursdienst (ABD). Voorheen bestond de ABD in grote lijnen uit managers in de schalen 17 en hoger en directeuren met integrale managementverantwoordelijkheid in de schalen 15 en 16. Door deze uitbreiding van de ABD kunnen de werving en selectie voor deze nieuwe groep rijksbreed verder geharmoniseerd worden. Dit bevordert de mobiliteit en flexibele inzet en vergroot de mogelijkheid om rijksbreed te sturen op bijvoorbeeld diversiteit. Daarnaast is in 2018 de ICT-kennis onder topmanagers en managers verder vergroot door deelname aan de ICT-modules of -verdiepingssessies.

Tot slot zijn in 2018 beleidsvoornemens ten aanzien van de sturing op informatiebeveiliging en ICT binnen de Rijksdienst naar de Kamer gestuurd. Met de hierin benoemde combinatie van inhoudelijke, organisatorische en bestuurlijke maatregelen is het doel de informatieveiligheid, openbaarheid en uitvoering van ICT-projecten te verbeteren. Het kabinet heeft hiertoe het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 herzien, om invulling te geven aan de aanbeveling van Commissie Elias op het gebied van coördinatie en systeemverantwoordelijkheid in het Rijks-ICT-domein (Kamerstukken II 2018/19, 26 643, nr. 573).

Overzicht beleidsdoorlichtingen

Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie
1.1 Bestuur en regio X X X X 1 Ja
1.2 Democratie X X 1 Nee
Artikel 2 Nationale veiligheid NVT
Artikel 3 Woningmarkt
3.1 Woningmarkt X Nee
Artikel 4 Woonomgeving en bouw Nee
4.1 Energietransitie en duurzaamheid X Nee
Artikel 5 Ruimte en omgeving
5.1 Ruimtelijke ordening X Ja
5.2 Omgevingswet
Artikel 6 Dienstverlenende en innovatieve overheid
6.1 Verminderen regeldruk X Nee
6.2 Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving X Nee
6.5 Reisdocumenten en basisadministratie persoonsgegevens X Nee
Artikel 7 Arbeidszaken overheid X
7.1 Overheid als werkgever X 2 Ja
7.2 Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen X 2 Ja
Artikel 8 Kwaliteit Rijksdienst
Artikel 9 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

1 De beleidsdoorlichting op artikel 1 Openbaar bestuur en democratie vond plaats op beide onderdelen. Eind 2018 is de beleidsdoorlichting met de kabinetsreactie daarop aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018/19, 30985, nr. 31). Zie verder onder Beleidsconclusies.

2 De beleidsdoorlichting is eind 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2018/19, 30985, nr. 29).

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link.

Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage «Evaluatie en overig onderzoek» (bijlage 2).

Artikel 3 Woningbouw Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) 81.057 0 843 80.214 80.214 79
Artikel 3 Woningbouw Nationale Hypotheekgarantie (WEW) 197.000 8.000 0 205.000 205.000 137
Totaal 278.057 8.000 843 285.214 285.214 216

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt dat de deelnemende woningcorporaties toegang hebben tot de kapitaalmarkt tegen zo optimaal mogelijke financieringskosten. Dit doet het WSW door borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichting van door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties. Op het moment dat een corporatie niet aan de rente- en aflossingsverplichting voldoet, kan een geldverstrekker aanspraak doen op het WSW.

Het Rijk en de gemeenten vormen de achtervang voor het WSW. Dit houdt in dat het Rijk en de gemeenten (beide voor 50%) een renteloze leningen aan het WSW verstrekken indien het WSW onvoldoende liquide middelen heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen.

Achterborgstelling 81.0571 80.214
Bufferkapitaal 531 520
Obligo 3.060 3.034
Stand risicovoorziening N.v.t N.v.t

1 Definitieve realisatie 2017 komt uit op € 81.005 mln.

Bron: Jaarverslag WSW 2017 en voorlopige cijfers 2018

Toelichting

Het WSW beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij de deelnemende woningcorporaties ter hoogte van € 3 mld. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Er kan tot maximaal 5% van de huursom (circa € 700 mln.) per jaar worden geheven. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog nooit aangesproken. De kans dat dit in de toekomst zal gebeuren, wordt zeer klein geacht. Per eind 2018 heeft het WSW € 80,2 miljard (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.

De dalende lijn van de achterborgstelling en het obligo is in lijn met de trend afgelopen jaren. Getuige de Prognose informatie (dPi) die eind 2017 binnenkwam hebben de woningcorporaties investeringen/ bestedingen in de planning die naar verwachting zal leiden tot een kentering van deze trend (de dPi van eind 2018 is nog niet gefinaliseerd). Het bufferkapitaal daalde in 2018 door het kortlopende deel van de betaalverplichting voor de dienst der lening van woningcorporaties Stichting Humanitas Huisvesting (SHH) en Woonstichting Geertruidenberg (WSG). In aansluiting op het saneringsbesluit voor woningcorporatie WSG is een deel van de geborgde leningportefeuille van die corporatie afgelopen jaar afgelost met saneringssteun. De aflossing heeft mede bijgedragen aan de dalende lijn van de achterborgstelling en het obligo.

Nationale Hypotheekgarantie (NHG)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk vormt de achtervang van het WEW. Dit betekent dat het Rijk een achtergestelde renteloze lening aan het WEW zal verschaffen zodra het WEW onvoldoende vermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen. Tot 2011 vormde het Rijk samen met de gemeenten de achtervang van het WEW. Vanaf 1 januari 2011 vervult alleen het Rijk deze rol. Voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2018 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2018 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2017, ter grootte van afgerond € 30,6 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.

Achterborgstelling 197.0001 205.000
Bufferkapitaal 1.104 1.274
Obligo n.v.t. n.v.t.
Stand risicovoorziening 107 137.6

1 Definitieve realisatie 2017 komt uit op € 198.000 mln.

Bron: Jaarverslag WEW 2017 en voorlopige cijfers 2018

Toelichting

De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties is in 2018 verder gedaald van € 46,7 mln. in 2017 tot, naar verwachting, € 16,8 mln. in 2018. Deze afname is te verklaren door marktontwikkelingen en het beleid van het WEW. De achterborgstelling is toegenomen naar € 205 mld. ultimo 2018. Tegelijkertijd is het garantievermogen van het waarborgfonds verder toegenomen tot, naar verwachting, afgerond € 1,3 mld. ultimo 2018. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan een verdere groei van het aantal afgesloten garanties, in combinatie met een verdere afname van het aantal verliesdeclaraties en het gemiddelde verliesbedrag. In het actuarieel onderzoek van het WEW uit het derde kwartaal van 2018 wordt voor de periode 2019 – 2024 geen aanspraak op de achtervang van het Rijk voorzien.

Totaal aan gegarandeerde leningen 197.000 205.000
Garantievermogen 1.105 1.255
Totaal aan schadebetalingen 46,7 16,8
Bronnen: jaarrekening WEW 2017 en 4e kwartaalbericht 2018.

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie

A Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een goed functionerend openbaar bestuur en democratie.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor het functioneren van het stelsel van het openbaar bestuur. Die verantwoordelijkheid richt zich op de bestuurlijke verhoudingen, het medebeheer van het Gemeentefonds en het Provinciefonds, en interbestuurlijk toezicht. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de bestuurlijke organisatie (de Grondwet, de Gemeente- en Provinciewet, de Financiële verhoudingswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen). In het regeerakkoord zijn op dit vlak ambitieuze beleidsvoornemens geformuleerd. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de decentralisaties in het sociaal domein die door de Minister van BZK in hun onderlinge samenhang worden gecoördineerd en onder de verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Justitie en Veiligheid (JenV) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) worden uitgevoerd. In het verlengde hiervan voert de Minister van BZK een krachtig beleid gericht op het bewerkstelligen van voldoende uitvoeringskracht bij met name de gemeenten. Een tweede pijler van de legitimatie van het Nederlandse openbaar bestuur betreft het democratische en rechtsstatelijke gehalte van de publieke besluitvorming en beleidsvoering. In dat kader waarborgt de Minister van BZK het functioneren van het constitutionele bestel, waaronder het stelsel van de representatieve democratie dat waar nodig dient te worden aangevuld met directe en participatieve vormen van democratie. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de verkiezingen (de Kieswet) voor vertegenwoordigende lichamen op de verschillende bestuurlijke niveaus. De Minister van BZK zorgt er tevens voor dat de Kiesraad zijn wettelijke taken adequaat kan vervullen. Daarnaast voert de Minister van BZK de op 1 mei 2013 in werking getreden Wet financiering politieke partijen (Wfpp) uit en is de Minister sinds 1 april 2012 verantwoordelijk voor de procesvoering met betrekking tot het Europees Burgerinitiatief.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van Agenda Stad. Dit interbestuurlijke programma is gericht op (het bevorderen van) groei, leefbaarheid en innovatie in Nederlandse steden door middel van zogenoemde City Deals. De Minister van BZK is verder medeverantwoordelijk voor de Nederlandse bijdrage aan de uitvoering van de Europese Agenda Stad.

C Beleidsconclusies

In 2018 vond een beleidsdoorlichting plaats van beide onderdelen van dit artikel (Kamerstukken II 2018/19, 30985, nr. 31), te weten (1) de bijdragen aan de bestuurlijke en financiële verhoudingen en (2) verkiezingen. Het goed functioneren van het bestuurlijk en financieel stelsel is nodig om in te kunnen spelen op complexe maatschappelijke opgaven en toenemende regionale verschillen. Dat vraagt om voldoende flexibiliteit in het stelsel. Lopende initiatieven zoals het interbestuurlijk programma, de heroverweging financiële verhoudingen, Agenda Stad en herijking financieel toezicht worden doorgezet om te onderzoeken waar aanpassingen in wet- en regelgeving noodzakelijk zijn of om te ontdekken of er meer gebruik gemaakt kan worden van de ruimte die het stelsel reeds biedt. Kennis en onderzoek leveren hieraan een belangrijke bijdrage. De externe deskundigen benoemen over de inzet op het gebied van bestuur en financiën als verbeterpunt het verbeteren van de evaluatiecyclus om de doelmatigheid van het beleid beter te kunnen beoordelen. Bij een volgende beleidsdoorlichting wordt deze aanbeveling meegenomen.

De conclusie met betrekking tot het onderdeel verkiezingen is dat er geen aanleiding is tot verdere bijstelling of verbetering van het beleid. Grondwettelijk is vereist dat alle aspecten van kiesrecht en verkiezingen, inclusief experimenten, bij formele wet worden geregeld. Sinds 2007 is het staand kabinetsbeleid dat elke verkiezing wordt geëvalueerd. De evaluaties worden gedeeld en bediscussieerd met de Tweede Kamer. Zo is sprake van een, bijna jaarlijkse, cyclus waarin wordt teruggekeken op de verkiezing op basis waarvan weer besluiten worden genomen over het verkiezingsproces en de betreffende wet- en regelgeving.

Voor beide onderdelen is de conclusie dat ze hebben bijgedragen aan het functioneren van het openbaar bestuur.

Evaluatie Wet financiering politieke partijen (Wfpp)

De Wet financiering politieke partijen (Wfpp) is in 2017 integraal geëvalueerd door een onafhankelijke evaluatiecommissie (commissie Veling). Op 1 februari 2018 is het rapport 1 aangeboden aan de Tweede Kamer. Op 25 januari 2019 is de kabinetsreactie 2 op het rapport verschenen. Bij de kabinetsreactie is een aanvullend overzicht van conclusies, uitgangspunten en maatregelen aangeboden. Voorbeelden van genoemde maatregelen zijn een Wet op de politieke partijen, een contactpunt ter ondersteuning van lokale partijen en beperking van giften uit het buitenland.

Advies staatscommissie parlementair stelsel

In 2017 en 2018 onderzocht de Staatscommissie Parlementair Stelsel (commissie Remkes) de toekomstbestendigheid van het parlementaire stelsel. Op 13 december 2018 is het eindrapport «Lage drempels, hoge dijken» gepresenteerd met 83 aanbevelingen voor aanpassingen van onze democratie en rechtsstaat.3

Intrekking Wet raadgevend referendum

Op 21 maart 2018 vond een raadgevend referendum plaats over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Naar aanleiding van het regeerakkoord is de Wet raadgevend referendum in 2018 ingetrokken.4

Regiodeals

De opbrengsten en inzichten uit onder meer de proeftuinen «Maak verschil», City Deals en het Actieprogramma Bevolkingsdaling zijn benut bij de inrichting van de aanpak en het sluiten van Regio Deals. Regio Deals zijn partnerschappen van Rijk en regio met als doel om de brede welvaart te versterken. Zo is bijvoorbeeld op 3 december 2018 door de Ministers van BZK en Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de gemeente Rotterdam de regiodeal Rotterdam-Zuid ondertekend. De middelen hiervoor komen uit de regio envelop en van de gemeente Rotterdam. Met de regiodeal wordt een stevige impuls gegeven aan het wegwerken van de sociaal-economische en fysieke achterstandspositie van Rotterdam-Zuid. De thema’s waar de deal zich op richt zijn wonen, werken, leren, veiligheid en cultuur.

Programma sociaal domein

Binnen het programma Sociaal Domein is het traject «Anders verantwoorden» uitgevoerd. Het betreft hier 10 pilots over onder meer horizontaal toezicht (Leeuwarden en Almere) en andere manieren van verantwoorden die passen bij andere vormen van bekostigen (Alphen aan den Rijn en West-Brabant West). In januari 2019 wordt het eindrapport opgeleverd. De stuurgroep verantwoording zal bezien of en zo ja in welke vorm het traject «Anders verantwoorden» voortgezet zal worden.

Gemeentelijke herindelingen

In 2018 heeft de parlementaire behandeling plaatsgevonden van 12 herindelingswetten. Door deze herindelingswetten is per 1 januari 2019, het aantal Nederlandse gemeenten afgenomen met 25 en zijn er vanaf dat moment nog 355 gemeenten. In 2018 heeft de Minister van BZK geen herindelingsadviezen ontvangen. Bijgevolg zijn er daarom in 2018 geen voorstellen voor een herindelingswet gedaan. Dat betekent dat er per 1 januari 2020 geen gemeentelijke herindelingen zullen plaatsvinden.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Art.nr. Verplichtingen: 16.323 49.536 35.380 30.876 40.314 28.920 11.394
Uitgaven: 29.408 33.112 34.425 34.147 37.196 28.920 8.276
1.1 Bestuurlijke en financiële verhouding 9.425 11.426 11.935 12.159 16.356 9.011 7.345
Subsidies 3.601 5.323 7.928 6.492 5.796 5.288 508
Communicatie, kennisdeling en onderzoek 995 1.630 105 0 0 0 0
Diverse subsidies 13 518 4.312 2.922 1.488 2.018 – 530
Oorlogsgravenstichting (OGS) 2.593 3.175 3.511 3.570 4.308 3.270 1.038
Opdrachten 5.702 5.997 3.942 3.321 1.799 3.657 – 1.858
Communicatie, kennisdeling en onderzoek 5.702 5.997 3.942 3.321 1.799 3.657 – 1.858
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 0 0 0 2.282 8.661 0 8.661
Diverse bijdragen 0 0 0 2.282 8.661 0 8.661
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 122 106 65 64 100 66 34
Bijdragen internationaal 122 106 65 64 100 66 34
1.2 Participatie 19.983 21.686 22.490 21.988 20.840 19.909 931
Subsidies 16.907 16.653 17.330 17.996 16.125 17.524 – 1.399
Politieke partijen 16.907 16.653 17.330 17.992 16.125 17.524 – 1.399
Raadgevend referendum 0 0 0 4 0 0 0
Opdrachten 2.918 4.047 3.167 2.390 3.099 2.385 714
Kiesraad 633 2.558 401 711 0 0 0
Raadgevend referendum 0 147 987 62 1.309 0 1.309
Verkiezingen 2.285 1.342 1.779 1.617 1.790 2.385 – 595
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 0 0 1.639 0 1.374 0 1.374
Raadgevend referendum 0 0 1.639 0 1.374 0 1.374
Bijdragen aan medeoverheden 158 943 350 1.602 242 0 242
Experiment centrale stemopneming 158 943 304 1.203 10 0 10
Raadgevend referendum 0 0 0 399 0 0 0
Verkiezingen 0 0 46 0 232 0 232
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 0 43 4 0 0 0 0
Kiesraad 0 43 4 0 0 0 0
Ontvangsten: 25.352 25.768 26.733 26.952 25.025 21.965 3.060

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

1.1 Bestuurlijke en financiële verhoudingen

Subsidies

Diverse subsidies

Er zijn subsidies verstrekt aan het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO), Kenniscentrum Europa Decentraal (KED), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het A&O-fonds.

Het COELO heeft de jaarlijkse subsidie ontvangen voor informatieverstrekking over lokale lasten aan burgers en bedrijven ontvangen.

KED is een gezamenlijk initiatief van BZK, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW). Het Kenniscentrum krijgt subsidies van BZK en de koepels voor het (kosteloos) geven van voorlichting en advies aan gemeenten, provincies, waterschappen en decentrale samenwerkingsverbanden over de toepassing van Europees recht en beleid. Naast deze subsidie voor de reguliere dienstverlening krijgt het Kenniscentrum subsidie voor de uitvoering van een aantal taken voor het Coördinatiepunt Staatssteun Decentrale Overheden (CSDO). KED zet deze subsidie in voor het begeleiden van decentrale overheden bij het kennisgeven van hun steunmaatregelen aan de Europese Commissie en voor de werkzaamheden met betrekking tot de jaarlijkse staatssteunrapportage.

De VNG heeft een subsidie ontvangen voor de activiteiten van het Ondersteuningsteam Asielzoekers Vergunninghouders (OTAV) voor het project «lokale preventieve aanpak gezondheidsbevordering statushouders».

Het A&O fonds heeft een subsidie ontvangen voor het Ondersteuningsprogramma Vakmanschap en Professionalisering Gemeenten ten behoeve van het ondersteunen van ambtenaren bij de organisatorische en personele veranderopgaven in het sociaal en brede fysiek domein.

De lagere realisatie op diverse subsidies ten opzichte van de begroting komt door een herschikking tussen dit instrument met bijdragen aan ZBO’s / RWT’s en de subsidie Oorlogsgravenstichting.

Oorlogsgravenstichting (OGS)

Namens de Nederlandse overheid onderhoudt de Oorlogsgravenstichting wereldwijd ongeveer 50.000 graven van Nederlandse oorlogsslachtoffers. Deze graven liggen in meer dan vijftig landen, verspreid over vijf continenten. Het zwaartepunt ligt daarbij in Indonesië. Tevens verzorgt de stichting ruim 10.000 graven van militairen van de geallieerde strijdkrachten in Nederland.

Als gevolg van rentefluctuaties pensioenen, wisselkoersfluctuaties en hoge loon en prijsindexatie in Indonesië zijn de bestemmingsreserves over de periode 2013–2017 gedaald waardoor het niveau van de reserves in 2018 als te laag wordt ingeschat om de ontstane risico's af te dekken. Op grond hiervan en gelet op de artikelen 2 en 3 van de Subsidieregeling Oorlogsgravenstichting en het Kaderbesluit BZK-subsidies is over 2018 een incidentele subsidie toegekend.

Ten behoeve van deze incidentele subsidie heeft een herschikking plaatsgevonden met diverse subsidies en Opdrachten.

Opdrachten

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

Dit betreffen diverse opdrachten voor publicaties, congressen en onderzoeken ten behoeve van het goed functioneren van het openbaar bestuur.

De lagere realisatie ten opzichte van de begroting komt door een technische herschikking tussen dit instrument en het instrument bijdragen aan ZBO’s / RWT’s om de bijdragen aan de VNG en de UvW op de juiste instrumenten te verantwoorden.

Het adviesorgaan voor de Friese taal, DINGtiid, is op 1 januari 2014 met de inwerkingtreding van de Wet gebruik Friese taal ingesteld. De Minister van BZK stelt jaarlijks € 50.000 ter beschikking voor de financiering van het adviesorgaan en de uitvoering van het jaarplan. DINGtiid bracht in 2018 verschillende adviezen uit aan de provincie Fryslân en de rijksoverheid, onder andere over de Bestuursafspraak Friese taal en Cultuur 2019–2023 en de implementatie van het Europees Handvest. Deze adviezen worden zoveel mogelijk betrokken bij de totstandkoming van beleid.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Diverse bijdragen

Dit betreffen bijdragen aan de VNG, Waarderingskamer, UvW, Stichting ICTU en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Bij Voorjaarsnota is extra budget ter beschikking gekomen voor het Interbestuurlijk Programma (€ 1,5 mln.). Voor de bijdragen aan VNG voor de stichting FIER is geld overgeboekt vanuit het Gemeentefonds. Dit geldt ook voor de bijdrage aan de Waarderingskamer (totaal € 5,6 mln.). Tot slot waren uitgaven onder het instrument opdrachten begroot, waarvoor een herschikking naar het juiste instrument bijdrage aan ZBO’s / RWT’s heeft plaatsgevonden.

In 2018 is de bijdrage aan de VNG ten behoeve van de stichting FIER eenmalig via de begroting van BZK verstrekt. Ook de bijdrage aan de Waarderingskamer is in 2018 eenmalig via de begroting van BZK verstrekt. Voor beide onderwerpen is het budget overgeboekt van het Gemeentefonds naar de begroting van BZK.

De VNG heeft in 2018 daarnaast de slotbetaling ontvangen van de bijdrage voor het organiseren van een aantal activiteiten ten behoeve van het opstarten van het Interbestuurlijk Programma (IBP) en een bijdrage voor de «Visite-commissie Financiële beheersbaarheid». Het VNG congresbureau heeft een bijdrage ontvangen voor de organisatie van een symposium.

De UvW heeft een bijdrage ontvangen voor de activiteiten van het programmateam van het Interbestuurlijk Programma, voor onder meer de organisatie en continuering van het programma, de inzet van experts, communicatie en diverse bijeenkomsten.

De stichting ICTU heeft een bijdrage ontvangen voor de ondersteuning van het Interbestuurlijk programma, het aantrekken van regioadviseurs en de activiteiten in het Sociaal Domein.

Aan het CBS is een bijdrage verstrekt voor de Praktijkbeproeving toekomstbestendige ontsluiting financiële gegevens (IV3) decentrale overheden.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Bijdragen internationaal

Het European Knowledge Network heeft de jaarlijkse contributie ontvangen voor het lidmaatschap van Nederland van dit instrument voor transnationale en interregionale samenwerking.

Het programma «Europa voor de burger» biedt financiële ondersteuning aan burgers en organisaties die een actief Europees burgerschap bevorderen om zo het proces van Europese integratie te stimuleren en de kloof tussen de burger en de Europese Unie te verkleinen. Om het programma bekendheid te geven en belangstellenden bij te staan bij het indienen van subsidieaanvragen, faciliteert de Europese Commissie in samenwerking met de lidstaten Europe for Citizens Points (ECP). In Nederland is het ECP belegd bij Dutch Culture, waaraan ook in 2018 een jaarlijkse bijdrage is verstrekt. Met de bijdrage van BZK heeft Dutch Culture ECP-activiteiten uitgevoerd. Zo hebben zij met deze bijdrage het programma onder de aandacht gebracht bij overheden, maatschappelijke organisaties, fondsen, politiek en agentschappen, hebben ze organisaties geadviseerd bij ECP-subsidie aanvragen en hebben ze bijeenkomsten georganiseerd.

1.2 Participatie

Subsidies

Politieke partijen

Politieke partijen krijgen subsidie op grond van de Wfpp. Een politieke partij komt voor subsidie in aanmerking als zij voldoet aan een aantal in deze wet genoemde voorwaarden. In 2018 ontvingen dertien politieke partijen subsidie.

Het gerealiseerde bedrag over 2018 valt lager uit omdat niet alle in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen aanspraak hebben gemaakt op de mogelijkheid van financiering op basis van de Wfpp.

VVD 3.754.370 3.702.152 3.565.054 3.382.390 3.100.663
PvdA 3.614.965 3.558.735 3.437.283 2.432.252 1.368.197
SP 1.598.631 1.524.176 1.601.846 1.581.598 1.496.922
CDA 1.675.014 1.648.734 1.651.300 1.924.344 2.057.472
D66 1.566.367 1.570.213 1.561.302 1.870.175 2.077.049
CU 937.648 938.383 934.734 963.474 921.182
GL 821.781 820.801 840.522 1.250.993 1.657.287
SGP 902.235 908.654 905.595 939.131 864.740
PvdD 620.441 621.330 632.359 763.276 886.447
50PLUS 392.531 458.533 399.277 504.017 567.935
OSF 360.575 333.942 233.002 366.571 375.581
VNL 0 0 349.831 138.482 0
DENK 0 0 157.231 303.606 535.373
FvD 0 0 0 589.458 718.650
Totaal 16.244.559 16.085.652 16.269.336 17.009.767 16.627.499
1 Het betreft hier voorlopige bedragen. 80% daarvan is inmiddels uitgekeerd. Uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar moeten partijen een definitieve subsidieaanvraag indienen. Als bij de beoordeling daarvan blijkt dat de partijen voldoen aan de voorwaarden, wordt de resterende 20% uitgekeerd. De loon- en prijsbijstellingen over 2018 moeten nog in deze bedragen worden verwerkt.

Bij Najaarsnota is € 1,5 mln. herschikt ten behoeve van activiteiten gericht op het weerbaar maken van het lokale bestuur.

Daarnaast is € 0,5 mln. overgeboekt vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) conform de Wet financiering politieke partijen. Deze middelen gebruiken politieke partijen voor de steun die zusterpartijen in het buitenland geven aan de opbouw van een solide functionerend democratisch meerpartijensysteem.

Opdrachten

Raadgevend referendum

Aan de Referendumcommissie zijn bij 2e suppletoire begroting middelen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de subsidieregeling die de commissie, conform de Wet raadgevend referendum, heeft vastgesteld voor het raadgevend referendum over de Wiv2017. Tevens zijn aan de Referendumcommissie middelen verstrekt om, voorafgaand aan het raadgevend referendum, de kiezers te informeren over de inhoud van de Wiv 2017. De Wet raadgevend referendum is ingetrokken per 12 juli 2018.

Verkiezingen

Op 21 maart 2018 zijn in Nederland gemeenteraadsverkiezingen en een raadgevend referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 gehouden. Er is een landelijke informerende campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen gehouden, gemeenten en openbare lichamen zijn bij de uitvoering van de verkiezingen gefaciliteerd en de verkiezingen zijn geëvalueerd.

Het kabinet neemt verschillende maatregelen om de toegankelijkheid van de verkiezingen (voor mensen met een beperking) te vergroten. Vanaf 1 januari 2019 moet er in alle stembureaus een leesloep beschikbaar zijn voor kiezers met een visuele beperking. Hiervoor is in 2018 € 0,6 mln. via het gemeentefonds beschikbaar gesteld.

Er zijn tests uitgevoerd met nieuwe modellen stembiljetten en er is een steekproef uitgevoerd naar de toegankelijkheid van stemlokalen.

Er zijn middelen herschikt ten behoeve van burgerschap en weerbaar bestuur.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Raadgevend referendum

De Referendumcommissie heeft voor het raadgevend referendum over de Wiv-2017 subsidies verstrekt aan particulieren en rechtspersonen die activiteiten wilden uitvoeren om het debat over deze wet te stimuleren. Met inachtneming van de Wet raadgevend referendum heeft de Referendumcommissie hiervoor een subsidieregeling vastgesteld en gepubliceerd.5

Maximaal kon voor het raadgevend referendum over de Wiv-2017 € 2 mln. aan subsidies worden verstrekt. Het daadwerkelijk vastgestelde bedrag aan subsidies bedroeg € 1,37 mln. Omdat vooraf niet is te zeggen wanneer een raadgevend referendum wordt gehouden, zijn hiervoor geen middelen in de vastgestelde begroting opgenomen.

Bijdragen aan medeoverheden

Experiment centrale stemopneming

Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2018 hebben 22 gemeenten meegedaan aan een experiment met een centrale opzet van de stemopneming. Bij de herindelingsverkiezingen in november 2018 hebben 7 van de 12 (nieuwe) gemeenten meegedaan aan het experiment. De experimenten hebben plaatsgevonden op grond van de «Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming».6 In experimenteergemeenten verrichten de stembureaus na sluiting van de stemming om 21.00 uur in het stemlokaal alleen een voorlopige telling op lijstniveau. Het tellen van de op de kandidaten uitgebrachte stemmen gebeurt de volgende dag op een of meer centrale locaties, tijdens een openbare zitting, door een daarvoor in te stellen gemeentelijk stembureau. Doel van de experimenten is het telproces betrouwbaarder, transparanter en dus beter controleerbaar te maken. De deelnemende gemeenten hebben van het Ministerie van BZK via het gemeentefonds een tegemoetkoming ontvangen in de extra kosten die zij hebben gemaakt voor deelname aan het experiment. Uit budget Experiment centrale stemopneming is één gemeente betaald voor deelname. De overige gemeenten zijn uit het budget Verkiezingen betaald.

Verkiezingen

Zie Experiment centrale stemopneming.

Ontvangsten

Dit betreft voornamelijk de bijdrage van de waterschappen voor hun aandeel in de Waardering Onroerende Zaken kosten (WOZ-kosten) van de gemeenten en hun aandeel in de kosten van de Landelijke Voorziening WOZ (LV WOZ). In 2018 is € 2,3 mln. meer ontvangen dan geraamd, omdat het daadwerkelijk bij de waterschappen in rekening gebrachte bedrag, als gevolg van indexatie, hoger is dan het oorspronkelijk in het «Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken» geraamde bedrag.

Artikel 2. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

A Algemene doelstelling

De AIVD staat voor de nationale veiligheid door tijdig dreigingen, internationale politieke ontwikkelingen en risico’s te onderkennen die niet direct zichtbaar zijn en doet daartoe onderzoek in binnen- en buitenland. De AIVD signaleert, adviseert en deelt gericht informatie met de samenwerkingspartners zodat deze de dreiging en risico’s kunnen reduceren. Waar nodig reduceert de AIVD bovendien zelfstandig risico’s.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de taakuitvoering van de AIVD. De AIVD verricht onderzoek in binnen- en buitenland met behulp van open bronnen en bijzondere inlichtingenmiddelen. Op basis van de bevindingen informeert en adviseert de AIVD de afnemers met onder andere ambtsberichten, analyses en openbare publicaties.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties legt zo veel als mogelijk in het openbaar verantwoording af aan de Tweede Kamer. Waar dat niet kan, vanwege geheimhoudingsnoodzaak, gebeurt dit via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) van de Tweede Kamer.

Aantal (gedrukte) openbare publicaties 6 2
Aantal ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie (OM) 56 69
Aantal ambtsberichten aan Buitenlandse Zaken (BZ)1 18 32
Aantal dreigingsinformatie-producten ten behoeve van stelsel bewaken en beveiligen (art 8.2.e Wiv 2017)2 90 81
Aantal dreigingsinformatie-producten ten behoeve van beveiligingsbevorderende taak (art 8.2 c Wiv 2017)3 15 56
Aantal door AIVD afgeronde veiligheidsonderzoeken4 9.617 10.538
Aantal herhaalonderzoeken 1.459 1.446
Aantal geweigerde Verklaringen van Geen Bezwaar (VGB) 647 1.034

1 De gerapporteerde ambtsberichten zijn uitgebracht aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van exportcontrole op strategische goederen (o.a. dual use).

2 De gerapporteerde schriftelijke stelselproducten bewaken en beveiligen zijn: brieven, dreigingsanalyses, dreigingsinschattingen, dreigingsmeldingen, inlichtingenberichten, mededelingen, nota’s/memo’s en risicoanalyses.

3 De gerapporteerde schriftelijke dreigingsinformatie-producten ten behoeve van de beveiligingsbevorderende taak zijn: beveiligingsadviezen, brieven, dreigingsanalyses, dreigingsinschattingen, nota’s/memo’s, risicoanalyses en weerstandsanalyses. Met ingang van de Rijksbegroting 2018 wordt ook gerapporteerd over het aantal verstrekte (beveiligings)adviezen in het kader van informatiebeveiliging.

4 Met ingang van de Rijksbegroting 2018 wordt het aantal afgeronde veiligheidsonderzoeken gerapporteerd. De waarde 2017 geeft het aantal in behandeling genomen veiligheidsonderzoeken weer.

Bron: AIVD

C Beleidsconclusies

Versterking veiligheidsketen

De AIVD heeft in 2018 aanvullende middelen toegekend gekregen om de inspanningen te intensiveren ten aanzien van cybersecurity (€ 7,5 mln. en € 2,2 mln.), contraterrorisme (€ 3 mln.). Bij Augustusbrief is vanuit het Ministerie van Justitie & Veiligheid incidenteel € 1,5 mln. overgeheveld voor detectie-gerelateerde investeringen.

Ondanks de krappe arbeidsmarkt en het geringe aanbod van ICT functiegroepen heeft de AIVD 190 nieuwe medewerkers weten te werven. Hiertoe is een interne taskforce opgericht. De geworven functieprofielen betreffen voornamelijk inlichtingenmedewerkers (bewerkers en analisten) en ICT-specialisten. De AIVD heeft voor 2018 en 2019 incidenteel € 6 mln. toegekend gekregen voor de werving van nieuw personeel.

Internationale samenwerking

De internationale samenwerking tussen de Europese veiligheidsdiensten op het gebied van de bestrijding van terrorisme vindt intensief plaats. In 2018 waren alle diensten binnen de Europese Counter Terrorism Group vertegenwoordigd in het platform op Nederlandse bodem, om informatie over buitenlandse strijders met elkaar te delen. Ook in 2018 heeft die informatie-uitwisseling bijgedragen aan het in kaart brengen van transnationale verbanden binnen het terrorisme en aan het onderkennen van aanslagen.

Het afgelopen jaar zijn voor alle buitenlandse collega-diensten met wie de AIVD samenwerkt, waaronder de partners in het samenwerkingsverband Counter Terrorism Group (CTG), zogeheten wegingsnotities opgesteld waarin de betrouwbaarheid, professionaliteit en democratische inbedding per dienst wordt aangegeven. Deze bepalen tot welk niveau de samenwerking kan gaan. Deze vaststelling was noodzakelijk om alle bestaande samenwerkingsrelaties te kunnen voortzetten met buitenlandse diensten. Deze weging vloeit vooruit uit de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017).

Gezamenlijke unit Veiligheidsonderzoeken van de AIVD en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)

Op 1 oktober 2018 is de gezamenlijke unit Veiligheidsonderzoeken (UVO) van de MIVD en AIVD formeel van start gegaan. Er is daarmee uitvoering gegeven aan de aanbeveling van de Commissie Dessens, om een gemeenschappelijke organisatie voor veiligheidsonderzoeken te vormen. Ook is in 2018 het beleid omtrent veiligheidsonderzoeken tussen de AIVD en de MIVD geharmoniseerd.

Huisvesting

De gevolgen van de groei van de AIVD en MIVD voor (het voornemen tot) de gezamenlijke huisvesting is in kaart gebracht in 2018.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Art.nr. Verplichtingen: 188.833 242.487 206.751 241.762 260.757 249.167 11.590
Uitgaven: 193.364 207.693 229.289 233.767 265.091 249.167 15.924
2.1 Apparaat 183.638 196.794 217.938 216.917 249.741 238.067 11.674
2.2 Geheim 9.726 10.899 11.351 16.850 15.350 11.100 4.250
Ontvangsten: 8.692 6.199 12.862 14.646 16.233 12.714 3.519

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

Vanwege het bijzondere karakter van dit begrotingsartikel en de geheime uitgaven zijn de uitgaven niet nader uitgesplitst.

De toename van onderzoeksactiviteiten op verschillende werkterreinen en de ICT-investeringen hebben geleid tot een (beperkte) overschrijding van de uitgavenbegroting.

Ontvangsten

De ontvangsten van de AIVD hadden bijna volledig betrekking op de tarifering van de veiligheidsonderzoeken. Als gevolg van een toegenomen aantal veiligheidsonderzoeken is de realisatie hoger dan geraamd.

Artikel 3. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen. Tevens voert de Minister van BZK via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving met betrekking tot de betaalbaarheid van het wonen, onder meer via de Wet op de huurtoeslag, de huur(prijs)regulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt.

De Minister van BZK is medeverantwoordelijk voor regelgeving met betrekking tot de fiscale behandeling van de eigen woning en de hypothecaire leennormen. Tevens draagt de Minister van BZK zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt, bijvoorbeeld via het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW).

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving inzake de verhuurderheffing en de huurtoeslag. Tevens is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het budgettair beheer van de huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag. De uitvoering van de verhuurderheffing en de huurtoeslag is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de verhuurderheffing en huurtoeslag.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de regelgeving ten aanzien van (het stelsel van) woningcorporaties. Woningcorporaties zijn via de Woningwet gebonden aan een begrensd werkdomein waarbinnen zij werkzaamheden met staatssteun mogen uitvoeren. Deze zijn het bouwen, verhuren en beheren van woningen met een lage huur voor huishoudens met een laag inkomen en andere doelgroepen die op de reguliere woningmarkt moeilijk een woning kunnen vinden.

De Minister van BZK draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidsconclusies

Naar aanleiding van de evaluatie verhuurderheffing uit 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 32 847, nr. 248) zijn in 2018 enkele wijzigingen van de verhuurderheffing van kracht geworden. Dit betreft een verhoging van de heffingsvrije voet van tien naar vijftig woningen, een vrijstelling van de verhuurderheffing voor rijksmonumenten en het maximeren van de woningwaarde waarover de verhuurderheffing geheven wordt tot € 250.000 euro per woning. Deze wijzigingen maken onderdeel uit van een pakket waarvan een deel al per 1 april 2017 in werking is getreden. Dit betrof met name de introductie van een heffingsvermindering voor nieuwbouw van goedkope huurwoningen en de verruiming van bestaande heffingsverminderingen. Deze heffingsverminderingen zijn per 1 juli 2018 gesloten vanwege een verwachte overschrijding van het beschikbare budget (Kamerstukken II, 2017/18 32 847, nr. 361).

De hypothecaire leennormen beschermen de consument tegen overkreditering en dragen bij aan verantwoorde hypotheekverstrekking. Vanaf 2018 bedraagt de maximale hoogte van het hypothecair krediet ten opzichte van de waarde van de woning 100 procent. Om de toegang van starters tot de koopwoningmarkt niet onnodig te belemmeren wordt dit percentage niet verder verlaagd. Voor tweeverdieners geldt dat het inkomen van de minst verdienende partner in 2018 voor 70 procent meetelt bij het bepalen van het financieringslastpercentage. Ook kunnen leningdelen met een looptijd korter dan 10 jaar die volledig worden afgelost binnen de rentevastperiode vanaf 2018 getoetst worden met de geoffreerde debetrentevoet (Staatscourant 2017, 59413). Dit naar aanleiding van de uitkomsten van het Platform Maatwerk, waarbij geconstateerd is dat regelgeving op dit punt onnodig belemmerend was (Kamerstukken II 2016/17, 32 847, nr. 303).

In 2018 zijn de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait gewijzigd (Kamerstukken II 2018, 35 026, nr. 504). Het maximale tarief van de hypotheekrenteaftrek wordt versneld afgebouwd naar het basistarief in 2023. Vanaf 2020 daalt het maximale tarief van de hypotheekrenteaftrek met 3%-punt per jaar. Het percentage eigenwoningforfait gaat omlaag. In 2020, 2021 en 2023 daalt het tarief van het eigenwoningforfait met 0,05%-punt.

In 2018 zijn met verschillende partijen op nationaal niveau afspraken gemaakt om de woningmarkt te verbeteren. De verschillende partijen zetten in op 75.000 nieuw te bouwen woningen per jaar tot 2025. Zij doen dit door in te zetten op het vergroten en het versnellen van het aanbod, betaalbaarheid en een betere benutting van de huidige voorraad. Afspraken die vervolgens in de Nationale woonagenda zijn gemaakt, worden in verschillende snelheden en samenstellingen opgepakt en uitgewerkt. Als invulling van de afspraken zijn onder meer de volgende trajecten opgestart ten behoeve van aandachtsgroepen op de huurwoningmarkt: de Actielijn wonen en zorg (TK 2017–2018 32.847, nr. 408, deze is tevens de uitwerking van het Pact voor de ouderenzorg van de Minister van VWS), de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang (Kamerstukken II, 2017/18, 29 «325, nr. 93), de actieagenda vakantieparken (Kamerstukken II, 2018/19, 32 847, nr. 453), het actieplan studentenhuisvesting (Kamerstukken II 2018/19, 33 104, nr. 20) en de aanpak Goed Verhuurderschap (Kamerstukken II 2018/19, 32 747, nr. 439). Tevens is een nieuw beleidskader voor gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid gepubliceerd (Kamerstukken II 2017/18, 34 775-VII, nr. 70).

In 2018 is het toezicht op woningcorporaties verder versterkt, daarnaast zijn enkele maatregelen genomen om de administratieve lasten te verlichten. Zo is het accountantsprotocol verder vereenvoudigd, nadat de 0%- rapportage tolerantie al geschrapt was. Daarnaast hebben de Autoriteit woningcorporaties (Aw), het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), Aedes en BZK gezamenlijk aan een beperking van de informatie-uitvraag gewerkt. Het eerste resultaat van deze samenwerking is de nieuwe uitvraag voor de prognose-informatie (dpi), waardoor de administratieve last ervan is gedaald met 25%. De uitvraag is ook consistenter geworden met de verantwoordingsinformatie. Bovendien is de toets op geschiktheid en betrouwbaarheid vereenvoudigd. De Aw verricht bij (her)benoemingen in meer gevallen een verlichte toets waarbij niet alle kandidaten meer standaard op gesprek hoeven te komen.

Bron: Monitoring huurbeleid 2018, Companen 2018

Sinds 2017 zijn AOW-gerechtigden en gezinnen (huishoudens van meer dan 3 personen) van de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging uitgesloten. Daarnaast is maximale huurverhoging voor zelfstandige woningen sinds 2017 inflatie +2,5% (tot 2017 inflatie +1,5%), waarmee ruimte is geboden voor het toepassen van een staffel naar prijs/kwaliteit. De huursomstijging bij corporaties is beperkt (inflatie +1%) en omvat sinds 2017 naast de reguliere jaarlijkse huurverhoging ook de huurharmonisatie (huurverhoging bij nieuwe verhuringen) teneinde prijsstijging bij vrijgekomen huurwoningen te beperken.

Daarnaast is sinds 2017 de regeling voor de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging gewijzigd. Er wordt nog maar één inkomensgrens gehanteerd, die gelijk is aan de DAEB-inkomensgrens voor woningcorporaties (2019: € 42.436). Deze inkomensafhankelijke hogere huurverhoging is meer dan inflatie+2,5%, maar maximaal inflatie+4%. Van deze hogere huurverhoging zijn sinds 2017 huishoudens met één of meer AOW-gerechtigden en huishoudens van vier of meer personen uitgezonderd, ongeacht de hoogte van hun huishoudinkomen.

In 2018 verhoogden de corporaties de huren van zittende huurders met gemiddeld 1,4%. Over het gehele woningbezit, dus inclusief de huurharmonisatie, bedroeg de huurstijging bij corporaties in 2018 2,1%. Commerciële verhuurders verhoogden in de gereguleerde huurwoningvoorraad hun huren bij zittende huurders gemiddeld met 3,0%. De gemiddelde huurverhoging per 1 juli 2018, de gemiddelde huurstijging exclusief harmonisatie, in de gehele gereguleerde huursector bij zittende huurders, is uitgekomen op 1,8%. Hiermee bleef de gemiddelde huurstijging exclusief harmonisatie ruim binnen het de maximale huurverhoging van 3,9%. De gemiddelde stijging van de consumentenprijzen over het voorgaande jaar (2017) bedroeg in Nederland 1,4%. In reële termen bedroeg de huurstijging bij de zittende huurders daarmee 0,4% (Monitoring huurbeleid 2018, Companen 20187).

Zie voor vergelijking met voorgaande jaren onderstaande tabel uit Monitoring huurbeleid 2018 (Companen 2018).

Toegelaten instellingen 2,4% 1,2% 1,3% 2,2% 4,2% 4,0% 1,9% 1,0% 0,6% 1,4%
Commerciële verhuurders 2,3% 1,3% 1,2% 2,0% 3,6% 3,5% 2,5% 2,0% 2,4% 3,0%
Totaal 2,4% 1,2% 1,2% 2,2% 4,1% 3,9% 2,0% 1,3% 1,1% 1,8%
Bron: CBS-huurenquête 2018.

Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag op de huurlasten voor huurtoeslagontvangers laat de onderstaande tabel het aandeel zien van de bruto huur dat per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door huurtoeslagontvangers is verschuldigd.

In de berekening van de percentages is voor de gehele reeks van 2014 tot en met 2018 een wijziging doorgevoerd. De percentages die eerder in een begroting of jaarverantwoording zijn gemeld wijken dan ook af van de hieronder vermelde percentages. In de nieuwe systematiek wordt niet meer de (geschatte) huurontwikkeling vanaf het eerste jaar gebruikt om de huur te bepalen maar wordt een vaststaande huur per jaar bepaald. Omdat de percentages voor de vastgestelde oudere jaren niet meer zullen wijzigen is het effect van het huurtoeslag beleid in het begrotingsjaar op de netto huurontwikkeling van een huurtoeslag ontvanger beter te volgen en te verklaren. Het percentage is berekend voor voorbeeldhuishoudens met een minimuminkomen en een huur op exact 90% van de diverse huurgrenzen van de huurtoeslag.

Eenpersoonshuishouden Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens) 63,5% 62,6% 62,2% 60,0% 59,9% 59,9% 0,0%
Netto (huur rond aftoppingsgrens) 52,2% 51,5% 51,3% 49,7% 49,7% 49,7% 0,0%
Netto (huur rond huurgrens) 51,6% 50,9% 50,5% 49,1% 49,0% 49,0% 0,0%
Meerpersoonshuishouden Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens) 63,5% 62,6% 62,2% 60,0% 59,9% 59,9% 0,0%
Netto (huur rond aftoppingsgrens) 51,0% 50,4% 50,2% 48,7% 48,7% 48,7% 0,0%
Netto (huur rond huurgrens) 52,0% 50,6% 49,6% 47,7% 47,3% 47,2% 0,1%
Eenpersoonsouderhuishouden Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens) 62,9% 62,1% 61,8% 59,5% 59,4% 59,4% 0,0%
Netto (huur rond aftoppingsgrens) 51,8% 51,2% 51,0% 49,4% 49,4% 49,4% 0,0%
Netto (huur rond huurgrens) 51,3% 50,6% 50,3% 48,8% 48,7% 48,7% 0,0%
Meerpersoonsouderhuishouden Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens) 62,4% 61,6% 61,3% 59,0% 59,0% 58,9% 0,0%
Netto (huur rond aftoppingsgrens) 51,4% 50,8% 50,6% 49,0% 49,0% 49,0% 0,0%
Netto (huur rond huurgrens) 51,0% 50,3% 50,0% 48,5% 48,4% 48,4% 0,0%
Bruto Huur 100% 100% 100% 100% 100% 100% – 
Bron: Eigen berekening Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het percentage netto huur is de te betalen huurprijs (bruto huur) minus de huurtoeslag gedeeld door de bruto huur (%-netto huur=(bruto huur –/– huurtoeslag)/bruto huur).

Uit de tabel blijkt dat het aandeel van de netto huur dat door de huurtoeslagontvanger zelf netto nog betaald moet worden in 2018 nagenoeg gelijk is gebleven ten opzichte van 2017. Deze cijfers zijn nagenoeg gelijk aan de cijfers zoals verwacht in de ontwerpbegroting. De daling in 2017 is het gevolg van het besluit om de koopkracht voor lagere inkomens te ondersteunen. Hierdoor is de eigen bijdrage in 2017 met € 10,50 per maand verlaagd.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artnr Verplichtingen: 3.382.465 3.959.739 3.928.119 4.002.525 4.511.926 4.157.089 354.837
Uitgaven: 3.404.536 3.965.674 3.933.646 4.022.685 4.518.316 4.157.089 361.227
3.1 Betaalbaarheid 3.396.259 3.957.657 3.926.645 4.017.614 4.513.949 4.150.410 363.539
Subsidies 22.124 19.517 22.805 36.092 505.468 27.475 477.993
Beleidsprogramma betaalbaarheid 1.045 201 135 184 256 175 81
Bevordering eigen woningbezit (BEW) 19.923 9.748 6.411 4.501 4.033 6.239 – 2.206
Huisvestingsvoorziening statushouders 0 0 206 1.900 1.231 20.000 – 18.769
Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG 0 8.367 15.033 28.471 470.767 0 470.767
Woonconsumentenorganisaties 1.156 1.201 1.020 1.036 1.181 1.061 120
Binnenstedelijke transformatie 0 0 0 0 28.000 0 28.000
Onderzoek en kennisoverdracht 0 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 445 295.812 29.578 31.823 32.655 853 31.802
WSW Risicovoorziening 0 294.314 1.706 1.176 1.132 0 1.132
NHG Risicovoorziening 0 0 26.932 30.018 30.608 0 30.608
Beleidsprogramma betaalbaarheid 421 1.496 940 629 915 853 62
Onderzoek en kennisoverdracht 24 2 0 0 0 0 0
Inkomensoverdrachten 3.360.001 3.629.966 3.860.443 3.934.868 3.963.679 4.108.200 – 144.521
Huurtoeslag 3.360.001 3.629.966 3.860.443 3.934.868 3.963.679 4.108.200 – 144.521
Bijdragen aan agentschappen 0 170 373 14.831 12.147 12.442 – 295
Dienst van de Huurcommissie 0 0 0 14.456 11.214 11.089 125
ILT Autoriteit woningcorporaties 0 0 373 375 933 653 280
RVO Uitvoeringskosten BEW 0 0 0 0 0 79 – 79
RVO Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening statushouders 0 0 0 0 0 621 – 621
Overige uitvoeringsinstanties 0 170 0 0 0 0 0
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 13.689 12.192 12.646 0 0 0 0
Huurcommissie 13.558 12.048 12.646 0 0 0 0
Overige uitvoeringsinstanties 131 144 0 0 0 0 0
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 0 0 800 0 0 1.440 – 1.440
Financiën en Nationale Schuld (Belastingdienst) 0 0 800 0 0 1.440 – 1.440
3.2 Onderzoek en kennisoverdracht 8.277 8.017 7.001 5.071 4.367 6.679 – 2.312
Subsidies 3.296 4.679 2.062 1.625 1.147 1.801 – 654
Samenwerkende kennisinstellingen 3.296 4.679 2.062 1.625 1.147 1.801 – 654
Opdrachten 4.981 3.338 1.904 1.136 2.269 283 1.986
Basisonderzoek en verkenningen 4.981 3.338 1.904 1.136 2.269 283 1.986
Onderzoek en kennisoverdracht 0 0 0 0 0 0 0
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 0 0 3.035 2.310 951 4.595 – 3.644
Basisonderzoek en verkenningen 0 0 3.035 2.310 951 4.595 – 3.644
Ontvangsten: 496.935 810.381 553.191 557.315 957.719 487.000 470.719

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

3.1 Betaalbaarheid

Subsidies

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het beleidsprogramma Betaalbaarheid omvat verschillende activiteiten op het gebied van de woningmarkt in den brede. In samenhang met huurders, verhuurderorganisaties en andere partijen verstrekt BZK subsidies voor woningmarktontwikkeling, onder andere aan de stichting Kences voor de Monitor studentenhuisvesting 2018. Subsidie is verstrekt aan de Vereniging Leegstandsbeheerders Nederland en de Stichting Keurmerk Leegstandbeheer voor respectievelijk omvorming van de branchevereniging en de bewustwordings-campagne voor het keurmerk.

Bevordering eigen woningbezit (BEW)

De wet bevordering eigenwoningbezit (BEW) is gericht op de bevordering van het eigen woningbezit onder lagere inkomensgroepen. Er is voor nieuwe toekenningen op grond van de wet bevordering eigenwoningbezit geen budget meer beschikbaar en de meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend voor de betaling van in het verleden aangegane verplichtingen. De uitgaven aan de wet bevordering eigenwoningbezit en de eigenwoningenregelingen zijn in 2018 lager uitgevallen door hoge uitval bij de inkomenstoetsen en door verhuizingen.

Huisvestingsvoorziening statushouders

Vanwege de verhoogde asielinstroom in 2015 heeft BZK een subsidieregeling ingesteld waarmee woningcorporaties, gemeenten en andere verhuurders woonvoorzieningen voor asielzoekers met een verblijfsvergunning – zogeheten vergunninghouders- kunnen realiseren. Voorafgaand aan de realisatie van de woonvoorziening kan budget worden gereserveerd, de definitieve subsidie wordt aangevraagd na oplevering. Tot en met eind december 2018 zijn 111 subsidieaanvragen ingediend voor in totaal € 3.3 mln. Hiermee zijn 519 vergunninghouders gehuisvest. 31 december 2018 was ook het laatste moment dat voorgenomen investeringen konden worden aangemeld voor een budgetreservering.

Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG

Aan de Woningstichting Geertruidenberg (WSG) is in 2018 een saneringsbijdrage van afgerond € 311,4 mln. verleend. Dit is in overeenstemming met het saneringsbesluit uit 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 29 453 nr. 478). Deze bijdrage wordt onttrokken aan de risicovoorziening voor sanering- en projectsteun van woningcorporaties. Zie voor een verdere toelichting «WSW Risicovoorziening».

Woonconsumentenorganisaties

De Woonbond en het Nibud hebben in 2018 financiële bijdragen ontvangen voor de uitvoering van een overeengekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing.

Binnenstedelijke transformatie

Aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) is in 2018 een subsidie van € 38 mln. toegekend (waarvan € 28 mln. in 2018 is uitgekeerd en € 10 mln. in 2019) voor het inrichten van de Financieringsfaciliteit binnenstedelijke transformatie. SVn zal van daaruit geldleningen verstrekken, beheren en administreren voor voorinvesteringen op transformatielocaties. De financieringsfaciliteit is eind 2018 operationeel geworden (Kamerstukken II 2018/19, 32 847, nr. 459).

Opdrachten

WSW Risicovoorziening

De uitvoerende taken (exclusief de fondsmiddelen) voor de sanering van woningcorporaties zijn gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De kosten die gemaakt worden voor de sanering en de uitvoeringkosten komen uit de risicovoorziening.

Op 29 juni 2018 heeft de Minister besloten een subsidie van maximaal € 385,7 mln. te verstrekken aan Woonstichting Geertruidenberg (WSG) om te komen tot een afsplitsing waarin het bezit over gaat naar acht overnemende regionale woningcorporaties8. Er is hiervoor in 2018 een subsidie van afgerond € 311,4 mln. verstrekt, de verwachting is dat de betalingen in de komende jaren minimaal zullen zijn en niet het maximumbedrag zullen benaderen. Hiermee is de afsplitsing van WSG tot stand gekomen. In het kader van de sanering van Vestia is destijds tussen het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt voor het onderzoek naar de aansprakelijkheid van banken wordt vergoed uit de risicovoorziening. In 2018 heeft Vestia hiervoor een bijdrage van afgerond € 0,9 mln. ontvangen. Tevens worden elk jaar kosten gemaakt voor de uitvoering van de saneringstaak, deze bedroegen in 2018 afgerond € 0,3 mln. Deze bijdragen zijn onttrokken aan de risicovoorziening.

Zie saldibalans Ad. 5a Begrotingsreserves voor de verloopstaat van de voorziening.

NHG Risicovoorziening

Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2018 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2018 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2017, ter grootte van afgerond €30,6 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.

Zie saldibalans Ad. 5a Begrotingsreserves voor de verloopstaat van de voorziening.

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het beleidsprogramma Betaalbaarheid omvat verschillende activiteiten op het gebied van de woningmarkt in den brede. In samenhang met huurders, verhuurderorganisaties en andere partijen zijn opdrachten verstrekt voor woningmarktontwikkeling. In 2018 zijn onder andere communicatiewerkzaamheden (onder andere ten behoeve van middenhuur en de website woningmarktbeleid.nl), evaluatie van de Woningwet (Kamerstukken II 2018/19, 32 847, nr. 470), een actualisatie en validatie van het Handboek marktwaardering en een actualisatie van gegevensdefinities voor woningcorporaties uitgevoerd.

Inkomensoverdrachten

Huurtoeslag

Aan huurtoeslag is in 2018 € 144,5 mln. minder uitgegeven dan begroot. De lagere uitgaven zijn een gevolg van lagere aantallen aanvragers en minder nabetalingen bij het definitief toekennen.

Bij de ontvangsten is € 36,9 mln. minder binnengekomen, als gevolg van lagere terugvorderingen waardoor voor de huurtoeslag in 2018 een netto onderuitputting van het budget resulteert van € 107,6 mln. ten opzichte van de ontwerpbegroting.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst van de Huurcommissie

Naast de bijdrage van BZK en de leges heeft De Huurcommissie in 2018 voor het eerst een verhuurdersbijdrage geïnd, meer informatie over de verhuurdersbijdrage is toegelicht in de agentschapsbijlage.

In 2018 zijn de onderstaande aantallen gerealiseerd, vergeleken met de begroting 2018 en de realisatie in 2017.

Beslechting huurprijsgeschillen 3.549 2.990 2.067
Beslechting servicekostengeschillen 2.239 1.925 1.102
Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van punten 356 260 18
Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van inkomen 500 775 6
Beslechting van Wohv-geschillen 6 10 1
Beslechting van geschillen over klachtbehandeling door verhuurders 0 150 0
Oplossing geschil door intake en bemiddeling 1.295 3.290 3.650
Totaal 7.945 9.400 6.844

De instroom van zaken heeft sinds 2013 langjarig een dalende trend getoond. Van bijna 15.000 zaken in 2013 tot 7.945 zaken in 2017, een daling van bijna 55 procent in vijf jaar. Nadat de begroting 2018 naar de Kamer is gestuurd is eind 2017 op basis van de nieuwste cijfers en voortzetting van de dalende trend, de prognose voor het jaar 2018 naar beneden bijgesteld van 9.400 zaken naar 6.560 zaken. In 2018 was echter sprake van een onvoorziene trendbreuk in de instroom van zaken. De dalende trend sloeg om naar een snel stijgende instroom tot circa 10.000 zaken. De Huurcommissie heeft daar snel op gereageerd door bijvoorbeeld extra medewerkers in te huren. Desalniettemin is een verschil ontstaan in de geraamde productie en realisatie in het jaar 2018.

Van de afgehandelde 6.844 geschillen zijn er 3.650 (53%) afgehandeld in de verkorte procedure «intake en bemiddeling». De Huurcommissie is zich de afgelopen jaren steeds meer gaan richten op het behandelen van zaken via «intake en bemiddeling». Dit houdt in dat de Huurcommissie – naast geschilbeslechting – ook informatie biedt die relevant is voor het gedane verzoek, waarmee huurder zijn kansen beter kan inschatten op grond van informatie over zijn rechten en plichten, en huurder en verhuurder mogelijk zelf hun geschil kunnen oplossen. Bij «intake en bemiddeling» wordt in (telefonisch) overleg met de verzoeker inhoudelijk bepaald wat het verzoek precies inhoudt en of het in onderling overleg tussen huurder en verhuurder is op te lossen. Een aanzienlijk hoger aantal geschillen is afgehandeld door intake en bemiddeling dan verwacht. Dit verklaart ook waarom het aantal afgehandelde inkomensafhankelijke geschillen in de tabel aanzienlijk lager is dan begroot, het grootse deel werd door intake en bemiddeling eerder in het proces opgelost.

ILT Autoriteit Woningcorporaties

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, hier valt de Autoriteit woningcorporaties (Aw) onder) heeft in 2018 een bijdrage ontvangen voor het opvragen van gegevens bij woningcorporaties voor beleidsontwikkeling en voor het toezicht op de Wet normering topinkomens (WNT).

RVO Uitvoeringskosten Bevordering Eigen Woningbezit (BEW)

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling BEW en de Eigen Woningregelingen, als ook de Regeling Vermindering Verhuurderheffing (RVV) uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Deze uitgaven worden verantwoord op artikel 4 vanwege gecentraliseerd opdrachtgeverschap.

RVO Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening statushouders

RVO.nl voert de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders (TRSHV) uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Deze uitgaven worden verantwoord op artikel 4 vanwege gecentraliseerd opdrachtgeverschap.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Financiën en Nationale Schuld (Belastingdienst)

De bijdrage aan de Belastingdienst dient ter bekostiging van de portokosten van informatiebrieven, die de Belastingdienst verstuurt voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Het hiervoor benodigde budget is bij Slotwet naar de Belastingdienst overgeboekt.

3.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende kennisinstellingen

Platform31, een kennis- en netwerkorganisatie heeft subsidie ontvangen voor het uitvoeren van activiteiten met betrekking tot trends in stad en regio en voor het actieprogramma wooncoöperatie. De Universiteit Utrecht heeft subsidie ontvangen voor het onderhouden en verder uitbreiden van micro-econometrische databestanden over de Nederlandse woningmarkt.

Opdrachten

Basisonderzoek en verkenningen

Het budget is in 2018 besteed aan opdrachten voor onderzoeken naar woningbehoefte, woonwensen, woningmarktontwikkelingen en voor monitoring van beleid, de Energiemodule WoON2018, de indicatieve bestedingsruimte van Woningcorporaties (IBW2018) en de campagne «check je huurprijs/Wegwijs met je huurprijs».

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Basisonderzoek en verkenningen

Aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn bijdragen verstrekt voor de Huurenquête, onderzoek naar verhuiskansen, diverse woningmarktonderzoeken, de City Deal «Zicht op ondermijning», en het WoON2018 en een meer op registers gebaseerd woononderzoek. Een deel van de kosten van het WoON2018 die voor 2018 verwacht waren zijn in 2017 opgetreden. Daarom is er in 2018 minder uitgegeven dan begroot.

Ontvangsten

De ontvangsten huurtoeslag zijn toegelicht bij de uitgaven huurtoeslag.

Ter aanzuivering van het saneringsfonds is voor 2018 de saneringsheffing voor alle woningcorporaties in totaal vastgesteld op afgerond € 159,4 mln. (Kamerstukken II 2017/18, 29 453, nr. 478). Dit is opgehaald met een heffing bij de woningcorporaties (toegelaten instellingen), voor zover hiervoor geen kwijtschelding is verleend. Deze middelen zijn toegevoegd aan de risicovoorziening sanerings- en projectsteun woningcorporaties voor met name de aan Woonstichting Geertruidenberg (WSG) verstrekte saneringssubsidie. De saneringssubsidie is onttrokken aan de risicovoorziening, evenals de kosten voor het bankenonderzoek Vestia en de uitvoeringskosten van het WSW.

Artikel 4. Woonomgeving en bouw

A Algemene doelstelling

Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken. Belangrijke aspecten daarbij zijn de veiligheid en gezondheid van gebouwen, alsmede het streven om energie te besparen, waarmee tevens de woonlasten kunnen worden beperkt. Het bevorderen van de woningbouw waarbij aanbod vraaggericht tot stand komt, zodat dit veel meer gaat aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verantwoordelijk voor woningbouw. Deze verantwoordelijkheid omvat de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De Minister van BZK geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door innovatie te bevorderen, belemmeringen weg te nemen en mededinging te versterken, waardoor meer ruimte ontstaat voor woningbouw op die plekken waar de behoefte het grootst is. Hieronder valt ook het voorzien in de behoefte aan (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.

Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en is de Minister stelselverantwoordelijk om hiermee de bouwkwaliteit te borgen door middel van regisseren en doen uitvoeren.

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2– uitstoot in de gebouwde omgeving. De Minister van BZK geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door kaderstelling (wet- en regelgeving), het uitvoeren van de acties van het Energieakkoord voor duurzame groei waar het Rijk verantwoordelijk voor is, ondersteuning van innovatie (onder andere door middel van subsidies en «zachte» leningen) en monitoring.

Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister van BZK zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, bedrijven en bewoners. De zorg van de Minister van BZK geldt met name voor het ondersteunen van partijen bij de versterking van de leefbaarheid in de stedelijke gebieden en krimp- en anticipeergebieden door onder meer verbetering van de woonomgeving en voorzieningen, veiligheid en economisch draagvlak. Belangrijke instrumenten van de Minister van BZK hiertoe zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak.

Op basis van de Huisvestingswet stimuleert de Minister van BZK de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

Op basis van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (artikel 5) kan de Minister van BZK op aanvraag van de gemeenteraad wooncomplexen, straten of gebieden aanwijzen waarin aan woningzoekende huurders eisen kunnen worden gesteld of voorrang wordt verleend. Het gaat hierbij om kwetsbare gebieden waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat en waar sprake is van een opeenstapeling van problemen op sociaal, fysiek, economisch en veiligheidsterrein. Notoire overlast en criminaliteit kunnen ook een reden zijn voor gebiedsaanwijzing en selectieve woningtoewijzing.

Op basis van de Wet aanpak woonoverlast is de Minister van BZK stelselverantwoordelijk om hiermee gemeenten de mogelijkheid te bieden ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden tegen te gaan door middel van het opleggen van een gedragsaanwijzing.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II 2010/11, 32 660, nr. 17) staat dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad maken de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel uit van de integrale aanpak voor deze gebieden.

C Beleidsconclusies

In 2018 is gewerkt aan de realisatie van de doelstellingen uit het Energieakkoord. Tegelijkertijd is in het regeerakkoord 2017–2021 «Vertrouwen in de toekomst» aangekondigd de klimaatverandering aan te pakken en Nederland duurzamer te maken. Dit heeft geresulteerd in onderstaande resultaten op het gebied van verduurzaming, energiebesparing en bouw en innovatie.

Verduurzaming

In 2018 is als onderdeel van een Interbestuurlijk Programma Aardgasvrije Wijken gestart met de selectie van grootschalige proeftuinen om buurten en wijken aardgasvrij te maken. Hierbij wordt onderzocht wat er nodig voor een haalbare en betaalbare aanpak die opschaalbaar is naar alle gemeenten van Nederland. Op 3 april 2018 is hiervoor een uitvraag gedaan aan alle gemeenten in Nederland. Hiervoor was € 85 mln. beschikbaar vanuit de klimaatenvelop over het jaar 2018. Voorwaarde was dat in 2018 begonnen kon worden met een door de gemeente goedgekeurd uitvoeringsplan. Verder waren belangrijke criteria de wijze waarop bewoners en gebouweigenaren betrokken werden en het verbinden van de energietransitie met andere opgaven in de wijk.

Op 1 oktober is op advies van een toetsingscommissie de selectie van 27 proeftuinen uit de 75 aanmeldingen bekendgemaakt. Bij de selectie van de proeftuinen is rekening gehouden met de regionale spreiding en variatie in techniek. Daarnaast is, mede op verzoek van de Tweede Kamer, een mix van stedelijk en landelijk gebied en een goede mix tussen koop- en huurwoningen meegewogen in de beoordeling. Onderdeel van het Programma Aardgasvrije Wijken is een Kennis- en Leerprogramma onder regie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor alle gemeenten. Op deze wijze wordt de kennis en ervaring in de proeftuinen actief gedeeld en waar nodig verdiept.

Samen met medeoverheden en maatschappelijke partners streeft het Ministerie naar het versnellen van de verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed, inclusief gebouwen in bezit van het Rijk. Een eerste voorbeeld hiervan is het Innovatieprogramma aardgasvrije en frisse basisscholen. In circa elf pilots worden energie-onzuinige schoolgebouwen verduurzaamd tot aardgasvrije scholen met een goed binnenklimaat. Daarmee wordt ervaring opgedaan om de verduurzaming van schoolgebouwen verder op te schalen. Het wordt voor aanbieders, scholen en gemeenten makkelijker gemaakt om te kiezen voor verduurzaming via eenvoudig toe te passen verduurzamingsconcepten.

Een tweede voorbeeld van het versnellen van verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed is de vorming van een Kennis- en innovatieplatform verduurzaming maatschappelijk vastgoed in samenwerking met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Dit platform heeft tot doel in de verschillende sectoren innovaties te helpen ontwikkelen, kennis over maatregelen (bewezen aanpakken) te vergroten en het handelingsperspectief te vergroten om van aardgas af te gaan en toe te werken naar een CO2-arme gebouwvoorraad.

Op 1 januari 2018 is de Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars in werking getreden. Met deze wet is verduidelijkt dat een Vereniging van Eigenaren (VvE) een geldlening kan afsluiten voor verduurzaming en groot onderhoud en wordt het jaarlijks reserveren van een minimaal bedrag voor groot onderhoud gestimuleerd.

Energiebesparing

Vanaf 2023 mogen kantoren met een oppervlakte van 100m2 of meer, met uitzondering van monumentale panden en enkele andere categorieën, alleen nog gebruikt worden als zij minstens energielabel C hebben (Kamerstukken II 2016/17, 30 196, nr. 485). De regelgeving is in 2018 gepubliceerd. In opdracht van het Ministerie van BZK heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) communicatieactiviteiten uitgevoerd richting de doelgroep en intermediaire partijen. In het Interbestuurlijk Programma is overeengekomen dat, om de doelen van het Energieakkoord binnen bereik te houden, in het maatschappelijk vastgoed tot en met 2020 additioneel 2,5 PJ energie wordt bespaard (Kamerbrief II 2017/18, 30 196, nr. 573). Hiervoor is in samenwerking met koepels van schoolbesturen (Primair- en Voortgezet Onderwijs) en de VNG 2018 een energiebespaarprogramma opgezet.

In de koopsector is in 2018 bij circa 90 procent van de labelplichtige transacties het energielabel overhandigd (bron: Kadaster/RVO). Eind 2018 beschikten ruim 3,7 miljoen woningen over een geldig, definitief geregistreerd energielabel, hiermee bijdragend aan de bewustwording van de eigenaar-bewoner van de energie(on-)zuinigheid van de woning.

Bouw en innovatie

De Bouwagenda heeft in 2018 aan de afgesproken doelen gewerkt om de bouwsector innovatiever en toekomstbestendiger te maken. De sector wordt zo beter in staat gesteld bij te dragen aan de doelstelling om zeer energiezuinige (nieuwbouw)woningen te realiseren. Het programmabureau heeft op 17 specifieke roadmaps en thema’s ingezet, die aan de doelstellingen moeten bijdragen. De Bouwagenda heeft daarnaast bijgedragen aan het proces om tot een klimaatakkoord te komen door deel te nemen aan werkgroepen en expertise te leveren aan de tafel Gebouwde Omgeving.

In 2018 is de uitvoering van de kerntaak «het wettelijk waarborgen van een maatschappelijk noodzakelijk minimum kwaliteitsniveau van bouwwerken» voortgezet. Het Bouwbesluit 2012 is per 1 juli 2018 aangepast in verband met gasloze nieuwbouw, om aan te sluiten bij hetgeen daarover geregeld is in de Gaswet (Staatsblad 2018, 197). Daarnaast is in 2018 verder gewerkt aan het integreren van de bouwparagraaf van de Woningwet, inclusief het Bouwbesluit 2012, in de Omgevingswet. Op 31 augustus 2018 is het Besluit bouwwerken leefomgeving gepubliceerd (Staatsblad 2018, 291). Dit besluit is de opvolger van het Bouwbesluit en een van de vier Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Omgevingswet, waarvan inwerkingtreding wordt voorzien in 2021.

Groningen heeft bijzondere aandacht. Er is in 2018 op advies van de Mijnraad besloten tot een nieuwe versterkingsaanpak. De Minister van EZK en de Minister van BZK hebben hieraan samen met de regio – en met ondersteuning van de (waarnemend) Nationaal Coördinator Groningen (NCG) – uitwerking geven. Dit heeft geresulteerd in de presentatie van het Plan van Aanpak Advies Mijnraad van de NCG.

Daarnaast is in 2018 besloten dat batch 1588 kan doorgaan op basis van de beschikbare versterkingsadviezen (Kamerstukken II 2017/18, 33 529, nr. 502). Dit mede gezien het gewekte vertrouwen richting bewoners. In 2018 heeft BZK samen met betrokken gemeenten, corporaties, de NCG en het Ministerie van EZK de financiële uitwerking van de batch ter hand genomen. Dit met het oog op start van versterking in 2019. Ook hebben Rijk en regio in 2018 besloten samen verder invulling te geven aan een nieuw toekomstperspectief voor de regio. Dit in de vorm van een Nationaal Programma Groningen (Kamerstukken II 2018/19, 33 529, nr. 528.

Op 18 januari 2018 is het actieplan Toegankelijkheid voor de bouw aan de Eerste en Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2017/18, 33 990, nr. 63). Dit actieplan volgt uit het VN Verdrag voor gelijke rechten voor mensen met een beperking, waarbij het realiseren van algemene toegankelijkheid en een samenleving waarin iedereen kan meedoen belangrijke uitgangspunten zijn. Het plan betreft de fysiek-bouwkundige toegankelijkheid van woningen en gebouwen en bevat een groot aantal acties, die samen met betrokken partijen in uitvoering zijn genomen. De Tweede Kamer wordt over de voortgang van deze acties geïnformeerd. Op 3 juli 2018 heeft de Minister van BZK de Tweede Kamer reeds geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de buitenruimte (balkon, tuin) bij de woonfunctie voor zorg (Kamerstukken II 2017/18, 28 325, nr. 174). Daarbij heeft de Minister aangegeven een verplichting hiertoe te zullen opnemen in de bouwregelgeving.

Het kabinet beoogt een sterkere positie van de consument als opdrachtgever in de bouw, door in het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen (Kamerstukken II 2015/16, 34 453, nr. 2) de aansprakelijkheid van de aannemer, na de oplevering van het bouwwerk, te vergroten. Het wetsvoorstel is door de Tweede Kamer geaccordeerd en ligt momenteel voor in de Eerste Kamer.

In 2016 zijn de partijen in het Energieakkoord voor duurzame groei overeengekomen dat er met het oog op de energiebesparingsdoelen een verplichting wordt ingevoerd tot realiseren van label C in de kantorenmarkt.

Agenda Stad

In 2018 zijn vijf City Deals afgerond en in veertien deals is actief door steden, departementen, bedrijven en kennisinstellingen samengewerkt. Op Europees niveau liepen er in 2018 twaalf partnerschappen en zijn er twee nieuwe partnerschappen gevormd, tussen een aantal Europese steden, landen, Europese Commissie en kennisinstellingen.

Op 29 oktober 2018 vond in Amersfoort de tweede Dag van de Stad plaats. Op deze dag kwamen ruim 1.800 mensen samen, die werken aan stedelijke vraagstukken, waaronder actieve inwoners, wetenschappers, bedrijven en maatschappelijke organisaties om samen te werken aan innovatieve oplossingen voor stedelijke vraagstukken.

Europese Agenda Stad

BZK speelde in 2018 een belangrijke rol bij het verder ontwikkelen van de Urban Agenda for the EU (UAEU) en heeft een prominente positie het internationale UAEU-netwerk. BZK coördineert de inbreng van de VNG, het Interprovinciaal Overleg (IPO), G4, G40 en de Unie van Waterschappen (UvW) via de Taskforce Europese Agenda Stad. In 2018 hebben zes partnerschappen van de Europese Agenda Stad concrete actieplannen gepubliceerd. BZK heeft bijgedragen aan de implementatie daarvan.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Art.nr. Verplichtingen: 118.601 34.918 149.371 232.210 231.354 52.486 178.868
Uitgaven: 90.136 49.839 82.607 96.521 176.053 247.486 – 71.433
4.1 Energie en bouwkwaliteit 67.505 19.508 54.497 71.398 148.722 233.924 – 85.202
Subsidies 64.830 18.073 51.934 68.823 146.076 221.298 – 75.222
Beleidsprogramma Energiebesparing 4.825 12.869 8.270 5.923 6.264 1.467 4.797
Beleidsprogramma Bouwregelgeving 1.306 3.320 1.298 2.713 5.788 1.251 4.537
Energiebesparing Koopsector 0 0 7.169 39.917 3.348 21.817 – 18.469
Energiebesparing Huursector 0 0 0 0 105.676 196.763 – 91.087
FES IAGO 0 975 197 270 0 0 0
Fonds duurzaam funderingsherstel 0 0 0 20.000 0 0 0
Revolverend fonds EGO 50.000 0 35.000 0 25.000 0 25.000
Tijdelijke regeling blok voor blok 80 302 0 0 0 0 0
Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing 6.910 607 0 0 0 0 0
Innovatieregelingen gebouwde omgeving 1.709 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 2.675 1.435 1.663 1.432 1.473 2.700 – 1.227
Beleidsprogramma Energiebesparing 1.634 574 973 635 659 1.100 – 441
Beleidsprogramma bouwregelgeving 998 861 690 797 814 1.600 – 786
Innovatieregelingen gebouwde omgeving 43 0 0 0 0 0 0
Bijdragen aan agentschappen 0 0 900 1.143 1.173 8.860 – 7.687
Dienst Publiek en Communicatie 0 0 900 1.143 1.173 620 553
Diverse Agentschappen 0 0 0 0 0 1.100 – 1.100
ILT Handhaving Energielabel 0 0 0 0 0 500 – 500
ILT Toezicht EU-Bouwregelgeving 0 0 0 0 0 51 – 51
RVO Uitvoering Energieakkoord 0 0 0 0 0 6.589 – 6.589
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 0 0 0 0 0 650 – 650
Toelatingsorganisatie 0 0 0 0 0 650 – 650
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 0 0 0 0 0 416 – 416
Economische Zaken (beleidsprogramma Energiebesparing) 0 0 0 0 0 225 – 225
Infrastructuur en Milieu (omgevingsloket) 0 0 0 0 0 191 – 191
4.2 Woningbouwproductie 18.880 27.448 25.029 22.617 22.427 11.054 11.373
Subsidies 340 515 641 337 294 300 – 6
Beleidsprogramma Woningbouw 340 515 641 337 294 300 – 6
Opdrachten 377 516 400 165 104 1.273 – 1.169
Beleidsprogramma Woningbouw 377 516 400 165 104 1.273 – 1.169
Bijdragen aan medeoverheden 0 0 0 53 0 0 0
Bijdrage woningbouw 0 0 0 53 0 0 0
Bijdragen aan agentschappen 18.163 26.417 23.988 22.062 22.029 9.481 12.548
RVO Beleidsprogramma Woningbouw 18.163 26.417 23.988 22.062 22.029 9.481 12.548
4.3 Kwaliteit woonomgeving 3.551 2.530 2.994 2.462 2.256 2.094 162
Subsidies 2.650 1.901 2.035 1.356 1.844 812 1.032
Beleidsprogramma woonomgeving 2.650 1.901 2.035 1.356 1.844 812 1.032
Wijkverpleegkundigen 0 0 0 0
Opdrachten 776 629 959 1.005 412 1.282 – 870
Beleidsprogramma woonomgeving 758 616 959 1.005 412 1.282 – 870
Wijkverpleegkundigen 18 13 0 0 0 0
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 0 0 0 75 0 0 0
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. 0 0 0 75 0 0 0
Bijdragen aan medeoverheden 125 0 0 26 0 0
Beleidsprogramma woonomgeving 125 0 0 26 0 0
4.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders 200 353 87 44 2.648 414 2.234
Leningen 0 0 0 0 2.640 0 2.640
Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders 0 0 0 0 2.640 0 2.640
Bijdragen aan agentschappen 200 353 87 44 8 414 – 406
Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders 200 353 87 44 8 414 – 406
Ontvangsten: 305 116 912 605 470 91 379

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

4.1 Energie en bouwkwaliteit

Subsidies

Beleidsprogramma Energiebesparing

In 2018 is vanuit de klimaatenvelop budget ontvangen ten behoeve van grootschalige proeftuinen om buurten en wijken aardgasvrij te maken (€ 85 mln.), tien pilots om energie-onzuinige schoolgebouwen te verduurzamen tot aardgasvrije scholen met een goed binnenklimaat en de ondersteuning voor het Innovatieprogramma aardgasvrije en frisse basisscholen (€ 5 mln.). Daarnaast zijn, inzake het verplichte energielabel voor woningen en andere gebouwen, extra middelen toegevoegd aan de begroting tot 2022.

Beleidsprogramma Bouwregelgeving

Binnen het beleidsprogramma Bouwregelgeving zijn diverse subsidies verleend aan diverse partijen, waaronder Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) en Stichting Bouwkwaliteit (SBK), ter voorbereiding en ondersteuning van het beleid, voor onder meer kwaliteitsborging voor het bouwen, brandveiligheid en circulair bouwen. Daarnaast zijn werkzaamheden uitgevoerd om te komen tot een digitaliseringsdeal in de bouwsector, activiteiten op het terrein van energieprestatie van gebouwen en op het gebied van de uitvoering van circulair bouwen. Tot slot hebben de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en het Rijksvastgoedbedrijf bij 2e suppletoire begroting budget naar dit programma overgeboekt ten behoeve van de uitvoering van de Bouwagenda.

Energiebesparing Koopsector

Ter stimulering van energiebesparing is de Subsidieregeling energiebesparing eigen Huis (SEEH, Regeling van 23 augustus 2016, nr. 2016–0000486646) gestart op 15 september 2016. Voor Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) loopt de subsidie tot en met 2022 (Kamerstukken II 2018/19, 35 000-VII, nr. 71). Voor eigenaar-bewoners is het plafond bereikt en is de regeling in 2017 gesloten.

Voor energiebesparende maatregelen voor VvE’s bedraagt het subsidieplafond € 12 mln.

Tot en met 31 december 2018 hadden 235 VvE’s voor ruim € 6,2 mln. subsidie aangevraagd, waarvan circa € 4,0 mln. verstrekt is. Daarnaast kan voor maximaal € 2 mln. subsidie aangevraagd worden voor energieadvies, groen meerjaren-onderhoudsplannen (MJOP) en procesbegeleiding. Voor deze categorie was eind 2018 door 94 VvE’s ruim € 220.000 aangevraagd waarvan € 158.000 verstrekt is aan 86 aanvragers (bron: RVO.nl).

Energiebesparing Huursector

Voor energiebesparing in de sociale huursector is middels de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) die op 1 juli 2014 in werking is getreden € 400 mln. beschikbaar voor subsidie. Bij augustusbrief is het kasbudget in de juiste kasritme gezet. Er is € 75 mln. uit 2018 doorgeschoven naar 2020 en € 69 mln. uit 2019 naar 2020. Daarnaast is op basis van prognoses van RVO € 20 mln. niet in 2018 besteed (vertraging in procedure tussen aanvraag, beoordeling en toekenning) en komt in 2019 tot besteding.

Tot en met 31 december 2018 is via de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) subsidie verleend voor ruim 4.000 aanvragen. Hiermee is een bedrag van € 395 mln. gemoeid, voor de verduurzaming van zo’n 110.000 woningen. Het beschikbare budget is daarmee volledig verplicht. De termijn van aanvragen is inmiddels gesloten. In 2018 is gestart met het uitkeren van de subsidies en is in totaal € 105,8 mln. uitgegeven.

Revolverend Fonds EGO

Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) voor leningen aan woningeigenaren en VvE’s met minimaal tien appartementen voor energiebesparende maatregelen is in 2018 verder toegenomen. Tot en met 31 december 2018 hebben ruim 15.000 particuliere woningeigenaren een lening uit het fonds ontvangen voor in totaal bijna € 200 mln. en hebben 121 VvE’s voor in totaal € 54 mln. een lening uit het fonds ontvangen. Deze uitgaven en de nog lopende aanvragen zijn voldoende om het gehele budget van het NEF van € 300 mln. aan leningen uit te geven. Om deze reden is in 2018 meerjarig € 40 mln. aan het NEF toegekend, waarvan in 2018 € 25 mln. daadwerkelijk is toegevoegd aan het NEF. Hiermee zal het NEF ook weer nieuw geld van private kredietverstrekkers aantrekken, zodat nogmaals € 300 mln. aan leningen kan worden verstrekt.

Opdrachten

Beleidsprogramma Energiebesparing

Binnen dit beleidsprogramma zijn diverse onderzoeksopdrachten verstrekt ter voorbereiding en ondersteuning van het beleid voor onder meer energietransitie in de gebouwde omgeving, het energielabel voor gebouwen en energielabel C voor kantoren.

Beleidsprogramma Bouwregelgeving

Ook in 2018 zijn werkzaamheden van het Nederlands Normalisatie-instituut, de Helpdesk bouwregelgeving en de Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften in opdracht van BZK uitgevoerd.

In 2018 is een eerste versie van de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen beschikbaar gekomen, de NTA8800. Voor de NTA8800 bestonden er nog drie verschillende bepalingsmethoden. Nu wordt het één integrale toetsmethode om de energieprestatie van zowel woningbouw, als utiliteitsbouw en van zowel bestaande bouw, als nieuwbouw, te kunnen berekenen.

Met het veranderen van de bepalingsmethode, zullen ook de eisen voor nieuwbouw gaan veranderen, zoals voorgeschreven in de richtlijn Energieprestatie van Gebouwen (Energy Performance Buildings Directive (EPBD) 2010/31/EU)) van Energieprestatie coëfficiënt (EPC) naar eisen voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG).

Op 13 september 2018 is het wetsvoorstel «wijziging van de woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties» aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2017/18, 35 022, nr. 2). De nadere uitwerking van dit stelsel vindt plaats in onderliggende regelgeving. Het stelsel volgt op het rapport «Koolmonoxide – onderschat en onbegrepen gevaar» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) van november 2015. De inwerkingtreding van het stelsel is voorzien vanaf medio 2019.

Naar aanleiding van de brand in de Londense Grenfell Tower heeft de Minister van BZK de gemeenten gevraagd een inventarisatie uit te voeren van de meest risicovolle gebouwen en daarbij te laten toetsen of de brandveiligheid van de gevels voldoet aan het Bouwbesluit (Kamerstukken II 2017–2018, 35 757, nr. 150). Over de landelijke aanpak van betonnen breedplaatvloeren die in 2017 in gang is gezet naar aanleiding van het instorten van de parkeergarage Eindhoven Airport heeft de Minister van BZK de kamer geïnformeerd over de voortgang van de landelijke aanpak (Kamerstukken II 2017/18, 28 325, nr. 173) in relatie tot het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over deze instorting (Kamerstukken II 2017/18, 28 325, nr. 186).

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Publiek en Communicatie

Deze middelen zijn ingezet voor het campagnemanagement van de voorlichtingscampagne «Energie besparen doe je nu» door de Dienst Publiek en Communicatie (DPC), een agentschap van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ). Dit is een gezamenlijke campagne van EZK en BZK in het kader van het Energieakkoord.

Diverse agentschappen

Deze middelen zijn gerealloceerd ter uitvoering van extra werkzaamheden van RVO.nl. Dit is uitgevoerd in het kader van Subsidieregeling energiebesparing eigen huis, vallend onder 4.2 Bijdragen aan agentschappen – RVO.nl Beleidsprogramma Woningbouw.

ILT Handhaving Energielabel

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft een bijdrage ontvangen voor controles op de aanwezigheid van het energielabel bij transacties.

RVO Uitvoering Energieakkoord

Ter uitvoering van afspraken uit het Energieakkoord voor duurzame groei zijn de begrote middelen op dit onderdeel herschikt naar artikelonderdeel 4.2.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Toelatingsorganisatie

BZK verstrekt een bijdrage voor de Toelatingsorganisatie in het kader van de voorbereiding van het nieuwe stelstel voor kwaliteitsborging voor het bouwen. Het verschil tussen raming en realisatie wordt verklaard doordat de toelatingsorganisatie later start dan gepland vanwege vertraging van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Economische Zaken (beleidsprogramma Energiebesparing)

Betreft bijdrage voor de rekenmeesterfunctie o.a. t.b.v. het opstellen en publiceren van de jaarlijkse Nationale Energie Verkenning door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), RVO.nl en het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS), het jaarlijks adviseren over de technische en financiële parameters van diverse hernieuwbare energieopties en op verzoek van het Ministerie van EZK beantwoorden van actuele kwantitatieve beleidsmatige vragen op het terrein van energie en klimaat.

Infrastructuur en Milieu (omgevingsloket)

Dit betreft een reallocatie ten behoeve van het Omgevingsloket online, waarbij particulieren en bedrijven een omgevingsvergunning kunnen aanvragen, een vergunningscheck en een melding kunnen doen.

4.2 Woningbouwproductie

Subsidies

Beleidsprogramma Woningbouw

Binnen dit beleidsprogramma is een beperkt aantal subsidies verstrekt voor kennisoverdracht, om belemmeringen voor woningbouw weg te nemen en kansrijke initiatieven te ondersteunen.

Opdrachten

Beleidsprogramma Woningbouw

Binnen dit beleidsprogramma zijn enkele onderzoeksopdrachten ter ondersteuning van innovatieve ontwikkelingen op het gebied van de woningbouw gerealiseerd. De expertteams Versnellen, Transformatie en Eigenbouw zijn samengevoegd tot één expertteam: Expertteam Woningbouw.

Bijdragen aan agentschappen

RVO Beleidsprogramma Woningbouw

De op dit instrument opgenomen middelen zijn gebruikt voor de activiteiten die RVO.nl in opdracht van BZK uitvoert op het gebied van o.a. energiebesparing en duurzaamheid in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Gedurende het jaar zijn reallocaties uitgevoerd bi de Voorjaarnota en de Najaarsnota die bestemd zijn voor de verschillende activiteiten van RVO.nl.

4.3 Kwaliteit woonomgeving

Subsidies

Beleidsprogramma woonomgeving

BZK heeft in 2018 een subsidie verstrekt van € 0,2 mln. aan de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK) ter uitvoering van verschillende activiteiten gericht op het faciliteren van maatschappelijk initiatief (met name in dorpskernen). De LVKK is een samenwerkingsverband van alle provinciale verenigingen voor kleine kernen en dorpshuizen, die via haar leden, met expertise op maat, ruim 4.000 dorps- en dorpshuisorganisaties in Nederland en vele lokale burgerinitiatieven ondersteunt.

Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) ontving subsidie van € 0,2 mln. voor projecten gericht op versterken van de lokale democratie en van de positie van actieve bewoners.

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) ontving subsidie om tien regiobijeenkomsten te organiseren voor gemeenten, corporaties en andere partners om de kennis te vergroten over de Wet aanpak woonoverlast en ervaringen te delen over de implementatie van die wet. In het kader van de Actie-agenda vakantieparken die 29 november 2018 werd ondertekend, ontving het CCV een subsidie voor de ontwikkeling en uitvoering van een leerkringmodule voor de aanpak van ondermijning op vakantieparken.

Stichting Platform 31 heeft subsidies ontvangen voor het ontwikkelen van een ondersteuningsprogramma City Deals en de doorontwikkeling Agenda Stad.

De Universiteit Utrecht heeft een subsidie ontvangen voor het project «Community of Practice».

Het European Urban Knowledge Network (EUKN) heeft een subsidie ontvangen voor het project «Europese Agenda Stad» en het project «Policy Lab Plus».

Ten behoeve van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid is een subsidie verstrekt voor de voorbereiding en het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek «Festival Housing Rotterdam».

Bij 1e suppletoire begroting is extra budget (totaal € 1,2 mln.) beschikbaar gekomen ten behoeve van het programma Agenda Stad, de Europese Agenda Stad en het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid.

Opdrachten

Beleidsprogramma woonomgeving

Bij 2e suppletoire begroting ontving de provincie Gelderland een bijdrage van € 0,4 mln. voor de uitvoering van het meerjarige project «Ariadne», gericht op een uniforme informatie gestuurde integrale aanpak van vakantieparken. In het kader van de Actie-agenda vakantieparken ontving de gemeente Zundert € 75.000 voor het opstellen van een juridisch afwegingskader voor de aanpak van de leefbaarheids-, veiligheids- en ondermijningsproblematiek. Daarnaast ontving RVO.nl in het kader van de Actie-agenda vakantieparken een opdracht voor het opzetten van kennis- en leerbijeenkomsten voor de provincies, gericht op de aanpak van vakantieparken.

De gemeente Den Haag ontving bij 2e suppletoire begroting een bijdrage van € 0,2 mln. voor de verdere ontwikkeling van het innovatieve project Burgers Alert Real Time (BART!). Het project betreft het met elkaar verbinden van verschillende communicatieplatforms (zoals Burgernet en buurt-WhatsApp-groepen) en informatiesystemen van politie en gemeente, en is een samenwerking tussen de gemeente Den Haag, de Nationale Politie en een aantal (kennis)instellingen.

De gemeente Groningen ontving € 40.000 bij 2e suppletoire begroting, voor de organisatie van het landelijk congres «Vooruit met de wijk» op 11 oktober 2018. De resultaten zijn gebundeld en ter beschikking gesteld aan het Ministerie en andere gemeenten.

Voor het versterkte handhavingsinstrumentarium van de Woningwet zijn door RVO.nl voor de aanpak van malafide pandeigenaren in 2018 vier regionale kennis- en leerbijeenkomsten georganiseerd voor gemeenten.

Gericht op de uitvoering van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek zijn er in 2018 drie kennis- en leerbijeenkomsten georganiseerd voor gemeenten, corporaties en politie (bijvoorbeeld over het screenen van woningzoekenden op overlastgevend en crimineel gedrag).

In het kader van de Leefbaarometer is het project «Vroegsignalering» uitgevoerd met vijftien gemeenten. Dit project betreft een risicoanalyse over het mogelijk, op termijn, afglijden van wijken. Verder is in 2018 de helpdesk voor de Leefbaarometer en de hosting van de website voortgezet.

Het Ministerie BZK participeert in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Parallel aan de aanpak van achterstanden op het terrein van wonen, werken en onderwijs is de ambitie om de cultuurparticipatie en het culturele aanbod in Rotterdam Zuid te vergroten. Voor dit laatste is het nodig een «visueel» essay op te stellen over de culturele potentie van het gebied. Het ging om een eenmalige opdracht.

Vanuit het programma bevolkingsdaling is op 15 november 2018 het congres «Van Krimp naar Kracht» georganiseerd. Ook is vanuit het programma onderzoek gefinancierd naar o.a. de woningmarktopgave in krimpregio’s en zijn inzet en ondersteuning geleverd bij verschillende regionale initiatieven in krimp- en anticipeerregio’s.

4.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

Leningen

Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders

Mede als gevolg van de gedaalde marktrente is bij 1e suppletoire begroting (Kamerstukken II 2017/18, 34 960, nr. 1) besloten tot intrekken van de regeling Fonds Energiebesparing Huursector (FEH). Het budget voor FEH (€ 70 mln.) is voor andere doeleinden ingezet. De Tweede Kamer heeft eerder dan ook gevraagd deze middelen alternatief aan te wenden. Het vrijgekomen budget is ingezet voor het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (€ 40 mln. meerjarig en € 5 mln. in 2018) en voor het vanuit Europa verplichte energielabel voor woningen (en andere gebouwen) (€ 30 mln. meerjarig, € 6 mln. in 2018) (Kamerstukken II 2017/18, 30 196, nr. 607). Voor sluiting van het FEH zijn nog twee subsidieaanvragen ingediend en gehonoreerd. Daartoe in 2018 nog € 2,7 mln. aan leningen verstrekt.

Bijdragen aan agentschappen

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

De uitvoeringskosten voor dit fonds zijn lager dan geraamd, omdat het fonds is ingetrokken en er slechts uitvoeringskosten zijn voor een beperkt aantal aanvragen.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen strafrechtelijke boete-ontvangsten die de ILT int voor de handhaving van het energielabel.

Artikel 5. Ruimte en omgeving

A Algemene doelstelling

Een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Gericht op het realiseren van een concurrerend, duurzaam en leefbaar Nederland, waarin sprake is van regionale differentiatie en maatwerk.

B Rol en verantwoordelijkheid

Het huidige Rijksbeleid voor ruimtelijke ordening is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (Kamerstukken II 2011/12, 32 660, nr. 50). Het ontwerp van de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zal naar verwachting medio 2019 gereed zijn, eind 2019 kan na inspraak de NOVI worden vastgesteld. Deze zal het kader vormen voor het omgevingsbeleid en de aanpak kenmerkt zich als integraal en gebiedsgericht. Er wordt gewerkt vanuit een richtinggevende en uitnodigende visie met duidelijke kaders die gebaseerd zijn op nationale belangen en die ruimte laat voor regionale en lokale activiteiten. In de nieuwe sturingsfilosofie heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zowel een stimulerende als een regisserende rol.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stelselherziening omgevingsrecht (Omgevingswet), gericht op een samenhangende benadering van de leefomgeving, eenvoudiger regels voor burgers en bedrijven en betere en snellere besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving. De Minister van BZK is ook verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening en het stimuleren van (de kwaliteit van) ruimtelijke investeringen.

Stimuleren

Het ruimtelijk beleid kent een selectieve beleidsinzet op de nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III en de Nationale Omgevingsvisie (na vaststelling in 2019). De Minister van BZK is hierbij (mede)verantwoordelijk voor:

• Het zorgdragen voor een gestructureerde afstemming met de regio in de vorm van het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT), waarin het Rijk en de regio afspraken kunnen maken over afgestemde acties en investeringsbeslissingen;

• Het – via de gebiedsagenda’s – in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (o.a. woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid). In het kader van de Nationale Omgevingsvisie worden de gebiedsagenda’s geactualiseerd en verbreed naar omgevingsagenda’s;

• Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals een visie op de ruimtelijke vertaling voor duurzame energieopwekking, -opslag en -transport in 2050 en een visie op verstedelijking en krimp;

• De inhoudelijke inbreng vanuit het ruimtelijk beleid, een aspect van de fysieke leefomgeving, in de Nationale Omgevingsvisie;

• De inbreng van ontwerp in ruimtelijke projecten en programma’s bij het Ministerie van BZK en het stimuleren van ontwerp bij projecten en programma’s, zowel interdepartementaal als bij andere overheden.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stelselherziening omgevingsrecht. Deze omvat:

• De bundeling, vereenvoudiging, stroomlijning en harmonisering van wet- en regelgeving met betrekking tot het fysieke domein;

• De implementatie van het nieuwe stelsel via het implementatieprogramma Aan de slag met de Omgevingswet met een interbestuurlijk opdrachtgeverschap van Rijk, VNG, IPO en UvW;

• Het ondersteunen van burgers, bedrijven en overheden bij de stelselherziening door het vergroten van kennis over het leren werken met de nieuwe wet- en regelgeving;

• Het ontwikkelen van een landelijke voorziening in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) die ondersteunt bij de uitvoeringsprocessen van de Omgevingswet ondersteunen.

• De realisatie en vaststelling van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

Regisseren

De Minister van BZK heeft een systeemverantwoordelijkheid voor het goed laten verlopen van processen op het gebied van omgevingsbeleid en de ruimtelijke ordening, ongeacht wie verantwoordelijk is voor het resultaat of welke doelen worden nagestreefd. De Minister van BZK is vanuit deze rolopvatting eerstverantwoordelijk voor:

• De uitvoering van de SVIR en voor het beheer en onderhoud van het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

• Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en Europese kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de bijbehorende informatievoorziening;

• Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders;

• Het samenwerken met het bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren. En het versterken van de samenhang in het geo-informatiebeleid;

• Het zorg dragen voor zorgvuldige ruimtelijke keuzes en de structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling van medeoverheden;

• De verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden;

C Beleidsconclusies

Overdracht

De begroting van het beleid onder artikel 5 is per 1 januari 2018 overgedragen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Dit volgde op de overdracht van de beleidsonderwerpen met het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst».

De Ministeriële regelingen voor het toezicht in het kader van de Wet Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en de Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn per 1 juli 2018 in werking getreden.

BRO

Op 1 januari 2018 klonk het startsein voor de bouw van de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Op dat moment trad de wet BRO en de regelgeving voor de eerste tranche in werking. De basisregistratie zal in de periode 2018–2022 stap voor stap gevuld worden met gevalideerde gegevens en informatie over de ondiepe en diepe ondergrond van Nederland: transparant, eenduidig en beschikbaar. Decentrale overheden en Rijkswaterstaat (RWS) spelen daarbij de hoofdrol. In 2018 heeft het programma BRO de hele keten ondersteund bij de eerste fase implementatie, gebruik en realisatie van de baten: #samenmakenwebro.

Omgevingswet

Gedurende 2018 zijn er bij het stelsel van Omgevingswet een aantal belangrijke mijlpalen behaald:

• De vier basisbesluiten (AMvB’s) van het stelsel zijn in het Staatsblad gepubliceerd9;

• De Invoeringswet is naar de Tweede Kamer verzonden voor parlementaire behandeling;

• Het Invoeringsbesluit is in consultatie gegaan.

• De Crisis- en herstelwet is behandeld en aangenomen in de Tweede Kamer.

Bovengenoemde producten zijn allemaal conform planning opgeleverd in 2018. Belangrijk hierbij is dat deze hoofdpunten en alle andere resultaten zijn behaald door een nauwe samenwerking met collegadepartementen, medeoverheden en een brede vertegenwoordiging vanuit het fysieke domein.

Ten aanzien van de ontwikkeling van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) zijn, conform planning en in samenwerking met de ontwikkelpartners (Rijkswaterstaat, Geonovum, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Kadaster en Kennis- en exploitatiecentrum officiële overheidspublicaties (KOOP)), deelproducten geleverd die onderdeel vormen van het DSO. Mijlpaal was het opleveren in december 2018 van de try out versie van het DSO.

In nauwe afstemming met Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Interprovinciaal Overleg (IPO) en Unie van Waterschappen (UvW) zijn afspraken gemaakt over het toekomstige beheer van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO-LV), resulterend in een beheersovereenkomst die in december door de Minister van BZK en de koepels is ondertekend.

In 2018 is verder gewerkt aan het integreren van de bouwparagraaf van de Woningwet inclusief het Bouwbesluit 2012 in de Omgevingswet. Op 31 augustus 2018 is het Besluit bouwwerken leefomgeving gepubliceerd (Staatsblad 2018, 291).

Het interbestuurlijke programma Aan de slag met de Omgevingswet heeft een aantal belangrijke mijlpalen behaald, zo heeft onder meer – op basis van de adviezen van het Bureau ICT Toetsing (BIT) – besluitvorming plaatsgevonden over de scope van het basisniveau van de landelijke voorziening van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Verder zijn ook dit jaar weer vele bijeenkomsten georganiseerd, handreikingen gepubliceerd en is het Informatiepunt Omgevingswet met veel nieuwe inhoud verrijkt in voorbereiding op het leren werken met de Omgevingswet.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Art. nr. Verplichtingen: 113.283 91.576 21.707
Uitgaven: 107.456 107.235 221
5.1 Ruimte 49.240 62.419 – 13.179
Subsidies 2.211 1.895 316
Programma Ruimtelijk Ontwerp 1.365 1.215 150
Basisregistraties 680 680 0
Gebiedsontwikkeling 6 0 6
Ruimtelijk instrumentarium (diversen) 160 0 160
Opdrachten 5.187 22.013 – 16.826
Architectonisch beleid 1.232 2.427 – 1.195
BRO 2.014 9.880 – 7.866
Gebiedsontwikkeling (diversen) 436 1.732 – 1.296
Geo-informatie (w.o BRO) 227 2.267 – 2.040
OLO 0 2.847 – 2.847
Nationale Omgevingsvisie 388 0 388
Uitvoering ruimtelijk beleid 16 0 16
Ruimtegebruik bodem (diversen) 17 268 – 251
Ruimtelijk instrumentarium (diversen) 821 2.217 – 1.396
Windenergie op zee 36 375 – 339
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 28.651 20.523 8.128
Kadaster 22.959 20.523 2.436
Geo-informatie 2.982 0 2.982
Diverse bijdragen 2.710 0 2.710
Bijdragen aan medeoverheden 2.717 12.350 – 9.633
Projecten BIRK 0 4.950 – 4.950
Diverse bijdragen 167 0 167
Projecten Nota Ruimte 0 4.850 – 4.850
Projecten Bestaand Rotterdams Gebied 2.550 2.550 0
Bijdragen aan agentschappen 10.474 5.638 4.836
RVB 3.026 2.356 670
RWS 7.448 3.282 4.166
5.2 Omgevingswet 58.216 44.816 13.400
Subsidies 5.000 6.000 – 1.000
Eenvoudig Beter 5.000 0 5.000
Stimuleringsregeling Implementatie Omgevingswet 0 6.000 – 6.000
Opdrachten 2.882 21.991 – 19.109
Eenvoudig Beter 665 20.119 – 19.454
Aan de Slag 2.217 0 2.217
Overige opdrachten 0 1.872 – 1.872
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 15 0 15
Aan de Slag 15 0 15
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 13.559 0 13.559
Kadaster 9.652 0 9.652
Geonovum 3.029 0 3.029
ICTU 878 0 878
Bijdragen aan medeoverheden 1.570 0 1.570
Aan de Slag 1.570 0 1.570
Bijdragen aan agentschappen 35.190 16.825 18.365
RWS 0 16.825 – 16.825
Aan de Slag 33.558 0 33.558
RWS (Eenvoudig Beter) 990 0 990
RIVM 642 0 642
Ontvangsten: 11.065 8.824 2.241

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

5.1 Ruimte

Subsidies

Programma Ruimtelijk Ontwerp

Een deel van het budget van de Actieagenda Ruimtelijke Ontwerp 2017–2020 is vastgelegd in meerjarige subsidies met de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal, de Academies van Bouwkunst en de Technische Universiteit Delft (leerstoel + netwerkprogramma met de Wageningen University & Research (WUR) en de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e)). Met deze programma’s sluit de Actieagenda direct aan op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk en in het onderwijs. De subsidies zijn bedoeld om ontwerpend onderzoek in te zetten bij lokale en regionale transitie- en transformatie vraagstukken in de fysieke leefomgeving. De ervaringen uit deze projecten worden gedeeld op digitale platforms, handreikingen en masterclasses.

Verder is er in 2018 een 4-jarige projectsubsidie (2018–2021) van € 150.000 toegekend aan de Stichting Geofort met het doel het vergroten van kennis, inzicht en bewustwording van het belang van de geo-informatie bij het publiek. Met behulp van de financiering heeft Geofort in 2018 diverse nieuwe lesmodules en workshops kunnen ontwikkelen waarbij jongeren met ruimtelijke vraagstukken aan de slag gaan. Deze activiteiten zijn met een Europese prijs beloond.

Basisregistraties

De subsidies voor Basisregistraties betroffen de werkzaamheden die het Samenwerkingsverband Bronhouders Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) heeft uitgevoerd in het kader van de tweede tranche van de BGT-Transitie en de kwaliteitszorg voor de BGT. Daarnaast ging het om een subsidie aan Geonovum voor het basisprogramma. Dit basisprogramma is gericht op generieke ontwikkeling van standaarden en op verkenningen ten aanzien van innovatie.

Gebiedsontwikkeling

De subsidie betrof een deel van de werkzaamheden voor de organisatie de «Dag van de Duurzaamheid» op 10 oktober 2018. Zie http://www.dagvandeduurzaamheid.nl/.

Ruimtelijke Instrumentarium (diversen)

In het kader van de tentoonstelling Places of Hope in Leeuwarden; een tentoonstelling en een serie activiteiten over het gezamenlijk vormgeven van de toekomst van Nederland zijn een aantal activiteiten uitgevoerd door de Universiteit van Utrecht. Zie http://www.placesofhope.nl voor een overzicht van de activiteiten en resultaten. De Universiteit van Utrecht heeft een subsidie gekregen voor het opzetten en uitvoeren van het project «Wijken van de Toekomst».

Verder is een subsidie verstrekt voor het actualiseren van een handboek Grondbeleid.

Opdrachten

Architectonisch beleid

Met de Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp 2017–2020 hebben de Ministeries van (BZK) en Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) hun inzet meerjarig bepaald. Het doel is de kracht van ontwerpend onderzoek bij urgente maatschappelijke vraagstukken effectief in te zetten, onder meer bij het opstellen van omgevingsvisies en -plannen. In 2018 is het budget ingezet voor een team ontwerpers genaamd het O-team. Daarnaast zijn de structurele middelen ingezet voor het programma Atelier X, waarmee ontwerpend onderzoek is ingezet op de thema’s energietransitie (klimaatakkoord), mobiliteitstransitie en verstedelijking, bevolkingsdaling/krimp en voor klimaatadaptatie. De middelen zijn onder andere ingezet bij klimaattafels, pilots voor regionale energietransitie en het opstellen van Regio Deals.

Het werkbudget van het College van Rijksadviseurs (CvR), en het organiseren van de Rijksprijs Gouden Piramide was hier begroot, maar is uiteindelijk via de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf uitgegeven. Dit verklaart het verschil op dit budget.

BRO

De opdrachten voor de Basisregistratie Ondergrond (BRO) betroffen in 2018 de initiële ontwikkeling van deze basisregistratie. De wet BRO is op 1 januari 2018 in werking getreden. Daarbij is de verplichting ingegaan voor de eerste drie registratieobjecten. De opdrachten die in dit tweede jaar van het Programma BRO zijn uitgezet hadden o.a. betrekking op: regeldrukonderzoek, onderzoek naar een aantal registratieobjecten, Juridische en ICT- ondersteuning, de inrichting van proeftuinen en de organisatie van «Roadshows».

De middelen voor het programma BRO waren begroot op het instrument opdrachten, maar zijn voor een groot deel bij 2e suppletoire begroting gemuteerd naar andere begrotingshoofdstukken voor de inzet van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), RWS en de WUR.

Gebiedsontwikkeling (diversen)

Voor wat betreft de taken rond energie en ruimte is in 2018 hard gewerkt aan de ruimtelijke principes voor de klimaattransitie (en het klimaatakkoord) en aan de ruimtelijke opgave van het klimaatakkoord ten behoeve van de Nationale Omgevingsvisie. Daarbij is een beroep gedaan op de inzet van ruimtelijk ontwerp ten behoeve van de klimaattafels van het klimaatakkoord. In 2018 is tevens werk gemaakt van de ondersteuning van gemeenten bij het uitwerken van regionale energiestrategieën in eigen omgevingsvisies en -plannen en zijn bijdragen geleverd aan de Routekaart voor Wind op Zee. Dit is later van start gegaan waardoor niet het hele budget is uitgeput.

In 2018 is uitvoering gegeven aan het eind 2017 interbestuurlijk vastgestelde Uitvoeringsprogramma van de Ruimtelijk Economische Ontwikkelstrategie (REOS) (Kamerstukken II 2017/18, 34 775, nr. 12). BZK heeft op een aantal acties de uitvoering (mede) bekostigd.

Daarnaast zijn er middelen ingezet als opdrachten en bijdragen in relatie tot de gebiedsontwikkelingen, die veelal een relatie hadden met het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Het Rijk doet dit – voor onderwerpen in het ruimtelijk fysieke domein – samen met de regio’s en andere partijen aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s. In 2018 is prioriteit gegeven aan de verstedelijkingsopgave. Daarnaast is samen met de provincies Overijssel en Gelderland een concept-Omgevingsagenda Oost opgesteld. Voor de andere landsdelen is een aanpak uitgewerkt om in de komende twee á drie jaren ook daar Omgevingsagenda’s te gaan opstellen.

Geo-informatie (w.o. BRO)

Het grootste deel van het budget is bij 2e suppletoire wet ingezet op het instrument bijdrage aan ZBO’s / RWT’s.

Omgevingsloket -online (OLO)

Dit betreft de jaarlijkse opdracht aan het agentschap RWS ten behoeve van het beheer en onderhoud van het systeem Omgevingsloket-online (OLO). Het budget is ingezet voor beheer en doorontwikkeling van het OLO2 systeem waarmee de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) en de Waterwet gefaciliteerd worden totdat de Omgevingswet in werking treedt. Het bedrag was gereserveerd voor het Omgevingsloket en het beheer en onderhoud van Omgevingsloket (OLO). Het gereserveerde bedrag is bij 2e suppletoire begroting herschikt naar bijdragen aan agentschappen. Het gaat hier om een bijdrage aan RWS.

Nationale Omgevingsvisie

Met het opstellen van de notitie «Kabinetsperspectief NOVI10» is de eerste stap gezet richting het ontwerp van de NOVI, die medio 2019 wordt opgeleverd.

Voor het opstellen van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zijn verschillende onderzoeken gedaan en bijeenkomsten georganiseerd. In vrijwel alle provincies heeft het RVO twee rondes gebiedsdialogen gefaciliteerd ten behoeve van de Nationale Omgevingsvisie. Het doel van deze dialogen was om input op te halen voor de NOVI en om de opgaven te verkennen waarvoor het nodig is om deze als één overheid op te pakken. De uitkomsten vormen mede belangrijke input voor de gebiedsgerichte uitwerking van de NOVI in omgevingsagenda’s en perspectiefgebieden.

Daarnaast heeft een onderzoeksbureau onderzoek gedaan naar het perspectief van burgers op de inhoudelijke thema’s van de Nationale Omgevingsvisie. Dit heeft geresulteerd in een aantal bruikbare inzichten voor de NOVI. Zo vinden burgers gezondheid en veiligheid de belangrijkste onderwerpen ten aanzien van de leefomgeving. Er is ook een specifiek onderzoek uitgevoerd onder jongeren. De inzichten worden in de (Ontwerp-)NOVI opgenomen.

Uitvoering ruimtelijk beleid

Bij 2e suppletoire begroting is budget herschikt. Deze middelen zijn in 2018 ingezet voor het beheer en onderhoud van het ruimtelijk instrumentarium, voor kennisontwikkeling over de uitvoering van het ruimtelijk beleid en ten behoeve van verkennend onderzoek voor de Nationale Omgevingsvisie. Veel aandacht trok Places of Hope in Leeuwarden, een tentoonstelling en een serie activiteiten over het gezamenlijk vormgeven van de toekomst van Nederland (zie voor een overzicht www.placesofhope.nl). In 2018 is de derde vervolgmeting van de monitor Infrastructuur en Ruimte verschenen (Kamerstukken II 2017/18, 32 660, nr. 68, Monitor Infrastructuur en Ruimte 2018). Bovendien zijn in 2018 wederom provincies en gemeenten in krimp- en anticipeerregio’s ondersteund door middel van het vergaren van kennis en het doen van experimenten.

Ruimtegebruik bodem (diversen)

In dit kader is in 2018 een opdracht radarverstoring windturbines 3e «elandproef» door TNO Defensie en Veiligheid uitgevoerd met als doel om knelpunten met radarverstoring in kaart te brengen voor windenergie op land. Dit kan inzicht bieden in wat wel en niet mogelijk is aan provincies en rijks coördinatieregeling (rcr)-coördinatoren en kan de basis vormen voor technische oplossingen in de vorm van inzet van extra radarinstallaties van over de grens, of nieuw te bouwen installaties in Nederland. De uitgaven hiervoor zijn lager uitgevallen dan geraamd.

De resultaten worden meegenomen in een Kamerbrief Monitor Wind op Land over 2018 van RVO.nl in het voorjaar 2019.

Windenergie op zee

In 2018 zijn de financiële middelen gebruikt voor de algemene beleidsvoorbereiding en uitvoering van een aantal opdrachten. Verder is er onderzoek gedaan naar een goede ruimtelijke afstemming van de bereikbaarheid van mijnbouwplatformen in de buurt van nieuw te bouwen windparken.

Verder is in het najaar, verwerkt in de 2e suppletoire begroting, een bijdrage verstrekt aan het agentschap Rijkswaterstaat voor de inzet voor beleidsondersteuning en advies voor de uitrol van windenergie op zee, alsmede voor monitoring en toezicht op doorvaart en medegebruik in de bestaande windparken voor de Hollandse kust.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Kadaster

Betreft een structurele bijdrage aan het Kadaster. De bijdrage is besteed aan beheer en ontwikkeling van de landelijke voorzieningen van basisregistraties en in enkele gevallen ook het actueel houden van de inhoud. Tevens gaat het om beheer en ontwikkeling van de gezamenlijke verstrekkingsvoorziening voor geo-informatie Publieke Dienstverlening op de Kaart (PDOK), het Nationaal GeoRegister in relatie tot Europese richtlijn INSPIRE (infrastructure for spatial information in Europe) en de beheerkosten van het landelijke online portaal voor ruimtelijke plannen.

Geo-informatie

De bijdragen onder Geo-informatie betroffen de doorontwikkeling van basisregistraties en voorzieningen in het kader van de Nationale Geo-Informatie-Infrastructuur. Voor de basisregistraties ging het om doorontwikkeling in samenhang. Daarnaast is een deel van deze middelen uitgegeven aan de exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen op basis van Europese verplichtingen, waaronder de implementatie van de Europese richtlijn INSPIRE, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens.

Diverse bijdragen

Voor de BRO ging het om initiële realisatie van delen van deze basisregistratie. Voor de overige basisregistraties en voorzieningen zijn bijdragen versterkt aan de ketenpartners Kadaster, TNO, ICTU (ICT-Uitvoeringsorganisatie), Geonovum en RWS. Het betrof bijdragen voor de ontwikkeling van de standaarden, het Bronhouderportaal, de Landelijke Voorziening BRO en implementatieondersteuning.

Bijdragen aan medeoverheden

Projecten BIRK

Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. Met een viertal BIRK-projecten, respectievelijk Breda Stationskwartier, Dordrecht, Provincie Zuid-Holland/Integrale Ontwikkeling Delft Schiedam (IODS) en Venlo Q4, bestaat er nog een subsidierelatie. In 2018 is geconstateerd dat na de bouw- en economische crisis de (bouw)werkzaamheden weer zijn vlot getrokken. Dit heeft ertoe geleid dat voor een aantal projecten, respectievelijk Breda Stationskwartier, Dordrecht en Venlo Q4, de einddatum is gewijzigd. Het laatste BIRK-project loopt tot en met 2024. Bij 2e suppletoire begroting zijn de middelen voor de projecten BIRK op basis van nieuwe inzichten in het verwachte kasritme gezet.

Diverse bijdragen

Bij 2e suppletoire begroting is € 150.000 toegevoegd voor het project Integrale Ontwikkeling Delft Schiedam. Afronding van het BIRK-project is voorzien in 2024.

Projecten Nota Ruimte

Bij 2e suppletoire begroting zijn de middelen voor de projecten Nota Ruimte op basis van nieuwe inzichten in het verwachte kasritme gezet. De resterende bedragen komen hiermee ook later tot betaling.

Projecten Bestaand Rotterdams gebied

Het programma «Bestaand Rotterdams gebied» (BRG) maakt onderdeel uit van het project «Mainportontwikkeling Rotterdam». Dit project heeft tot doel de Rotterdamse haven te ontwikkelen en gelijktijdig te zorgen voor een verbetering van het woon- en leefklimaat. Het BRG-programma omvat projecten die hieraan bijdragen: intensiveringsprojecten (reeds in 2009 afgerond) en leefbaarheidsprojecten. In 2018 heeft er met betrekking tot deze leefbaarheidsprojecten een jaarlijkse bijdrage plaatsgevonden van € 2.550.000,–. De realisatie van de leefbaarheidsprojecten loopt nog door tot 2021.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

De uitgaven voor het College van Rijksadviseurs en de Rijksprijs Gouden Pyramide zijn verstrekt via de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf. De middelen waren echter begroot op het opdrachtenbudget van architectonisch beleid. Dit heeft geleid toe een overschrijding op dit onderdeel.

RWS

Rijkswaterstaat verricht activiteiten voor het Ministerie van BZK in het kader van de BeleidsOndersteuning- en Advisering (BOA). Hiervoor verstrekt BZK een bijdrage aan RWS. Bij 2e suppletoire begroting is een bedrag herschikt voor extra inzet van de BOA en voor de jaarlijkse opdracht aan het agentschap RWS ten behoeve van het beheer en onderhoud van het systeem Omgevingsloket-online. Het Omgevingsloket-online is de digitale voorziening waarin aanvragen om omgevingsvergunning en meldingen kunnen worden gedaan.

5.2 Omgevingswet

Subsidies

Eenvoudig beter

Met overdracht van de budgetten van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK, is de subsidiereeks «stimuleringsregeling Implementatie Omgevingswet» abusievelijk twee keer opgevoerd. Voor de toelichting op deze reeks wordt u verwezen naar onderstaande alinea.

Stimuleringsregeling Implementatie Omgevingswet

Per bestuursakkoord is in 2015 besloten om gezamenlijk met de medeoverheden de invoering van Omgevingswet tot een succes te maken. Onderdeel van deze afspraken is een subsidiereeks waarmee de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) de achterban kunnen faciliteren in het werken met Omgevingswet.

In samenspraak met de beide koepels is in 2018 besloten het kasritme van deze reeks aan te passen naar aanleiding van het verzetten van de invoeringsdatum van de wet.

Opdrachten

Eenvoudig beter

Betreft een aantal kleinere opdrachten, waaronder onderzoeksopdrachten en advisering over het fysieke domein. Deze opdrachten hebben bijgedragen aan de producten die zijn opgeleverd of nog worden opgeleverd binnen het stelsel van Omgevingswet. Bij overdracht van de budgetten is in eerste instantie de verdeling tussen middelen voor invoering van de wet en de implementatie niet gemaakt. Dit verklaart het verschil in realisatie.

Aan de Slag

Het betreft opdrachten aan marktpartijen voor activiteiten zoals onderzoeken, adviezen, communicatieproducten. Dit zodat met ingang van 2021 betrokken partijen en organisaties kunnen werken met het nieuwe digitale stelsel omgevingswet.

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast aan de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Overige opdrachten

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Aan de Slag

Dit betreft de bijdrage aan het Ministerie van OCW voor het Informatieproduct Erfgoed. Na de transitie van de administratie van Aan de Slag (ADS) van RWS naar het Ministerie van BZK, is dit bedrag op dit instrument geboekt. In de eerste helft van 2018 is dit gerealiseerd.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Kadaster

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die het Kadaster uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Samen met een aantal ontwikkelpartners, namelijk Rijkswaterstaat, KOOP, Geonovum, RIVM en Kadaster, werkt BZK aan de ontwikkeling en de implementatie van het DSO. Elke ontwikkelpartner zet daarvoor expertise in. Samen werken we aan een werkend DSO.

Het verschil met de ontwerpbegroting betreft de hieronder toegelichte indeling naar instrumenten.

Geonovum

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die Geonovum uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO.

Samen met ontwikkelpartner Geonovum werkt het Ministerie van BZK aan de ontwikkeling en de implementatie van het DSO. Geonovum ontwikkelt standaarden voor voerheidspublicaties en toepassingsprofiel voor omgevingsdocumenten. Aan de hand van deze standaarden kan informatieuitwisseling tussen organisaties en systemen in het Digitale Stelsel plaatsvinden.

Het verschil met de ontwerpbegroting betreft de hieronder toegelichte indeling naar instrumenten.

ICTU

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die ICTU uitvoert in het kader van de monitor op de implementatie van het digitale stelsel omgevingswet. Hiermee wordt beoogd te monitoren in hoeverre betrokken partijen en organisaties gesteld staan om te kunnen werken met het DSO.

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Bijdragen aan medeoverheden

Aan de Slag

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die de medeoverheden uitvoeren in het kader van de ontwikkeling van het DSO en het leveren van invoeringsondersteuning voor de stelselwijziging

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Bijdragen aan agentschappen

RWS

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Aan de Slag

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die RWS uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO, de ontwikkeling van het Informatiepunt en het leveren van invoeringsondersteuning voor de stelselwijziging. Samen met ontwikkelpartner RWS werkt het Ministerie van BZK aan de ontwikkeling en implementatie van het DSO. Hiervoor is bij RWS een Informatiepunt ingericht met een loket waar informatie over de wetgeving en het DSO te vinden is op de website, danwel opgevraagd kan worden. Daarnaast voert RWS activiteiten uit om samen met betrokken partijen en organisaties kennis en gebruikerservaringen uit te wisselen en te borgen. Dit onder andere door praktijkproeven te organiseren dan wel bij te wonen.

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

Daarnaast is de voorschotsystematiek van het Ministerie van BZK geïntroduceerd hetgeen tot meer kasuitgaven in 2018 heeft geleid dan in de oude systematiek was gepland.

RWS (Eenvoudig Beter)

Voor ondersteuning bij de invoering van het stelsel van Omgevingswet, neemt Eenvoudig Beter diensten af van Rijkswaterstaat. Inzet van deze expertise is een continuering van hetgeen gebruikelijk was bij het Ministerie van IenW.

Bij departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is bij de Ontwerpbegroting 2019 voor 2018 en verder aangepast naar de nieuwe situatie. Dit heeft geleid tot een correctie bij 2e suppletoire begroting inzake de instrumentkeuze.

RIVM

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die het RIVM uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO. Het verschil met de ontwerpbegroting betreft de hierboven toegelichte indeling naar instrumenten.

Ontvangsten

Verkoop van bufferzonegronden

Zoals gemeld in de 2e suppletoire begroting zijn de opbrengsten van de verkoop van bufferzonegronden hoger uitgevallen dan geraamd (€ 2 mln.). De opbrengsten hebben in de huidige markt meer opgeleverd dan geraamd.

Artikel 6. Dienstverlenende en innovatieve overheid

A Algemene doelstelling

Het verbeteren van de informatiepositie van de burger in zijn relatie met de overheid, het bevorderen van maatschappelijk initiatief (actief burgerschap) en het bijdragen aan een adequate dienstverlening voor burgers door het zorgen voor:

• veilige en betrouwbare digitale voorzieningen voor efficiënt gebruik van overheidsinformatie en -gegevens;

• de bescherming van de rechten van burgers tegen ongewenste aspecten van digitalisering;

• het waarborgen van toegankelijke en veilige dienstverlening.

B Rol en verantwoordelijkheid

Vanuit de verantwoordelijkheid voor goed openbaar bestuur maakt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werk van openbaarheid van bestuur en toegang tot overheidsinformatie. De Minister van BZK heeft een stimulerende rol bij het bevorderen van de participatieve en directe vormen van democratie als aanvulling op het representatieve stelsel en een agenderende rol op het terrein van de relatie tussen de informatiesamenleving en openbaar bestuur. De Minister van BZK pakt, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK), de rol om voortdurend de beleidsagenda op het terrein van de informatiesamenleving en overheid te herijken aan de eisen van de tijd.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor een doelmatig, doeltreffend en democratisch openbaar bestuur en een goede organisatie daarvan, met het oog op een adequate dienstverlening. BZK is stelselverantwoordelijk voor de inrichting en governance van de generieke onderdelen van de digitale overheid en organiseert een aantal voorzieningen. Samen met de Minister van EZK zorgt de Minister van BZK er als coördinator voor dat er samenhang is tussen digitale dienstverlening voor burgers en bedrijven. Daarbij coördineert hij door overheidsbreed afspraken te maken over de generieke digitale infrastructuur. In het verlengde van de verantwoordelijkheid een adequate digitale dienstverlening te bevorderen, ligt de verantwoordelijkheid te zorgen voor maatregelen die burgers rechten geven en beschermen tegen ongewenste aspecten van digitalisering.

De Minister van BZK heeft een kaderstellende rol op het gebied van de e-overheid. Kaderstellen gebeurt in de vorm van wetgeving, standaarden, architectuurkaders en richtlijnen. Onder deze verantwoordelijkheid valt de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid van generieke voorzieningen voor elektronisch berichtenverkeer en informatieverschaffing, alsmede van voorzieningen voor elektronische authenticatie en registratie van machtigingen in het burgerservicenummer (BSN)-domein.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid rondom het vaststellen van de identiteit alsmede de verstrekking van reisdocumenten op basis daarvan. Ook is de Minister van BZK verantwoordelijk voor de vastlegging van persoons- en adresgegevens volgens de Wet basisregistratie personen (BRP). In dat kader houdt de Minister van BZK toezicht op de uitvoering van de Paspoortwet, monitort de uitvoering van de wet BRP en ondersteunt de gemeenten die primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze wetten. De Minister van BZK faciliteert hiermee het juiste gebruik van persoons- en adresgegevens door andere overheidsinstanties. Het tegengaan van fraude met persoons- en adresgegevens en reisdocumenten vormt hiervan een integraal onderdeel.

C Beleidsconclusies

Programma eID

Het programma eID (elektronische Identiteit) omvat de Wet digitale overheid, de ontwikkeling van het stelsel van eID, de ontwikkeling van inlogmiddelen met een hogere betrouwbaarheid (DigiD substantieel en DigiD hoog) en het verwerven van één of meerdere private authenticatiediensten. Het wetsvoorstel voor de Wet Digitale Overheid is op 19 juni aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018, 34 972). Op 1 oktober werd de wijziging van de Paspoortwet bij de Tweede Kamer ingediend. Deze wetswijziging is vereist in verband met de invoering van elektronische identificatie op het hoogste betrouwbaarheidsniveau (DigiD Hoog) op de Nederlandse Identiteitskaart (NIK) (Kamerstukken II 2018, 35 047-(R2108).

Met ingang van juni 2018 worden rijbewijzen uitgegeven met een nieuwe chip die geschikt is om via de DigiD-app in te loggen op websites van overheidsdienstverleners met het hoogste betrouwbaarheidsniveau (DigiD-Hoog). In 2018 is een pilot gehouden met een beperkte groep deelnemers om in te loggen met DigiD met eRijbewijs. De pilot is succesvol verlopen. Na inwerkingtreding van Wet digitale overheid kan gestart worden met het beschikbaar stellen van deze oplossing aan burgers.

Open Data

Het Kabinet hecht aan een open en transparante overheid. Overheidsgegevens die zich daarvoor lenen worden daarom gepubliceerd als open data. In 2018 is naast het openstellen van meer data werk gemaakt van het verbeteren van de vindbaarheid en herbruikbaarheid van de data van de overheid door derden. Bijvoorbeeld de gegevens van het KNMI, het kadaster en het Centraal Bureau van Statistiek. Derden kunnen met deze data aan de slag gaan om hiermee bijvoorbeeld apps en informatiediensten te ontwikkelen. Daarbij lag de focus op data die de meeste maatschappelijke meerwaarde op kan leveren. Er is een nieuwe versie van het centrale dataportaal data.overheid.nl opgeleverd, die datasets overzichtelijker presenteert. Met de lancering van het nieuwe portaal is ook een hogere standaard voor metadata (DCAT-AP 1.1) de norm geworden; een belangrijke kwaliteitsslag. Om het aanbod nog beter af te stemmen op de behoefte van de hergebruikers van de data, is gestart met een onderzoek naar de groepen hergebruikers van open data en hun wensen. Dit onderzoek van de TU Delft wordt begin 2019 afgerond.

Verder is dit jaar de pilot open datastelsel afgerond en gestart met de doorontwikkeling van het open datastelsel. Hierin werken CBS, Kadaster, UBR/KOOP (beheerder data.overheid.nl) en VNG samen aan diensten en producten om hergebruik te stimuleren.

Informatieveiligheid overheid

Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat de overheid zorgvuldig omgaat met hun persoonsgegevens. Verder neemt het belang van informatieveiligheid aanzienlijk toe in de digitale communicatie van overheden met burgers en ondernemers. Voor het vergroten van de digitale veiligheid is het essentieel dat overheidsorganisaties moderne veiligheidsstandaarden in hun ICT hanteren. Overheden stellen hun informatieveiligheidsbeleid vast aan de hand van een basisnormenkader. Dit kader is toegespitst op iedere afzonderlijke overheidslaag (te weten het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten). Eind 2018 is de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) vastgesteld als het basisnormenkader voor informatiebeveiliging bij de overheid. De BIO bundelt de afzonderlijke normenkaders en biedt een uniforme basis voor de verdere doorontwikkeling.

Eveneens is de Tweede Kamer geïnformeerd over de interbestuurlijke actie-agenda informatieveiligheid, dit is gedaan als onderdeel van de Agenda Digitale Overheid «NL DIGIbeter», geïnformeerd over de interbestuurlijke actie-agenda informatieveiligheid (Kamerstukken II 2018/19, 26 643, nr. 574). De plannen voor de komende periode zijn hierin uitgewerkt.

Duurzame financieringsafspraken GDI

Met ingang van 2018 worden de kosten voor beheer en exploitatie van de voorzieningen DigiD, MijnOverheid en Digipoort doorbelast. In 2018 zijn voor nagenoeg alle voorzieningen uit de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) duurzame financieringsmethoden ontwikkeld.

Met afnemers zijn afspraken gemaakt die het tempo van de laatste nog door te belasten voorzieningen mede-bepalen. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat nieuwe voorzieningen in de eerste jaren van gebruik relatief duur zijn doordat het gebruik nog beperkt is. Doorbelasting zou remmend werken op de verdere groei. In de eerste jaren is medefinanciering uit de Investeringspost Digitale Overheid daarom een mogelijkheid. Hiermee wordt op verantwoorde wijze invulling gegeven aan een structurele en duurzame financiering van de vitale voorzieningen voor de digitale overheid. Een financiering die passend is bij de nieuwe governance van de digitale overheid waarover de kamer begin 2018 is geïnformeerd (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 525).

Stoppen operatie BRP en Toekomstvastheid BRP

In 2017 werd operatie BRP gestopt, het programma dat nieuwe ICT-voorzieningen zou opleveren voor de modernisering van de Basisregistratie personen (BRP). In 2018 werden afrondende activiteiten uitgevoerd. Belangrijke doelen daarbij waren het bieden van openheid over het verloop van de operatie BRP en het formuleren van lessen voor de toekomst. De Commissie BRP onderzocht de gebeurtenissen rond operatie BRP. Het rapport van de commissie is op 18 mei 2018 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2018/19, 27 859, nr. 124). In 2018 zijn meer dan duizend documenten van en over Operatie BRP openbaar gemaakt en daarnaast verschillende versies van de broncode van het systeem waar Operatie BRP aan bouwde (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 122; Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 125 en Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 128).

Door het stopzetten van de operatie BRP moet langer gebruik worden gemaakt van de huidige centrale voorzieningen voor BRP dan verwacht. Daarom is een healthcheck uitgevoerd naar de toekomstvastheid ervan. Conclusie was dat de bedrijfszekerheid voor de komende vijf tot zeven jaren gegarandeerd kan worden (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 121, Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 122, en Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 124). In 2018 is gestart met een toekomsttraject voor de BRP. Daarbij wordt gekeken naar het BRP-stelsel in zijn geheel en zijn plek in het identiteitsstelsel. Een veilig en betrouwbaar identiteitsstelsel waarbij efficiënt gebruik wordt gemaakt van (persoons)gegevens is essentieel en vormt ook de basis voor een betrouwbaar reisdocumentenstelsel.

De Tweede Kamer is in juli 2018 geïnformeerd over de aanpak om samen met gemeenten en gebruikers (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 125) te komen tot een visie voor de langere termijn.

Weerbaar bestuur

Waar de inzet op burgerschap in eerste aanleg vooral werd gericht op participatie, is duidelijk geworden dat er ook een grens is aan beïnvloeding van het democratisch proces door burgers. Waar participatie overgaat in ondemocratische beïnvloeding (b.v. intimidatie en bedreiging, belangenverstrengeling en ondermijning) zal het openbaar bestuur weerbaar moeten zijn om de kwaliteit en integriteit van het openbaar bestuur te waarborgen. In 2018 heeft het Ministerie van BZK daarom intensiever ingezet op weerbaar bestuur, onder andere door de ontwikkeling van een veiligheidspakket voor (bedreigde) burgemeesters, leergangen weerbaar bestuur, basisscan integriteit en instrumentarium ter versterking van de bestuurlijke weerbaarheid en het tegengaan van ongewenste (buitenlandse) inmenging.

Regie op gegevens

In 2018 is het meerjarenprogramma «Burgers en bedrijven in regie op hun gegevens» gestart. Dit programma is vooral gericht op het delen van persoonlijke gegevens. De aanpak omvat zowel stimuleren, kennisuitwisseling en bewustwording als het ontwikkelen van een set van basisafspraken over onder andere privacy en veiligheid.

Standard Business Reporting

De ICT-voorzieningen om aan de Europese verordening eIDAS te kunnen voldoen zijn sinds mei 2018 gereed. Met Standard Business Reporting (SBR) wordt rapporteren beter, sneller en eenvoudiger voor zowel de ondernemer als de overheid. Vanaf 2018 deponeren middelgrote ondernemingen hun jaarstukken via SBR bij de Kamer van Koophandel en kunnen woningcorporaties via SBR hun prognosecijfers aan onder andere Aedes en het Ministerie van BZK aanleveren.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Art.nr. Verplichtingen: 136.236 242.013 170.392 147.334 188.839 148.520 40.319
Uitgaven: 134.488 178.095 193.829 198.313 188.841 148.520 40.321
6.1 Verminderen regeldruk 1.974 1.799 0 0 0 0 0
Subsidies 0 190 0 0 0 0 0
Vermindering regeldruk en administratieve lasten 0 190 0 0 0 0 0
Opdrachten 1.527 1.109 0 0 0 0 0
Vermindering regeldruk en administratieve lasten 1.527 1.109 0 0 0 0 0
Bijdragen aan agentschappen 347 388 0 0 0 0 0
Vermindering regeldruk en administratieve lasten 347 388 0 0 0 0 0
Bijdragen aan mede-overheden 100 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan gemeenten 100 0 0 0 0 0 0
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 0 112 0 0 0 0 0
Bijdragen internationaal 0 112 0 0 0 0 0
6.2 Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen 37.341 43.812 34.653 47.165 67.266 44.725 22.541
Subsidies 414 741 282 688 1.457 200 1.257
(Door)ontwikkeling e-overheidvoorzieningen 414 741 282 287 413 200 213
Communicatie, kennisdeling en onderzoek 0 0 0 321 1.024 0 1.024
Digitale dienstverlening 0 0 0 80 20 0 20
Informatiebeleid 0 0
Opdrachten 35.602 29.008 19.917 15.748 15.195 37.095 – 21.900
(Door)ontwikkeling e-overheidvoorzieningen 23.621 17.702 10.616 1.991 1.205 20.569 – 19.364
Aanpak fraudebestrijding 2.936 11.306 9.301 10.849 11.100 11.482 – 382
Implementatie NUP (VNG) 9.045 0 0 0 0 0
Digitale dienstverlening 0 0 0 1.114 1.423 2.000 – 577
Investeringspost Digitale Overheid 0 0 0 0 0 0 0
Informatiebeleid 0 0 0 1.794 1.467 3.044 – 1.577
Bijdragen aan agentschappen 1.325 13.838 14.121 28.627 39.305 6.930 32.375
Aanpak fraudebestrijding 1.225 3.049 2.460 657 1.490 480 1.010
Logius 100 5.209 9.823 24.496 30.991 6.400 24.591
RvIG 0 5.365 1.259 2.731 2.150 0 2.150
UBR 0 215 579 708 1.617 0 1.617
RVO 0 0 0 35 2.613 50 2.563
Diverse bijdragen 0 0 0 0 444 0 444
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 0 0 0 1.600 9.260 0 9.260
KvK 0 0 0 0 2.651 0 2.651
ICTU 0 0 0 0 4.477 0 4.477
RDW 0 0 0 1.600 1.458 0 1.458
CBS 0 0 0 0 154 0 154
Kadaster 0 0 0 0 130 0 130
Diverse bijdragen 0 0 0 0 390 0 390
Bijdragen aan medeoverheden 0 225 273 502 1.597 500 1.097
Gemeenten 0 0 273 502 1.481 500 981
Provincies 0 0 0 0 12 0 12
Waterschappen 0 0 0 0 104 0 104
Loketkosten gemeenten 0 225 0 0 0 0 0
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 0 0 60 0 191 0 191
(Door)ontwikkeling e-overheidvoorziening 0 0 60 0 191 0 191
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 0 0 0 0 261 0 261
Ministerie van Buitenlandse Zaken 0 0 0 0 20 0 20
Diverse bijdragen 0 0 0 0 241 0 241
6.3 Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen 67.608 89.800 97.910 101.511 74.146 72.842 1.304
Opdrachten 2.316 2.052 2.447 2.206 2.188 6.189 – 4.001
Beheer e-overheidvoorzieningen 0 0 600 415 423 4.377 – 3.954
Officiële publicaties en wettenbank 2.316 2.052 1.847 1.791 1.765 1.812 – 47
Bijdragen aan agentschappen 65.292 87.748 95.463 99.305 65.872 60.908 4.964
Logius 46.649 75.009 85.924 88.522 45.946 44.590 1.356
RvIG 0 6.165 3.631 3.434 3.767 3.423 344
BPR 12.461 0 0 0 0 0 0
RVO 0 0 0 0 6.959 6.985 – 26
Telecom 0 0 0 0 1.683 1.244 439
UBR 6.182 6.574 5.908 7.349 7.517 4.666 2.851
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 0 0 0 0 6.086 5.745 341
KvK 0 0 0 0 4.700 4.700 0
CBS 0 0 0 0 1.141 1.045 96
ICTU 0 0 0 0 245 0 245
6.4 Burgerschap 5.813 5.581 6.028 7.365 10.072 5.325 4.747
Subsidies 5.342 4.846 4.596 5.012 7.704 4.420 3.284
Comité 4/5 mei 107 106 106 106 216 108 108
ProDemos 5.006 4.188 4.238 4.312 4.403 4.312 91
Democratie 0 0 0 0 1.108 0 1.108
Programma burgerschap 229 552 252 594 1.977 0 1.977
Opdrachten 471 735 1.432 2.353 2.368 905 1.463
Democratie 0 0 847 1.057 1.750 350 1.400
Programma burgerschap 471 735 585 1.296 618 555 63
6.5 Reisdocumenten en basisadministratie personen 21.752 37.103 55.238 42.272 37.357 25.628 11.729
Subsidies 10 0 0 0 0 0 0
Beleid GBA en reisdocumenten 10 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 6.536 15.493 18.407 9.287 1.230 8.169 – 6.939
Beleid BRP en reisdocumenten 142 4.335 6.578 146 1.230 8.169 – 6.939
Modernisering GBA 6.394 0 0 0 0 0 0
Operatie BRP 0 11.158 11.829 9.141 0 0 0
Bijdragen aan agentschappen 15.206 21.610 36.661 32.659 35.360 17.459 17.901
RvIG 0 21.610 36.661 32.659 35.360 17.459 17.901
BPR 15.206 0 0 0 0 0 0
Bijdragen aan medeoverheden 0 0 170 326 767 0 767
Gemeenten 0 0 170 326 767 0 767
Ontvangsten: 10.020 13.053 17.246 25.255 18.911 513 18.398

E Toelichting op de financiële instrumenten

6.2 Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

Subsidies

(Door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

Bij de 1e en 2e suppletoire begroting heeft beide keren een reallocatie plaatsgevonden van € 0,2 mln. om inzet op het juiste instrument te kunnen verantwoorden.

In aansluiting op de doelen in de agenda NL DIGIbeter hebben verschillende organisaties een subsidie ontvangen. Er is een subsidie verstrekt aan De Vereniging van Overheidsmanagement om via een online open cursus het gedachtegoed van NL DIGIbeter zoveel mogelijk te verspreiden en een subsidie voor de organisatie van de Big Improvement Day. De stichting ECP-Platform voor Informatiesamenleving ontving een subsidie voor een verkenning naar een publiek-private aanpak van digitale inclusie. TNO ontving subsidies voor experimenten met data gedreven beleidsontwikkeling en de stimulering van inclusieve design voor overheidswebsites. De proeftuin digitale identiteit heeft gestalte gekregen door deelname aan de Dutch Blockchain Hackathon. Deze subsidies stimuleren het zoeken naar innovatieve oplossingen voor maatschappelijke opgaven.

Ook is een subsidie verstrekt aan de Stichting Missing Chapter voor de ondersteuning van de Raad van Kinderen en aan de VNG voor het Kenniscentrum Dienstverlening.

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

In 2018 is in het kader van burgerschap een subsidie verstrekt aan het adolescentenpanel (€ 0,5 mln.) voor een onderzoek naar de ontwikkeling van democratische waarden en burgerschapsvaardigheden onder jongeren door de Universiteit van Amsterdam. Dit levert een bijdrage aan het beleid op het terrein van burgerschapsvorming en de activiteiten van bijvoorbeeld ProDemos op dat terrein. Verder zijn er 2 subsidies verstrekt aan de Universiteit van Twente en Tilburg (€ 0,2 mln.) voor een basismonitor politieke partijen en een wetenschappelijk onderzoek naar lokale partijen Open State Foundation, die werkt aan digitale transparantie door publieke informatie als open data beschikbaar te krijgen en deze toegankelijk te maken voor her-gebruikers, ontving een subsidie van € 0,1 mln. voor Open Stateninformatie app-challenge, voor Open Wob (Wet openbaarheid van bestuur), ter versterking van de regionale democratie en bevordering van transparantie.

Binnen het kader van versterking van het democratisch besef zijn hiervoor middelen herschikt tussen instrumenten vanuit artikel 1.2 Centrale stemopneming en Raadgevend referendum.

eIDAS-verordening

Conform de toezegging aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2016/17, 34 413, nr. 9) heeft het InterProvinciaal Overleg een bijdrage ontvangen ter tegemoetkoming voor de implementatie van eIDAS-verordening.

Tevens conform de toezegging aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2016/17, 34 413, nr. 9) heeft de Unie van Waterschappen een bijdrage ontvangen ter tegemoetkoming voor de implementatie van eIDAS-verordening.

Opdrachten

(Door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

In 2018 heeft bij de 1e en 2e suppletoire begroting een aantal reallocaties plaatsgevonden. Bij 1e suppletoire begroting gaat het om een technische mutatie (€ 10 mln.) om de middelen op het juiste instrument te zetten. Het betreft voornamelijk de middelen voor Logius ten behoeve van de ontwikkeling eID. Bij 2e suppletoire begroting gaat het om de bijdrage van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan de stelselkosten eID (€ 2 mln.), de reallocatie van budget om opdrachten te kunnen geven aan Logius (EIDAS) en ICTU (€ 2,5 mln.) en de reallocatie van € 4,2 mln. naar artikel 6.4 «Burgerschap», in aanloop naar de wijziging van de begrotingsstructuur. Verder betreft het een herschikking van middelen voor een bijdrage ten behoeve van het beheren van de identiteitsinfrastructuur in Caribisch Nederland (€ 0,6 mln.) en een onderzoeksbudget voor kennisontwikkeling en onderzoek met een strategisch karakter (€ 0,4 mln.). Dit verklaart de onderbesteding.

In het kader van de modernisering van digitaal identificeren is een opdracht verstrekt voor de versterking van DigiD en de herijking van de business case ten behoeve van inloggen in het BSN domein. De Kamer is hierover in maart 2018 geïnformeerd. (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 528).

Ook is een opdracht verstrekt voor de strategische doorontwikkeling van Mijn Overheid voor Ondernemers waarmee bedrijven met de overheid kunnen communiceren. De uitkomsten daarvan worden meegenomen in de vernieuwing van Mijn Overheid.

Het Leer- en Expertisepunt Open Overheid (LEOO) kreeg voor € 0,6 mln. opdracht om uitvoering te geven aan het 2e Actieplan Open Overheid (2016–2018) en het 3e Actieplan Open Overheid (2018–2020). In het 3e Actieplan wordt in het bijzonder ingezet op acties ter versterking van de lokale democratie, onder meer door het aanjagen van openheid en open besluitvorming bij gemeenten en het organiseren van kennisbijeenkomsten.

Nederland is in het kader van Open Overheid sinds 2012 lid van het Open Government Partnership (OGP). Het Ministerie van BZK betaalt aan OGP een jaarlijkse contributie (€ 0,09 mln.).

Aan het Centraal Bureau voor Statistiek (€ 0,15 mln.) is opdracht verstrekt voor de ontwikkeling van dashboard waarmee de resultaten van Citydeal Zicht op ondermijning worden ontsloten. Verder is opdracht verstrekt aan de Universiteit van Twente om een kiezersonderzoek uit te voeren om meer inzicht in het referendumproces te krijgen.

Single Digital Gateway

Daarnaast is een bijdrage verstrekt voor een nadere impactanalyse naar de gevolgen van de Europese verordening Single Digital Gateway voor de gemeenten, door de VNG. Dit in aansluiting op de impactanalyse die door ICTU is uitgevoerd.

Aanpak fraudebestrijding

Er is een opdracht verstrekt aan ICTU om het project Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) uit te voeren. Om de aanpak te borgen worden de activiteiten van LAA overgebracht van het tijdelijke programma naar de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens. (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 127). In 2018 is gestart met de inbeheername bij RvIG. Een deel van de kosten is daarom gemaakt bij RvIG.

Digitale dienstverlening

In 2018 heeft bij de 1e suppletoire begroting een reallocatie plaatsgevonden (€ 0,5 mln.) naar ICTU om de inzet op het juiste instrument te kunnen verantwoorden. Bij 2e suppletoire begroting is de LPO tranche toebedeeld en is een bijdrage aan de Belastingdienst voor de ontwikkeling van een app naar het juiste instrument geboekt. Per saldo een budgetstijging van € 0,3 mln.

Dit betreft opdrachten om de toegankelijkheid en de kwaliteit van de digitale dienstverlening aan de burger te verbeteren. Hieronder vallen opdrachten ten behoeve van de ontwikkeling van de agenda NL DIGIbeter zijnde de website Digitaleoverheid.nl, het platform Gebruiker Centraal en de Monitor GDI. De monitor geeft inzicht in het gebruik van en de aansluiting op de infrastructuur in 2017 en laat de ontwikkeling ten opzichte van de voorgaande jaren zien (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 552). Ook uitgaven voor communicatie rondom de digitale dienstverlening, zoals fotografie, video’s en drukwerk, zijn via dit instrument verantwoord. Hiermee wordt aandacht gegenereerd bij een breder publiek voor de effecten van digitalisering voor de overheidsbrede dienstverlening.

Informatiebeleid

Dit betreft onder meer uitgaven voor het samenwerkingsverband ENSIA (Eenduidige Normatiek Single Information Audit), het project Gegevenslandschap Overheid, onderzoek informatiebeveiliging en informatieveiligheid in het openbaar bestuur en het ontwikkelen van een beleidslab digitale identiteit. In het samenwerkingsverband ENSIA zijn de normenkaders in het auditproces geïntegreerd om daarmee de administratieve lasten voor gemeenten te verlichten. In 2018 is voor het eerst de verantwoordingscyclus doorlopen. Het programma gegevenslandschap heeft een monitor en een werkwijze ontwikkeld om kwaliteit van gegevens te verbeteren, een architectuur ontwikkeld voor een nieuw toekomstgericht gegevenslandschap en heeft een vertaalslag gemaakt van de AVG naar beheer van registraties. Deze vertaalslag is overheidsbreed beschikbaar gesteld. De uitkomsten van het programma zijn als input gebruikt voor onder meer de dossiers Open Data en Regie op gegevens.

Om te komen tot een integrale benadering voor informatieveiligheid in het openbaar bestuur is in 2018 gewerkt aan de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO), een basisnormenkader voor informatiebeveiliging bij de overheid. Deze is eind 2018 vastgesteld.

De onderuitputting wordt veroorzaakt doordat een deel van de opdrachten aan ICTU zijn verantwoord onder het instrument bijdrage ZBO/RWT’s.

ICTU

Bij 1een 2e suppletoire begroting heeft een gedeeltelijke reallocatie plaatsgevonden van middelen (€ 2,5 mln. en € 1,2 mln.) om de inzet van middelen op het juiste instrument te verantwoorden.

Aan ICTU zijn bijdragen verstrekt voor het vervolgprogramma Burgers en Bedrijven in Regie op hun Gegevens en voor een impactanalyse met betrekking tot de implementatie van de Europese verordening Single Digital Gateway. Op basis van deze impactanalyse kan de implementatie vanaf 2019 worden begeleid. Ook is een bijdrage verstrekt voor de ontwikkeling van een kabinetsvisie op artificiële intelligentie en ethiek. De resultaten van deze opdracht zullen in 2019 duidelijk worden. Daarnaast faciliteert ICTU de maatschappelijke dialoog rondom de digitalisering van de overheid. In dit kader worden bijeenkomsten georganiseerd. Ten slotte heeft ICTU een bijdrage ontvangen voor de organisatie van het festival De Bedoeling. Deze heeft in november plaatsgevonden.

De overschrijding wordt veroorzaakt door de nog niet volledig doorgevoerde reallocatie van middelen in verband met verantwoording op het juiste instrument. Bij informatiebeleid is sprake van een onderschrijding.

Geonovum

Geonovum heeft een bijdrage ontvangen voor hun deelname aan de verkenning van de API-strategie. Dit betreft de opzet van een brede overheidsstrategie voor het werken met API-technologie in de overheidsdienstverlening. Een API (Application Programming Interface) is een digitale oplossing die externe diensten of ontwikkelaars gecontroleerd toegang kan geven tot interne diensten of informatiebronnen. Deze verkenning maakt onderdeel uit van het innovatiedoel voor NL DIGIbeter en loopt door in 2019.

Bijdragen aan agentschappen

Aanpak fraudebestrijding (Agentschap RvIG)

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) heeft een bijdrage ontvangen voor het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten, waar mensen terecht kunnen die tussen instanties klem komen te zitten als gevolg van identiteitsfraude of van fouten in identiteitsgegevens bij overheidsorganisaties.

Daarnaast is in 2018 een begin gemaakt met de inbeheername van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA). Via deze aanpak werken diverse organisaties samen om met behulp van adresonderzoeken (uitkerings)fraude succesvol te bestrijden en de kwaliteit van de adresgegevens in de BRP te verbeteren (Kamerstukken II 2017/18, 17 050, nr. 540). Om deze aanpak te borgen wordt deze overgebracht van het tijdelijke programma naar de RvIG (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 127). De transitie gaat gepaard met extra kosten.

Logius

In 2018 heeft bij 1e suppletoire begroting een aantal reallocaties plaats gevonden. Het gaat om een overboeking van de Aanvullende Post voor de GDI (€ 8,2 mln.) voor de investeringsambities 2018 en een tweetal technisch mutaties van € 10 mln. en € 0,7 mln. om de middelen voor eID en de voormalige middelen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) die per nota van wijziging naar de begroting van BZK zijn overgekomen op het juiste instrument te zetten. Bij 2e suppletoire begroting is de bijdrage van de investeringspost aan het programma Machtigen en Federatief stelsel (€ 2,2 mln.) op het juiste instrument gezet. Datzelfde geldt voor middelen (€ 1 mln.) die bestemd zijn voor opdracht voor eIDAS.

Logius werkt mee aan ontwikkelingen van ICT-voorzieningen die in beheer zijn bij dit agentschap en heeft hiervoor een bijdrage ontvangen. Het gaat om een bijdrage voor de programma’s eID en eIDAS en voor de ontwikkeling van DigiD Hoog met eRijbewijs en Mijn Overheid voor Ondernemers. Ook is een bijdrage verstrekt voor het koppelpunt met de Basisregistraties personen ten behoeve van de eIDAS verordening. De centrale voorziening voor de doorgeleiding van de buitenlandse authenticaties naar de Nederlandse overheidsdienstverleners is in 2018 gereedgekomen.

Als partner in de doorontwikkeling en innovatie van de digitale overheid en dan met name de digitale basisinfrastructuur, heeft Logius ook een bijdrage ontvangen uit de Investeringspost Digitale Overheid voor het Programma Machtigen en de ontwikkeling van een federatief berichtenstelsel. De bestemming van de Investeringspost wordt afgestemd via de governance van de digitale overheid (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 525).

Tot slot was € 0,9 mln. van het budget dat was overgeboekt van de Aanvullende Post, bestemd voor de ontwikkeling van eProcurement poort. Hiermee kunnen ondernemers e-facturen conform de nieuwe EU-norm ontvangen en verwerken. Dit project is in 2018 later gestart dan voorzien en zal in 2019 worden afgerond.

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)

Het agentschap RvIG heeft in het kader van de eIDAS verordening een BRP koppelpunt ontwikkeld en in 2018 een bijdrage ontvangen voor zowel de ontwikkeling als de beheer en exploitatie van deze voorziening. Het BRP koppelpunt koppelt de gegevens van elektronische inlogmiddelen van andere Lidstaten met de gegevens in de Basisregistratie Personen. Bij de 1e suppletoire begroting zijn hiervoor middelen overgeboekt.

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

Aan het agentschap UBR is een bijdrage verstrekt uit de Investeringspost voor de doorontwikkeling en innovatie van de digitale overheid. De bijdrage was bestemd voor de ontwikkeling van een Platform Openbare Overheidsinformatie. Deze ontwikkeling loopt in 2019 door. Het doel is om het ontsluiten van documenten op websites zoals op Rijksoverheid.nl en overheid.nl sterk te vereenvoudigen. Daarnaast is een bijdrage verstrekt voor de invoering van de nieuwe Bekendmakingswet. Deze opdracht zou oorspronkelijk deels bij Logius en deels bij UBR worden belegd maar uiteindelijk is ervoor gekozen om de opdracht geheel door UBR uit te laten voeren. Hierdoor vallen de kosten hoger uit en is bij Logius sprake van een onderbesteding.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Bij de 1e suppletoire begroting zijn middelen overgeboekt voor de inzet eIDAS. De RVO heeft een bijdrage ontvangen voor de realisatie en beheer en exploitatie van een koppelpunt om de Europese verordening eIDAS mogelijk te maken. Het koppelpunt is 2018 gerealiseerd. Verder is een bijdrage verstrekt in het kader van e-facturatie en heeft PIANOo, het Expertisecentrum Aanbesteden van de RVO een bijdrage ontvangen voor de ondersteuning van inkopers bij vraagstukken op het gebied van inkoop van open source software.

Bijdrage aan agentschappen algemeen

De Dienst Publiek en Communicatie heeft een bijdrage ontvangen voor de doorontwikkeling van Life Events en het programma Mens Centraal. Op Rijksoverheid.nl worden checklists aangeboden met een overzicht van wat door een burger moet worden geregeld bij belangrijke levensgebeurtenissen. De bijdrage is bedoeld ter verbetering van deze dienstverlening.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Kamer van Koophandel (KvK)

Bij 1e suppletoire begroting heeft een reallocatie plaatsgevonden van middelen die bij Nota van wijzigingen van EZK waren overgekomen, om deze op het juiste instrument te verantwoorden (€ 2,7 mln.).

De Kamer van Koophandel heeft een bijdrage ontvangen voor de ontwikkeling van MijnOverheid voor Ondernemers. Dit is een online omgeving waarmee ondernemers gemakkelijker hun gegevens kunnen uitwisselen met de overheid. Deze ontwikkeling is in volle gang.

Rijksdienst voor Wegverkeer (RDW)

De RDW heeft een bijdrage ontvangen voor de meerkosten voor het realiseren van rijbewijzen met een eID-applicatie. Deze worden sinds juni 2018 uitgegeven. Bij 2e suppletoire begroting heeft hiervoor een reallocatie van € 1,6 mln. plaatsgevonden om de inzet op het juiste instrument te kunnen verantwoorden.

Centraal Bureau voor Statistiek (CBS)

Het CBS heeft een bijdrage ontvangen voor de doorontwikkeling van een Open Datastelsel, waarmee open data van de overheid eenvoudiger vindbaar moeten worden voor (her)gebruik. De werkzaamheden worden begin 2019 afgerond. Daarnaast is een bijdrage verstrekt voor een experiment met digivaardigheid en een bijdrage voor onderzoek naar Algoritmen. De resultaten van het onderzoek zijn in december met de kamer gedeeld (Kamerstukken II 2017/18, 26 643, nr. 588).

Kadaster

Het kadaster heeft een bijdrage ontvangen voor het realiseren van een koppeling tussen Digimelding en het terugmeldsysteem van het Kadaster. De realisatie hiervoor loopt door in 2019.

Bijdragen aan ZBO/RWT’s algemeen

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen heeft een bijdrage ontvangen in het kader van de ontwikkeling van de Baseline Informatievoorziening Overheid die eind 2018 is opgeleverd.

Bijdragen aan medeoverheden

Gemeenten

Nederlanders, woonachtig in het buitenland, die beschikken over een geldig Nederlands reisdocument en een Burgerservicenummer (BSN), kunnen op een aantal logische plekken in Nederland (grensgemeenten en Schiphol) een DigiD aanvragen. Hiertoe heeft BZK met een aantal gemeenten hiertoe een convenant afgesloten. Op basis hiervan worden per geactiveerde DigiD een vergoeding betaalt. De desbetreffende gemeente stuurt hiervoor eenmaal per kwartaal een factuur op basis waarna de vergoeding wordt betaald. Tot slot is in 2018 gestart met de Proeftuin Behoorlijk Datagebruik (in de openbare ruimte). In Eindhoven en Groningen hebben eind 2018 de eerste dialoogtafels plaatsgevonden. Na afloop van de dialoogtafels begin 2019 zal een aantal essays worden geschreven waarin specifieke dilemma’s verder worden uitgediept. Hiervoor werken de desbetreffende gemeenten samen met het Ministerie van BZK. In het kader van deze samenwerking heeft de desbetreffende gemeente om een bijdrage in de kosten gevraagd. Hiervoor is een bijdragebeschikking opgesteld en de bijdrage is overgemaakt naar de bankrekening van desbetreffende gemeente.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een bijdrage ontvangen voor de uitgifte van DigiD’s in het buitenland. Verder is een bijdrage verstrekt in het kader van de ontwikkeling van een app voor de ondersteuning bij commissievergaderingen en een bijdrage in verband met de invoering van de Europese eIDAS verordening.

6.3 Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

Opdrachten

Beheer e-overheidsvoorzieningen

Bij 1e suppletoire begroting heeft een herschikking plaats gevonden om middelen die van het Ministerie van EZK zijn overgekomen op het juiste instrument te zetten (3,8 mln.).

De inzet betrof de opdracht aan ICTU voor het beheer van de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA). NORA maakt deel uit van de GDI en bevat de vigerende, breed geldende afspraken van de digitale overheid.

Officiële publicaties en wettenbank

Dit betrof de opdrachten aan Sdu voor elektronische publicaties zoals de Staatscourant en de Wettenbank op overheid.nl.

ICTU

ICTU heeft een bijdrage ontvangen voor de begeleiding van de stuurgroep Implementatiestrategie van de eDelivery. De voorziening eDelivery richt zich op een optimale en veilige, grensoverschrijdende digitale dienstverlening tussen Nederland en andere EU-lidstaten, zonder dat een burger of bedrijf daarvoor fysiek informatie moet ophalen of brengen. Dit project loopt door tot 2020.

Bijdragen aan agentschappen

Logius

In 2018 heeft hier bij de 1e suppletoire begroting een overboeking plaatsgevonden van de Aanvullende Post voor de GDI voor investeringsambities 2018 (€ 3,9 mln.) en voor compensatie doorbelasting GDI voorzieningen (€ 2,7 mln.). Daarnaast heeft een reallocatie plaatsgevonden voor de bijdrage aan UBR voor de Staatscourant en de Wettenbank. Bij 2e suppletoire begroting is € 1,8 mln. overgeboekt van de Aanvullende Post GDI voor de Berichtenbox voor bedrijven.

Logius heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer en de exploitatie van e-overheidsvoorzieningen die onderdeel uitmaken van de GDI. Dit betreft onder andere DigiD en DigiD Machtigen, MijnOverheid en de Stelselvoorzieningen Digikoppeling, Digimelding, Digilevering en Stelselcatalogus.

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)

Agentschap RvIG heeft een bijdrage ontvangen voor de beheervoorziening Burgerservicenummer.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

De RvO heeft een bijdrage ontvangen voor beheer en de exploitatie van e-overheidsvoorzieningen, die onderdeel uitmaken van de GDI, specifiek gericht op bedrijven. Dit betreft onder andere het Ondernemersplein, het Ondernemersforum Higherlevel, de Berichtenbox voor Bedrijven en regelhulpen. Een nadere toelichting op het Ondernemersplein, wordt gegeven bij de Kamer van Koophandel onder het instrument «Bijdrage aan ZBOs en RWT’s».

Agentschap Telecom (AT)

Bij 1e suppletoire begroting is de bijdrage voor AT verhoogd ivm toegenomen kosten voor het toetsen van wijzigingen in het Afsprakenstelsel Elektronische toegangsdiensten (ETD-stelsel). Het AT heeft een bijdrage ontvangen voor toezicht op het ETD-stelsel dat onderdeel is van de GDI. Dit is van belang voor het vertrouwen in het netwerk voor Elektronische Toegangsdiensten. Daarnaast is een extra bijdrage verstrekt voor een kwaliteitsimpuls voor de systemen en informatieveiligheid in de werkomgeving

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

Het Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP), onderdeel van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer van de Wettenbank, het open data portal en overheid.nl. Via deze portalen worden diverse elektronische publicaties en overheidsinformatie openbaar gemaakt. In verband met de toegenomen kosten voor het beheer en productie van de Staatscourant en de Wettenbank, is bij 1e suppletoire begroting het budget opgehoogd.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Kamer van Koophandel (KvK)

De KvK heeft een bijdrage ontvangen voor beheer en exploitatie van het Ondernemersplein. Het Ondernemersplein is een samenwerkingsverband van verschillende overheden, zoals de KvK, de RvO, de Belastingdienst, de VNG, het CBS en diverse andere overheden. Gezamenlijk ontsluiten zij informatie vanuit het perspectief van de ondernemer. Het Ondernemersplein wordt beheerd door de KvK.

Centraal Bureau voor Statistiek (CBS)

Het CBS heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer en de exploitatie van Standard Business Reporting waarmee rechtstreekse communicatie tussen systemen tussen aanleverende partijen enerzijds en Belastingdienst KvK, DUO en CBS mogelijk wordt. Vanaf 2018 deponeren middelgrote ondernemingen hun jaarstukken via SBR bij de Kamer van Koophandel en kunnen woningcorporaties via SBR hun prognosecijfers aan onder andere Aedes en het Ministerie van BZK aanleveren.

6.4 Burgerschap

Subsidies

Nationaal Comité 4/5 mei

Het Nationaal Comité 4 en 5 mei ontvangt jaarlijks een subsidie van € 106.000 voor het creëren van (meer) kennis en bewustzijn over democratie, grondrechten en actief burgerschap en de samenhang met het thema vrijheid bij burgers. Dit wordt jaarlijks op de 14 Bevrijdingsfestivals gerealiseerd via een deel van het inhoudelijke programma. De Bevrijdingsfestivals weten een groot en jong publiek in aanraking te laten komen met deze waarden en thema’s. Het Comité heeft zich met 2 incidentele subsidies meer specfiek gericht op leerlingen van het MBO en op het kiesrecht en verkiezingen.

ProDemos

ProDemos ontvangt jaarlijks een subsidie voor het overdragen van kennis over de democratische rechtsstaat, de werking van de instituties daarvan, de Grondwet en het constitutioneel bestel, het vergroten van vaardigheden om deel te nemen aan democratische processen en het bevorderen van actief democratisch burgerschap. Concreet doet ProDemos dit onder andere door middel van rondleidingen in het Haagsche politieke centrum, educatieve programma’s, bijeenkomsten, lezingen, debatten en trainingen. Deze activiteiten vinden niet alleen plaats in Den Haag, maar ook elders in het land. Jongeren zijn een belangrijke doelgroep van ProDemos.

Democratie

Ter versterking van de weerbaarheid van het bestuur zijn diverse incidentele subsidies verstrekt aan Nederlands Genootschap van Burgemeesters, Wethoudersvereniging, Stichting Dr. Hilda Verweij-Jonker en Universiteit van Amsterdam. Hiervoor zijn middelen gerealloceerd bij Augustusbrief tussen instrumenten van Democratie en bij Najaarsnota uit art. 7.2

Programma Burgerschap

In het kader van burgerschap van jongeren zijn incidentele subsidies verleend aan ProDemos ter bevordering van scholierenbezoek aan het parlement (€ 0,2 mln.) de Nationale Jeugdraad en aan Stichting Nederlands debat ter bevordering van debatvaardigheden van jongeren.

Vanuit het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie zijn subsidies verstrekt aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de beroepsverenigingen (van raadsleden, griffiers, burgemeesters, wethouders en gemeentesecretarissen) en andere partners om instrumenten te ontwikkelen en goede voorbeelden onder gemeenten te verspreiden ten behoeve van de versterking en vernieuwing van de lokale democratie en het lokaal bestuur. Hiervoor zijn middelen herschikt vanuit het instrument opdrachten van Programma Burgerschap

Opdrachten

Democratie

Ter versterking van het weerbaar bestuur hebben bij de Najaarsnota 23 gemeenten via het Gemeentefonds en Bonaire via het BES-fonds en een financiële impuls van elk € 120.000 ontvangen. Het betreft innoverende, domeinoverstijgende initiatieven die bijdragen aan één of meer van de drie sporen uit «Weerbaar bestuur», namelijk: (1) het versterken van de integriteit en veiligheid van politieke ambtsdragers, (2) het versterken van de preventieve bestuurlijke aanpak en maatschappelijke weerbaarheid en (3) het tegengaan van ondemocratische beïnvloeding. Hiervoor zijn extra middelen ter beschikking gesteld.

Vanuit het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie zijn verschillende opdrachten uitgevoerd voor methode- en instrumentontwikkeling en het delen van best practices met gemeenten ten behoeve van de versterking en vernieuwing van de lokale democratie. Zo is de Quick Scan Lokale Democratie ontwikkeld, waarmee gemeenten in kaart kunnen brengen hoe het staat met de lokale democratie in hun gemeente. De Quick Scan levert onder andere verbetertips op.

De veiligheid en integriteit van politieke ambtsdragers is onder andere bevorderd door een operationeel Netwerk Weerbaar Bestuur, zelfscan persoonlijke veiligheid, woningscan, trainingen, ondermijningsapp, medewerking aan de citydeal zicht op ondermijning en de ontwikkeling van een basisscan integriteit kandidaat-bestuurders. Om deze versterking van het weerbaar bestuur te kunnen uitvoeren zijn bij de 2e suppletoire begroting middelen gerealloceerd uit art. 6.4, 7.1 en 7.2.

Voor het tegengaan van antidemocratische tendensen is in 2018 samen met SZW, JenV, NCTV en de AIVD een afwegingskader problematisch gedrag ontwikkeld.11

Om de responsiviteit van de overheid te vergroten is in 2018 geïnvesteerd in de ontwikkeling van het handelingrepertoire van ambtenaren en bestuurders. Het gaat daarbij o.a. om handvatten voor het betrekken van burgers, het vormgeven van zeggenschap, het bieden van inspraak, het op een responsievere manier vormgeven van besluitvormingsprocessen en het voorkomen of oplossen van conflicten. In aansluiting op de doelstelling uit het Regeerakkoord om de regeldruk onder burgers merkbaar te verminderen is een programma in 2018 opgestart, met o.a. bijeenkomsten met maatschappelijke organisaties, een campagne om de begrijpelijkheid van de overheid te vergroten, en een aantal experimenten, onderzoeken en pilots om de toegankelijkheid van de overheid te verbeteren en de regeldruk onder jongeren te verminderen. Hiervoor is bij de 2e suppletoire begroting € 0,8 mln. herschikt uit Programma Burgerschap binnen het instrument opdrachten.

Programma Burgerschap

11 Provincies hebben via een decentralisatie-uitkering Provinciefonds een financiële impuls van in totaal € 1,1 mln. ontvangen (€ 100.000 per provincie), voor de uitvoering van de Actie-agenda vakantieparken.

Aan verschillende partijen zijn bijdragen verstrekt voor het uitvoeren van advies- en onderzoekopdrachten en het organiseren van bijeenkomsten ter versterking van de lokale democratie.

6.5 Reisdocumenten en basisadministratie personen

Opdrachten

Beleid Basisregistratie personen (BRP) en reisdocumenten

Bij 2e suppletoire begroting is € 6,9 mln. naar RvIG overgeheveld voor onder andere de uitvoering van de noodzakelijjke maatregelen die voortvloeien uit de Health Check BRP (Kamerstukken II 2017/18, 27 859, nr. 122).

Dit betreft onder andere uitgaven voor het pilotproject Registratie Eerste Verblijfadres met als doel om antwoord te geven op de vraag of de registratie van het eerste verblijfadres bijdraagt aan het zicht dat gemeenten hebben op de woonomstandigheden van niet-ingezetenen, en of de pilot bijdraagt aan de mogelijkheden om personen op tijd te wijzen op hun plicht tot inschrijving in de BRP. Vijf gemeenten nemen deel aan deze pilot.

Ook zijn hier de uitgaven voor de ondersteuning van de Commissie BRP op verantwoord. Verder gaat het om uitgaven ten behoeve van beleid BRP, zoals de organisatie van een conferentie rondom identiteit.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)

De bijdrage aan RvIG is bij 1e suppletoire begroting verhoogd in (€ 4,8 mln.) verband met een stijging van de kosten voor het regulier beheer en de exploitatie van de Basisregistratie Personen (BRP). Hier staan meer ontvangsten tegenover. Bij 2e suppletoire begroting is het budget verhoogd in verband met een afrekening voor het meerverbruik van de BRP in 2017 en hogere kosten in 2018 (€ 6,5 mln.). Daarnaast is het budget verhoogd voor de uitvoering van noodzakelijke maatregelen die voortvloeien uit de healthcheck BRP (€ 5,2 mln.).

RvIG heeft bijdragen ontvangen voor het beheer van de Basisregistratie Personen (de bevolkingsadministratie en registratie van niet-ingezetenen (RNI)), het meerverbruik van de BRP over 2017 en voor maatregelen die voortvloeien uit de health check BRP. Ook heeft de RvIG een bijdrage ontvangen voor het beheer van het stelsel van de Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba (PIVA-V) en de Sédula (officiële BES identiteitskaart). Verder verstrekt het agentschap RvIG namens het Ministerie van BZK een vergoeding aan de RNI-loketgemeenten voor inschrijving van niet-ingezetenen.

De overschrijding wordt veroorzaakt doordat het RvIG namens het Ministerie van BZK een vergoeding heeft betaald aan gemeenten voor de aanpassingen die zij moesten doen aan decentrale voorzieningen voor de BRP in het kader van het mogelijk maken van de registratie van levenloos geboren kinderen in de BRP. Ook heeft de RvIG een bijdrage ontvangen in verband met een aantal onderzoeken gericht op digitale identiteit en de inzet van innovatieve technieken. De beleidsinzet is technologische ontwikkelingen te gebruiken om de dienstverlening aan de burger verder te optimaliseren en de mogelijkheden voor fraude te minimaliseren.

Bijdragen aan medeoverheden

Gemeente Den Haag heeft een bijdrage ontvangen ten behoeve van de digitalisering van de gegevens uit het vestigingsregister. Den Haag is landelijke beheerder van dit register. Daarnaast heeft Saba een ondersteuningsbijdrage ontvangen voor het burgerzakenloket.

Ontvangsten

Dit betreft voornamelijk ontvangsten naar aanleiding van het afrekenen van uitbetaalde voorschotten aan ICTU, Logius, RvIG, UBR en de VNG en de extra ontvangsten in verband met de afrekening 2017 van het beheer van de BRP.

Artikel 7. Arbeidszaken overheid

A Algemene doelstelling

Een (compacte) overheid met voldoende en goed gekwalificeerde, integere medewerkers en politieke ambtsdragers tegen verantwoorde kosten.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor de werking van het stelsel waarin (organisaties van) werkgevers en werknemers in verschillende overheids- en onderwijssectoren afspraken over de collectieve arbeidsvoorwaarden maken. Dit is vastgelegd in de Ambtenarenwet, de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers en de Wet privatisering ABP. De Minister van BZK stimuleert de doorvertaling van kabinetsbeleid naar afspraken over arbeidsvoorwaarden in en tussen de sectoren. De Minister van BZK is tevens verantwoordelijk voor het arbeidsmarktbeleid in de publieke sector en werkt aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever alsmede het vergroten van de productiviteit.

De Minister van BZK staat voor een overheid die een aantrekkelijke werkgever is en goede medewerkers aantrekt. De kwaliteit van de publieke sector valt of staat met de input en inzet van haar bestuurders, ambtenaren en medewerkers, die binnen de publieke sector hun werk doen. Tegelijkertijd is het werken voor de overheid bijzonder, want de overheid heeft bijzondere taken. Dit vraagt om medewerkers die goed kunnen omgaan met de publieke taak en verantwoordelijkheid van de overheid. De publieke verantwoordelijkheid van de overheid vraagt om het tegengaan van bovenmatige topbeloningen in de (semi-)publieke sector. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het op de Wet Normering Topinkomens (WNT) gebaseerde stelsel dat hiervoor de grondslag biedt. De Minister van BZK creëert voorwaarden ter bescherming van klokkenluiders binnen de publieke sector.

De Minister van BZK is uitvoeringsverantwoordelijk voor de rechtspositionele regelingen van (voormalige) politieke ambtsdragers, de pensioen-regelingen van Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen, de (her-)benoemingen en ontslagen van onder andere burgemeesters, commissarissen der Koning en leden van de Raad van State, het decoratiestelsel en voor de toekenning van Koninklijke onderscheidingen.

C Beleidsconclusies

In 2018 zijn de conceptwetteksten voor de Aanpassingswetgeving Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) – na (formele) consultaties en een internetconsultatie – ter advisering naar de Raad van State verzonden. De Raad van State heeft blanco adviezen uitgebracht, waarna de wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer zijn aangeboden. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 14 december 2018 haar Verslag vastgesteld.

In het kader van de uitvoering en handhaving van de Wet Normering Topinkomens (WNT) is een drietal zaken bereikt. In april is het wetsvoorstel tegengaan ontwijking WNT aangekondigd. In oktober is het plan van aanpak voor de tweede wetsevaluatie naar de Tweede Kamer gestuurd. In december is de WNT-rapportage gepubliceerd, waarin ingegaan wordt op toezicht en handhaving van de WNT voor wat betreft de onder de Minister van BZK vallende instellingen.

In 2018 is de meerjarige aanpak realisatie banen arbeidsbeperkten geactualiseerd. Deze aanpak is nu toegesneden op de vereenvoudiging van de Wet Quotumregeling en Banenafspraak die de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft toegelicht in haar brief van 20 november 2018 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 137).

Subsidies Overlegstelsel

De subsidies aan de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO) en het Verbond Sector-werkgevers Overheid (VSO) worden per 1 januari 2021 beëindigd met een afbouw van twee jaar (Kamerstukken 2018/19, 35 000-VII-71).

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Art.nr. Verplichtingen: 40.415 33.972 23.326 29.068 27.379 27.317 62
Uitgaven: 35.396 35.019 29.118 28.566 26.403 27.317 – 914
7.1 Overheid als werkgever 12.304 12.998 10.870 12.159 9.887 10.114 – 227
Subsidies 6.079 7.914 7.135 7.121 6.600 5.635 965
Diverse subsidies 3.287 2.498 2.493 3.819 3.300 2.427 873
Programma Veilige Publieke Taak 732 729 0 0 0 0 0
Overlegstelsel 1.811 4.422 4.445 3.066 3.125 3.025 100
Internationaal 249 265 197 236 175 183 – 8
Opdrachten 6.225 5.084 3.728 5.038 2.606 4.479 – 1.873
Arbeidsmarktbeleid 5.355 4.427 3.211 4.242 2.150 3.806 – 1.656
Programma Veilige Publieke Taak 245 152 20 0 0 0 0
Zorg voor politieke ambtsdragers 625 505 497 796 456 673 – 217
Bijdrage aan agentschappen 0 0 0 0 13 0 13
Arbeidsmarktbeleid 0 0 0 0 13 0 13
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 0 0 7 0 0 0 0
Arbeidsmarktbeleid 0 0 7 0 0 0 0
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 0 0 0 0 668 0 668
Diverse bijdragen 0 0 0 0 668 0 668
7.2 Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen 23.092 22.021 18.248 16.407 16.516 17.203 – 687
Inkomensoverdrachten 7.594 7.920 5.815 5.428 6.687 7.782 – 1.095
Pensioenen en uitkeringen Politieke ambtsdragers 7.594 7.920 5.815 5.428 6.687 7.782 – 1.095
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 15.498 14.101 12.433 10.979 9.829 9.421 408
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) 15.498 14.101 12.433 10.979 9.829 9.421 408
Ontvangsten: 3.259 1.919 2.791 25 1.432 575 857

E Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

7.1 Overheid als werkgever

Subsidies

Diverse subsidies

Diverse partijen ontvingen subsidie ter bevordering van modern en goed werkgeverschap binnen de publieke sector op onderwerpen als instroom arbeidsbeperkten bij de overheid, integriteit, ambtelijk vakmanschap en productiviteitsontwikkeling publieke sector.

Door het subsidiëren van de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO), het Verbond Sector-werkgevers Overheid (VSO) en de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) is bijgedragen aan het in stand houden van een overlegstelsel inzake arbeidsmarktbeleid. Daarnaast worden, via het Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers, politieke ambtsdragers ondersteund bij integriteitskwesties.

Het European Institute of Public Administration in Maastricht ontving een subsidie ter bevordering van de kennis en vaardigheden van overheidswerknemers met betrekking tot de behandeling van vraagstukken inzake de Europese Unie.

Professionalisering en ondersteuning politieke ambtsdragers

In het kader van de professionalisering en ondersteuning van politieke ambtsdragers zijn zij in 2018 via hun beroepsverenigingen12 in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan opleidingen en trainingen en te werken aan versterking van hun kwaliteiten en vaardigheden (Kamerstukken II 2017/18, 34 775-VII, nr. 59).

In 2018 zijn bij de Voorjaarsnota extra middelen beschikbaar gesteld voor de doorontwikkeling van het scholings- en professionaliseringsaanbod en de digitale leeromgeving voor raadsleden, statenleden en Algemeen Bestuur-leden (AB) van de waterschappen. Er is functiegerichte scholing geboden en er zijn e-learningmodules beschikbaar gesteld.

Via het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie is een ondersteuningsaanbod voor gemeenteraden beschikbaar gesteld om met de hele raad te werken aan versterking van de lokale democratie en goede rolneming op actuele opgaven als grip op regionale samenwerking en omgaan met de Omgevingswet.

Nederland telt inmiddels meer dan 1.000 lokale politieke partijen zonder vertegenwoordiging in de Tweede Kamer. Om de ondersteuning van deze lokale partijen te verbeteren (in navolging van het rapport van de commissie Veeling over de evaluatie Wet financiering politieke partijen) is aan ProDemos subsidie verstrekt om een contactpunt voor lokale politieke partijen in te richten (Kamerstukken II 2018/19, 32 752, nr. 54).

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen

In 2018 is een subsidie toegekend aan de Code Verantwoordelijk Marktgedrag, die partijen in de schoonmaak-, catering-, beveiligings- en verhuisbranche oproept om aandacht te hebben voor werkdruk, kwaliteit van het werk, bejegening van werknemers en de verharding van marktverhoudingen.

Opdrachten

Arbeidsmarktbeleid

De Minister van BZK verleende in 2018 opdrachten ten behoeve van de implementatie van de normalisatie rechtspositie ambtenaren, de uitvoering en handhaving van de Wet Normering Topinkomens en beleidsondersteunend onderzoek, zoals het kennisprogramma ICTU.

Zorg voor politieke ambtsdragers

Hierin zijn opgenomen kostenposten die voortvloeien uit de ondersteuning van de primaire processen met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Deze hebben van zichzelf geen beleidsmatige doelen. Zo zijn er kosten gemaakt voor juridisch advies, softwaresystemen, assessments, sollicitatiekosten en medische begeleiding. De doelgroep bestaat voornamelijk uit burgemeesters en commissarissen van de Koning, of kandidaten voor die ambten. Ook zijn uitgaven gedaan om de jaarlijkse openstelling van de applicatie Verrekening nevenkomsten decentrale politieke ambtsdragers mogelijk te maken en voor de aansluiting van Appa-gerechtigden bij het Pensioenregister.

Om de zorg voor politieke ambtsdragers verder te verbeteren is de Tweede Kamer in 2018 geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie van nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van de rechtspositie van politieke ambtsdragers (Kamerstukken II 2017/18, 28 479, nr. 78).

Er is bij de 2e suppletoire begroting € 0,2 mln. gerealloceerd naar art. 6.4 ten behoeve van de versterking van weerbaar bestuur.

ICTU

In 2018 zijn aan ICTU bijdragen verstrekt voor de vernieuwing rijksbreed iKTO 2018 en een onderzoek naar klantraadleden. De afgelopen tien jaar heeft ICTU/InternetSpiegel het iKTO ontwikkeld en beheerd voor BZK. In de ontwerpbegroting van 2018 waren de bijdragen aan de ICTU begroot onder opdrachten. In de loop van 2018 is dit gecorrigeerd naar het juiste instrument.

7.2 Pensioenen, uitkering en benoemingsregelingen

Inkomensoverdracht

Pensioenen en uitkeringen politieke ambtsdragers

Het Ministerie van BZK is op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) verantwoordelijk voor de betaling van de pensioenen en uitkeringen van ministers en staatssecretarissen, de uitkeringen van waarnemend burgemeesters en de uitkeringen van (waarnemend) burgemeesters die betrokken zijn bij gemeentelijke herindeling.

De betalingen van de uitkeringen en pensioenen aan de genoemde politieke ambtsdragers zijn in 2018 uitgevoerd.

Er is bij de 2e suppletoire begroting € 1,1 mln. gerealloceerd naar art. 6.4 ten behoeve van de versterking van weerbaar bestuur.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)

Dit betreft de pensioenregelingen van (voormalige) Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op de teruggave van niet bestede subsidiemiddelen en de jaarlijkse verrekening voor de Garantiewet Surinaamse Pensioenen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 8. Kwaliteit Rijksdienst

A Algemene doelstelling

Het tot stand brengen van een moderne rijksoverheid met goede prestaties op het gebied van de Rijksbrede bedrijfsvoering, goed werkgeverschap, en management van de Rijksdienst van hoge kwaliteit.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft een beleidsontwikkelende en kaderstellende rol op het terrein van de organisatie en bedrijfsvoering van de Rijksdienst. De Minister van BZK bevordert eenheid in het Rijksbreed bedrijfsvoeringbeleid en is systeemverantwoordelijke op de terreinen personeel, organisatie, ICT, facilitaire dienstverlening, huisvesting en beveiliging. De Minister van BZK is daarnaast verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de ambtenaren werkzaam bij de sector Rijk, inclusief de modernisering van het werkgeverschap.

De Minister van BZK regisseert, in samenwerking met de andere ministers, de totstandkoming van kaders en brengt daarin meer samenhang aan, met als doel een beter bestuurbare, data gedreven en efficiëntere bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst. Binnen die kaders zijn de afzonderlijke ministers verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van hun eigen ministerie.

De uitgaven voor de bedrijfsvoering worden verantwoord door de individuele ministers, tenzij de taak is gecentraliseerd en het budget is overgeheveld. Op dit begrotingsartikel zijn middelen beschikbaar die de Minister van BZK inzet voor het invullen van zijn systeemverantwoordelijkheid ten aanzien van de bedrijfsvoering van het Rijk. Deze verantwoordelijkheid krijgt in de praktijk vorm door één of meer van de volgende componenten:

• Kaderstelling door het vastleggen van normen en standaarden;

• Monitoring door het volgen van de uitvoering in de praktijk;

• Het zo nodig plegen van interventies door het aanspreken van betrokkenen op de naleving van normen en standaarden of het aanpassen van de kaders aan de geconstateerde tekortkomingen.

Bovendien is de Minister van BZK werkgever voor de circa 90 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag.

Om de kwaliteit van de Rijksdienst te bevorderen, verzorgt Bureau Algemene Bestuursdienst (BABD) de werving en selectie en loopbaanbegeleiding voor (top)managers in Rijksdienst en bij de Nationale Politie. Tevens zorgt het bureau voor een gericht ontwikkelaanbod voor managers op het gebied van leiderschaps- en talentontwikkeling.

Bureau ABD ondersteunt de departementen bij de doelstelling om tenminste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw. Om de instroom van vrouwen in de ABD te vergroten, zorgt Bureau ABD er onder meer voor dat er voldoende zicht is op talent en managementpotentieel binnen de Rijksdienst. Daarnaast verleent het bureau diensten aan nieuwe doelgroepen, zoals publiekrechtelijke ZBO's en diverse gemeenten. Ook verzorgt Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.

C Beleidsconclusies

Vanaf de ontwerpbegroting 2019 kent de begroting van BZK een nieuwe begrotingsstructuur. In deze nieuwe begrotingsstructuur is beleidsartikel 8 samengevoegd met beleidsartikel 7. De middelen voor het begrotingsjaar 2019 en verder worden voortaan verantwoord op beleidsartikel 7.

In 2018 is het strategisch personeelsbeleid Rijk 2025 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2017/18, 31 490, nr. 243). De koers voor het personeelsbeleid bij het Rijk voor de komende jaren omvat zeven met elkaar samenhangende focuspunten. Eén van de opgaven die voor een grote (overheids)werkgever als het Rijk voorligt, is hoe het Rijk ook de komende jaren een aantrekkelijke werkgever blijft voor adequaat opgeleide en gemotiveerde medewerkers.

Ook in 2018 BABD) vacatureprocessen voor ambtenaren in de top van de Rijksdienst en bij de Nationale Politie, wat leidde tot 133 benoemingen. Daarbij ondersteunde Bureau ABD ook afgelopen jaar de departementen weer bij de doelstelling om tenminste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw. Op 31 december 2018 was 39% van de ABD-managers, 37% van de ABD-topmanagers en 31% van de ca. 90 managers op het hoogste niveau vrouw.

Hiernaast verzorgde het bureau loopbaanbegeleiding voor deze groep, o.a. door met iedere ABD’er minstens één loopbaangesprek per jaar te hebben.

Per 1 januari 2018 is de doelgroep van Bureau ABD uitgebreid naar alle lijnmanagers vanaf salarisschaal 15 en hoger. In 2018 is Bureau ABD daarom gestart om ook voor de nieuwe doelgroep een ontwikkelaanbod te ontwikkelen en aan te bieden, op basis van een inventarisatie van de leer- en ontwikkelbehoefte van deze groep.

Tot slot verzorgde Bureau ABD namens de Minister van BZK de werkgeverstaken voor de circa 90 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag. Ook verzorgde Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.

De Ministeries hebben op basis van de meerjaren-aanpak Banenafspraak eigen plannen van aanpak opgesteld waarin zij gebruik maakten van vier methodes: individuele instroom op werkprocessen in het ministerie via jobcarving en functiecreatie, groepsgewijze instroom op veelal facilitaire werkprocessen (via de rijksbrede organisatie Binnenwerk), samenwerking met leveranciers in inkoopcontracten en via inzet van social return on investment (Maatwerk voor mensen) en samenwerking met andere werkgevers.

In nauwe samenspraak met de betreffende (koepels van) werkgevers en de centrales van overheidspersoneel alsmede met uitvoeringsinstanties als het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV) en de Raad voor de rechtspraak heeft BZK onderzocht welke veranderingen de invoering van het private arbeidsrecht (Wet normalisering rechtpositie ambtenaren) met zich meebrengt voor de praktijk in het algemeen en het overlegstelsel in het bijzonder. Op basis van de bevindingen maken sectoren zelf (communicatie)plannen en draaiboeken, waarmee wordt bereikt dat de invoering in de verschillende sectoren zo soepel mogelijk verloopt.

In 2018 is het integraal klanttevredenheidsonderzoek (iKTO) uitgevoerd. Op basis van de uitkomsten van het iKTO zijn verbeteracties en actiepunten geformuleerd over flexibel werken, binnenklimaat en groen. Het iKTO-traject wordt in 2019 geëvalueerd.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Art.nr. Verplichtingen: 32.104 28.862 25.341 48.620 78.884 19.535 59.349
Uitgaven: 30.006 29.318 24.897 47.648 74.031 19.535 54.496
8.1 Kwaliteit Rijksdienst 30.006 29.318 24.897 47.648 74.031 19.535 54.496
Subsidies 3.641 3.680 3.600 3.600 3.600 3.650 – 50
Fysieke Werkomgeving Rijk 241 180 200 200 200 200 0
A&O-fonds 3.400 3.400 3.400 3.400 3.400 3.450 – 50
Subsidie Qiy 0 100 0 0 0 0 0
Opdrachten 8.015 11.556 9.399 9.931 6.873 7.422 – 549
Bedrijfsvoering Rijk 8.015 11.556 9.399 9.931 6.873 7.422 – 549
Bijdragen aan agentschappen 18.350 14.012 11.898 34.060 62.686 8.463 54.223
Doc-Direkt 5.257 0 0 0 0 0 0
FMHaaglanden 0 0 1.000 0 1.582 1.750 – 168
Logius 0 0 2.112 2.067 3.500 1.500 2.000
UBR 6.800 4.550 708 7.493 2.927 0 2.927
UBR lage loonschalen 0 2.750 1.223 0 0 0 0
UBR Arbeidsmarkt communicatie 6.293 6.013 5.755 6.709 7.416 5.213 2.203
Ridm Bedrijfsvoerings Rijk 0 699 100 0 0 0 0
P-Direkt 0 0 1.000 2.210 0 0 0
Rijkswaterstaat 0 0 0 200 0 0 0
DICTU 0 0 0 150 275 0 275
SSC-ICT 0 0 0 15.231 45.804 0 45.804
Bedrijfsvoering beleid 0 0 0 0 1.182 0 1.182
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 0 0 0 57 420 0 420
Bijdrage aan de VNG 0 0 0 54 0 0 0
Bedrijfsvoering Rijk 0 0 0 0 397 0 397
Bijdragen aan het CBS 0 0 0 3 23 0 23
Bijdragen aan andere Begrotingshoofdstukken 0 70 0 0 452 0 452
Bedrijfsvoering Rijk 0 70 0 0 452 0 452
Ontvangsten: 8.207 1.334 10.347 90.455 37.074 0 37.074

E Toelichting op de financiële instrumenten

8.1 Kwaliteit Rijksdienst

Uitgaven

Subsidies

Fysieke Werkomgeving Rijk

De Minister van BZK heeft in 2018 een subsidie verstrekt aan het kennisinstituut Center voor People and Buildings voor Fysieke werkomgeving Rijk. De Fysieke Werkomgeving Rijk (FWR) is een concept voor een werkomgeving voor rijksambtenaren dat flexibel, tijd- en plaats onafhankelijk (samen-)werken mogelijk maakt.

De subsidie is besteed aan het verder uitwerken van een model voor het berekenen van de gewenste verhoudingen tussen aantallen en grootte van vergaderzalen in een kantoor. De eerste versie van het model is gereed, deze versie wordt nader gevalideerd. Daarnaast is de werkomgeving in kantoren geëvalueerd. In dit kader is een belevings- en bezettingsgraadonderzoek uitgevoerd in het vernieuwde Rijkskantoor Rijnstraat 8.

A&O-fonds Rijk

De Minister van BZK verstrekte in 2018 een bijdrage aan het Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds Rijk in de vorm van een subsidie. Deze bijdrage is onderdeel van de cao-afspraken. Het fonds zet de subsidie in voor arbeidsmarktprojecten binnen het Rijk. Het beleidsverslag over de resultaten van de arbeidsmarktprojecten wordt uiterlijk juli 2019 opgeleverd.

Opdrachten

Bedrijfsvoering Rijk

Er zijn opdrachten verstrekt, onder andere aan ICTU voor het beheer van het Rijks ICT Dashboard, P-Direkt voor het programma Rijks Identitymanagement (RidM), Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) voor het beheer van Rijksidentificatienummers (RIN) en voor het ontwikkelen van cursussen voor de Rijksacademie voor Digitalisering en Informatisering Overheid (RADIO). De opstartfase van RADIO in 2018 duurde langer dan verwacht, wat heeft geleid tot een onderuitputting.

Naast onderuitputting bij de Algemene Bestuursdienst (ABD) (€ 0,4 mln.) zijn er binnen bedrijfsvoering Rijk een aantal projecten vertraagd als het gaat om rijksbrede opdrachten, Modernisering Openbaarmaking Overheidsinformatie (MOOI) en RADIO. Deze komen in 2019 tot betaling.

In 2018 zijn opdrachten verstrekt aan marktpartijen voor het doorontwikkelen van het Rijksinkoopstelsel, zoals het ontwikkelen van een digitaliseringsstrategie voor de rijksinkoop en voor het opstellen van een meerjarige personeelsplanning. Daarnaast zijn opdrachten verstrekt voor het actualiseren van de milieucriteria en voor het berekenen van de CO2-footprint van de Rijksbedrijfsvoering.

In 2018 zijn opdrachten verleend voor diverse beleidsthema’s in het kader van het personeelsbeleid Rijk, de implementatie van de normalisering rechtspositie rijksambtenaren en het aantrekken en behouden van medewerkers met een arbeidsbeperking.

Bijdragen aan agentschappen

FMHaaglanden

Het restant surplus eigen vermogen uit 2017 is in 2018 grotendeels ingezet voor verdere kwaliteitsverbetering.

Logius

Het agentschap Logius heeft een bijdrage ontvangen voor het gebruik van Digipoort door het Rijk voor het domein Electronisch Bestellen en Factureren (EBF). Dit dekt een deel van de kosten van Logius voor Digipoort. De rest van de kosten wordt gedekt door de departementen.

Logius heeft daarnaast van de eigenaar een bedrag van € 1,9 mln. ontvangen voor werkzaamheden MijnOverheid in 2014 die niet meer door de oorspronkelijke opdrachtgevers betaald kunnen worden.

UBR Arbeidsmarktcommunicatie

Het Expertisecentrum Organisatie & Personeel (EC O&P) van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) voert de rijksbrede arbeidsmarkt-communicatie uit. Daarnaast doen ze het functioneel beheer van de carrièresites overheid (CSO platform) en de regie over het technisch en applicatie-beheer.

Bij de 1e suppletoire begroting 2018 is een budget van ca. € 2,0 mln. gerealloceerd voor de HR ICT Rijksdienst. UBR heeft een bijdrage ontvangen vanuit het programma Versterking HR ICT Rijksdienst 2018–2021 voor onder andere de start van de eerste tranche van het Rijks Data Science programma, de derde lichting van het Rijks ICT Traineeprogramma en de opzet van twee rijksbrede massamediale arbeidsmarktcampagnes om het Rijk als aantrekkelijke ICT-werkgever te positioneren. Daarnaast heeft het Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening groot onderhoud gehad, waarmee de basis is gelegd voor het monitoren van HR-ICT-ontwikkelingen bij de Rijksdienst. Tot slot zijn twee eerdere pilots, het uitwisselen van CV’s van kansrijke ICT-kandidaten en het ICT-stagebureau waarbij vraag en aanbod van ICT-studenten rijksbreed aan elkaar worden gekoppeld, verder ontwikkeld en uitgebreid.

DICTU

In 2018 zijn aan DICTU bijdragen verstrekt voor het beheer van het Rijks ICT Dashboard. Het gaat hierbij o.a. om nieuwe wensen die gesteld zijn aan het Rijks ICT Dashboard, zowel om wensen voor de Principal Toolbox als voor de website www.rijksictdashboard.nl. Verder is de bijdrage besteed aan het «responsive maken» van het Rijks ICT Dashboard.

Bedrijfsvoering beleid (Klimaatenvelop)

Bij de 2e suppletoire begroting 2018 is er vanuit de klimaatenvelop budget beschikbaar gesteld. Uit de klimaatenvelop zijn bijdragen betaald aan verschillende agentschappen om projecten te stimuleren die tot doel hebben om via inkoop een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan de circulaire en CO2-arme economie. Zoals het verminderen van het aantal vervoersbewegingen tussen de ministeries in Den Haag via een logistieke hub. Ook is er gewerkt aan het verlagen van het energieverbruik en de CO2-uitstoot van Nederlandse ambassades.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Bijdrage aan CBS

In 2018 is aan het CBS een bijdrage verstrekt voor de ontwikkeling van een overheidsregister. Bij eerste suppletoire begroting 2018 is hiervoor budget overgeheveld.

Bijdrage ander begrotingshoofdstuk

Doorontwikkeling rijksbreed Strategisch Leveranciersmanagement

In 2018 is een bijdrage verstrekt aan het Ministerie van J&V voor doorontwikkeling van het rijksbrede programma Software Assetmanagement. Voor de versterking van het rijksbreed strategisch leveranciersmanagement wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Software Asset Management (SAM) binnen de Rijksdienst. Dit geeft inzicht in de software die binnen de Rijksdienst in gebruik is. Een rijksbreed programma ondersteunt de ministeries in de ontwikkeling van hun SAM, zodat de strategisch leveranciersmanagers een rijksbreed beeld krijgen.

Ontvangsten

Conform de Regeling Agentschappen dient het eigen vermogen van een agentschap binnen de daarvoor geldende bandbreedte tussen nihil en 5% (berekend over de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren tot een maximum van 5%) te worden gebracht. Conform deze regeling is bij 1e suppletoire begroting het surplus eigen vermogen afgeroomd bij P-Direkt (€ 0,7 mln.), FMH (€ 1,3 mln.) en RVB (€ 34,5 mln.).

Artikel 9. Uitvoering Rijksvastgoedbedrijf

A Algemene doelstelling

Uitvoering geven aan Rijksvastgoedbeleid door:

• Het verzorgen van de Rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor Rijkshuisvesting en het uitvoeren van het Rijkshuisvestingsbeleid;

• Het realiseren van een optimaal financieel resultaat en maatschappelijk rendement bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa van/voor het Rijk voor de realisatie van Rijksdoelstellingen, gerelateerd aan de strategische opgaven van het kabinet.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is, als opdrachtgever en uitvoerder, verantwoordelijk voor:

• De huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van AZ;

• De huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

• Het beheer en onderhoud van de monumenten die aan het RVB zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;

• De doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

Daarnaast is de Minister van BZK als uitvoerder op het terrein van Rijksvastgoed verantwoordelijk voor:

• Het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere ministers is gelegd;

• De vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.

• ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.

C Beleidsconclusies

De Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en de Koning hebben gezamenlijk de beschikking over circa 250.000 m2 bruto vloeroppervlak, waarop onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd. De renovatie van Huis ten Bosch is in 2018 nagenoeg afgerond. In 2018 is de renovatie van het Binnenhof verder voorbereid.

In 2018 heeft het Rijksvastgoedbedrijf de instandhoudingsplicht van nog een beperkt aantal monumenten met een erfgoedfunctie (MEF-monumenten), maar zonder huisvestingsfunctie vorm gegeven door bijvoorbeeld onderhoud aan het park van Huis Doorn en Jachtslot het Oude Loo.

In het kader van bijdragen aan (een doelmatige werking van de) rijkshuisvesting heeft het RVB diverse activiteiten gerealiseerd:

• In zijn brief van 29 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van BZK de Kamer de contouren geschetst van het Regionaal Ontwikkelprogramma, dat als doel heeft om rijksvastgoed in te zetten voor een optimaal financieel én maatschappelijk rendement, gerelateerd aan de strategische opgaven uit het Regeerakkoord (TK 2017–2018, 31 490, nr. 240). Als start van een Regionaal Ontwikkelprogramma is een eerste tranche aan projecten geselecteerd rondom duurzaamheid, woningbouw en sociaaleconomische kansen. De doelstellingen voortvloeiend uit de klimaatafspraken worden voor het rijksvastgoed geconcretiseerd aan de hand van routekaarten, die zich met name richten op het vergroten van de energieprestaties van de diverse vastgoedportefeuilles. De routekaart voor de kantorenportefeuille is gereed en in het verlengde daarvan gaat een programma van start voor het opwaarderen van de portefeuille naar energielabel A++ in de komende twintig jaar.

• Het Programma Groene Technologieën test innovatieve technologieën die bij kunnen dragen aan energiebesparing en CO2-vermindering in de rijkshuisvesting en brengt deze in gebruik. Op deze manier zorgt het Rijksvastgoedbedrijf ervoor dat innovaties sneller en goedkoper beschikbaar komen. In 2018 is op diverse vlakken geïnvesteerd. Zo is bijvoorbeeld een tweede testomgeving in Valkenburg aanbesteed, waar voornamelijk innovaties rond energieopwekking en energieopslag getest zullen worden. Daarnaast zijn een aantal projecten opgestart is in 2018 het ontwerptraject voor thermische energieopwekking uit oppervlaktewater bij het hoofdkantoor van Rijkswaterstaat in Westraven gestart en is de aanbestedingsprocedure voor de renovatie van de Herman Gorterpanden in Utrecht, begeleid door «Kantoor Vol Energie», gestart. Tot slot zijn er in 2018 ook resultaten geboekt bij onder meer het Kosovo tribunaal in Den Haag, waar circulaire remontabele units zijn gebruikt en zijn er in de Frederikskazerne in Den Haag op grotere schaal phase change materials aangebracht. Deze materialen zorgen voor tijdelijke energieopslag voor gebruik op een later moment.

• Het RVB heeft invulling gegeven aan professioneel opdrachtgeverschap door vanuit haar marktvisie te opereren. Het eerder inzicht geven aan de markt in de aankomende inkopen van het RVB, het meer (vroeg)tijdig betrekken van de markt, zorgvuldiger aanbesteden en in dialoog zijn met de markt over inkoopvormen en voorwaarden zijn hierbij trefwoorden geweest. Daarnaast is het RVB actief geweest op de Bouwcampus om zo haar opgaven als bijvoorbeeld het verduurzamen van haar bezittingen pre concurrentieel met de markt en kennisinstellingen te kunnen bespreken, om zo te komen tot een optimale marktbenadering.

• De Rijksbouwmeester maakt deel uit van het College van Rijksadviseurs (CRa), De werkzaamheden van het Atelier Rijksbouwmeester hebben in 2018 in het teken gestaan van «Panorama Nederland». Met dit Panorama heeft het CRa gewerkt aan een samenhangend perspectief voor de ruimtelijke inrichting van Nederland, dat laat zien hoe de grote maatschappelijke vraagstukken van nu de sleutel kunnen zijn voor structurele verbeteringen in de toekomst. Panorama Nederland bestaat uit een fysiek panorama en een publicatie waarin de keuzes en principes om daar te komen worden toegelicht. Het remontabele panaroma wordt in diverse steden ten toon gesteld. Daarnaast is de kwaliteit van de architectuur bevorderd bij het tot stand brengen, het wijzigen en het beheren van gebouwen, werken en terreinen waarover de zorg van het Rijksvastgoedbedrijf zich uitstrekt.

De uitvoering van het privaatrechtelijk beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere ministers is gelegd, is conform verwachtingen gerealiseerd.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2018 415 verkooptransacties afgehandeld. Daarbij is onder andere 252.608 m2 bruto vloeroppervlak aan rijkshuisvesting afgestoten. De totale opbrengst van de transacties bedroeg circa € 343 mln.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Art. nr. Verplichtingen: 163.108 221.781 170.868 102.003 115.700 111.579 4.121
Uitgaven: 162.415 220.862 167.431 105.319 117.433 111.579 5.854
9.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting 59.416 118.385 67.357 44.673 48.954 50.793 – 1.839
Bijdrage aan agentschappen 59.416 118.385 67.357 44.673 48.954 50.793 – 1.839
Bijdragen aan RVB voor huisv Koninklijkhuis, HoCoSta's en AZ 38.798 36.507 52.224 31.760 38.544 37.936 608
waarvan:
begroting I, de Koning1 15.129 11.686 13.130 15.513 – 2.383
begroting IIA, Tweede Kamer en Eerste Kamer 5.664 7.849 – 7.849
begroting IIB, Overige Hoge College's van Staat 8.453 8.668 – 8.668
begroting III, Ministerie van AZ 5.434 2.526 – 2.526
overig 523 25.414 3.380 22.034
RVB Bijdragen voor monumenten 11.328 73.224 7.161 5.344 3.811 5.651 – 1.840
RVB Bijdragen voor rijkshuisvesting 9.290 8.654 7.972 7.569 6.599 7.206 – 607
9.2 Beheer materiele activa 102.999 102.477 100.074 60.646 68.479 60.786 7.693
Opdrachten 14.682 17.316 13.829 4.779 7.462 4.779 2.683
Onderhoud en beheerkosten2 14.682 17.316 13.829 4.779 7.462 4.779 2.683
Bekostiging 64.233 63.726 65.497 44.142 49.296 44.641 4.655
Zakelijke lasten 64.233 63.726 65.497 44.142 49.296 44.641 4.655
Bijdrage aan agentschappen 24.084 21.435 20.748 11.725 11.721 11.366 355
RVB 24.084 21.435 20.748 11.725 11.721 11.366 355
Ontvangsten: 148.547 161.904 390.783 134.313 224.364 121.932 102.432

1 Tot en met de jaarverslag 2016 was de benaming van de regel «paleizen».

2 Tot en met de begroting 2017 was de benaming van de regel «Beheer en plankosten».

E Toelichting op de financiële instrumenten

9.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

Bijdrage aan agentschappen

Bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis, HoCoSta’s en AZ

Het betreft hier de kosten voor huisvesting van de Koning, van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken.

Specifieke toelichting huisvesting Koninklijk Huis

In mei 2015 heeft het kabinet naar aanleiding van de evaluatie van de begroting van de Koning besloten om de uitgaven die worden gedaan voor de Koning uitgebreider toe te lichten.

Hieronder volgt een nadere toelichting. Bij het jaarverslag van de Koning (I) is een extra-comptabele bijlage opgenomen waarin deze uitgaven ook worden gepresenteerd.

De bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken bedroeg in 2018 € 38,5 mln. Hiervan is € 13,1 mln. voor de paleizen. Dit bedrag is lager dan begroot, omdat kosten deels zijn doorgeschoven naar 2019.

Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten:

ten eerste heeft het Rijksvastgoedbedrijf circa € 5 mln. in rekening gebracht voor rente en afschrijvingen voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf;

vervolgens betreft het een vergoeding voor regulier dagelijks en planmatig onderhoud van circa € 4 mln. en tenslotte heeft BZK betalingen van circa € 4 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf verricht als vergoeding voor kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving, voor apparaatsinzet en voor heffingen.

Aan de Koning zijn paleis Huis ten Bosch, het Koninklijk Paleis Amsterdam en paleis Noordeinde ter beschikking gesteld. In 2018 heeft Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties € 13,1 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf vergoed voor gebruiksvergoeding en met name kleinere (onderhoud)projecten voor de paleizen.

Paleis Huis ten Bosch

De renovatie van Paleis Huis ten Bosch is in 2018 in uitvoering geweest.

Paleis Noordeinde

In 2018 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd.

Koninklijk Paleis Amsterdam

Het multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek naar de Burgerzaal is conform planning uitgevoerd en zal begin 2019 worden afgerond.

Overig

In 2018 is het verdelen van de kosten over de begrotingen IIA, IIB en III op basis van compartimenten losgelaten. Deze worden nu samengenomen onder de post overig.

RVB Bijdrage voor monumenten

De bijdrage betreft de kosten van onderhoud monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder huisvestingsfunctie.

RVB Bijdrage voor rijkshuisvesting

De begroting betreft met name de bekostiging van het Atelier Rijksbouwmeester, het programma Groene Technologieën en de coördinatie van het rijksopdrachtgeverschap in de bouw. De begroting is middels bevoorschotting gerealiseerd. Het verschil tussen bevoorschotting en realisatie wordt in jaar t+1 afgerekend.

9.2. Beheer materiële activa

De begroting voor het beheer materiële activa is middels bevoorschotting gerealiseerd. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt jaar t+1 afgerekend.

Opdrachten

Onderhoud en beheerkosten

De Onderhoud- en beheerkosten betreffen kosten voor onderhoud aan en beheer van onroerende zaken in het bezit van het Rijksvastgoedbedrijf voor zover het niet de rijkshuisvesting betreft. Het gaat daarbij dan om bijvoorbeeld energiekosten, bewakingskosten, transitiekosten en het onderhoud van het Staatsdomein op de Veluwe. Ook onder deze post vallen de onderhoudskosten van de pachtboerderijen die het RVB in beheer heeft. In 2018 zijn inventarisaties uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbest in daken en gevels van deze boerderijen en is onderzoek gedaan naar de stand van het onderhoud van de boerderijen (Aanhangsel van de Handelingen 2697, bij Kamerstukken II 2017/18).

In 2018 zijn in het kader van het grondbeheer van het RVB drie afkopen van zittende erfpachters voorzien van in totaal € 1,3 mln., met name in verband met de aanleg van windmolenparken. Daarnaast betreft het middelen die ten goede komen aan het verwijderen van asbest uitpachtboerderijen. Er is een wettelijke verplichting die asbest te verwijderen. De eigenaar doteert € 11,4 mln. voor de pachtboerderijen aan de voorziening asbest.

Bekostiging

Zakelijke lasten

Het gaat hier om de betaling van, door gemeenten en waterschappen opgelegde, belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat, zoals met name onroerendezaak-belasting (circa 80%) en waterschaps- en rioolheffingen (circa 20%), voor zover deze kosten niet zijn toegerekend aan de rijkshuisvesting (zie baten-lastenbegroting Rijksvastgoedbedrijf). De hogere realisatie komt voornamelijk door de afrekening van het voorschot over 2017.

Bijdrage aan agentschappen

RVB

Het betreft de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren. Het gaat hierbij met name om de verwerking van (erf)pachtcontracten, de verwerking van de zakelijke lasten en het beheren van onroerende zaken.

Ontvangsten

Voor alle ontvangsten geldt dat deze via bevoorschotting/afrekening met BZK worden verwerkt. Een verschil tussen begroting en realisatie wordt in jaar t+1 afgerekend.

Zakelijke lasten

Het betreft hier de terugbetalingen door de huurders van door het Rijksvastgoedbedrijf betaalde gebruikerslasten en de terugontvangsten van betaalde zakelijke lasten op basis van bij gemeenten ingediende bezwaarschriften; totaal € 3 mln.

Ingebruikgevingen

Het gaat hierbij om de ingebruikgeving van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot € 60 mln. inkomsten uit verpachting, huur en verhuur jachtgenot.

Vervreemding

Het betreft de vervreemding van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. Dit leidt tot € 69 mln. inkomsten uit vervreemding van met name agrarische onroerende zaken en van overige onroerende zaken.

Generale ontvangsten

Verkoop bodemmaterialen.

Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen, zoals zand à € 19 mln.

Veiling huurrechten benzinestations

Het betreft de ontvangsten, € 70 mln., uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.

Afrekeningen voorschotten 2017

Dit betreft ontvangsten (€ 2 mln.) naar aanleiding van het afrekenen van uitbetaalde voorschotten in 2017.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 11. Centraal apparaat

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van BZK met uitzondering van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) (zie artikel 2) en de agentschappen.

A Budgettaire gevolgen van beleid

Art.nr. Verplichtingen: 432.229 347.673 414.415 362.821 431.675 342.156 89.519
Uitgaven: 427.268 343.635 415.748 366.513 433.319 342.156 91.163
11.1 Apparaat (excl. AIVD) 427.268 343.635 415.748 366.513 433.319 342.156 91.163
Personele uitgaven 152.086 153.539 164.799 175.581 216.040 173.856 42.184
waarvan: Eigen personeel 144.994 144.658 155.327 167.527 198.271 164.255 34.016
waarvan: Externe inhuur 3.449 6.043 6.050 4.725 14.298 5.519 8.779
waarvan: Overig personeel 3.643 2.838 3.422 3.329 3.471 4.082 – 611
Materiële uitgaven 275.182 190.096 250.949 190.932 217.279 168.300 48.979
waarvan: Bijdrage SSO P-Direkt 0 67.019 65.287 0 0 0 0
waarvan: Bijdrage SSO's 239.016 88.476 159.330 177.366 199.074 152.965 46.109
waarvan: ICT 3.107 357 164 1.525 946 0 946
waarvan: Overig materieel 33.059 34.244 26.168 12.041 17.259 15.335 1.924
Ontvangsten: 92.442 95.921 95.359 81.708 45.253 15.280 29.973

B Toelichting op de financiële instrumenten

Personele uitgaven

De uitgaven aan eigen personeel en externe inhuur zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting toegenomen door:

– de overkomst van het dossier digitale overheid voor bedrijven vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK);

– de overkomst van de onderdelen ruimtelijke ordening en omgevingswet vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

– de middelen vanuit de aanvullende post voor wederopbouw voor de projectorganisatie voor Wederopbouw van de Bovenwindse Eilanden;

– het uitvoeren van de dienstverleningsafspraken tussen de diverse baten-lastenagentschappen van het Ministerie van BZK. De uitgaven waren hoger doordat een deel van de personele kosten uit de desaldering zijn bekostigd;

– de kosten voor onder andere eigen personeel in het kader van dienstverlening door Doc-Direkt aan notarissen voor archiefbewerking, -beheer, opslag en digitale documenthuishouding. De uitgaven waren niet hoger dan begroot, maar een deel wordt via tarieven bekostigd;

– loonontwikkeling eigen personeel door de afgesloten CAO en prijsontwikkeling van de uitgaven voor personele exploitatie;

– de kosten op externe inhuur zijn hoger door de overkomst van de Omgevingswet en het onderdeel Aan de Slag (ADS) vanuit Rijkswaterstaat (RWS).

Materiële uitgaven

Bijdrage SSO's

De realisatie op de regeling bijdrage SSO’s is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting toegenomen door:

– bijdragen van andere departementen en reallocaties vanuit onderdelen binnen het Ministerie van BZK voor het centraal opdrachtgeverschap van P-Direkt en FMH. Dit vanwege het huidige aantal individuele arbeidsrelaties bij het Rijk als gevolg van een hoger aantal werknemers. Na evaluatie van de centrale bekostiging van FMH wordt het budget verhoogd;

– bijdragen aan SSO’s van Doc-Direkt, die samenhangen met de inkomsten gedurende het jaar van overige departementen en derden (notariaat). De hogere uitgaven leiden ook tot hogere inkomsten, waardoor een deel van de uitgaven met de ontvangsten wordt gedekt. Dit wordt bij Voorjaarsnota verwerkt, waardoor nu de realisatie afwijkt van de begroting;

– uitgaven voor uitvoering van de Dienstverleningsafspraken 2018 (DVA) tussen de baten-lastenagentschappen waar inkomsten tegenover staan;

– loon- en prijsontwikkeling bij de SSO’s.

Ontvangsten

De realisatie ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is toegenomen door:

– inkomsten die Doc-Direkt gedurende het jaar heeft gehad van overige departementen en derden (notariaat). Deze inkomsten waren ter dekking van de personele en materiële uitgaven. De ontvangsten worden geboekt bij de Voorjaarsnota, wat leidt tot een jaarlijkse afwijking;

– ontvangsten van de Dienstverleningsovereenkomsten (DVA) 2018 voor de standaard dienstverlening aan de baten-lastenagentschappen. Deze ontvangsten worden jaarlijks bij 1e suppletoire toegevoegd.

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie 610.906 540.429 633.686 583.430 683.060 572.973 110.087
Kerndepartement 427.268 343.635 415.748 366.513 433.319 342.156 91.163
AIVD 183.638 196.794 217.938 216.917 249.741 230.817 18.924
Totaal apparaatskosten agentschappen 687.076 782.172 1.087.228 1.149.179 1.214.873 1.117.028 97.845
Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) 109.604 121.637 118.549 130.722 115.032 100.160 14.872
Logius 115.654 143.099 169.242 175.837 177.205 205.861 – 28.656
P-Direkt 58.703 63.187 69.970 71.324 78.522 76.247 2.275
Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) 126.364 133.926 183.768 199.791 232.415 203.160 29.255
FMHaaglanden 109.392 110.509 99.781 112.968 118.422 99.447 18.975
SSC-ICT Haaglanden 155.041 197.552 215.754 211.638 226.662 203.100 23.562
Rijksvastgoedbedrijf (RVB) 219.164 235.036 257.728 218.737 38.991
Dienst van de Huurcommissie (DHC) 12.318 12.262 11.000 11.863 8.887 10.316 – 1.429
Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT's 1.235 2.205 2.180 1.320
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) 1.235 1.281 1.338 1.320
Bureau Architectenregister 794 842
Referendumcommissie 130

Artikel 12. Algemeen

A Budgettaire gevolgen van beleid

Art.nr. Verplichtingen: 461 952 825 13.328 6.978 10.265 – 3.287
Uitgaven: 686 824 871 13.354 7.262 10.265 – 3.003
12.1 Algemeen 686 824 871 13.354 7.262 10.265 – 3.003
Subsidies 584 539 522 776 458 378 80
Diverse subsidies 408 366 349 603 408 378 30
Koninklijk Paleis Amsterdam 176 173 173 173 50 0 50
Opdrachten 102 285 349 662 885 962 – 77
Internationale Samenwerking 0 222 349 522 593 599 – 6
Diverse opdrachten 102 63 0 140 292 363 – 71
Bijdragen aan ZBO's / RWT's 0 0 0 13 19 0 19
Diverse bijdragen 0 0 0 13 19 0 19
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 0 0 0 11.903 5.900 8.925 – 3.025
J&V (H6) 25 0 25
Financiën en Nationale Schuld (Belastingdienst) 0 0 0 11.903 5.875 8.925 – 3.050
Ontvangsten: 0 0 0 1.500 5.924 0 5.924

B Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

De ontvangen voorlopige aanslag 2018 voor het Ministerie van BZK is betaald aan de Belastingdienst en was lager dan ingeschat.

Ontvangsten

Zoals gemeld bij 2e Suppletoire leidt de definitieve aangifte voor de VPB-aanslag 2016 voor het Ministerie van BZK tot een lagere vaststelling dan de eerder betaalde voorlopige aanslag. Het verschil is door de Belastingdienst overgemaakt aan het Ministerie van BZK.

Artikel 13. Nominaal en onvoorzien

A Budgettaire gevolgen van beleid

Art.nr. Verplichtingen: 0 0 0 0 0 6.112 – 6.112
Uitgaven: 0 0 0 0 0 6.112 – 6.112
13.1 Loonbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
waarvan: Programma 0 0 0 0 0 0 0
waarvan: Apparaat 0 0 0 0 0 0 0
13.2 Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
waarvan: Programma 0 0 0 0 0 0 0
waarvan: Apparaat 0 0 0 0 0 0 0
13.3 Onvoorzien 0 0 0 0 0 6.112 – 6.112
Ontvangsten: 0 0 0 0 0 0 0

Artikel 14. VUT-fonds

A Budgettaire gevolgen van beleid

Art. nr. Verplichtingen: 160.000 0 0 0 0 0 0
Uitgaven: 160.000 0 0 0 0 0 0
141 VUT-fonds 160.000 0 0 0 0 0
Ontvangsten: 409.712 741.290 51.007 0 0 0 0

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Paragraaf 1 – uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen

1. Rechtmatigheid

Overschrijding(en) rapporteringstolerantie(s) fouten en onzekerheden

Naleving van de wet- en regelgeving voor huurtoeslag

De uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoord op beleidsartikel 03 Woningmarkt van het begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Rijksbegrotingsvoorschriften schrijven voor dat – indien bij statistische steekproeven de maximale fout (inclusief de geconstateerde onzekerheid) de tolerantiegrens overschrijdt – de som van de meest waarschijnlijke fouten en/of onzekerheden wordt gerapporteerd in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het ministerie verantwoordelijk voor de uitvoering.

De maximale fout (inclusief de geconstateerde onzekerheid) in de uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag overschrijdt de rapporteringstolerantie voor het totaal van de uitgaven- en ontvangstenstroom in de verantwoordingsstaat van Hoofdstuk VII. De maximale fout blijft overigens wel onder de rapporteringstolerantie van beleidsartikel 03.

De som van de meest waarschijnlijke fouten en onzekerheden van de Huurtoeslag in deze uitgaven en ontvangsten bedraagt € 91,8 mln.

Voor de overige artikelen zijn bevindingen inzake de rechtmatigheid geconstateerd tot een bedrag van circa € 7,9 mln.

2. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

In het Auditrapport 2018 heeft de Auditdienst Rijk (ADR) aangegeven dat in bijna alle gevallen de niet-financiële informatie deugdelijk, ordelijk en controleerbaar tot stand is gekomen.

Verder heeft BZK in 2018 het proces van totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie herijkt. Hierbij is met name gekeken naar de wijze van inventariseren van niet-financiële informatie (wat is NFI) en het controleproces (verduidelijking controleprogramma). Doel van herijking was naast vereenvoudiging ook de bewustwording in de organisatie over het belang van een goede totstandkoming te vergroten. In zogenaamde «Bouwkeetsessies» hebben beleid, DG-control, FEZ en de ADR gezamenlijk het gehele proces doorlopen. Voor de bepaling van NFI en het vormen van dossier zijn ondersteunende criteria benoemd. Het controleprogramma is vereenvoudigd zonder afbreuk te doen aan controleerbaarheid van de totstandkoming. Met deze aanpak is een gestructureerde vereenvoudiging van het proces totstandkoming van de NFI bereikt.

Voor controle en sturing op de voortgang blijft BZK het eerder ontwikkelde stoplichtenmodel hanteren.

3. Financieel- en materieelbeheer

Onvolkomenheden over 2017 m.b.t. financieel en materieel beheer

Totstandkoming jaarverslagen

In 2018 heeft BZK een onvolkomenheid toegekend gekregen van de Algemene Rekenkamer (AR) naar aanleiding van de te late totstandkoming van de jaarverslagen van 2017. De overgang naar een nieuw financieel administratief systeem en de overgang naar het Financieel Diensten Centrum (FDC) maakten dat de situatie vorig jaar complex was. In 2018 was alles erop gericht om het jaarverslag op tijd, volledig en juist aan te leveren. Vanwege alle lopende werkzaamheden met betrekking tot het financieel beheer, onder andere vanuit de afronding van de conversies (zoals opgenomen in paragraaf 3), is beduidend eerder gestart met het kernteam jaarverslag om voor het einde van het jaar een vastgestelde beginbalans op te kunnen stellen. Na de Q2 afsluiting is er geïnvesteerd om de standaard dienstverlening van het FDC aan te laten sluiten op de informatiebehoefte van BZK. BZK is samen met het FDC opgetrokken om hierin een kwaliteitsslag te maken. Na de inventarisatie van het kernteam is er in september geconstateerd dat er nog diverse aanvullende en herstelwerkzaamheden moesten plaatsvinden. Hiertoe is er opgeschaald en is extra menskracht ingehuurd bij zowel BZK als bij het FDC. Het jaarverslag is door deze maatregelen dit jaar op tijd tot stand gekomen.

UBR EC O&P Inhuurdesk

De Inhuurdesk van UBR|EC O&P is verantwoordelijk voor een juiste en rechtmatige bemiddeling van inhuurvragen, op basis van raamovereenkomsten die door Inhuur Uitvoerings Centra binnen het Rijk zijn aanbesteed. In 2018 zijn de verbetermaatregelen zoals geadviseerd door de AR en ADR verder opgepakt. Deze verbetermaatregelen zijn met name gericht op het vastleggen van het proces tegenlezen en het uitvoeren van verbijzonderde interne controle. Binnen de Inhuurdesk UBR|EC O&P werd in 2018 extra aandacht besteed aan het thema rechtmatigheid middels een opleidingsprogramma gevolgd door alle adviseurs van de Inhuurdesk, het periodiek organiseren van strategische dagsessies en het opzetten van een werkgroep, waarbij het volgen en borgen van rechtmatige processtappen en 1e en 2e lijns controles centraal staan.

Inmiddels is het proces tegenlezen vastgelegd in het handboek administratieve organisatie en wordt aandacht besteed aan deugdelijke dossiervorming van bevindingen in dat proces. Het tegenlezen en screenen van dossiers is verplicht voor alle opdrachten. Ook is een verbijzonderde interne controle ingeregeld en met terugwerkende kracht voor geheel 2018 uitgevoerd waarbij op basis van risicoanalyse een aantal inhuurdossiers van aanvraag tot aan gunning worden doorgelicht.

De rapportages van zowel AR alsmede ADR bevestigen een verdergaande verbetering van de getroffen verbetermaatregelen in 2018. De genomen verbetermaatregelen zijn met name zichtbaar in het 2e halfjaar van 2018. Voornamelijk in het 1e halfjaar 2018 zijn door de interne controle en door de controle van de ADR in 2018 een aantal onrechtmatigheden en financieel beheer fouten aangetroffen. Dat heeft ultimo 2018 geleid tot verdere aanscherping van met name het tegenlezen/screenen waarmee in 2019 dergelijke onvolkomenheden tijdig worden gesignaleerd, gecorrigeerd en daarmee voorkomen kunnen worden.

4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Onvolkomenheden over 2017, niet zijnde van toepassing op financieel en materieel beheer

Informatiebeveiliging SSO Caribisch Nederland

De Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (SSO-CN) heeft in 2018 een verbeterplan opgesteld naar aanleiding van de ernstige onvolkomenheid die werd toegekend door de AR. In 2018 zijn er forse stappen gemaakt in het op orde brengen van de informatiebeveiliging. In september 2018 is door de Auditdienst Rijk (ADR) in opdracht van de CIO BZK een onderzoek uitgevoerd naar de realisatie van de voorgenomen verbetermaatregelen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek concludeert BZK dat de verbeteringen volgens plan worden uitgevoerd.

Een aandachtspunt bij SSO-CN is een tekort aan de capaciteit en expertise op het juiste niveau van de beheerorganisatie. Dit is een steeds terugkerend issue. Er zal in 2019 een onderzoek door een extern bureau plaatsvinden naar deze problematiek en naar de mogelijkheden om te zorgen dat de ICT-dienstverlening van de rijksdienst op de BES-eilanden blijvend op niveau is en voldoende is toegerust op toekomstige ontwikkelingen.

IT-beheer P-Direkt

De AR heeft over 2017 een onvolkomenheid toegekend aan het IT-beheer van de P-Direkt systemen. Op het gebied van IT-beheer zijn er vier bevindingen geconstateerd, waarvan twee in combinatie met de dienstverlening van SSC-ICT voor P-Direkt. De AR heeft aanbevolen om P-Direkt het productie- en gebruikersbeheer en SSC-ICT het gebruikersbeheer en de beveiliging en beheer van de IT-infrastructuur te laten verbeteren.

Ten aanzien van het productiebeheer heeft de ADR aangegeven dat de beheersing over het productieproces nog niet voldoende is, aangezien er onvoldoende vastlegging plaatsvindt van verrichte acties. In 2019 zal BZK over de aard en diepgang van de beheersmaatregelen afstemming zoeken met de ADR waarbij er meer oog komt voor de verschillende soorten systemen en uitzonderingen en de wijze waarop de ADR deze vervolgens toetst.

Het project om verbeteringen in het gebruikersbeheer door te voeren is in oktober 2018 afgerond. De ADR heeft extra controles uitgevoerd in de maand oktober en heeft op basis van aanvullende werkzaamheden grote verbeteringen geconstateerd. Als P-Direkt dit niveau ook behaalt in het controlejaar 2019 wordt de beheersingsdoelstelling bereikt.

De bevindingen ten aanzien van gebruikersbeheer en beveiliging van componenten slaan terug op SSC-ICT. Voor het verbeterplan ten aanzien van deze bevindingen is in 2018 een gezamenlijke planning opgesteld en is in oktober de uitvoering gestart. Het tempo van de implementatie wordt daarbij beïnvloed door de omvang en complexiteit van het P-Direkt landschap tezamen met de hoge beschikbaarheidseisen waardoor maatregelen getemporiseerd uitgerold dienen te worden. Desondanks is door de ADR aangegeven dat er na de start al grote verbeteringen zijn geconstateerd. De totale afronding van het verbeterplan wordt in het eerste kwartaal van 2019 verwacht. SSC-ICT is voornemens om kort na de afronding van het verbeterplan in een extra onderzoek de opzet van de twee beheerprocessen door de ADR te laten beoordelen.

Overige aandachtspunten over 2017

Wijzigingenbeheer P-Direkt

Het proces wijzigingenbeheer was in 2018 onvoldoende aantoonbaar beheerst. P-Direkt kende al twee methodieken om uitbreidingen en wijzigingen in de systemen te verwerken. Deze twee methodieken zijn voldoende uitontwikkeld in termen van taken/verantwoordelijkheden, functiescheiding en vastlegging. Begin 2018 is daar de nieuwe Agile/Scrum methodiek bijgekomen. De afspraken voor de vastleggingen van de stappen in het wijzigingsbeheerproces moeten worden aangescherpt, zodat achteraf eenvoudig kan worden aangetoond welke werkzaamheden zijn uitgevoerd en wie daar verantwoordelijk voor was. De verbeteracties zijn reeds in gang gezet.

Informatiebeveiliging BZK

Over het jaar 2017 heeft de AR als aandachtspunt meegegeven dat de capaciteit met betrekking tot het toezicht op informatiebeveiliging van het kerndepartement versterkt zou moeten worden. Vanaf medio 2018 is deze capaciteit verdubbeld. Omdat BZK een decentraal toezichtmodel hanteert onder regie van de CIO-BZK en daardoor de totale capaciteit meer is dan enkel is ondergebracht bij de CIO-staf, is het de verwachting dat deze uitbreiding voldoende is in relatie tot de opgave.

In 2018 is het BZK IB-beleid herzien en omgevormd tot een beleidskader Privacy- en informatiebescherming. Hierin is tevens een strategische IB-agenda opgenomen voor de periode 2019–2022. Hoewel al gedurende een groot deel van 2018 volgens dit kader werd gewerkt, wat onder andere tot uitdrukking komt in een uitbreiding van de PDCA-cyclus IB tot een PDCA-cyclus Privacy- en Informatiebescherming, is het stuk op 4 februari 2019 vastgesteld.

IT-beheer SSC-ICT

Uit de audits op de General IT Controls (GITC) van de door SSC-ICT beheerde informatiesystemen blijkt dat SSC-ICT op onderdelen nog onvoldoende inzicht weet te bieden in het functioneren van haar eigen beheerprocessen. Deze tekortkomingen in de GITC brengen mogelijk risico’s met zich mee voor de betrouwbaarheid van de financiële administratie bij haar klanten. SSC-ICT zal daarom verbetermaatregelen gaan uitvoeren op met name het gebied van wijzigingsbeheer, gebruikersbeheer en de beveiliging van componenten. Omdat het beheer van Leonardo als best practice wordt beschouwd, zal ook onderzocht worden in hoeverre dit framework ingezet kan worden binnen andere informatiesystemen.

UBR HIS

De AR concludeerde in haar Verantwoordingsonderzoek 2017 dat UBR|HIS in 2017 voldoende verbetermaatregelen heeft getroffen waardoor de eerder geconstateerde onvolkomenheid is opgelost. Wel is door de AR een aantal aanbevelingen gedaan, waaronder op het gebied van tegenlezen en het instellen van een verbijzonderde interne controle. De aanbeveling om een verbijzonderde interne controle in te stellen om de werking van het tegenlezen te toetsen is door UBR|HIS breder ingevuld dan alleen te focussen op volledigheid en rechtmatigheid. Een toegewijd en ter zake deskundige reviewt voorafgaand aan contractering. Bij het reviewen wordt ook de doelmatigheid en professionaliteit beoordeeld. Pas na een gezamenlijke positieve inhoudelijke beoordeling door het team van tegenlezers is sprake van definitieve gunning.

De uitkomsten van de controle door de ADR in 2018 waar diverse onrechtmatigheden zijn geconstateerd, geven echter aanleiding om het proces van tegenlezen nog verder te verbeteren. De aanbevelingen van de ADR om het tegenlezen zichtbaar vast te leggen en op basis van risicoanalyse het proces van tegenlezen uit te voeren wordt opgepakt door UBR|HIS. Ook het advies om op structurele wijze een verbijzonderde interne controle uit te voeren wordt meegenomen in de verbetermaatregelen.

Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

M&O- risico's en ontwikkelingen betreffende het M&O-beleid

BZK heeft ter voorkoming van Misbruik & Oneigenlijk (M&O) gebruik van subsidies een M&O-beleid vastgesteld en geïmplementeerd. BZK werkt volgens dit M&O-beleid en houdt het departementale M&O-register bij. BZK toetst bij subsidieverstrekkingen volgens een risicogerichte benadering. Het M&O-register wordt geraadpleegd bij alle nieuwe subsidieaanvragen, met het oog op de vraag of betrokkene is geregistreerd wegens (vermoedens van) misbruik of oneigenlijk gebruik van subsidie.

M&O-registers worden per organisatie bijgehouden. Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) voert een aantal subsidieregelingen uit voor BZK en houdt een eigen M&O-register bij. RVO levert periodiek rapportages over M&O-meldingen aan BZK.

Om de informatie-uitwisseling tussen departementen te verbeteren, wordt een centrale verwijsindex ontwikkeld. Een index, in beheer bij RVO, waar departementale informatie over misbruik en fraude wordt vermeld. Het doel ervan is informatie uitwisselen tussen departementen, met inachtneming van relevante privacywetgeving.

Grote lopende ICT-projecten

Het Ministerie van BZK rapporteert over alle projecten met een ICT component groter dan € 5 mln. op het rijksictdashboard.nl. Op basis hiervan rapporteert het ministerie over deze projecten aan de Tweede Kamer middels de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. De CIO-BZK monitort deze projecten conform de afspraken in het CIO-stelsel. Conform het «Handboek Portfoliomanagement Rijk voor projecten met een ICT-component van ten minste € 5 miljoen» wordt onder meer getoetst of een goede invulling gegeven wordt aan eisen zoals deze voortkomen uit regelgeving rondom privacy en beheermaatregelen. Indien daar in een project aanleiding voor is, worden gerichte aanwijzingen voor verbetering gegeven.

Gebruik open standaarden en open source software

Het Ministerie van BZK heeft in 2018 gehandeld conform artikel 3, eerste lid van de «Instructie rijksdienst bij aanschaf ICT-diensten of ICT-producten». Er zijn in de regel geen nieuwe ICT-diensten of -producten aangeschaft waarbij is afgeweken van de open standaarden op de «pas toe of leg uit»-lijst van het Forum Standaardisatie. Jaarlijks publiceert Logius in zijn online jaaroverzicht een overzicht van de toepassing van open standaarden binnen de Logius-producten met eventuele afwijkingen en toelichting.

Betaalgedrag

Het streefcijfer voor tijdig betalen is 95 procent van alle facturen binnen 30 dagen na datum van ontvangst van de factuur. Over 2018 bedraagt het percentage tijdig betaalde facturen van het BZK-kerndepartement inclusief AIVD 96,4%. In aanvulling op voorgaande jaren wordt het betaalgedrag van de SSO’s en agentschappen ook gepresenteerd:

SSC-ICT 92,0%
UBR 88,0%
FMH 96,0%
P-direkt 98,6%
RVB 85,3%
Logius 95,2%
DHC 95,2%
RvIG 96,3%

Het Rijksvastgoedbedrijf voldoet met 85,3% niet aan de Rijksbrede streefwaarde om 95% van de facturen binnen 30 dagen te betalen. Dit is met name het gevolg van de hiervoor beschreven overgang van SAP DVD naar Oracle per 1 januari 2018. Na de migratie was er sprake van een oplopend aantal inkoopfacturen zonder inkoopordernummer, waardoor deze niet konden worden afgehandeld. Deze facturen zijn alsnog voorzien van inkoopordernummers en verwerkt.

Ook UBR heeft de streefwaarde met een uiteindelijke realisatie van 88% niet gehaald. Het betaalgedrag van UBR wordt door Bv&F gemeten op basis van de gegevens in de bronsystemen. Hierbij is geconstateerd dat registratie van dispuutfacturen nog steeds verbeterd kan worden en dat bevoegde personen sneller de facturen kunnen goedkeuren. Met name het sneller goedkeuren van facturen heeft een positief effect op de betaalsnelheid. Vervanging van de bestelapplicatie met invulling van automatische matching is voorzien voor 1-1-2020. Door verbetering van doorlooptijden, automatisering van factuurcontrole en geautomatiseerde routing, verbetert het financieel beheer en daarmee ook de streefwaarde betaalsnelheid.

Het SSC-ICT voldoet met 92% ook niet aan de Rijksbrede streefwaarde. Voor het niet behalen van deze streefwaarde zijn veelal interne oorzaken verantwoordelijk. Zo wordt niet altijd tijdig de prestatieverklaring gegeven, waardoor het proces van ontvangst van de factuur tot aan de betaalbaarstelling vertraging oploopt. SSC-ICT zal in 2019 de afspraken over aanwezigheid van voldoende capaciteit ten behoeve van het afgeven van prestatieverklaringen nader onder de aandacht van het management brengen en strakker monitoren.

Audit Committee

Het Audit Committee (AC) van BZK is in 2018 vier maal bijeen gekomen. Het AC heeft drie externe leden, waarvan één tevens de voorzitter is. Er is meerdere malen gesproken over de voortgang op de onvolkomenheden toegekend door de Algemene Rekenkamer, de bevindingen van de ADR, de herijking van de P&C-cyclus en de herindeling van het ministerie als gevolg van het regeerakkoord. Op verzoek van het AC zal in 2019 de scope worden verbreed naar vraagstukken die op stelselniveau spelen waarbij ook aandacht moet blijven bestaan voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering. In 2019 zal het AC, conform de regeling audit committees van het rijk, geëvalueerd worden.

Departementale checks and balances

Om de interne organisatie en de kwaliteit van subsidie-instrumenten te bewaken en te verbeteren, heeft BZK vormen van checks and balances ingevoerd. Het Ministerie van BZK voert de volgende checks and balances uit:

• Beleidsdirecties werken met een procesbeschrijving volgens de subsidieregelgeving met een stappenplan. Verder zijn er diverse hulpmiddelen beschikbaar, zoals modelbeschikkingen en checklists.

• Beleidsdirecties krijgen decentrale financiële ondersteuning van de DG-bureaus.

• Subsidies werden in 2018 ter toetsing (ex ante check) voorgelegd aan de Expertise Commissie Subsidies (ECS) bij FEZ. ECS heeft daarin een adviserende rol en geeft voorlichting ter kennisdeling. ECS zal in 2019 geëvalueerd worden.

• Het Uniform Subsidie Kader (USK) vormt voor het subsidiebeleid het uitgangspunt. Het USK is gebaseerd op een aantal uitgangspunten, namelijk: proportionaliteit, sturing op prestaties en hoofdlijnen, uniformering en vereenvoudiging, en verantwoord vertrouwen.

• Het Ministerie van BZK hanteert naast het USK het Raamwerk Uitvoering Subsidies (RUS), waarin de subsidies(regelingen) worden gecategoriseerd in uitvoeringsvarianten.

Normenkader financieel beheer

Er zijn geen ontwikkelingen met betrekking op het normenkader te melden.

Paragraaf 3 – Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Herindelingen

Als gevolg van het regeerakkoord Rutte III hebben er meerdere herindelingen plaatsgevonden tussen BZK en de Ministeries van IenW, EZK en Defensie:

1. De invlechting van de WenR-begroting (HXVIII) in de BZK-begroting (HVII) per 1 januari 2018

Met ingang van 1 januari 2018 is de begroting van Wonen en Rijksdienst (HXVIII) vervallen en worden de beleidsartikelen, na verwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord (zie toelichting in nota van wijziging van Wonen en Rijksdienst), toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van BZK (HVII). Met het vervallen van de begroting van Wonen en Rijksdienst (HXVII) worden tevens de baten-lastenagentschappen toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van BZK (HVII).

2. De ontvlechting van de Kiesraad per 1 januari 2018

Naar aanleiding van de wijziging in de Comptabiliteitswet 2016 heeft de Kiesraad de status van college gekregen en diende daarmee een afzonderlijke (niet-departementale) begroting te krijgen. De wijziging heeft tot gevolg dat de Kiesraad bij het vaststellen van de ontwerpbegroting 2018 budgetneutraal is overgeheveld van HVII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar HIIB Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad.

3. De ontvlechting van de Kustwacht per 1 januari 2018

Tevens is de budgetverantwoordelijkheid voor de Kustwacht met ingang van het kabinet-Rutte III overgegaan naar de Minister van Defensie. Met ingang van 1 januari 2018 verviel de Kustwacht voor de begroting van Koninkrijksrelaties (HIV) en het BES fonds. Het budget voor de Kustwacht (artikel 1) werd toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van Defensie (HX, artikel 2). Ook is het budget voor het wisselkoersverschil van de luchtverkenningscapaciteit en het onderzoek naar de luchtverkenningscapaciteit vanuit artikel 7 toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van Defensie (X) artikel 2.

4. De invlechting van digitale overheid (EZK) per 1 januari 2018

Met ingang van 1 januari 2018 is het deel inzake digitale overheid voor bedrijven van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (HXIII) toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van BZK (HVII). Het betreft beleidsartikel 6 «Dienstverlenende en innovatieve overheid» van de begroting van BZK (HVII). De formatie die is overgekomen vanuit EZK is vastgesteld op 12,7 FTE.

5. De invlechting van ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke ordening (IenW) per 1 juli 2018

De Minister van BZK is met ingang van het kabinet-Rutte III beleidsverantwoordelijk voor de beleidsterreinen ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke ordening, met inbegrip van de wet op de Ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, de Omgevingswet en het Kadaster. Op 1 maart 2018 is het directoraat-generaal Bestuur, Ruimte en Wonen (DGBRW) ontstaan door samenvoeging van het toenmalige DG Bestuur en Wonen en de directie Ruimtelijke Ordening afkomstig van Ministerie van IenW. Op 1 maart 2018 is het nieuwe programmadirectoraat-generaal Omgevingswet (PDGOW) ontstaan door samenvoeging van de directies Eenvoudig Beter, Nationale Omgevingsvisie en Aan de Slag afkomstig van IenW. Ook is de projectdirectie Omgevingsrecht toegevoegd aan de stafdirectie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CZW). De voorbereiding van de herindeling en het in de BZK-organisatie opnemen van de overgekomen mensen hebben veel aandacht gevraagd in 2018. Dit geldt ook voor de conversie van de financiële administratie waarvoor diverse herstelwerkzaamheden moesten plaatsvinden. De formatie die van het Ministerie van IenW op 1 maart 2018 naar het Ministerie van BZK over is gegaan is vastgesteld op afgerond 188 FTE.

AVG

In 2018 is onder regie van CIO-BZK het departementale project uitgevoerd om te voldoen aan de verscherpte regelgeving op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens (AVG). Om in control te blijven op het gebied van de AVG is de bescherming van privacy opgenomen in de departementale plan-do-check-act (PDCA) cyclus. Hiermee is geborgd dat periodiek compliancy met de AVG wordt gecontroleerd, en eventueel wordt bijgestuurd. Tevens is geborgd dat compliancy met de AVG, naast de beveiliging van informatie, op het hoogste managementniveau binnen BZK wordt geagendeerd.

Onderzoek SSC-ICT

Momenteel wordt door KPMG onderzoek gedaan naar het functioneren van SSC-ICT. Dit onderzoek van KPMG bestaat uit twee fasen, waarbij de eerste fase zich richt op de interne organisatie. Deze eerste fase is inmiddels afgerond. KPMG heeft daarbij een aantal adviezen aan de directie van SSC-ICT gegeven, die tot doel hebben de executiekracht van SSC-ICT te bevorderen. In de tweede fase adviseert KPMG over het dienstverleningsprofiel van SSC-ICT en zal daartoe een ondernemingsplan opstellen. In het ondernemingsplan wordt tevens aandacht besteed aan de financiering van de dienstverlening van SSC-ICT. Naar verwachting wordt dat advies medio april 2019 door KPMG uitgebracht.

Softwarelicenties

Om het tekort aan licenties binnen haar verzorgingsgebied op te lossen, heeft SSC-ICT in 2017 een overeenkomst afgesloten met een softwareleverancier. Een deel van deze overeenkomst betreft, naast het oplossen van dit licentietekort, aanschaf van extra licenties die bestemd zijn voor toekomstige rijksbrede inzet. Alle licenties zijn tegen dezelfde rijksbrede condities afgenomen. Eind 2017 was de verwachting dat het eigen gebruik van het contract 20% zou bedragen. Een aantal ontwikkelingen heeft ertoe geleid dat het eigen gebruik is gedaald naar circa 9%. Daarom moet over boekjaar 2018 worden afgeschreven op deze licenties. Dit gegeven leidt tot een resultaatsverslechtering over 2018. Ook voor de toekomst is er geen garantie dat dit percentage stabiel is en kan het als gevolg van wijzigingen in dienstverlening en/of technologische ontwikkelingen verder wijzigen.

Rijksbrede informatiebeveiliging

BZK heeft haar reguliere monitoringsactiviteiten vanuit haar rijksbrede verantwoordelijkheid voor informatiebeveiliging in 2018 voortgezet. De AR constateerde over 2017 echter meer onvolkomenheden op het gebied van informatiebeveiliging bij de departementen. Deze bevindingen hebben, naast de eerdergenoemde uitbreiding van het coördinatiebesluit, geleid tot een intensivering van activiteiten op het gebied van informatiebeveiliging. Zoals ook in de Kamerbrief door de Minister aangegeven, is in 2018 ingezet op concrete beveiligingsmaatregelen om de feitelijke veiligheid van de Rijksdienst te verhogen. In 2018 zijn o.a. initiatieven opgezet om binnen de Rijksdienst organisaties sneller op het Nationaal Detectie Netwerk (NDN) aan te sluiten en er is een project gestart om te komen tot een nieuwe werkplek om staatsgeheime informatie beter te kunnen verwerken en te kunnen delen. Om ontwikkelingen tussen het veiligheidsdomein (cyber) en de bedrijfsvoering beter op elkaar aan te laten sluiten is het Strategisch Informatiebeveiligingsberaad opgericht. Ook de CISO’s van de departementen weten elkaar sinds 2018 structureel beter te vinden om kennis en expertise uit te wisselen in het interdepartementaal CISO-overleg. De eerste stappen zijn daarnaast gezet om een cyber security traineeship te starten binnen het Rijk.

VPB-plicht

Er is in augustus 2018 aangifte VPB 2016 gedaan. De Belastingdienst heeft nog geen definitieve aanslag opgelegd, omdat er momenteel nog gesprekken plaatsvinden. Eind 2018 is gestart met het beschrijven van de inrichting van het VPB-proces. Daarnaast is eind 2018 ook gestart het aangifteproces 2017.

Brandveiligheid

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft specifieke aandacht voor wettelijke verplichtingen waaronder de naleving van de brandveiligheidsvoorschriften en de wettelijke keuringen. Voor Defensie voert het RVB een brandveiligheidsprogramma uit om de legeringsgebouwen zo snel mogelijk op norm te brengen. Er is ook in 2018 intensief gewerkt aan het wegwerken van de opgelopen achterstanden voor wat betreft de keuringen en is er in 2018 een programma ingericht om de verbetermaatregelen structureel in te bedden in de organisatie.

Breedplaatvloerenproblematiek

Het RVB heeft onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van breedplaatvloeren in gebouwen in eigendom van het Rijk en Defensie. Daarbij is gekeken bij welke gebouwen sprake is van een mogelijk risico. Daar waar dat het geval is, is onderzocht of het risico zodanig is dat er direct maatregelen genomen moeten worden. In enkele gebouwen met breedplaatvloeren is dat het geval en zijn er maatregelen genomen om de veiligheidsrisico’s voor bewoners uit te kunnen sluiten. Zo zijn in het gebouw van het Ministerie van BZK en Justitie en Veiligheid aan de Turfmarkt 147 in Den Haag voor een aantal ruimten gebruiksbeperkingen van toepassing om de belasting op deze vloerdelen te verminderen. De bestuurder van JenV heeft daarop besloten uit voorzorg tijdelijk dergelijke ruimten te sluiten. Vanaf 2019 worden herstelprojecten gestart zodat de gebouwen met breedplaatvloeren weer zonder beperkingen te gebruiken zijn. De mate van herstel (en daaraan gekoppeld een inschatting van de daarmee gemoeide kosten) is mede afhankelijk van de rekenrekenregels die BZK naar verwachting in 2019 zal publiceren. Daarnaast zijn de oplossingen die de markt heeft bedacht van belang. Hiervoor vindt in 2019 een marktconsultatie plaats. Daarin vraagt het RVB gespecialiseerde leveranciers, bouwbedrijven en ingenieursbureaus kennis en ervaring te delen over methoden voor herstel. De wijze van herstel is maatwerk, per gebouw zal onderzocht worden welke herstelmaatregelen uitgevoerd moeten worden.

Implementatie WIV

De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 is op 1 mei 2018 in werking getreden. Hiermee is voldaan aan de belangrijkste aanbevelingen van de commissie-Dessens. Met de Wiv2017 zijn de bevoegdheden van de diensten gemoderniseerd en de waarborgen voor de privacy aanzienlijk verstevigd ten opzichte van de vorige wet. In aanloop naar de inwerkingtreding heeft de AIVD de nodige voorbereidingen getroffen. Na inwerkingtreding is gebleken dat de implementatie nog meer impact heeft dan bij totstandkoming van de wet is onderkend. Bovendien hebben de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) en de toezichthouder CTIVD na de inwerkingtreding geconstateerd dat verbetering noodzakelijk is van de kwaliteit van de verzoeken tot toestemming, de uitvoering van de zorgplicht, datareductie en onderzoeksopdracht gerichte interceptie.

Hierop heeft de AIVD extra maatregelen genomen om sturing en regie op dit proces te versterken en om zorgvuldig bij te houden of deze versterking het gewenste effect heeft. Hiertoe wordt ingezet op vier pijlers: de kwaliteit van de verzoeken tot toestemming, de uitvoering van de zorgplicht, datareductie en onderzoeksopdracht gerichte interceptie. De inspanningen van de AIVD voor de implementatie van de wet gaan daarmee onverminderd door.

C. JAARREKENING BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Totaal 5.244.722 5.455.381 668.894 6.007.089 5.951.401 1.343.470 762.367 496.020 674.576
Beleidsartikelen
1 Openbaar bestuur en democratie 28.920 28.920 21.965 40.314 37.196 25.025 11.394 8.276 3.060
2 Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst 249.167 249.167 12.714 260.757 265.091 16.233 11.590 15.924 3.519
3 Woningmarkt 4.157.089 4.157.089 487.000 4.511.926 4.518.316 957.719 354.837 361.227 470.719
4 Woonomgeving en bouw 52.486 247.486 91 231.354 176.053 470 178.868 – 71.433 379
5 Ruimte en omgeving 91.576 107.235 8.824 113.283 107.456 11.065 21.707 221 2.241
6 Dienstverlenende en innovatieve overheid 148.520 148.520 513 188.839 188.841 18.911 40.319 40.321 18.398
7 Arbeidszaken overheid 27.317 27.317 575 27.379 26.403 1.432 62 – 914 857
8 Kwaliteit Rijksdienst 19.535 19.535 0 78.884 74.031 37.074 59.349 54.496 37.074
9 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid 111.579 111.579 121.932 115.700 117.433 224.364 4.121 5.854 102.432
Niet beleidsartikelen
11 Centraal apparaat 342.156 342.156 15.280 431.675 433.319 45.253 89.519 91.163 29.973
12 Algemeen 10.265 10.265 0 6.978 7.262 5.924 – 3.287 – 3.003 5.924
13 Nominaal en onvoorzien 6.112 6.112 0 0 0 0 – 6.112 – 6.112 0
14 VUT-fonds 0 0 0 0 0 0 0 0 0

8. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT AGENTSCHAPPEN

Rijksdienst voor identiteitsgegevens
Totale baten 124.918 146.241 21.323 162.987
Totale lasten 124.918 138.361 13.443 156.247
Saldo van baten en lasten 0 7.880 7.880 6.740
Totale kapitaalontvangsten 7.000 0 – 7.000 0
Totale kapitaaluitgaven 12.433 1.281 – 11.152 – 7.401
Logius
Totale baten 206.331 179.029 – 27.302 180.150
Totale lasten 206.331 177.611 – 28.720 178.327
Saldo van baten en lasten 0 1.418 1.418 1.823
Totale kapitaalontvangsten 0 0 0 0
Totale kapitaaluitgaven 400 410 10 – 1.624
P-Direkt
Totale baten 91.069 93.170 2.101 88.969
Totale lasten 91.069 93.164 2.095 85.703
Saldo van baten en lasten 0 6 6 3.266
Totale kapitaalontvangsten 8.000 0 – 8.000 2.416
Totale kapitaaluitgaven 19.982 15.666 – 4.316 – 12.224
Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk
Totale baten 204.631 238.861 34.230 198.657
Totale lasten 204.631 238.647 34.016 201.584
Saldo van baten en lasten 0 214 214 – 2.927
Totale kapitaalontvangsten 0 3.611 3.611 7.462
Totale kapitaaluitgaven 1.527 1.465 – 62 – 2.169
FMHaaglanden
Totale baten 106.452 127.999 21.547 121.367
Totale lasten 106.452 124.325 17.873 119.923
Saldo van baten en lasten 0 3.674 3.674 1.444
Totale kapitaalontvangsten 4.200 4.373 173 2.273
Totale kapitaaluitgaven 8.106 9.239 1.133 – 15.257
SSC ICT
Totale baten 258.681 260.401 1.720 250.646
Totale lasten 258.681 285.373 26.692 288.350
Saldo van baten en lasten 0 – 24.972 – 24.972 – 37.704
Totale kapitaalontvangsten 30.000 80.923 50.923 108.590
Totale kapitaaluitgaven 85.331 107.620 22.289 – 123.701
Rijksvastgoedbedrijf
Totale baten 1.312.800 1.267.839 – 44.961 1.197.644
Totale lasten 1.312.800 1.256.669 – 56.131 1.143.502
Saldo van baten en lasten 0 11.170 11.170 54.142
Totale kapitaalontvangsten 575.775 723.653 147.878 427.743
Totale kapitaaluitgaven 771.043 1.082.787 311.744 – 700.157
Dienst van de Huurcommissie
Totale baten 13.214 10.320 – 2.894 15.183
Totale lasten 13.214 14.630 1.416 15.065
Saldo van baten en lasten 0 – 4.310 – 4.310 118
Totale kapitaalontvangsten 0 6.884 6.884 0
Totale kapitaaluitgaven 0 0 0 – 1.064

9. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP RIJKSDIENST VOOR IDENTITEITSGEGEVENS (RVIG) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) maakt een goed beheer en een juist gebruik mogelijk van persoonsgegevens en reisdocumenten in het Koninkrijk der Nederlanden. De missie van RvIG is het zorgen voor een betrouwbare registratie en levering van persoonsgegevens en reisdocumenten. RvIG streeft naar een hoog kwaliteitsniveau. Dat wil zeggen dat RvIG betrouwbaar, professioneel en relatiegericht werkt.

De visie van RvIG is: In een constant veranderende samenleving is de veiligheid en betrouwbaarheid van identiteitsgegevens van essentieel belang.

De doelstellingen van RvIG zijn:

• voor uitstekende dienstverlening.

• samen met ketenpartners.

• toekomstbestendig door innovatie voor burgers.

• zowel analoog als digitaal.

Basisregistratie Personen (BRP)

De belangrijkste speerpunten in 2018 waren:

• De aanpassing van het Logisch Ontwerp die de registratie van levenloos geboren kinderen in de Basisregistratie Personen (BRP) mogelijk maakt. De inwerkingtreding van de wetswijziging staat gepland op 3 februari 2019.

• Het geven van kennissessies dubbelinschrijvingen om de kwaliteit van de gegevens te vergroten. Tijdens deze kennissessies wordt ingegaan op hoe je een dubbelinschrijving voorkomt en hoe je een dubbelinschrijving kunt oplossen.

• Het bewerkstelligen van de toegangslaag RNI bij alle gemeenten. Bijna alle RNI-Loketgemeenten zijn nu aangesloten op de nieuwe toegangslaag, door de verhoging van de performance is de kwaliteit verbeterd. Ook is er aandacht voor de voortgang van de pilot Puntadres van de G4 en de toekomstverkenning BRP.

• Het in productie nemen van de Terugmeldvoorziening 2.0 (TMV 2.0).

Burgerservicenummer (BSN)

Het afgelopen jaar is gewerkt aan de volgende speerpunten:

• Het zorgdragen voor gedegen voorzieningen voor het stellen van verificatievragen over de identiteit van een persoon en over Nederlandse identiteitsdocumenten.

• Het beheer van het foutenmeldpunt voor het melden van vermoedens over BSN nummerfouten.

• Het beheren van voorzieningen met behulp waarvan algemene informatie beschikbaar wordt gesteld over het gebruik van BSN en de gegevensverwerking van gebruikers.

• Het beheren van de voorziening waar burgers met vragen en klachten over het gebruik van hun BSN terecht kunnen (BSN-punt).

• Het toezicht houden, via de functionaris voor de gegevensbescherming, op de verwerking van persoonsgegevens in verband met de uitvoering van de Wet algemene bepalingen BSN (Wabb).

Reisdocumenten

In 2018 is er een aantal verbeteringen ingezet:

– Het realiseren van het eerste plateau van het Meerjarenplan Reisdocumenten dat bijdraagt aan de realisatie van de Agenda Digitale Overheid (onderwerp: vernieuwing ICT-infrastructuur voor het aanvragen van paspoorten en identiteitskaarten). Het programma bevindt zich in de kwartiermakersfase. Hierin wordt gewerkt aan het programmaplan, projectplannen van de onderliggende projecten en een startarchitectuur. De startarchitectuur geeft o.a. inzicht in de huidige situatie, de situatie die door het programma wordt gerealiseerd en de inhoudelijke stappen om die situatie te verwezenlijken.

– Het starten van activiteitenin het project «Aanbesteding aanvraag- en productieproces Reisdocumenten».

– Het maken van een actuele raming voor de periode 2019–2023 van de verwachte daling van het aantal aangevraagde reisdocumenten. Daardoor is het mogelijk om met gebruikmaking van de egalisatiereserve te komen tot stabiele kostendekkende leges.

Caribisch Gebied

In samenwerking met het openbaar lichaam Sint Eustatius is het verbeteren van de bevolkingsadministratie opgestart.

Centraal meldpunt Identiteitsfraude

Het aantal meldingen bij het CMI komt in 2018 op 3.307 (in 2017: 2.965 en in 2016: 1.724), opnieuw een stijging maar iets minder groot dan voorgaande jaren. Er is een toename te constateren in Whatsapp fraude, in verschillende varianten. Dankzij de doorontwikkeling was het meldpunt in staat deze toename goed te verwerken.

Elektronische identiteit (eID(AS)stelsel)

Vanaf 1 november 2018 is RvIG de beheerder van het BRP-koppelpunt in het kader van het eID(AS)-stelsel. Het BRP-koppelpunt is een centrale voorziening die gebruik maakt van een aansluiting op de BV BSN. Het BRP-koppelpunt zorgt ervoor dat een Europese burger de mogelijkheid krijgt om met zijn erkende middel toegang te krijgen tot alle digitale onlinedienstverlening van publieke óf private organisaties met publieke taken.

Bedrijfsvoering

De exploitatie van de BRP is in 2018 gebaseerd op abonnementenstructuur. Binnen deze abonnementenstructuur is een onderverdeling in budgetfinanciering en tarieffinanciering. Onder de tarief gefinancierde berichten zijn 100 mln. berichten begroot en bij de budget gefinancierde zijn 200 mln. berichten begroot. De realisatie van de tarief gefinancierde berichten is ruim 3% hoger dan begroot. De realisatie van de budget gefinancierde berichten is ruim 14% hoger dan begroot. De oorzaak hiervan is dat een aantal afnemers de BRP meer heeft bevraagd dan geraamd waardoor sommige ook hun geraamde staffel hebben overschreden.

Tarieffinanciering 100.000 103.125 3.125
Budgetfinanciering 200.000 227.519 27.519
Totaal 300.000 330.644 30.644

In 2018 is de begroting voor de reisdocumenten gebaseerd op een levering van 1,9 mln. paspoorten waarvan 1,7 mln. paspoorten een geldigheid van 10 jaar hebben. Tevens is in de begroting rekening gehouden met 1,3 mln. Nederlandse identiteitskaarten, waarvan 1 mln. een geldigheid van 10 jaar hebben.

De realisatie van 5 en 10-jaar geldigheid paspoorten zijn respectievelijk 85% en 6% hoger dan begroot. Tevens zijn de realisatie van 5 en 10-jaar geldigheid identiteitskaarten respectievelijk 40% en 0,4% hoger dan begroot. De hogere realisatie van dit jaar en de jaren daarvoor was aanleiding de raming te actualiseren voor de komende vijf jaar (2019- 2023).

Paspoorten 5 jaar geldigheid 205 379 174
Paspoorten 10 jaar geldigheid 1.650 1.745 95
Identiteitskaarten 5 jaar geldigheid 257 359 102
Identiteitskaarten 10 jaar geldigheid 1.000 1.004 4
Totaal 3.112 3.487 375

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RvIG 2018

Baten
Omzet 124.918 146.241 21.323 162.987
– Omzet moederdepartement 26.399 37.824 11.425 42.746
– Omzet overige departementen
– Omzet derden 98.519 108.417 9.898 120.241
Rentebaten
Vrijval voorzieningen
Bijzondere baten
Totaal baten 124.918 146.241 21.323 162.987
Lasten
Apparaatskosten 100.160 115.032 14.872 130.722
– Personele kosten 15.155 19.447 4.292 17.410
Waarvan eigen personeel 11.742 13.459 1.717 13.664
Waarvan inhuur externen 3.413 5.988 2.575 3.746
Waarvan overige personele kosten
– Materiële kosten 85.005 95.585 10.580 113.312
Waarvan apparaat ICT 904 549 – 355 731
Waarvan bijdrage aan SSO's 665 60 – 605 83
Waarvan overige materiële kosten 83.436 94.976 11.540 112.498
Rentelasten 60 – 60 11
Afschrijvingskosten 3.487 1.281 – 2.206 4.301
– Materieel 3.487 910 – 2.577 3.930
Waarvan apparaat ICT 1.500 – 1.500
– Immaterieel 371 371 371
Overige lasten 21.211 22.048 837 21.213
– Dotaties voorzieningen 21.211 22.048 837 21.213
– Bijzondere lasten
Totaal lasten 124.918 138.361 13.443 156.247
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitvoering 7.880 6.740
waarvan te restitueren aan BRP gebruikers 7.471 4.737
waarvan te restitueren aan opdrachtgever Reisdoc. 409 2.003
Agentschapsdeel Vpb-lasten
Saldo baten en lasten 7.880 6.740

Toelichting

Omzet moederdepartement

De omzet is ruim € 11 mln. hoger dan de begroting. Dit komt doordat de activiteiten voor onder andere Landelijke aanpak adreskwaliteit, eNIK, BRPk en TMV niet in de begroting zijn opgenomen. Van het moederdepartement heeft RvIG ruim € 4,1 mln. meer ontvangen voor de budget gefinancierde afnemers.

Omzet Derden

De omzet derden bestaat uit het tarief gefinancierde BRP berichtenverkeer en de verstrekte reisdocumenten. De realisatie van de omzet reisdocumenten is hoger dan begroot. Dit komt doordat er meer reisdocumenten zijn verstrekt dan was begroot, Dit was aanleiding de raming te actualiseren voor de komende vijf jaar.

Personele kosten

De ambtelijke personele kosten zijn hoger dan het begroot. Dit komt o.a. door extra ambtelijk en extern personeel voor de projecten die niet opgenomen waren in de begroting. Tevens is een aantal vacatures ingevuld met extern ingehuurd personeel.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten de kosten voor overhead en de kosten die direct of indirect nodig zijn voor het realiseren van de producten van RvIG, zoals de kosten voor het berichtenverkeer of de productiekosten van de reisdocumenten. De materiële kosten zijn bijna € 10 mln. hoger dan begroot. Dit komt doordat er meer reisdocumenten zijn verstrekt waardoor de productiekosten hoger zijn en door de kosten van activiteiten die niet in de begroting waren opgenomen.

Afschrijvingskosten

De totale afschrijvingskosten zijn lager dan begroot. Dit komt door dat in 2018 minder geïnvesteerd is materiële vaste activa.

Dotatie voorzieningen

De opslag op tarieven van reisdocumenten voor volwassenen bedraagt in 2018 (vanaf de ingangsdatum van de wijziging van het Besluit paspoortgelden) € 9,72 voor een paspoort en € 8,09 voor een identiteitskaart. Uit de gerealiseerde opbrengst hiervan wordt er € 3,97 per aangevraagd paspoort voor een minderjarige en € 14,58 per aangevraagde identiteitskaart voor een minderjarige gebruikt voor de dekking van de hiervoor genoemde kosten. Het restant van de gerealiseerde opbrengst uit de opslag op de tarieven voor de reisdocumenten voor volwassenen wordt toegevoegd aan de egalisatierekening.

Resultaat

Over het jaar 2018 is een positief exploitatieresultaat behaald van bijna € 7,5 mln. bij het regulier beheer van de BRP. Conform Besluit Basisregistratie Personen (BRP) artikel 13 lid 3 wordt dit bedrag verrekend met de gebruikers van de BRP. Dit positieve resultaat is tot stand gekomen door hogere opbrengsten. Dit komt door dat de BRP meer is bevraagd.

Bij het beheer van de reisdocumenten is een positief exploitatieresultaat van ruim € 0,4 mln. behaald. Conform de dienstverleningsovereenkomst met de opdrachtgever van de reisdocumenten wordt dit bedrag gerestitueerd. Het positieve exploitatieresultaat wordt vooral veroorzaakt door meer omzet van de spoed reisdocumenten.

Balans per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)

Activa
Vaste activa 1.528 1.609
Immateriële vaste activa 332 703
Materiële vaste activa 1.196 906
– Grond en gebouwen
– Installaties en inventarissen 77 113
– Projecten in uitvoering
– Overige materiële vaste activa 1.119 711
– Overige materiële vaste activa in ontwikkeling 82
Vlottende activa 156.815 131.075
Voorraden en onderhanden projecten
Vorderingen 11.504 18.226
– Debiteuren 8.518 17.640
– Overige vorderingen en overlopende activa 2.986 586
Liquide middelen 145.311 112.849
Totaal activa 158.343 132.684
Passiva
Eigen Vermogen 5.400 5.400
– Exploitatiereserve 5.400 5.400
– Onverdeeld resultaat
Voorzieningen 111.338 89.291
Langlopende schulden
– Leningen bij het Ministerie van Financiën
Kortlopende schulden 41.605 37.993
– Crediteuren 10.987 9.384
– Schulden bij het Rijk
– Belastingen en premies sociale lasten
– Kortlopende deel leningen bij het Ministerie van Financiën
– Overige schulden en overlopende passiva 30.618 28.609
Totaal passiva 158.343 132.684

Toelichting

Immateriële vaste activa

Ten behoeve van de nieuwe infrastructuur worden door RvIG applicaties ontwikkeld. In 2018 heeft er geen investering plaatsgevonden.

Materiële vaste activa

Installaties en inventarissen

De investering in installaties betreft de eigen kantoorautomatisering. De kantoorautomatisering en de inventaris worden gefaciliteerd door FM-Haaglanden.

Overige materiële activa infrastructuur

RvIG beheert stelsels van identiteitsgegevens en zet daarvoor geautomatiseerde systemen in. Deze systemen werken op ICT-infrastructuur die bestaat uit hardware, software, datalijnen, technisch beheer, mensen en processen.

Debiteuren

De post debiteuren is als volgt opgebouwd:

• De totale vordering op het moederdepartement is € 2,4 mln. Hiervan heeft € 2,1 mln. betrekking op de BRP staffels (BZK en Logius) en € 0,2 mln. bijdrage van ICTU voor het project LAA.

• De totale vordering op andere ministeries van € 5,7 mln.

• De vordering op derden is €0,4 mln. heeft betrekking op de BRP staffels (waterschappen en pensioenverzekeraars).

Overige vorderingen en overlopende activa

De overige vorderingen en overlopende activa zijn:

– De nog te ontvangen bedragen moederdepartement van € 1,4 mln. bestaan o.a. uit de opdrachten eNIK, RNI en LAA.

– De nog te ontvangen bedragen derden ad € 1,6 mln. bestaan uit zijn betaalde facturen die in 2019 worden verrekend.

Liquide middelen

RvIG beschikt per 31 december 2018 over € 145 mln. aan liquide middelen.

De stand van de liquide middelen per 31 december 2018 is hoger dan aan het begin van het jaar 2018. De toename van de liquide middelen komt door de vorming van egalisatierekening ten behoeve van 10-jarige geldigheid van de reisdocumenten (zie post egalisatierekening € 22,0 mln.) en meer opbrengsten uit BRP staffels.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen is in 2018 bijna € 0,8 mln. lager dan de gemaximeerde omvang.

Voorzieningen

De opslag op tarieven van reisdocumenten voor volwassenen bedraagt in 2018 (vanaf de ingangsdatum van de wijziging van het Besluit paspoortgelden) € 9,72 voor een paspoort en € 8,09 voor een identiteitskaart. Uit de gerealiseerde opbrengst hiervan wordt er € 3,97 per aangevraagd paspoort voor een minderjarige en € 14,58 per aangevraagde identiteitskaart voor een minderjarige gebruikt voor de dekking van de hiervoor genoemde kosten. Het restant van de gerealiseerde opbrengst uit de opslag op de tarieven voor de reisdocumenten voor volwassenen wordt toegevoegd aan de egalisatierekening. In overleg met de opdrachtgever is afgesproken dat het resultaat van 2017 (€ 2 mln.) toegevoegd zal worden aan de egalisatierekening.

Crediteuren

De stand van de post crediteuren per 31 december 2018 is bijna € 11 mln.

Deze bestaat uit:

• De schuld aan moederdepartement € 1,9 mln. heeft betrekking op huisvestingskosten 2018. Deze wordt in januari 2019 voldaan.

• De facturen die nog betaald moeten worden aan andere ministeries worden in 2019 voldaan.

• De facturen die betrekking hebben op derden zijn de productiekosten van de reisdocumenten, maandelijkse berichtenkosten, licenties en de inhuur van externen.

Overige schulden en overlopende passiva

De overige verplichtingen en overlopende passiva bestaan uit:

• Nog te betalen bedragen van moederdepartement van ruim € 9,4 mln. bestaan uit vooruit ontvangen bedragen (o.a. CNL, BSN, CMI, BRPk, Healthcheck BRP).

• De nog te betalen bedragen aan andere ministeries van € 0,1 mln. zijn voornamelijk de bedragen die aan min. van EZ moeten betaald worden.

• De nog te betalen bedragen aan derden van ruim € 21 mln. worden in de loop van 2019 verrekend. Dit bedrag heeft o.a. betrekking op de schuld aan gebruikers BRP (dit bedrag wordt betrokken bij de bepaling van het toekomstige tarief) en schuld aan het personeel (reservering vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlofdagen).

Kasstroomoverzicht over 2018

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen 120.181 112.849 – 7.332
totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 124.918 169.058 44.140
totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) – 100.220 – 135.315 – 35.095
2. Totaal operationele kasstroom 24.698 33.743 9.045
totaal investeringen (–/–) – 7.000 – 1.281 5.719
totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
3. Totaal investeringskasstroom – 7.000 – 1.281 5.719
eenmalige uitkering aan moederdep. (–/–) – 3.433 3.433
eenmalige storting door moederdep. (+)
aflossingen op leningen (–/–) – 2.000 2.000
beroep op leenfaciliteit (+) 7.000 – 7.000
4. Totaal financieringskasstroom 1.567 – 1.567
5. Rekening-courant RHB 31 dec 2018 + depositorekeningen (1+2+3+4), maximale roodstand € 0,5 miljoen 139.446 145.311 5.865

Toelichting

De toenemende vraag naar paspoorten en dotatie egalisatierekening zorgen voor een hogere operationele kasstroom.

In 2018 heeft RvIG € 1,3 mln. geïnvesteerd. Deze investering bestaat uit: € 38K voor installaties en € 1,2 mln. voor infrastructuur. De overige investeringen in de infrastructuur zijn uitgesteld naar 2019.

In 2018 heeft geen afdracht plaatsgevonden uit het schommelfonds (schuld aan gebruikers BRP) aan het moederdepartement ten behoeve van operatie BRP, omdat operatie BRP is beëindigd.

In 2018 is er geen beroep gedaan op leenfaciliteiten. De leenfaliciteiten had betrekking op de voorgenomen investering in de nieuwe infrastructuur. Het is nog onzeker of zelf voor deze nieuwe infrastructuur wordt geïnvesteerd of door de externe partij die het beheer uitvoert.

Kostprijzen per product:
*BRP tarief klasse B (in euro's) 1.100 1.700 2.430 2.430 2.430
*Reisdocumenten
– Paspoort (in euro's) 5 jaar 21,20 21,20 21,31 21,31 21,31
– Paspoort (in euro's) 10 jaar 37,11 34,44 34,61 34,61 34,61
– Identiteitskaart (in euro's) 5 jaar 5,30 5,30 5,33 5,33 5,33
– Identiteitskaart (in euro's) 10 jaar 29,89 27,22 27,36 27,36 27,36
Omzet per productgroep:
*BRP 23.672 26.148 33.547 35.344 27.588
*Reisdocumenten 114.017 108.691 111.008 102.188 90.205
FTE totaal (excl. externe inhuur) 116 156 170 160 166
Saldo van baten en lasten (%) 0 0 0 0 0
Beschikbaarheid GBA netwerk 99,9% 100% 100% 100% 100%
Beschikbaarheid GBA V 100% 100% 100% 100% 99,9%
Responsetijd GBA V <3 sec <3 sec <3 sec <3 sec <3 sec
Beschikbaarheid basisregister 99,9% 100% 100% 100% 99,9%
Beschikbaarheid verificatieregister 99,9% 100% 100% 100% 99,9%
Betrouwbaarheid BSN 99,6% 100% 100% 100% 99,9%
Klanttevredenheid 7,4 n.v.t 7,4 n.v.t n.v.t
Doorlichting

Toelichting:

1. Kostprijzen per product

• Het werkelijke tarief van BRP is gelijk aan de begroting.

• De werkelijke kostprijs van de paspoorten en de identiteitskaarten zijn gelijk aan de begroting.

2. Omzet per productgroep

• De omzet BRP bestaat uit in rekening gebrachte staffels aan de afnemers van de BRP berichtenverkeer.

• De omzet van de reisdocumenten bestaat uit in rekening gebrachte rijksleges aan de uitgevende instanties.

3. In 2018 zijn er 6 FTE minder ingevuld dan was begroot.

4. In 2018 heeft geen klanttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden. Deze vindt om de twee jaar plaats.

10. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP LOGIUS PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

Logius is de dienst digitale overheid en onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Logius biedt voorzieningen en standaarden die alle overheidsorganisaties gebruiken in hun digitale dienstverlening. Burgers en bedrijven kennen ons van bijvoorbeeld DigiD, MijnOverheid en Digipoort. Dankzij deze diensten van Logius kunnen mensen digitaal hun belastingaangifte doen, kan een overheidsorganisatie digitaal post sturen en kan de Douane miljoenen berichten over inkomende en uitgaande goederen verwerken. Met onze producten zorgen we voor een veilige toegang en gegevensuitwisseling binnen de digitale overheid. Zo helpen we overheid, bedrijven en burgers om snel, eenvoudig en veilig met elkaar te communiceren. Doordat we de voorzieningen voor de digitale overheid centraal beheren, dragen we bij aan de kostenbesparing voor de overheid. Het merendeel van de voorzieningen die bij Logius in beheer zijn vallen onder de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) van de Nederlandse overheid.

Speerpunten

Organisatie in ontwikkeling

In mei 2018 is Logius de doorontwikkeling van de organisatie gestart. Het doel is in onze dienstverlening burgers en bedrijven als eindgebruiker meer centraal te zetten. Voor Logius betekent dit dat we de komende jaren investeren in een nieuwe werkwijze die meer flexibiliteit oplevert. Zowel in de diensten die we leveren, als in de wijze waarop we werken. Dit doen we samen met mensen en organisaties om ons heen én vanuit onze opgebouwde ervaring en visie op hoe de digitale overheid werkt in de praktijk.

Per 1 januari 2019 is een nieuw organisatiemodel, de nieuwe organisatiestructuur en de nieuwe werkwijze gebaseerd op Scaled Agile Framework (SAFe) ingevoerd en operationeel geworden. Op de SAFe-werkwijze wordt gefaseerd overgegaan.

Ontwikkelingen bekostiging

Het kabinet heeft in februari 2017 besloten de exploitatiekosten van de GDI-voorzieningen door te belasten aan de publieke en private organisaties die de voorzieningen gebruiken in hun dienstverlening aan burgers en bedrijven. Vanaf 2018 is dit ingevoerd voor de voorzieningen DigiD, MijnOverheid en Digipoort. Doorbelasting van kosten aan afnemers heeft grote gevolgen voor Logius. We hebben in 2018 voorbereidingen getroffen om de doorbelasting van alle overige GDI-voorzieningen in 2019 te voeren.

Ontwikkelingen voorzieningen

De omzet 2018 is met € 179 mln. vrijwel gelijk aan de omzet 2017 van € 180 mln. Logius heeft in 2018 klantraden georganiseerd waar afnemers spreken over de besluitvorming binnen scope van vastgestelde beleidskaders rondom beheer en exploitatie (B&E) en het meerjaren programmaplan. Daarmee wordt gestreefd naar afgewogen, integrale en transparante besluitvorming over B&E en het continu up-to-date houden van de Logius voorzieningen.

Baten
Omzet 206.331 178.472 – 27.859 179.756
– Omzet moederdepartement 61.643 70.907 9.264 108.616
– Omzet overige departementen 88.425 87.486 – 939 68.070
– Omzet derden 56.263 20.079 – 36.184 3.070
Rentebaten 0 0 0 0
Vrijval voorzieningen 0 65 65 0
Bijzondere baten 0 492 492 394
Totaal baten 206.331 179.029 – 27.302 180.150
Lasten
Apparaatskosten 205.861 177.205 – 28.656 175.837
– Personele kosten 68.738 54.667 – 14.070 52.968
Waarvan eigen personeel 31.136 26.541 – 4.595 24.667
Waarvan inhuur externen 35.333 26.416 – 8.917 26.773
Waarvan overige personele kosten 2.268 1.711 – 557 1.528
– Materiële kosten 137.124 122.538 – 14.586 122.869
Waarvan apparaat ICT 4.132 3.648 – 484 3.415
Waarvan bijdrage aan SSO's 129 131 2 115
Waarvan overige materiële kosten 132.863 118.759 – 14.104 119.339
Rentelasten 0 0 0 0
Afschrijvingskosten 470 406 – 64 763
– Materieel 470 406 – 64 763
Waarvan apparaat ICT 0 4 4 0
– Immaterieel 0 0 0 0
Overige lasten 0 0 0 1.727
– Dotaties voorzieningen 0 0 1.727
– Bijzondere lasten 0
Totaal lasten 206.331 177.611 – 28.720 178.327
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 1.418 1.418 1.823
Agentschapsdeel Vpb-lasten 0 0 0
Saldo van baten en lasten 0 1.418 1.418 1.823

Toelichting

Omzet moederdepartement, overige departementen en derden

Hieronder is een tabel opgenomen met een uitsplitsing van de omzetten. Projecten met een realisatiewaarde lager dan € 2,0 mln. zijn opgenomen bij overige projecten. De omzet overige projecten ad € 20,2 mln. bestaat uit 44 voorzieningen, projecten en programma’s, waaronder Globe transitie, netwerkvoorzieningen rijk, Stelselvoorzieningen DO, Financiële stromen, Programma machtigen, Sourcing KIS/EASI, Ontzorging DO, MijnOverheid DO, BSNK, eIDAS, PKIOverheid en overige voorzieningen en projecten.

MijnOverheid B&E 2.339 19.079 7.631 29.049
DigiD B&E 4.412 14.304 8.033 26.749
SBR 685 18.775 2.969 22.428
Handel en Transport 12.961 12.961
Maritiem Single Window (MSW) 11.560 11.560
DigiD Machtigen B&E 10.365 688 11.053
Stelselvoorzieningen B&E 10.373 10.373
eID B&E 8.703 8.703
DigiD Hoog 2018 5.270 5.270
Haagse Ring B&E 2.773 1.978 10 4.761
EBF-BVV (eProcurement) 4.713 4.713
DigiInkoop EPV 250 3.197 3.448
E-Herkenning B&E 3.143 – 127 3.016
DigiD Hoog 2.105 2.105
Bureau Forum en Standaardisatie (BFS) 1.400 630 6 2.037
Overige projecten 14.376 4.441 1.430 20.248
Totaal 70.907 87.487 20.079 178.472

Op totaalniveau komt de realisatie van de omzet € 27,9 mln. lager uit dan begroot. Afwijkingen ten opzichte van de begroting komen voort uit:

– Opdrachtovereenkomsten met afwijkende werkzaamheden en budgetten;

– Begrote opdrachten die niet zijn doorgegaan;

– Extra opdrachten;

– Afwijkingen in de realisatie.

Ook de voorzieningen DigiD,MijnOverheid en Digipoort die nu worden doorbelast aan de publieke- en private organisatie worden afgerekend op basis van werkelijke kosten.

De grootste onderuitputting is zichtbaar bij de projecten MijnOverheid Beheer & Exploitatie (€ 7,8 mln.), DigiD Beheer & Exploitatie (€ 5,1 mln.), eID Beheer & Exploitatie (€ 3,1 mln.), DigiD Hoog (€ 2,8 mln.) en DigiD Machtigen Beheer & Exploitatie (€ 2,0 mln.).

Voor MijnOverheid Beheer & Exploitatie is € 36,9 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 29 mln. De onderuitputting bedraagt € 7,8 mln. Dit wordt veroorzaakt door onder andere € 2,2 mln. lager ingezette capaciteit, € 1,5 mln. minder BTW-teruggave, € 1,2 mln. lagere kosten als gevolg van minder authenticaties DigiD, € 1,2 mln. lagere kosten voor applicatiebeheer en € 0,6 mln. minder BRP-bevragingen.

Voor DigiD Beheer & Exploiatie is € 31,8 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 26,7 mln. Ter voorkoming van dubbele kosten is de realisatie DigiD exclusief de kosten voor authenticaties die zijn doorbelast aan MijnOverheid. Dit betreft een bedrag van € 2,5 mln. Daarnaast is in de begroting geen rekening gehouden met een BTW-teruggave van € 1,2 mln.

Voor eID Beheer & Exploitatie is € 11,8 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 8,7 mln. De onderuitputting ad € 3,1 mln. wordt met name veroorzaakt door lagere kosten voor de beheer en exploitatie van het BSN koppelregister. Dit kan enerzijds worden verklaard door lagere capaciteitskosten doordat onder andere de geplande inzet voor het inrichten van de helpdesk voor een het project Ontzorging niet nodig was. Anderzijds zijn de kosten voor generieke dienstverlening en voor infrastructuur lager uitgevallen.

Voor DigiD Hoog is € 10,2 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 7,4 mln. De onderuitputting ad € 2,8 mln. wordt veroorzaakt door besluitvorming om de doorontwikkeling van DigiD te herprioriteren. In de doorontwikkeling van DigiD is voorrang verleend aan de werkzaamheden om het gebruik van DigiD Substantieel te verbreden boven de afronding van DigiD Hoog. Als gevolg van dit besluit is een deel van de werkzaamheden voor DigiD Hoog verschoven naar 2019 met als gevolg een lagere realisatie van de kosten in 2018.

Voor DigiD Machtigen is € 13,1 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 11,1 mln. De onderuitputting ad € 2,0 mln. wordt met name veroorzaakt door lagere kosten voor reguliere doorontwikkeling van de voorziening. Dit heeft te maken met het besluit van BZK om hiervoor een lager budget toe te kennen.

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is hoger door onder andere niet voorziene opdrachten Sourcing KIS/EASI € 1,3 mln., Ontzorging € 1,2 mln., BSNK inzageregister € 1,0 mln., Programma Federatief berichtenstelsel € 0,4 mln., Mijn Overheid voor ondernemers € 0,2 mln. en enkele kleine projecten. Daarnaast zijn er verschillen in kostenrealisatie en gewijzigde opdrachten.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen is uitgesplitst in bovenstaande tabel. Er is een lichte afwijking ten opzichte van de begroting van € 0,9 mln.

Omzet derden

In december is een akkoord gekregen van de belastinginspecteur op het voorstel vooraftrek BTW. Voor de diensten die we doorbelasten aan derden waarvoor Logius BTW-plichtig is geworden dalen hierdoor de kosten. Dit betreft voor alle BTW-plichtige klanten een daling van in totaal € 3,1 mln., verdeeld over tien voorzieningen en projecten.

De omzet derden ad € 20,1 mln. bestaat met name uit DigiD Beheer & Exploitatie (€ 8,0 mln.), MijnOverheid Beheer & Exploitatie (€ 7,6 mln.) en Standard Business Reporting (€ 3,0 mln.). De realisatie van de omzet derden valt in totaal € 36,2 mln. lager uit dan begroot. Dit komt met name door de voorzieningen DigiD Beheer & Exploitatie (€ 18,2 mln. lager) en MijnOverheid Beheer & Exploitatie (19,7 mln. lager). Ten tijde van het opstellen van de Ontwerpbegroting 2018 was nog niet bekend hoe de doorbelasting van de kosten zou doorwerken in de omzetten. Besluitvorming hierover heeft later plaatsgevonden. Verder zijn er nog kleine verschillen in de overige voorzieningen en projecten. De overige projecten en voorzieningen hebben per saldo een hogere realisatie van € 1,7 mln. dan begroot bij omzet derden.

Bijzondere baten

De bijzonder baten bestaan uit vrijval voorzieningen € 65k, niet ontvangen facturen detacheringen € 135k, resultaten dienstverlening 2017 lumpsum € 216k, transitorische posten 2017 bedrijfsvoering € 124k en overige posten € 17k.

Personele kosten

Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van externe inhuur. Deze capaciteit aan medewerkers is vereist voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten. De begrote kosten voor capaciteit hangen samen met de begrote omzet. Voor het merendeel van de dienstverlening geldt dat de werkelijke kosten worden afgerekend. Dit houdt in dat wanneer werkzaamheden niet doorgaan dit invloed heeft op zowel de kosten als de omzet. Weliswaar zijn de personele kosten voor eigen personeel toegenomen, maar de personele kosten voor externe inhuur zijn ten opzichte van 2017 afgenomen. Het aandeel van de personele kosten van de totale kosten is 30% in 2018. Ten opzichte van de begroting zijn de totale personeelskosten € 14,1 mln. lager.

In 2018 was de gemiddelde bezetting 298 fte’s eigen personeel en 150 fte’s externe inhuur. Daarmee zijn de gemiddelde salariskosten per fte eigen personeel € 89k en de gemiddelde kosten van een externe inhuur inclusief BTW € 176k.

Materiële kosten

De materiële kosten ad € 122,6 mln. zijn ten opzichte van de begroting € 14,6 mln lager. Dit wordt veroorzaakt door een lagere omzet dan verwacht. De materiële kosten bestaan uit kosten voor het beheer en exploitatie, doorontwikkeling en overige kosten van de voorzieningen (€ 114,9 mln.) en kosten voor bedrijfsvoering (€ 7,7 mln.). De kosten voor de voorzieningen zijn voornamelijk ICT-kosten die aan private bedrijven worden betaald voor infrastructuur, applicatiebeheer, licenties, migraties, ontwikkelfees, SMS-dienstverlening, servicedesks, veiligheidsmaatregelen, testen, audits en benchmarks. De kosten voor de bedrijfsvoering van Logius betreffen voornamelijk kosten voor huisvesting, ICT, werkplekkosten en overige bedrijfsvoeringaspecten. Voor het jaar 2018 zijn circa 70 opdrachtovereenkomsten afgesloten voor dienstverlening die is geleverd. Per opdrachtovereenkomst verschilt de afwijking tussen de raming en de realisatie van de bovengenoemde kosten. De bijdragen van Shared Service Organisaties (SSO’s) zouden vanaf 2017 rechtstreeks worden gefactureerd aan Logius in plaats van via een dienstverleningsafspraak met het moederdepartement. Dit is echter niet doorgegaan. De dienstverlening door de SSO’s is wel geleverd maar de kosten zijn aan het moederdepartement betaald en opgenomen onder de materiële kosten.

Afschrijvingen en rentelasten

Logius heeft zelf geen investeringen gedaan, maar deze uitbesteed aan de markt. Hierdoor is er in 2018 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. Uiteindelijk leidt dit tot lagere afschrijvings- en rentelasten dan begroot.

Saldo van baten en lasten

Het incidentele resultaat van € 1,4 mln. is ontstaan door een positief resultaat ad € 1 mln. op de kosten voor bedrijfsvoering en personeel met de dekkingsverschillen op de opslag overhead en tarieven. Daarnaast is een negatief resultaat ad € 122k ontstaan bij voorzieningen met een lump-sum financiering (Haagse Ring en Netwerkvoorzieningen Rijk). Verder zijn er bijzondere baten € 557k als gevolg van resultaten voorgaande boekjaren en vrijval van de voorziening. Aangezien het hier incidentele baten en lasten betreffen, heeft het geen effect op het toekomstig resultaat van Logius. Het resultaat wordt ten gunste van het eigen vermogen gebracht.

Balans per 31 december 2018

Activa
Vaste activa 1.202 1.608
Immateriële vaste activa 0 0
Materiële vaste activa 1.202 1.608
– Grond en gebouwen 0
– Installaties en inventarissen 2 4
– Projecten in uitvoering 0
– Overige materiële vaste activa 1.200 1.604
Vlottende activa 116.352 78.670
Voorraden en onderhanden projecten 0 0
Vorderingen 48.681 13.027
– Debiteuren 28.405 4.894
– Overige vorderingen en overlopende activa 20.276 8.133
Liquide middelen 67.670 65.643
Totaal activa 117.554 80.278
Passiva
Eigen Vermogen 7.312 5.892
– Exploitatiereserve 5.894 4.069
– Onverdeeld resultaat 1.418 1.823
Voorzieningen 0 1.727
Langlopende schulden 270 680
– Leningen bij het Ministerie van Financiën 270 680
Kortlopende schulden 109.972 71.979
– Crediteuren 15.116 10.904
– Schulden bij het Rijk 0 0
– Belastingen en premies sociale lasten – 2.305 0
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 410 0
– Overige schulden en overlopende passiva 96.751 61.075
Totaal passiva 117.554 80.278

Toelichting

Materiële activa

Het grootste deel van de materiële vaste activa heeft betrekking op specifieke hard- en software ten behoeve van de digipoort OverheidsTransactiePoort.

Debiteuren

De debiteuren betreffen alle openstaande verkoopfacturen per 31 december 2018. Het gaat grotendeels om facturen aan opdrachtgevers over het laatste kwartaal 2018 en het eerste kwartaal 2019, te weten het moederdepartement € 2 mln., overige departementen € 25 mln. en derden € 1,4 mln.

Overige vorderingen en overlopende activa

De nog te ontvangen bedragen bestaan uit nog te factureren omzet voor projecten € 18,1, mln. Dit betreffen werkzaamheden die uitgevoerd zijn in 2018, die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Verder zijn er nog te ontvangen voorschotten voor projecten, zijnde € 2,0 mln. en overige overlopende activa € 0,2 mln.

Liquide middelen

De lichte stijging van de liquide middelen ten opzichte van de beginbalans wordt met name veroorzaakt door het resultaat 2018. De liquide middelen betreffen bijdragen van het moederdepartement, overige departementen en derden. Deze bijdragen bestaan uit de voorschotten 2018 voor werkzaamheden die doorlopen in 2019, de voorschotten 2019 en de nog te verrekenen overschotten 2018.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen blijft na het toevoegen van het resultaat 2018 ad € 1,4 mln., onder de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet over drie jaar, zijnde € 8,8 mln. Het eigen vermogen komt daarmee op € 7,3 mln.

Voorzieningen

In 2017 is een voorziening van € 1,7 mln. getroffen voor verplichtingen die zijn ontstaan door disputen met leveranciers over de kosten van geleverde werkzaamheden. In 2018 is € 1,6 mln. aan de voorziening onttrokken. De disputten zijn daarmee afgewikkeld. Het restant van € 65k is vrijgevallen.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2018 zijn er geen investeringen gepleegd en daarom is er geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. Ook zijn er geen vervroegde aflossingen gedaan. De aflossingen op de leningen in 2018 bedragen € 0,4 mln. De aflossingen voor 2019 zijn als kortlopende schuld opgenomen.

Crediteuren

De post crediteuren bestaat uit alle openstaande facturen per 31 december 2018 waarvan de prestatie per balansdatum is geleverd. Het merendeel betreft geleverde prestaties in het laatste kwartaal 2018, onder te verdelen naar moederdepartement € 9,1 mln., overige departementen € 2,0 mln. en derden € 4,0 mln.

Belastingen en premies sociale lasten

15% van de omzet komt van derden. Voor een deel van deze omzet is Logius vanaf 2018 BTW-plichtig. De vooraftrek BTW voor afnemers van de dienstverlening Logius is in 2018 extracomptabel bepaald en wordt in mindering gebracht middels een eindafrekening aan betreffende derden. Verder betreft dit de BTW die afgedragen moet worden na toepassing van de BTW-verleggingsregeling (buitenlandse leveranciers).

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

Dit betreffen de aflossingen 2019 voor de bij het Ministerie van Financiën opgenomen leningen ter financiering van de activa.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

De post overige verplichtingen en overlopende passiva bestaat onder andere uit nog te ontvangen facturen van leveranciers ad € 18,3 mln. die betrekking hebben op werkzaamheden, die hoofdzakelijk in het laatste kwartaal van 2018 zijn uitgevoerd. Daarnaast is er sprake van vooruit gefactureerde bedragen ad € 23,4 mln. aan beleidsopdrachtgevers en afnemers, voor werkzaamheden die in het eerste kwartaal 2019 worden uitgevoerd. Verder is er sprake van vooruit gefactureerde voorschotten projecten ad € 52,2 mln. die enerzijds voorschotten betreffen van werkzaamheden die doorlopen in het eerste kwartaal 2019 en anderzijds teveel ontvangen voorschotten 2018 die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Van € 52,2 mln. betreft € 22,7 mln. vooruitbetaalde voorschotten door de Belastingdienst.

De overige posten ad € 2,1 mln. bestaan onder andere uit de reservering voor eindejaarsuitkering, vakantiedagen en vakantietoeslag.

Het aandeel van het moederdepartement in de overlopende verplichtingen en overlopende passiva is € 30,294 mln., van overige departementen € 47,555 mln. en van derden € 18,902 mln.

Niet uit de balans blijkende activa en verplichtingen

Voor diverse programma’s lopen meerjarige ICT-onderhoudscontracten. De contracten betreffen de periode 2018 tot en met 2022. De totale restverplichting bedraagt € 176,3 mln. Om redenen van doelmatigheid is gekozen geen voorziening op te nemen van jubileumuitkeringen.

Kasstroomoverzicht over 2018

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen 48.000 65.643 17.643
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 206.331 192.087 – 14.244
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) – 205.931 – 189.650 16.281
2. Totaal operationele kasstroom 400 2.437 2.037
Totaal investeringen (–/–) 0 0 0
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom 0 0 0
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) 0 0
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 0
Aflossingen op leningen (–/–) – 400 – 410 – 10
Beroep op leenfaciliteit (+) 0 0
4. Totaal financieringskasstroom – 400 – 410 – 10
5. Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. 48.000 67.670 19.670

Toelichting

De kasstroom uit operationele activiteiten heeft betrekking op de dagelijkse bedrijfsvoering en is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een hogere beginstand dan begroot € 17,6 mln. en hogere operationele ontvangsten dan uitgaven € 2,4 mln. In 2018 zijn er geen investeringen gepleegd. De kasstroom uit financieringsactiviteiten betreft een aflossing op de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën € 0,4 mln.

Verloop kostprijs (basisjaar 2017 = 100 96 128 100 129 99
Verloop tarieven (basisjaar 2011 = 100) 94 94 94 94 93
Totale omzet Logius € 146 mln. € 169 mln. € 180 mln. € 179 mln. € 206 mln.
% FTE Overhead 31% 29% 22%
FTE-totaal (excl. externe inhuur) 224 fte 238 fte 290 fte 306 fte 349 fte
Saldo van baten en lasten (%) 4,00% –  0,4% 1,00% 0,79% 0%
Klanttevredenheid (KTO) n.v.t. uitgevoerd 7
Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) 7,3 7,1 n.v.t. n.v.t. 7
Benchmark n.v.t. uitgevoerd uitgevoerd uitgevoerd uitgevoerd
Omschrijving Specifiek Deel
DigiD
*Aantal DigiD authenticaties 206 mln. 258 mln. 280 mln. 308 mln. 358 mln.
MijnOverheid
* Aantal berichten 75 mln. 82 mln. 101 mln.
Digipoort (OTP)
* Aantal berichten via Digipoort 72,1 mln. 75,3 mln. 143 mln. 184 mln. 159 mln.
* Doorlooptijd 1e lijns vraagbeantwoording 96% 48 uur 96% 48 uur 90% 24 uur

Toelichting

• Indexcijfer verloop kostprijs is gebaseerd op het gemiddelde verloop van de volwassen producten DigiD en de Digipoort Handel en Transport.

• De tarieven per uur zijn de directe loonkosten eigen personeel en gebaseerd op de handleiding overheidstarieven. De tarieven uit de handleiding 2018 zijn vrijwel gelijk gebleven aan 2017.

• Klanttevredenheid: Logius organiseert onderzoeken naar klanttevredenheid met betrekking tot de prestaties betreffende de dienstverlening. In 2018 heeft een KTO plaatsgevonden.

• Medewerkerstevredenheidonderzoek: In 2018 is geen medewerkerstevredenheidonderzoek uitgevoerd in verband met de reorganisatie.

• Benchmark: Logius doet jaarlijks mee met de Rijksbrede Benchmark.

• FTE-totaal (excl. externe inhuur): De bezetting per jaareinde 2018 is 306 fte. Dit is 43 fte lager dan begroot.

• DigiD aantal authenticaties: Het begrote aantal authenticaties was gebaseerd op de trend van voorgaande jaren waarbij de verwachting was dat de groei in 2018 fors zou toenemen mede als gevolg van het meer gebruik als gevolg van de wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst (EBV). In werkelijkheid is gebleken dat deze groei is afgevlakt.

• MijnOverheid aantal berichten:Het aantal berichten MijnOverheid voor 2018 is 82 mln. Het aantal berichten is in de begroting te hoog ingeschat.

• Digipoort aantal berichten: De berichtenstromen die meetellen in het kengetal t/m 2016 zijn aangepast. Vanaf het jaar 2017 tellen er meer berichtenstromen mee. Hierdoor wijken de getallen t/m 2016 af. Het aantal berichten dat via Digipoort zijn verstuurd is ten opzichte van 2017 met meer dan 28% toegenomen naar 184 mln.

• Digipoort doorlooptijd 1e lijns vraagbeantwoording: Dit betreft een nieuwe indicator in 2018. In de begroting is een onjuiste norm gehanteerd, de norm is 80% in 48 uur.

11. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP P-DIREKT PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

P-Direkt levert direct toegankelijke bedrijfsvoeringservices met een focus op personeel, voor en door de rijksambtenaar. P-Direkt bedient de rijksambtenaar met het P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het contactcenter P-Direkt.

De dienstverlening bestaat uit een gevarieerd pakket aan HR-services aan ruim 125.000 rijksambtenaren, werkzaam voor 10 ministeries, de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koning. De diensten zijn gericht op eigen verantwoordelijkheid, vertrouwen en zelfbediening. De salarisbetaling en personele informatievoorziening zijn belangrijke eindproducten.

Ontwikkelingen 2018

Het moderniseren van de klantrelatie voor een betere «user-experience»

Het jaar 2018 was het jaar van «Mijn P-Direkt». Zo heeft P-Direkt dit najaar een chatkanaal geïntroduceerd. Met vragen over inloggen of personeelsgesprekken kan de rijksambtenaar nu ook eenvoudig via de chat communiceren met het contactcenter. Bij de in 2018 doorgevoerde vernieuwingen zijn de gebruikerswensen verwerkt en is gebruik gemaakt van eigentijdse technologie, waardoor de personeelszaken steeds makkelijker en efficiënter kunnen worden geregeld. De waardering is gestegen van 7,0 naar 7,3.

Continu verbeteren en diversificeren dienstverlening (voorzien in klantwensen en klantwensen voorzien)

In 2018 is het mogelijk geworden de resultaten van de personeelsschouw in het P-Direktportaal vast te leggen, waardoor het instrument eenvoudiger en efficiënter is geworden. In 2018 heeft P-Direkt de processen voor de medewerkers vernieuwd. Uitgangspunt daarbij was dat de gebruiker zo snel mogelijk en op een logische manier (intuïtief) door het P-Direktportaal wordt geleid en dat melding wordt gemaakt van de status van een aanvraag zodat de voortgang meteen te zien is. Tevens wordt gebruik gemaakt van een andere, snellere en overzichtelijke techniek. De processen waar altijd veel vragen over binnenkwamen, zoals Ouderschapsverlof, In-, Door- en Uitstroom en Arbeidsverleden, zijn het eerst aangepakt.

Opbouw data als unieke bron van informatievoorzieninging

Informatie is van waarde als je weet waar je het over hebt. In 2018 is er intensief samengewerkt met alle ministeries in de DISC Community om zo gezamenlijk de kennis en mogelijkheden van HR-analytics te delen en uit te bouwen. Daarnaast heeft het DISC-team een aantal onderzoeken uitgevoerd voor en samen met ministeries die data-gedreven werken. Deze onderzoeken zijn verklarend en waar mogelijk voorspelend (predictive analyses) en ondersteunen zo het nemen van gefundeerde HR-beslissingen.

Aanbieden geïntegreerde dienstverlening op het gebied van HR

Sinds 2017 werken P-Direkt en het Expertise Centrum Organisatie & Personeel (ECO&P) in strategisch partnership samen aan versterking van de dienstverlening en gezamenlijke invulling van E-HRM.

Hierbij is een herverdeling van IT-werkzaamheden afgesproken voor de HR-systemen van ECO&P, waarbij P-Direkt de ICT ontwikkeling en het beheer van de HR-systemen voor haar rekening neemt. Doel hierbij is om integratie tussen de systemen mogelijk te maken en synergie te bereiken in processen en systemen. In 2018 is in dit kader een aantal systemen ontwikkeld, technisch vernieuwd of in beheer genomen.

Het CSO-platform van ECO&P wordt door P-Direkt volledig herbouwd. Op dit platform draaien onder andere de bekende websites werkenvoornederland.nl en de mobiliteitsbank. Oplevering is begin 2019, waarna doorontwikkeling op een nieuw, modern platform mogelijk is en verdere integraties mogelijk worden.

Voor Bedrijfsmaatschappelijk werk en Bedrijfszorg van ECO&P heeft P-Direkt in 2018 applicaties gebouwd in de categorie «Client Volgsystemen». Dit project «InBeeld» wordt voortgezet in 2019 voor de processen «van werk-naar-werk» en «arbeidsjuridisch».

In het kader van het Rijksbrede WenS-project hebben P-Direkt en ECO&P gezamenlijk het beheer ingericht voor de nieuwe applicatie voor werving en selectie.

Voor ontwikkeling en beheer van deze systemen is een cluster gevormd met drie moderne « DevOps» beheerteams, die zijn bemenst door in- en doorstroom van medewerkers van ECO&P en P-Direkt en werving van een aantal gespecialiseerde nieuwe ICT medewerkers.

Nieuwe dienstverlening

P-Direkt volgt continu de veranderingen in de wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsvoorwaarden en voert die waar nodig door in onze dienstverlening. In 2018 is intensief gewerkt aan de voorbereiding op de nieuwe rechtspositie (WNRA) die per 1 januari 2020 ingaat.

Met het project implementatie nieuwe rechtspositie (PINR) zorgt P-Direkt ervoor dat vooruitlopend op de overgang de systemen, processen, kennis en communicatie van P-Direkt klaar zijn. In 2018 is veel capaciteit gestoken in het analyseren van de verschillen tussen het ARAR en het Burgerlijk Wetboek en het maken van impactanalyses voor de aanpassingen die in 2019 gerealiseerd moeten worden op de dienstverleningsprocessen en zo ook op onze informatie op Rijksportaal Personeel en P-Direkt.nl.

Daarnaast draagt P-Direkt actief bij aan het rijksbrede programma «Implementatie Normalisering Rijk (INR)». P-Direkt biedt voortdurend een uitvoeringsperspectief op het implementeren en uitwerken van de nieuwe rechtspositie en de nieuw te vormen CAO. Ook is P-Direkt betrokken bij de rijksbrede voorlichting over de nieuwe rechtspositie.

P-Direkt heeft de opdracht gekregen om te voorzien in dienstverlening op ondersteuning in rijksbrede roosterprocessen (DOOR). Binnen het rijk bestaan meer dan 30 roosterende organisaties, met ieder eigen systemen en ondersteuning. Het aanbieden van een rijksbrede oplossing betekent vergaande samenwerking en efficiency, zoals al eerder gebeurde bij de oprichting van P-Direkt.

In 2019 wordt een rijksbreed roosterstatuut door de bonden bekrachtigd. Er volgen hier voor P-Direktwerkzaamheden uit, zowel in de reguliere lijn (aanpassen applicatie Douane, aanpassen interfaces, aanpassen aanpalende processen), als in extra dienstverlening.

Zo staat 2019 in het teken van verwerving van de nieuwe rijksbrede oplossing en de eerste aansluitingen op de nieuwe dienstverlening.

Privacy en AVG

P-Direkt heeft in 2018 de Algemene Verordening Gegevensbescherming geïmplementeerd in de P-Direkt systemen en processen. P-Direkt heeft overeenkomstig deze regelgeving een pagina ingericht op het Rijksbrede intranet met daarop informatie over de gegegens die worden verwerkt.

Efficiencyverbetering

De bezuinigingstaakstelling Rutte-II die is ingegaan per 2016 is door P-Direkt vertaald in het doortrekken van de efficiencytaakstelling tot 2019 met jaarlijks 1,5% en dat is ook zodanig in het tarief basisdienstverlening verwerkt.

Baten
Omzet 91.069 92.446 1.377 88.600
– Omzet moederdepartement 71.337 87.873 16.536 67.756
– Omzet overige departementen 19.732 4.563 – 15.169 20.844
– Omzet derden 0 10 10 0
Rentebaten 0 0 0 0
Vrijval voorzieningen 0 556 556 369
Bijzondere baten 0 168 168 0
Totaal baten 91.069 93.170 2.101 88.969
Lasten
Apparaatskosten 76.247 78.522 2.275 71.324
– Personele kosten 46.294 47.425 1.131 44.921
Waarvan eigen personeel 38.013 38.846 833 36.844
Waarvan inhuur externen 7.147 7.931 784 7.475
Waarvan overige personele kosten 1.134 648 – 486 602
– Materiële kosten 29.953 31.097 1.144 26.403
Waarvan apparaat ICT 6.827 6.228 – 599 8.057
Waarvan bijdrage aan SSO's 20.472 22.284 1.812 15.905
Waarvan overige materiële kosten 2.654 2.585 – 69 2.441
Rentelasten 679 652 – 27 985
Afschrijvingskosten 14.143 13.667 – 476 12.857
– Materieel 200 233 33 171
Waarvan apparaat ICT 200 38 – 162 46
– Immaterieel 13.943 13.434 – 509 12.686
Overige lasten 0 323 323 537
– Dotaties voorzieningen 0 323 323 537
– Bijzondere lasten 0 0 0 0
Totaal lasten 91.069 93.164 2.095 85.703
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 6 6 3.266
Agentschapsdeel Vpb-lasten 0 0 0 0
Saldo van baten en lasten 0 6 6 3.266

Toelichting

Baten

De gerealiseerde baten zijn hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de doorbelasting van in 2018 afgesproken en uitgevoerde maatwerkdienstverlening- en projecten die niet of lager in de begroting waren opgenomen. Het betreft onder andere de projecten en dienstverlening samen met EC O&P ten aanzien van het CSO Platform en InBeeld, het programma Roosterplanning ten behoeve van de uitvoeringsorganisaties Rijk en de aansluitingen van de 1e en 2e Kamer.

In 2018 heeft een verschuiving plaatsgevonden van de omzet van de overige departementen naar het moederdepartement. Dit wordt veroorzaakt door de centralisatie van de dienstverlening Optimaal Verbinden (POV) en Archiefservice (CAS): enerzijds de structurele overheveling van de departementale budgetten naar de centraal opdrachtgever (overgeheveld budget 2018: € 17,459 mln.) en anderzijds de centrale verrekening van de basis dienstverlening (incl. POV en CAS) aan de centraal opdrachtgever.

Personele kosten

De jaarlijkse project inspanningen zijn nooit helemaal van te voren uitputtend vast te stellen doordat projecten (veelal) geen specifieke jaarcyclus kennen maar onder andere ook gedurende een boekjaar kunnen worden geïnitieerd. Door een aantal grote projecten, zoals de samenwerking met EC O&P en de opzet van de nieuwe dienst Roosterplanning voor de uitvoeringsorganisaties Rijk is de realisatie hoger. De out of pocket kosten van opleidingen zijn lager dan begroot omdat P-Direkt veel opleidingen binnen het ContactCenter intern organiseert.

Materiele kosten

P-Direkt betrekt veel facilitaire zaken bij SSO’s zoals huisvesting en kantoorautomatisering. In de begroting heeft P-Direkt rekening gehouden met de nieuwe kostprijsmethodiek van SSC-ICT en de overgang van de huisvesting Zwolle van specialty naar Rijksbedrijvenpand. Daarbovenop is P-Direkt in 2018 geconfronteerd met kostenstijging van de storage in het kader van het SAP-Beheer. Dat verklaart de hogere realisatie van kosten ten opzichte van de begroting.

Kosten bijdrage aan SSO’s

Dit betreft voornamelijk de kosten van kantoorautomatisering en de kosten van housing en hosting van de P-Direkt systemen door SSC-ICT en de huisvestingskosten bij FM Haaglanden en het Rijksvastgoedbedrijf.

De stijging ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt door eerder gemelde prijseffect van de storage en de licentiekosten Oracle die door SSC-ICT zijn gecontracteerd en aan P-Direkt op basis van afname worden doorbelast en de inbesteding van het systeembeheer en ontwikkeling bij SSC-ICT.

Kosten apparaat ICT

Dit betreft voornamelijk de kosten van systeemlicenties en uitbestede systeemontwikkeling. De kosten zijn lager dan begroot door inbesteding van werkzaamheden bij het SSO SSC-ICT.

Balans van het baten-lastenagentschap P-Direkt (Bedragen x € 1.000)

Activa
Vaste activa 21.434 31.290
Immateriële vaste activa 21.179 30.854
Materiële vaste activa 255 436
– Grond en gebouwen 0 0
– Installaties en inventarissen 198 391
– Projecten in uitvoering 0 0
– Overige materiële vaste activa 57 45
Vlottende activa 23.589 16.548
Voorraden en onderhanden projecten 0 0
Vorderingen 3.190 2.405
– Debiteuren 768 1.176
– Overige vorderingen en overlopende activa 2.422 1.229
Liquide middelen 20.399 14.143
Totaal activa 45.023 47.838
Passiva
Eigen Vermogen 4.193 4.920
– Exploitatiereserve 4.187 1.654
– Onverdeeld resultaat 6 3.266
Voorzieningen 429 662
Langlopende schulden 8.733 17.355
– Leningen bij het Ministerie van Financiën 8.733 17.355
Kortlopende schulden 31.668 24.901
– Crediteuren 2.870 823
– Schulden bij het Rijk 0 0
– Belastingen en premies sociale lasten 729 565
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 8.622 11.122
– Overige schulden en overlopende passiva 19.447 12.391
Totaal passiva 45.023 47.838

Toelichting

Activa

De immateriële activa betreffen het P-Direktportaal, het personeelsinformatiesysteem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Electronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal, de opbouw van het Contactcenter en het programma Optimaal Verbinden. Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën. Van de in 2018 geplande investeringen in het verbeteren van de bestaande dienstverleningssystemen is veel uitgesteld door onvoldoende capaciteit bij de technisch applicatiebeheerder waar het SAP Beheer is ondergebracht.

Debiteuren en overige vorderingen en overlopende activa

De post debiteuren betreft de gefactureerde en nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. Een deel van de vordering wordt als moeilijk inbaar aangemerkt; derhalve is er een dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren voor oninbaarheid gedaan. De post overige vorderingen en overlopende activa betreft voornamelijk vooruitbetaalde onderhoudskosten 2019 en volgende jaren van licenties en een klein deel nog te factureren projectkosten 2018.

Debiteuren 393 305 70
Overige vorderingen en overlopende activa 365 0 2.057

Liquide middelen

Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB).

De stand per 31-12-2018 is hoger dan per 31-12-2017. Daartegenover staat een stijging van de kortlopende schulden. Het betreft nog te ontvangen facturen 2018 en vooruit ontvangen bedragen ter dekking van afschrijving op gebouwde dienstverlening (Optimaal Verbinden) en nog te ontwikkelen dienstverlening na 2018 (Roosterplanning).

Eigen Vermogen

Het Eigen Vermogen was ultimo 2017 € 4,920 mln. positief waarvan € 0,733 mln. aan surplus. De Regeling Agentschappen stelt dat het een baten-lastenagentschap is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden.

Met de overdracht in 2018 van het surplus Eigen Vermogen voldeed P-Direkt weer aan de norm.

De gemiddelde jaaromzet komt ultimo 2018 uit op € 4,447 mln. Met het resultaat van 2018 wordt deze maximaal toegestane reserve niet overschreden.

Voorzieningen

In 2017 heeft P-Direkt een voorziening getroffen van € 537.000 ter dekking van de kosten 2018 in verband met de Departementale Herindeling Rijk. De kosten 2018 konden worden gedekt door additionele doorbelastingen en derhalve kon P-Direkt bijna de volledige voorziening laten vrijvallen ten gunste van het resultaat 2018; het restant dient ter dekking van de restactiviteiten 2019.

Een tweede deel van de vrijval voorzieningen betreft de eenmalige dotatie aan een voorziening in 2011 in het kader van de uitvoering van personele regelingen. De aard van de voorziening is langlopend. Het niet aangesproken deel van de voorziening (€ 39.000) dat betrekking heeft op het jaar 2018 is vrijgevallen ten gunste van het resultaat 2018.

P-Direkt heeft 2018 een dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren gedaan ten bedrage van € 323.000 ter dekking van vorderingen die waarschijnlijk niet betaald zullen worden doordat er sprake is van langdurige openstand dan wel onduidelijkheden in de contractvorming.

Langlopende en Kortlopende schulden

De post leningen bestaat uit het langer dan een jaar lopende deel van de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de softwareontwikkeling van het contactcenter. De aflossingsverplichting 2019 is opgenomen als kortlopende lening.

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2018 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2019 betaald.

Onder de post overige schulden zijn opgenomen de vooruitontvangen omzet 2019 en volgende, de nog te betalen kosten 2018 aan interne en externe dienstverleners en de schuld aan het personeel uit hoofde van vakantiegeld-, en dagen en de eindejaarsuitkering. De verplichting qua premies is verantwoord onder de post Belastingen en Premies.

Crediteuren 921 135 1.814
Schulden bij het Rijk
Belasting en Premies 53 676
Aflossing 2019 8.622
Overige schulden 8.002 7.629 3.816

Kasstroomoverzicht van het baten-lastenagentschap P-Direkt (Bedragen x € 1.000)

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen 9.523 14.143 4.620
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 91.069 102.126 11.057
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) – 76.926 – 80.204 – 3.278
2. Totaal operationele kasstroom 14.143 21.922 7.779
Totaal investeringen (–/–) – 8.200 – 3.811 4.389
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom – 8.200 – 3.811 4.389
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) 0 – 733 – 733
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 0 0
Aflossingen op leningen (–/–) – 11.782 – 11.122 660
Beroep op leenfaciliteit (+) 8.000 0 – 8.000
4. Totaal financieringskasstroom – 3.782 – 11.855 – 8.073
5. Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. 11.684 20.399 8.715

Toelichting

Investeringen

De investeringen betreffen de noodzakelijke aanschaf van Oracle licenties zodat P-Direkt weer in compliance is, de afrondende UI5 (de SAP user interface voor het ontwikkelen van web applicaties) procesverbeteringen en de vervanging van de carrieresites van de overheid (het CSO-platform). Van de in 2018 geplande investeringen in het verbeteren van de bestaande dienstverleningssystemen is veel uitgesteld, zoals de beoogde doorontwikkeling op de SAP-HANA licenties, om de ICT leverancier de tijd te geven het huidige beheer op orde te brengen. Een beroep op de leenfaciliteit was daarom in 2018 niet noodzakelijk.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2018

P-Direkt streeft naar operational excellence gecombineerd met customer intimacy (maximale afstemming op behoefte gebruiker). Hierbij zet P-Direkt de Lean filosofie en methodiek in als basis voor continu verbeteren.

P-Direkt werkt met een Producten- en dienstengids (PDG) inclusief servicelevels. In de PDG zijn de verschillende diensten en activiteiten, leveringsvoorwaarden en de kwaliteitsborging vastgelegd die de ministeries van P-Direkt kunnen verwachten.

Inhoudelijk zijn deze servicelevels sinds 2010 grotendeels ongewijzigd gebleven. Door alle ontwikkelingen in ons takenpakket, maar ook de huidige professionele sturingsbeginselen en verbetering op meetmethoden, sluiten deze servicelevels niet meer goed aan.

Om die reden is in juni 2018 in overleg met de centraal opdrachtgever, het ICOP en BO gekozen voor een nieuw stelsel van servicelevels. Hierin staat de maandelijks gemeten gebruikerstevredenheid centraal en een aantal daarvan afgeleide servicelevels.

P-Direkt realiseert jaarlijks goedkopere basis dienstverlening: tot en met 2018 1,5%. Het resultaat van de Lean-aanpak maakt het mogelijk dat de personele formatie van het Contact Center kan dalen.

Om dat er tegelijkertijd sprake is van nieuwe dienstverlening en toename van de basis dienstverlening door de hogere IAR-aantallen (o.a. de Rijks Schoonmaak Organisatie (RSO) bij het Ministerie van SZW) en de intensivering van onderhoud, beheer en ontwikkeling door ambtelijk personeel is er sprake van per saldo groei van de personele bezetting van P-Direkt.

P-Direkt meet het succes van 2018 af aan de hoogte van de gebruikerstevredenheid. In 2018 is het gebruikerstevredenheidcijfer 7.3.

Aan het Bestuurlijk Overleg rapporteert P-Direkt over de productie, de gerealiseerde servicelevels en de klanttevredenheid. Over 2018 heeft P-Direkt haar servicelevels nagenoeg allemaal gehaald.

Omschrijving Generiek Deel
Kostprijzen per product (groep) 538 693,74 691,8 697 693,6
Verloop tarieven/uur (basisjaar 2011=100) 93,6 120,7 120,3 121,2 120,6
Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR) 122.331 125.328 125.532 126.812 127.142
Totale omzet basisdienstverlening (x1.000) 65.819 82.220 83.154 84.643 86.037
Totale omzet overige + projecten (x1.000) 10.574 3.546 5.446 7.803 5.032
FTE-totaal (excl. externe inhuur) 509 559 582,77 606,9 605
Saldo van baten en lasten (%) –  0,91% –  5,18% 3,69% 0,01% 0,00%
Medewerkerstevredenheid nvt 6,9 NNB 7- 7
Gebruikerstevredenheid:
De mate waarin de gebruiker tevreden is over de dienstverlening 6,9 7,2 7 7,3 7
Tijdige afhandeling wijzigingen:
P-Direkt heeft de opdracht verwerkt voor afgesproken salarisbetaling 97,80% 97,30% 96,50% 93,10% 95%
P-Direkt handelt de aangeboden «kritische mutatieopdrachten binnen 5 werkdagen af (aanstelling, overplaatsing, ontslag) NG NG 92,20% 89,20% 95%
Vraagafhandeling contactcenter:
P-Direkt handelt de vragen die per telefoon, email of post binnenkomen binnen 5 werkdagen af 90,00% 91,30% 91,30% 92,00% 90%
P-Direkt handelt de vragen die per email binnenkomen in 1 keer goed af NG NG NG 90%
Klachtbehandeling: P-Direkt handelt de klachten volgens de klachtenprocedure binnen 5 dagen inhoudelijk af 100,00% 100,00% 100,00% 82,80% 90%
Responsetijden Contactcenter: het percentage gesprekken waarbij de responstijd om de telefoon op te nemen minder is dan 60 seconden (na keuzemenu) NG 70,30% 68,10% 80,40% 80%
Beschikbaarheid systeem: De P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het personeelsdossier) zijn 7 dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. De servicewindow voor de systemen is van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tijdens deze tijden geldt de beschikbaarheidsnorm 98,20% 98,90% 96,70% 99,50% 98%
Wet en regelgeving up to date. Men kan wijzigingen in de wet- en regelgeving binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadplegen 100,00% 100,00% 100,00% 100,00%
Betrouwbaarheid:
P-Direkt zorgt ervoor dat gegevens op tijd en juist worden opgeleverd (interfaces, rapportages) 98,30% NG 98,00% 99,40% 98%
P-Direkt verwerkt een deel van de aangeboden wijzigingen handmatig in het geautomatiseerde systeem. Deze worden op de juiste manier verwerkt volgens de opdracht NG NG NG 99,20% 98%
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in: Doelm. SSO's Doorlichting BLD Uitgevoerd nvt

Toelichting

De specifieke kwaliteitsindicatoren zijn hieronder kort toegelicht.

• Beschikbaarheid systeem: de P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het P-Dossier) zijn 7x24 uur beschikbaar. Het service-window voor de systemen is van 8.30 uur – 22.00 uur, gedurende deze tijden is de beschikbaarheidnorm van toepassing.

• Wet- en regelgeving up to date: Wijzigingen m.b.t. de wet- en regelgeving zijn binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadpleegbaar.

• Gebruikerstevredenheid: P-Direkt houdt maandelijks een enquête onder medewerkers (gebruikers) op de ministeries. Willekeurige gebruikers ontvangen een e-mail met een uitnodiging om vragen over de dienstverlening van P-Direkt te beantwoorden. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de tevredenheid over het P-Direktportaal, het Contactcenter, het Rijksportaal Personeel en de salarisverwerking.

12. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP UITVOERINGSORGANISATIE BEDRIJFSVOERING RIJK (UBR) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

De Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een breed aanbod aan producten en diensten en biedt hiermee integrale oplossingen. UBR bundelt haar kennis van onder andere interim-management, HRM, IT, inkoop en financiën en verbindt die met de andere rijksbrede Shared Service Organisaties (SSO’s).

Naast de reguliere dienstverlening voert UBR complexe transities en implementaties op het gebied van rijksbrede bedrijfsvoering uit. Dit doet het ontwikkelbedrijf van UBR in opdracht van de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR), het SG-Overleg of de Ministerraad. Daarmee draagt UBR bij aan het verder ontwikkelen van een effectieve en efficiënte overheid.

Realisatie in 2018

Dienstverlening

Samen met de andere SSO’s en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) draagt UBR bij aan de bedrijfsvoering van de rijksdienst. UBR levert op diverse dossiers haar bijdrage aan een effectieve en efficiënte overheidsbedrijfsvoering en daarmee aan een adaptieve en wendbare overheid. Daarnaast is UBR rechtstreeks betrokken bij de primaire processen van de opdrachtgevers.

Een greep uit wat UBR in 2018 naast haar basistaken heeft gerealiseerd:

• UBR|HIS heeft haar contactcentrum geopend. Ook is gestart met EXPERIMENT waarbij aanbesteden eenvoudiger moet worden voor afnemers.

• UBR|RBO in 2018 is gestart met het beveiligen van meer dan 150 locaties voor RWS waaronder verkeerscentrales, districtskantoren, bruggen en tunnels.

• UBR|ECO&P heeft de aanbesteding Arbeidsmarktpositiemeter gegund en in de Producten- en Dienstencatalogus 2019 opgenomen onder de naam «APK voor je loopbaan». Het betreft een digitale tool waarmee een medewerker inzicht krijgt over de positie op de arbeidsmarkt en zijn/haar ontwikkelingsmogelijkheden.

• UBR|KOOP heeft gewerkt aan de doorontwikkeling van de rijksbrede domeinen Open Overheid, Linked Data, Omgevingswet en Open Data.

• UBR|IPKD groeit gestaag door en is de samenwerking gestart met IND.

• UBR|I-Interim Rijk werkt actief met andere UBR-onderdelen samen aan samengestelde diensten en in werkt in het I-ecosysteem samen met o.a. I_Flow, het RIG en de traineeprogramma’s.

UBR|OW is met HR-ICT/RIG, innovatie-agenda en overige projecten zoals Binnenwerk een vaste waarde aan het vormen bij het opstarten van politiek/bestuurlijk gewenste dienstverlening die na doorontwikkeling daadwerkelijk tot going concern leidt.

Financieel Beheer

UBR-breed is het financieel beheer geborgd. Nadruk lag in 2018 meer op doelmatigheid, declarabiliteit en tijdigheid. Extra aandacht is geschonken aan tijdige facturatie waardoor de liquiditeitspositie van UBR zich positief heeft ontwikkeld.

Staat van baten en lasten over 2018

Baten
Omzet 204.631 238.808 34.177 198.122
– Omzet moederdepartement 67.724 75.653 7.929 62.109
– Omzet overige departementen 128.845 156.087 27.242 130.115
– Omzet derden 8.062 7.068 – 994 5.898
Rentebaten 0 0 0 0
Vrijval voorzieningen 0 44 44 535
Bijzondere baten 0 9 9 0
Totaal baten 204.631 238.861 34.230 198.657
Lasten
Apparaatskosten 203.160 232.415 29.255 199.791
– Personele kosten 132.316 148.063 15.747 134.026
Waarvan eigen personeel 113.765 121.720 7.955 109.268
Waarvan inhuur externen 13.573 22.574 9.001 21.409
Waarvan overige personele kosten 4.978 3.769 – 1.209 3.349
– Materiële kosten 70.844 84.352 13.508 65.765
Waarvan apparaat ICT 3.571 8.875 5.304 7.263
Waarvan bijdrage aan SSO's 16.084 16.676 592 15.592
Waarvan overige materiele kosten 51.189 58.801 7.612 42.910
Rentelasten 3 1 – 2 1
Afschrijvingskosten 1.468 2.436 968 1.612
– Materieel 806 426 – 380 827
Waarvan apparaat ICT 91 18 – 73 40
– Immaterieel 662 2.010 1.348 785
Overige lasten 0 3.795 3.795 180
– Dotaties voorzieningen 0 3.795 3.795 155
– Bijzondere lasten 0 0 0 25
Totaal lasten 204.631 238.647 34.016 201.584
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 214 214 – 2.927
Agentschapsdeel vpb lasten 0 0 0 0
Saldo van baten en lasten 0 214 214 – 2.927

Toelichting

Moederdepartement
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 67.724 75.653
Overige departementen
Economische Zaken en Klimaat 13.697 12.044
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 0 1.968
Justitie en Veiligheid 39.948 48.892
Buitenlandse Zaken 5.643 4.353
Defensie 906 2.804
Financiën 21.587 29.964
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 7.716 8.224
Infrastructuur en Waterstaat 16.398 22.912
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 14.130 13.785
Algemene Zaken 2.212 2.964
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 6.608 8.177
128.845 156.087
Derden 8.062 7.068
204.631 238.808

De omzet van UBR is voor de meeste dienstonderdelen gestegen. De belangrijkste reden is de toegenomen vraag vanuit de verschillende opdrachtgevers/afnemers vanaf het moment van begrotingsindiening tot de uiteindelijke begrotingsrealisatie per jaareinde 2018. Naast de stijging van de vraag is de omzet ook gestegen vanwege kostenstijgingen en daarmee de verkooptariefstijgingen. Belangrijkste reden daarvoor is de CAO-stijging voor 2018.

Specifiek voor UBR|KOOP geldt dat er veel extra werkzaamheden zijn verricht voor onder andere de implementatie van de Omgevingswet.

UBR|Ontwikkelbedrijf is met name gegroeid door uitbouw van het programma Binnenwerk.

De stijging bij UBR|EC O&P is deels het gevolg van een stijging van maatwerkopdrachten. De extra tariefstijging die gedurende het uitvoeringsjaar is afgesproken heeft ook tot een extra omzetstijging geleid.

Personele kosten

De personele kosten zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting zowel gestegen voor eigen personeel als voor externe inhuur. De loonkosten eigen personeel zijn gestegen als gevolg van de CAO-afspraken.

De externe inhuur 2018 is € 9,0 mln. hoger dan de ontwerpbegroting 2018. De toename is met name veroorzaakt door UBR|EC O&P en UBR|KOOP. Deze overschrijding van de inhuurkosten is grotendeels gerealiseerd ter ondersteuning van het primaire proces en beperkt ter ondersteuning van apparaat.

De overige personele kosten zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting gedaald. Dit wordt met name veroorzaakt door onderuitputting op het opleidingsbudget (€ 0,6 mln.) en reis- en verblijfskosten (€ 0,2 mln.).

Materiele kosten

De materiële kosten zijn met name gestegen als gevolg van toegenomen uitbestedingskosten ten behoeve van de productie in het primaire proces. Van toename was sprake bij UBR|EC O&P en UBR|KOOP en UBR|RBO. Toegenomen vraag leidt naast stijging van eigen personele lasten tot het werken met een flexibele inhuurschil (UBR|EC O&P). Uitbesteding is gestegen door een deel van de groei uit te besteden aan de marktpartijen (UBR|RBO).

De immateriële afschrijvingskosten zijn gestegen doordat de kosten voor het project Ontwikkeling InBeeld niet waren begroot maar wel tot kosten hebben geleid.

Dotatie voorzieningen

De dotatie voorziening betreft een dotatie aan de voorziening verliesgevende opdrachten (€ 0,2 mln.), de toevoeging aan de voorziening dubieuze debiteuren (€ 1,0 mln.), toevoeging aan voorziening juridische geschillen (€ 2,5 mln.).

Saldo van baten en lasten

Het resultaat 2018 is € 0,2 mln. positief bij een omzet van bijna € 239 mln. Dit resultaat is tot stand gekomen door een veelheid van factoren. Vanuit het UBR-management is gestuurd op het realiseren van een neutraal resultaat conform begroting. Specifieke financiële meevallers en tegenvallers betreffen de onderuitputting bij UBR|RBO op opleidingskosten en overige materiële kosten (€ 1,2 mln.). Daartegenover staat de getroffen voorziening bij UBR|EC O&P ten behoeve van de claim op niet geheven BTW (€ 1 mln.). Het resultaat valt binnen de sturingstolerantie van 1% van de omzet.

De vraag naar UBR-producten is voor vele onderdelen gestegen. UBR heeft erop gestuurd deze extra vraag kostendekkend uit te voeren daarbij rekening houdend met flexibele uitbestedings- en inhuurkosten.

Balans per 31 december 2018

Activa
Vaste Activa 3.154 5.102
Immateriële vaste activa 1.955 3.374
Materiële vaste activa 1.199 1.728
– Grond en gebouwen 0 0
– Installaties en inventarissen 75 98
– Projecten in uitvoering 0 0
– Overige materiële vaste activa 1.124 1.630
Vlottende activa 61.193 57.936
Voorraden en onderhanden projecten 53 60
Vorderingen 26.117 53.366
– Debiteuren 13.100 43.994
– Overige vorderingen en overlopende activa 13.017 9.372
Liquide middelen 35.023 4.510
Totaal activa 64.347 63.038
Passiva
Eigen Vermogen 214 – 2.927
– Exploitatiereserve 0 0
– Onverdeeld resultaat 214 – 2.927
Voorzieningen 8.914 7.069
Langlopende schulden 516 1.043
– Leningen bij het MvF 516 1.043
Kortlopende schulden 54.703 57.853
– Crediteuren 3.617 9.642
– Schulden aan het Rijk 0 0
– Belastingen en premies sociale lasten 680 1.652

– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van

Financiën

527 527
– Overige schulden en overlopende passiva 49.879 46.032
Totaal passiva 64.347 63.038

Immateriële vaste activa

In 2018 heeft UBR|EC O&P verder geïnvesteerd in het project Ontwikkeling InBeeld, dat het klantvolgsysteem Regas in de toekomst zal vervangen. Bij ingebruikname zullen de investeringen worden afgeschreven. Op de Software Carrières Sites Overheid bij UBR|EC O&P heeft een desinvestering plaatsgevonden.

Materiële vaste activa

De investeringen en desinvesteringen in 2018 bestaan voornamelijk uit vervoermiddelen bij UBR|IPKD.

Vorderingen

De vorderingen bestaan uit € 12,1 mln. nog te factureren termijnen (circa 0,6 maand omzet, in 2017: 0,5 maand), overige nog te vorderen bedragen van € 0,1 mln., € 0,6 mln. vooruitbetaalde kosten en € 0,2 mln. nog te verrekenen overige kosten.

Het aandeel van het moederdepartement in de nog te ontvangen bedragen is € 3,2 mln., van overige departementen € 8,9 mln. en van derden € 0,9 mln.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement inclusief de rijksbreed opererende agentschappen € 1,3 mln., overige departementen € 11,0 mln. en overige debiteuren € 1,8 mln. en bedraagt circa 0,7 maand omzet (2017: 2,7 maand).

Liquide middelen

De toename van de positie van de liquide middelen is vooral te danken aan de afname van de debiteurenstand.

Eigen vermogen

Eind augustus 2018, heeft de eigenaar het negatieve eigen vermogen aangezuiverd met € 2,9 mln. tot nihil. Na verwerking van het resultaat 2018 resteert een positief eigen vermogen van € 0,2 mln.

Voorzieningen

In het kader van de sanering bij een aantal organisatieonderdelen van UBR hebben 20 medewerkers de VWNW-status gekregen en zijn met 19 medewerkers nadere afspraken (vaststellingsovereenkomsten) gemaakt over een aanstaande beëindiging van het dienstverband. De eind 2014 gevormde saneringsvoorziening (€ 7,3 mln.) bedraagt na de onttrekkingen in de jaren 2015 tot en met 2018 € 2,1 mln. In 2018 is € 0,42 mln. aan deze voorziening onttrokken. Op basis van de huidige berekeningen kan worden geconcludeerd dat de mobiliteitsvoorzieningen tot en met einddatum 2024 toereikend zijn.

Voor de afwikkeling van de grafische dienstverlening is eind 2014 een voorziening gevormd van € 12,1 mln. Na de onttrekkingen in 2014 tot en met 2017 en 2018 (€ 7,7 mln., resp. € 0,4 mln.) resteert eind 2018 een voorziening van € 4,0 mln.

De voorziening verliesgevende opdrachten is in 2018 verhoogd naar (€ 0,2 mln.).

Een juridische claim als gevolg van onvolledige BTW-heffing voor dienstverlening bedrijfszorg heeft UBR genoodzaakt een voorziening te treffen (€ 1 mln.). Daarnaast is er een voorziening getroffen als gevolg van een juridisch geschil over de kostenontwikkeling van een ICT-applicatie (€ 1,5 mln.).

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2018 heeft UBR geen beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Crediteuren

Van het crediteuren bedrag heeft € 0,9 mln. betrekking op overige departementen en € 2,7 mln. op derden.

Belastingen en premies sociale lasten

De belastingen en premies sociale lasten bestaat voornamelijk uit af te dragen BTW € 0,6 mln.

Overige schulden en overlopende passiva

De overige schulden en overlopende passiva bestaan uit € 23,1 mln. nog te betalen kosten, € 6,9 mln. vooruitgefactureerde bedragen, € 9,6 mln. voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 7,4 mln. nog te besteden gelden en € 2,9 mln. overige schulden.

Het aandeel van het moederdepartement in de overlopende verplichtingen en overlopende passiva is € 30,6 mln., van overige departementen € 5,2 mln. en van derden € 14,1 mln.

Kasstroomoverzicht over 2018

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen 18.541 4.508 – 14.033
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 204.631 297.662 93.031
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) – 203.163 – 269.294 – 66.131
2. Totaal operationele kasstroom 1.468 28.368 26.900
Totaal investeringen (–/–) – 1.000 – 938 62
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 684 684
3. Totaal investeringskasstroom – 1.000 – 254 746
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) 0 0 0
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 2.927 2.927
Aflossingen op leningen (–/–) – 527 – 527 0
Beroep op leenfaciliteit (+) 0 0 0
4. Totaal financieringskasstroom – 527 2.400 2.927
5. Rekening-courant RHB 31 december 2018+ stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €. 18.482 35.022 16.540

Toelichting

De positieve operationele kasstroom is een gevolg van een afname in de debiteurenstand eind 2018.

De investeringen in 2018 bestaan voornamelijk voor € 0,6 mln. uit immateriële vaste activa bij UBR|EC O&P en voor € 0,2 mln. aan vervoermiddelen bij UBR|IPKD

De desinvestering heeft betrekking op Software Carriéres Sites Overheid bij UBR|EC O&P en de verkoop van vervoersmiddelen bij UBR|IPKD.

De storting door het moederdepartement betreft de aanvulling van het eigen vermogen tot nihil.

De aflossingen op de leningen Ministerie van Financiën betreffen de drie aflossingsdelen van de leningen bij UBR|IPKD.

Doelmatigheidsindicatoren

Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer) 102,2 102,8 107,3 110,1 106,8
Tarieven/uur (indexcijfer) 101,6 103,1 105,8 110,2 106,8
Omzet per FTE 129.883 148.229 142.431 159.773 135.083
FTE totaal (excl. externe inhuur) 1.045 1.256 1.391 1.495 1.515
Saldo van baten en lasten (%) – 0,6% – 3,9% – 1,5% 0,1% 0
Kwaliteitsindicator 1 – KTO zie toelichting zie toelichting n.v.t. n.v.t. 7,1
Kwaliteitsindicator 2 – MTO: in 2016 in 2018 6,8 7,5
Werkplezier 6,9 –  6,8 – 
Werkdruk 5,3 –  5,6 – 
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in: lopend gereed –  –  – 
Omschrijving specifiek Deel
Tevredenheid dienstverlening:
UBR|Bv&F 7 7
UBR|EC O&P nvt 7
UBR|HIS 8,8 7
UBR|ICG 8,1 8

Toelichting

N.B. Gezien de grote verscheidenheid aan productgroepen heeft UBR ervoor gekozen te werken met een indexcijfer. In de jaarrekening van UBR geeft de specificatie van de omzet per organisatieonderdeel het inzicht in de omzet per productgroep.

Verloop indexcijfers

UBR heeft rekening gehouden in haar kostprijzen en verkooptarieven met loon- en prijsstijgingen en compenserende factoren. De gehanteerde tarieven zijn gelijk aan de door de eigenaar goedgekeurde tarieven zoals opgenomen in het jaarplan UBR 2018. In 2018 heeft UBR de tarieven verhoogd ter dekking van de gestegen looncomponenten en een beperkte prijsstijging op materiele kosten.

Omzet per fte

De begrote omzet per fte bedraagt € 135.083 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van € 159.773. De gerealiseerde omzet per fte is ruim hoger dan begroot. Omzetgroei heeft zich UBR-breed voorgedaan. Het onderliggende fte-aantal is beperkt meegegroeid. Groei in werkzaamheden is deels opgevangen door stijgende externe inhuur. Naast verhoging van de onderliggende prestaties is de stijging van omzet ook een gevolg van de gestegen verkooptarieven.

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

Het aantal fte’s in 2018 komt nagenoeg overeen met het begrote aantal.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van de baten en lasten uitgedrukt in een percentage van de omzet bedraagt 0,1%.

13. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP FMHAAGLANDEN (FMH) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

FMHaaglanden (FMH) is de professionele dienstverlener voor rijksorganisaties in de Haagse regio. FMH levert werkplekken met faciliteiten die het mogelijk maken dat mensen comfortabel kunnen werken, met aandacht voor service in nabijheid, klanttevredenheid en eenvoud in bekostiging en aansturing. Alle dienstverlening wordt door FMH gecontracteerd en geregisseerd en in samenhang op en rond de werkomgeving aangeboden.

In 2018 levert FMH dienstverlening voor kerndepartementen, uitgezonderd Algemene Zaken, en diverse rijksorganisaties in de regio Den Haag. Voor Financiën levert FMH alleen personenvervoer. FMH is naast dienstverlener ook regievoerder en heeft met de implementatie van DBFMO-contracten op de panden Bezuidenhoutseweg 30 (B30) en Rijnstraat 8 (R8) een hybride karakter gekregen.

Producten en diensten

FMH verzorgt producten en diensten zoals: vergaderservices en catering, inrichting van werkplekken, verhuizingen, post en reprografie, kantoorartikelen, schoonmaak, vervoer, gebouwbeheer en onderhoud, verbouwingen, telefonie, veiligheid, receptiediensten en advisering.

Levert FMH een product niet rechtstreeks zelf aan de klant, dan zorgt het voor de benodigde contractuele afspraken met markt- of rijkstoeleveranciers.

Speerpunten 2018

Veranderingen verzorgingsgebied

Namens het Directoraat-Generaal Overheidsorganisatie (DGOO) heeft FMH in 2018 de rol van gemandateerd opdrachtgever (GO) vervuld voor diverse masterplanprojecten. De realisatie en inhuizing van de panden Koningskade en Terminal Zuid zijn in 2018 afgerond.

Vormgeven en intensiveren samenwerking en partnerschap

Binnen DGVBR-verband is gewerkt aan voorstellen om de klantnabijheid op operationeel, tactisch en strategisch niveau beter en in verbinding te organiseren. Tevens zijn in samenwerking met de SSO’s van BZK en het RVB (RVB) voorstellen uitgewerkt om te komen tot stabiele en (meerjarig) voorspelbare tarieven.

Naast de samenwerking binnen DGVBR heeft FMH samen met Belastingdienst, Dienst Justitiële Inrichtingen en Rijkswaterstaat als concerndienstverleners (CDV’s) in het Landelijk Facilitair Management Overleg verder gewerkt aan de harmonisatie van de facilitaire dienstverlening.

Baten
Omzet 106.452 127.994 21.542 121.362
– Omzet moederdepartement 81.878 87.066 5.188 78.651
– Omzet overige departementen 24.163 38.042 13.879 40.417
– Omzet derden 411 2.886 2.475 2.294
Rentebaten 0 0 0 0
Vrijval voorzieningen 0 5 5 5
Bijzondere baten 0 0 0 0
Totaal baten 106.452 127.999 21.547 121.367
Lasten
Apparaatskosten 99.447 118.422 18.975 112.968
– Personele kosten 30.944 38.389 7.445 36.028
Waarvan eigen personeel 24.948 33.552 8.604 31.217
Waarvan inhuur externen 5.996 4.837 – 1.159 4.811
Waarvan overige personele kosten 0 0 0 0
– Materiële kosten 68.503 80.033 11.530 76.940
Waarvan apparaat ICT 60 40 – 20 60
Waarvan bijdrage aan SSO's 29.189 55.338 26.149 39.287
Waarvan overige materiële kosten 39.254 24.654 – 14.600 37.593
Rentelasten 408 282 – 126 340
Afschrijvingskosten 6.597 5.621 – 976 6.615
– Materieel 6.597 5.621 – 976 6.615
Waarvan apparaat ICT 0 0 0 0
– Immaterieel 0 0 0 0
Overige lasten 0 0 0 0
– Dotaties voorzieningen 0 0 0 0
– Bijzondere lasten 0 0 0 0
Totaal lasten 106.452 124.325 17.873 119.923
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 3.674 3.674 1.444
Agentschapsdeel Vpb-lasten 0 0 0 0
Saldo van baten en lasten 0 3.674 3.674 1.444

Omzet

De toename van de omzet moederdepartement is het gevolg van wijzigingen in het Masterplan Huisvesting Den Haag. Dit betreft het in het verzorgingsgebied blijven van Koningskade 4 en de aansluiting van Turfmarkt 244. Daarnaast is de afname van generieke dienstverlening voor een aantal producten/diensten toegenomen (o.a. vervoer).

Ook bij de omzet overige departementen is de toename een gevolg van wijzigingen in het verzorgingsgebied. Dit betreft het langer open blijven van Bezuidenhoutseweg 67 en de aansluiting van Schedeldoekshaven 101. Daarnaast is bij de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8 sprake van hogere omzet. Dit is het gevolg van meer verzoeken tot wijzing (VtW’s) dan aanvankelijk ingeschat.

De omzet derden heeft met name betrekking op de facilitaire dienstverlening die geleverd wordt aan de Kansspelautoriteit en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

De baten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Productgroepen
Generiek 90.724 109.345 18.621
Specifiek 15.728 18.856 3.128
Overige opbrengsten – 207 – 207
Totaal 106.452 127.994 21.542
Vrijval voorzieningen 5 5
Rentebaten
Bijzondere baten
Totaal baten 106.452 127.999 21.547

Generiek

De Productgroep Generiek is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk.

De standaard dienstverlening in de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8 die wordt geleverd door de consortia is ook verantwoord onder generieke dienstverlening.

De stijging van de omzet bij de generieke dienstverlening wordt veroorzaakt door een toename in het aantal te faciliteren panden als gevolg van wijzigingen in het Masterplan Huisvesting Den Haag. Daarnaast is sprake van een grotere afname van dienstverlening.

Specifiek

De productgroep Specifiek heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid, een prijs per product/dienst betaalt (o.a. catering) en/of producten en diensten waarover tussen opdrachtgever en opdrachtnemer aparte afspraken worden gemaakt (o.a. uitvoering van maatwerkprojecten).

De toename van de omzet bij specifieke dienstverlening heeft betrekking op de panden Rijnstraat 8 en Bezuidenhoutseweg 30, waar de verzoeken tot wijziging (VtW’s) meer zijn dan werd ingeschat.

Overige opbrengsten

De overige opbrengsten hebben betrekking op afrekening van de activa voor het pand Bezuidenhoutseweg 67.

Personele kosten

De hogere personele kosten zijn met name het gevolg van een toename in facilitaire dienstverlening. Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. Dit heeft mede geleid tot de verschuiving van externe inhuur naar eigen personeel.

Daarnaast heeft de nieuwe CAO Rijk 2018 – 2020 een opwaarts effect op de kosten eigen personeel (3% salarisverhoging per 1 juli 2018).

Materiële kosten

De toename van de materiële kosten is het gevolg van een toename in de facilitaire dienstverlening.

De toename van de post bijdrage aan SSO’s heeft betrekking op de doorbelasting van de RVB voor de dienstverlening op de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8.

Saldo van baten en lasten

FMH heeft in 2018 meer panden geserviced door wijzigingen in het Masterplan Huisvesting Den Haag. Daarnaast is de afname van de dienstverlening voor een aantal producten/diensten toegenomen. De toename in de dienstverlening is ook de oorzaak van de toename in omzet en kosten. De kosten laten echter een beperktere stijging zien dan de omzet omdat de indirecte kosten niet evenredig meestijgen met de toename in de dienstverlening.

Dit heeft geresulteerd in een positief resultaat van circa € 3,7 mln.

Balans per 31 december 2018

Activa
Vaste activa 25.313 27.825
Immateriële vaste activa 0 0
Materiële vaste activa 25.313 27.825
– Grond en gebouwen 0 0
– Installaties en inventarissen 24.963 27.659
– Projecten in uitvoering 0 0
– Overige materiële vaste activa 351 166
Vlottende activa 35.808 40.818
Voorraden en onderhanden projecten 0 0
Vorderingen 23.209 24.729
– Debiteuren 12.234 1.304
– Overige vorderingen en overlopende activa 10.976 23.425
Liquide middelen 12.598 16.089
Totaal activa 61.121 68.643
Passiva
Eigen Vermogen 9.694 7.351
– Exploitatiereserve 6.020 5.907
– Onverdeeld resultaat 3.674 1.444
Voorzieningen 0 5
Langlopende schulden 20.770 21.438
– Leningen bij het Ministerie van Financiën 20.770 21.438
Kortlopende schulden 30.657 39.849
– Crediteuren 3.190 20.182
– Schulden bij het Rijk 0 0
– Belastingen en premies sociale lasten 0 0
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 4.868 4.626
– Overige schulden en overlopende passiva 22.599 15.041
Totaal passiva 61.121 68.643

Materiële vaste activa

De investeringen hebben, als gevolg van de uitvoering van masterplanprojecten, voornamelijk betrekking op de inrichting van Koningskade 4, Schedeldoekshaven 101 en Bezuidenhoutseweg 73. De desinvesteringen hebben voornamelijk betrekking op de verkoop van dienstauto’s en meubilair.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 9,8 mln.), overige departementen (€ 0,3 mln.) en derden (€ 2,1 mln.). De stijging wordt veroorzaakt door de vordering op het RVB voor de geleverde dienstverlening met betrekking tot het leegstandsbeheer.

Overige vorderingen en overlopende activa

De post overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit vooruitontvangen en vooruitbetaalde facturen (€ 0,2 mln.), nog te factureren bedragen (€ 6,1 mln.) en onderhanden werk (€ 4,7 mln.).

Het aandeel van het moederdepartement in de overige vorderingen en overlopende activa is € 7,9 mln., van overige departementen € 2,9 mln. en van derden € 0,2 mln.

De post nog te factureren bedragen is onder te verdelen in generieke dienstverlening (€ 3,7 mln.) en specifieke dienstverlening (€ 2,4 mln.). De generieke dienstverlening heeft voornamelijk betrekking op de extra dienstverlening die is geleverd in 2018. Dit betreft onder andere vervoer en uitbreiding verzorgingsgebied.

De toename van het onderhanden werk heeft betrekking op de uitvoering van projecten in het kader van het masterplan huisvesting.

Liquide middelen

De rekening courant bij het Ministerie van Financiën per 31 december 2018 bedraagt € 12,6 mln.

Eigen vermogen

De Regeling Agentschappen stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap gebonden is aan een maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaar.

FMH mag hierdoor een maximum eigen vermogen hebben van € 6,08 mln. Het eigen vermogen ultimo 2018 komt uit op € 9,69 mln. en is € 3,62 mln. hoger dan de maximumomvang. Het surplus op het eigen vermogen zal bij voorjaarsnota 2019 worden afgeroomd door de eigenaar.

Het surplus over 2017 (€ 1,331 mln.) heeft FMH in 2018 afgedragen aan de eigenaar.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

De leningen hebben betrekking op de overname van activa van aansluitende departementen en investeringen in meubilair en audiovisuele middelen binnen het verzorgingsgebied.

Het beroep op de leenfaciliteit heeft betrekking op deze investeringen.

Crediteuren

Het aandeel in de crediteuren van het moederdepartement is € 1,4 mln., van overige departementen € 0,5 mln. en van derden € 1,3 mln. Het crediteurensaldo bestaat voornamelijk uit facturen met een ouderdom van 0–30 dagen. De daling ten opzichte van 2017 heeft voornamelijk betrekking op de facturen van beveiliging die in 2017 aan het einde van het jaar zijn ontvangen.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Onder de post nog te betalen zijn alle bedragen opgenomen die (kortlopend) verschuldigd zijn per 31 december 2018 en die niet onder de crediteuren verantwoord zijn.

Het aandeel van het moederdepartement in de overige verplichtingen en overlopende passiva is € 18,0 mln., van overige departementen € 6,9 mln. en van derden € 2,6 mln.

De toename wordt voornamelijk veroorzaakt door de nog te ontvangen facturen voor onder andere huisvesting en personeel en organisatie en voor de dienstverlening op Rijnstraat 8 en Bezuidenhoutseweg 30.

Kasstroomoverzicht over 2018

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen 12.894 16.089 3.195
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 106.452 144.152 37.700
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) – 99.855 – 142.777 – 42.922
2. Totaal operationele kasstroom 6.597 1.375 – 5.222
Totaal investeringen (–/–) – 4.200 – 3.282 918
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 173 173
3. Totaal investeringskasstroom – 4.200 – 3.109 1.091
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) 0 – 1.331 – 1.331
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 0 0
Aflossingen op leningen (–/–) – 3.906 – 4.626 – 720
Beroep op leenfaciliteit (+) 4.200 4.200 0
4. Totaal financieringskasstroom 294 – 1.757 – 2.051
5. Rekening-courant RHB 31 december 2017 + stand depositorekeningen (1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €. 15.585 12.598 – 2.987

Investeringskasstroom

De investeringen hebben met name betrekking op de aanschaf van meubilair.

Financieringsstroom

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de afroming van het eigen vermogen vanwege het overschrijden van het toegestane maximum van het eigen vermogen in 2017.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2018

Verloop tarieven generieke dienstverlening 100,0 100,0 94,4%
Omzet per productgroep (pxq) 124.668 115.165 121.362 127.994 106.452
*Basis (generiek)1 95.512 97.639 108.155 109.345 90.724
*Basis+ (specifiek)1 5.525 15.651 13.106 18.856 15.728
*Maatwerk 10.554
*Werkelijk 9.499
*Overig 3.578 1.875 101 207-
Saldo van baten en lasten (%) 6,2% 6,2% 1,2% 2,9% 0,0%
Personele kosten als % van de totale kosten 29,8% 32,0% 30,0% 30,9% 31,1%
Materiële kosten als % van de totale kosten 70,2% 68,0% 70,0% 69,1% 68,9%
Apparaatskosten (in €) 46.605 44.111 45.077 47.907 38.141
Klanttevredenheid tevreden nvt nvt tevreden nvt
Tevredenheid specifieke dienstverlening (maatwerk) 7,6 8,0 7,7 7,7 7
Medewerkerstevredenheid nvt tevreden nvt tevreden tevreden
FTE-totaal (excl. Externe inhuur) 426 439 451 476 432
1 Vanaf 2016 maakt FMH onderscheid in generieke en specifieke dienstverlening

Verloop tarieven generieke dienstverlening

De eigenaar heeft met FMH een jaarlijkse efficiencytaakstelling op het apparaat afgesproken van 1,5%. FMH heeft deze taakstelling verwerkt in de tarieven.

Door wijzigingen in het verzorgingsgebied en dienstverlening is zowel prijs als de afname van dienstverlening (uitbreiding werkplekken en uitbreiding/intensivering van de te leveren producten/diensten) in 2018 gewijzigd. Een vergelijk met voorgaande jaren geeft een vertekend beeld.

Omzet per productgroep

De stijging van de omzet bij de generieke dienstverlening wordt veroorzaakt door een toename in te faciliteren panden als gevolg van wijzigingen in het Masterplan Huisvesting Den Haag. Daarnaast is sprake van een grotere afname van dienstverlening.

De toename van de omzet bij specifieke dienstverlening heeft betrekking op de panden Rijnstraat 8 en Bezuidenhoutseweg 30 waar de verzoeken tot wijziging (VtW’s) meer zijn dan aanvankelijk ingeschat.

Klanttevredenheid

Het iKTO is uitgevoerd en de respons voor 2018 komt uit op een Rijksbreed gemiddelde van 32%. De respons is nagenoeg gelijk aan 2015. De score van FMH bedraagt 3,4 (van 5) en voldoet daarmee precies aan de norm die door het LFMO is gesteld.

Tevredenheid maatwerk

Na de afronding van een project wordt een evaluatieformulier naar de klant gestuurd. De klant waardeert de uitvoering van maatwerkprojecten gemiddeld met een 7,7. Dit ligt ruim boven de streefwaarde (7,0).

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

De hogere bezetting is het gevolg van een structurele toename in de facilitaire dienstverlening.

14. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP SHARED SERVICE CENTER-ICT (SSC-ICT) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

SSC-ICT is het Shared Service Centrum ICT van en voor het Rijk, onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het is één van de grootste fullservice ICT-dienstverleners binnen het rijk en levert onder meer rijksbrede ICT-services. SSC-ICT ondersteunt meer dan 30.000 werkplekken en mobiele devices in Nederland en op 160 ambassadeposten over de gehele wereld. SSC-ICT beheert en ontwikkelt ruim duizend applicaties, verzorgt de housing en hosting in het overheidsdatacenter (ODC), biedt IT-diensten met extra hoge beveiligingsniveaus en voert jaarlijks zo’n 260 ICT-projecten uit.

In 2018 is gewerkt aan de uitvoering van het jaarplan «Zichtbaar Beter». Realisatie heeft plaatsgevonden van de datacenter migraties naar het ODC, de uitrol van DWR Next en de realisatie van dienstverlening ten behoeve van rijkskantoren (bijv. Rijnstraat). Medio 2018 is echter geconstateerd dat de werkvoorraad is gestegen en dat bij een aantal knelpunten onvoldoende voortgang is geboekt. Daarbij kwam dat het financieel resultaat zich negatief ontwikkelde. Op het gebied van security en storingsarme dienstverlening ontstonden grote uitdagingen terwijl de organisatie nog niet optimaal werkte.

Voor een goede analyse en advies over de juiste prioriteiten en meerjaren strategie heeft de eigenaar een extern adviesbureau gevraagd een onderzoek in twee fasen uit te voeren naar verbetermaatregelen voor de korte termijn en naar het toekomstbestendig maken van SSC-ICT vanuit een breder perspectief. Vooruitlopend hierop heeft SSC-ICT besloten in het najaar van 2018 alle nadruk te geven aan twee topprioriteiten: security én storingsarm. Op basis van het externe advies onderzoeksfase 1 heeft SSC-ICT eind 2018 aanvullende verbeteracties («No Regret» acties) bepaald. Deze hebben een doorlooptijd tot eind 2019. Rode draad daarbij is het vergroten van de (taak)volwassenheid en het verbeteren van het bedrijfsmatig functioneren, waaronder het verbeteren en versterken van de financiële functie.

Baten
Omzet 258.681 258.312 – 369 242.362
– Omzet moederdepartement 45.500 67.882 22.382 57.706
– Omzet overige departementen 213.181 189.764 – 23.417 184.338
– Omzet derden 0 666 666 318
Rentebaten 0 0 0 0
Vrijval voorzieningen 0 2.060 2.060 1.752
Bijzondere baten 0 29 29 6.532
Totaal baten 258.681 260.401 1.720 250.646
Lasten
Apparaatskosten 203.100 226.662 23.562 211.608
– Personele kosten 110.500 122.022 11.522 121.494
Waarvan eigen personeel 71.070 76.382 5.312 66.747
Waarvan inhuur externen 36.930 40.916 3.986 51.170
Waarvan overige personele kosten 2.500 4.724 2.224 3.577
– Materiële kosten 92.600 104.640 12.040 90.114
Waarvan apparaat ICT 67.300 85.933 18.633 74.204
Waarvan bijdrage aan SSO's 17.300 16.566 – 734 13.010
Waarvan overige materiële kosten 8.000 2.141 – 5.859 2.900
Rentelasten 250 23 – 227 46
Afschrijvingskosten 55.331 55.987 656 45.813
– Materieel 55.331 46.860 – 8.471 39.696
Waarvan apparaat ICT 55.331 46.860 – 8.471 39.696
– Immaterieel 0 9.127 9.127 6.117
Overige lasten 0 2.682 2.682 34.352
– Dotaties voorzieningen 0 1.424 1.424 14.435
– Bijzondere lasten 0 1.258 1.258 19.917
Totaal lasten 258.681 285.354 26.672 291.819
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 – 24.953 – 24.953 – 41.173
Agentschapsdeel Vpb-baten 0 0 0 6
Agentschapsdeel Vpb-lasten 0 – 19 – 19 0
Saldo van baten en lasten 0 – 24.972 – 24.972 – 41.167

Toelichting staat van baten en lasten

Overzicht foutherstel en reclassificatie 2017

Foutherstel extra licenties 2017

Het minder eigen gebruik van extra licenties in 2017 heeft geleid tot een herberekening in de vergelijkende cijfers over 2017. De eigen licenties van 2 klanten zijn toen meegeteld en de licenties in bezit waren hierop in mindering gebracht. In de herberekening over 2017 zijn beide gegevens buiten beschouwing gelaten. Dit heeft geresulteerd in de volgende balansmutaties met een resultaateffect dat leidt tot een extra verlies van 1,4%.

Immateriële vaste activa (aanschafwaarde) Software en licenties – 2.160
Immateriële vaste activa (cum. waardeverminderingen en afschrijvingen) Software en licenties 45
Immateriële vaste activa (boekwaarde) Software en licenties – 2.115
Overige vorderingen en overlopende activa Vooruitbetaalde kosten – 348
Langlopende schulden Leningen bij het Ministerie van Financien 2.115
Kortlopende schulden Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën – 2.115
Voorzieningen Voorziening onderhoud licenties – 1.000
Totaal mutatie in eigen vermogen Onverdeeld resultaat – 3.463

De mutaties binnen de staat van baten en lasten met resultaateffect leidt tot een extra verlies van 1,4%.

Materiële kosten Waarvan apparaat ICT – 30
Afschrijvingskosten Immaterieel – 45
Overige lasten Dotaties voorzieningen 1.000
Overige lasten Bijzondere lasten 2.538
Saldo van baten en lasten Totaal mutatie extra verlies in resultaat 2017 3.463

Reclassificaties 2017

Vanwege nieuwe onderdelen in de Rijksbegrotingsvoorschriften zijn er mutaties doorgevoerd in de vergelijkende cijfers van 2017 zonder resultaatseffect. De voorraad cadeaubonnen hebben een geldwaarde en zijn daarom overgeheveld. De onderhanden projecten zijn geanalyseerd en overgeheveld.

Binnen de debiteuren was in 2017 sprake van een verkeerde categorie. Als laatste is een vordering die onder de schulden was verantwoord overgeheveld naar de overige vorderingen. Dit heeft geleid tot de volgende aanpassingen zonder resultaatseffect.

Kortlopende schulden Belastingen en premies sociale lasten 65
Kortlopende schulden Overige schulden en overlopende passiva – 65
Kortlopende schulden Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 77.063
Kortlopende schulden Overige schulden en overlopende passiva – 77.063
Voorraden en onderhanden projecten Voorraad cadeaubonnen – 5
Liquide middelen Voorraad cadeaubonnen 5
Voorraden en onderhanden projecten Onderhanden projecten 2.583
Overige vorderingen en overlopende activa Nog te factureren projecten – 2.583
Debiteuren Overige departementen 376
Debiteuren Agentschappen – 376
Overige vorderingen en overlopende activa Overige vorderingen 35
Overige schulden en overlopende passiva Nog te verrekenen – 35
Saldo van baten en lasten Geen effect op resultaat 2017 0

Binnen de staat van baten en lasten waren een aantal posten niet goed verantwoord in de juiste hoofd- en subcategorie. Dit heeft geleid tot de volgende aanpassingen zonder resultaatseffect.

Personele kosten Waarvan eigen personeel 3
Materiële kosten Waarvan apparaat ICT – 3
Personele kosten Waarvan overige personele kosten 144
Materiële kosten Waarvan apparaat ICT – 144
Materiële kosten Waarvan overige materiële kosten 958
Materiële kosten Waarvan apparaat ICT – 958
0

Baten

De totale baten komen € 1,7 mln. hoger uit dan de begroting. De baten bestaan voornamelijk uit de omzet van de financiële afspraken met klanten op basis van de afgesloten Dienstverleningsafspraken (DVA’s) alsmede zogenaamde maatwerkopdrachten ten behoeve van de klanten.

Omzet

Per saldo komt de omzet € 0,4 mln. lager uit dan de vastgestelde begroting. De omzet van het moederdepartement is € 22,4 mln. hoger dan begroot. Als gevolg van de departementale herindeling hebben in 2018 verschuivingen plaatsgevonden van de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Infrastructuur en Waterstaat (I&W) naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De toename in het personeelsbestand van het moederdepartement heeft een opwaarts effect heeft gehad op de afname van accounts, devices, storage etc. De omzet van de departementen en agentschappen is € 23,4 mln. lager ten opzichte van de begroting. In de loop van het jaar zijn financiële afspraken die op basis van Dienstverleningsafspraken worden gemaakt neerwaarts bijgesteld. Tevens zijn enkele maatwerkopdrachten niet doorgegaan te weten: SAP HANA (P-Direkt) en dienstverlening voor de buitenlandse posten, tezamen € 12,0 mln.

Moederdepartement 45.500 67.882 57.706
Overige departementen 213.181 189.764 184.338
Derden 0 666 318
Totaal 258.681 258.312 242.362
Generiek 0 10.646 11.514
Gemeenschappelijk 0 215.767 191.903
Specifiek 0 31.899 38.945
Totaal 258.681 258.312 242.362

Lasten

Personeel

Op personeelsgebied is de formatie in 2018 verder gevuld, van 907 fte per 1 januari naar 998 fte per 31 december per saldo € 5,3 mln. hoger dan de vastgestelde begroting). Dit is onder andere het effect van de verambtelijking. In 2018 zijn 22 externen verambtelijkt. Daarbij komt dat als gevolg de CAO-aanpassing van 3%, de loonkosten zijn gestegen. Het effect daarvan was € 1,1 mln. Tevens heeft de harmonisatie van het functiehuis van SSC-ICT € 2,0 mln. extra kosten met zich meegebracht. Hierdoor zijn ook de overige personeelskosten gestegen. De totale inhuurkosten zijn ten opzichte van de begroting met € 4,0 mln. hoger uitgevallen. Dit is met name veroorzaakt door een stijging van de externe uurtarieven. Per 1-1-2018 was dit € 79,29 en per 31-12-2018 € 84,39. Ten opzichte van 2017 zijn de inhuurkosten met € 10,2 mln. afgenomen, maar door de spanning op de arbeidsmarkt konden de inhuurkosten niet verder worden afgebouwd tot het niveau van de vastgestelde begroting.

Materieel

De stijging van de materiële kosten ten opzichte van de vastgestelde begroting is € 12,0 mln. Dit wordt vooral veroorzaakt door de toename van licenties die verbonden zijn aan het DWR Next concept, inclusief de daaraan verbonden onderhoudskosten. Dit naast onvoorziene structurele meerkosten voor huisvesting (€ 1,5 mln.), facilitaire dienstverlening (€ 2,4 mln.) en incidentele meerkosten voor de migratie datacenters (€ 1,7 mln.) en de verhuizing van Zoetermeer naar Den Haag in het kader van de eenwording SSC-ICT (€ 0,7 mln.).

Afschrijving

De totale afschrijvingskosten zijn € 0,7 mln. hoger dan geraamd in de vastgestelde begroting. Dit heeft te maken met de gestegen immateriële activa en de activering van licenties, beiden vanwege DWR Next.

Overige lasten

De post overige lasten is € 2,1 mln. hoger dan de vastgestelde begroting. Voor wat betreft dubieuze debiteuren is door SSC-ICT een analyse uitgevoerd op de openstaande vorderingen ouder dan 360 dagen (€ 3,1 mln.) uit 2015, 2016 en 2017, met gebruikmaking van een aantal criteria teneinde te kunnen beoordelen of SSC-ICT wel of niet een voorziening moet treffen. Dit heeft geleid tot een extra dotatie voorzieningen dubieuze debiteuren van ruim € 1,4 mln.

Dotatie voorziening migratie datacenters 0 0 2.293
Dotatie voorziening onderhoud licenties 0 0 12.142
Dotatie voorziening Dubieuze debiteuren 0 1.424 0
Totaal 0 1.424 14.435

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten worden gevormd door de desinvesteringen van met name devices die vervroegd worden afgeschreven vanwege diefstal, verlies of dusdanige beschadiging dat ze niet langer bruikbaar zijn. Daarnaast is sprake van versnelde afschrijving, vanwege het in overleg stopzetten van specifieke dienstverlening voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ), waar reeds activatie had plaatsgevonden van devices en software. BZ betaalt overigens de kosten van deze versnelde afschrijving.

Resultaat desinvesteringen 0 781 320
Nagekomen lasten vorige boekjaren 0 0 0
Overige bijzondere lasten 0 477 19.597
Totaal 0 1.258 19.917

Saldo van baten en lasten

Het verlies van € 25,0 mln. wordt voornamelijk veroorzaakt door enerzijds hogere apparaatskosten van per saldo circa € 5 mln. (met name in de huisvesting, facilitaire dienstverlening en restant Programma migratie ICT diensten) en anderzijds door achtergebleven opbrengsten in zowel de reguliere (€ 9,8 mln.) als in de maatwerkdienstverlening (€ 8 mln.). Voor een deel wordt de teruggelopen opbrengst in de maatwerkdienstverlening veroorzaakt door de versterkte inzet op storingsarme dienstverlening en security. Daarnaast zijn enkele grote maatopdrachten met een gezamenlijke omzetraming van € 12,0 mln. niet doorgegaan. Dit betreft SAP HANA (BZK/P-Direkt) en dienstverlening buitenlandse posten (BZ).

Balans per 31 december 2018

Activa
Vaste activa 107.604 123.983
Immateriële vaste activa 22.351 26.311
Materiële vaste activa 85.253 97.672
– Grond en gebouwen 0 0
– Installaties en inventarissen 1.797 2.108
– Projecten in uitvoering 0 0
– Overige materiële vaste activa 83.456 95.564
Vlottende activa 50.368 55.105
Voorraden en onderhanden projecten 2.948 2.583
Vorderingen 39.964 49.112
– Debiteuren 11.618 12.682
– Overige vorderingen en overlopende activa 28.346 36.430
Liquide middelen 7.456 3.410
Totaal activa 157.972 179.088
Passiva
Eigen Vermogen – 22.434 – 43.267
– Exploitatiereserve 2.538 – 2.100
– Onverdeeld resultaat – 24.972 – 41.167
Voorzieningen 9.129 14.435
Langlopende schulden 55.762 70.320
– Leningen bij het Ministerie van Financiën 55.762 70.320
Kortlopende schulden 115.515 137.600
– Crediteuren 17.409 32.830
– Belastingen en premies sociale lasten 191 65
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 60.841 79.179
– Overige schulden en overlopende passiva 37.074 25.526
Totaal passiva 157.972 179.088

Toelichting

Immateriële vaste Activa

In 2018 zijn de investeringen DWR Next, licenties en software, opgenomen als immateriële activa. De post Activa in ontwikkeling betrof het project Plekchecker die in 2018 in gebruik is genomen en nu is verantwoord onder de post immateriële vaste activa. Desinvesteringen betreft het project Sina voor BZ welke eind 2018 zijn betaald.

Materiele vaste activa

In 2018 zijn investeringen gedaan in laptops en tablets ten behoeve van het rijksbrede mobiel werken en de uitbreiding van datacenter hosting.

Debiteuren

De posten ouder dan 360 dagen zijn grotendeels voorzien of er is een betalingsregeling getroffen met de desbetreffende debiteur.

De stand van de debiteuren kan als volgt worden gespecificeerd:

Moederdepartement 3.811 1.907
Overige departementen 9.568 12.496
Derden 48 376
13.427 14.779
–/– Voorziening dubieuze debiteuren – 1.809 – 2.097
Totaal 11.618 12.682

Per vordering wordt bezien of er dispuut bestaat over de betaling van de vordering en zo ja wat de kans is dat de vordering niet betaald wordt. Het bedrag dat hieruit volgt eind 2018, bedraagt € 1,2 mln. Het verloop van de voorziening dubieuze debiteuren is als volgt:

Voorziening dubieuze debiteuren – 2.097 1.176 – 1.424 536 – 1.809
Totaal – 2.097 1.176 – 1.424 536 – 1.809

Overige vorderingen en overlopende activa

De afname van € 4,6 mln. op de vooruitbetaalde kosten ten opzichte van 2017 wordt vooral verklaard doordat de eeuwigdurende licenties worden geactiveerd als Immateriële vaste activa. Deze zorgen voor de afname in de vooruitbetaalde kosten. De daling bij de nog te factureren projecten is het gevolg van intensivering van facturatiebeleid eind 2018.

Vooruitbetaalde kosten 23.884 28.482
Overige vorderingen 200 378
Nog te factureren projecten 4.262 7.570
Totaal 28.346 36.430

De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:

Overige vorderingen en overlopende activa Moederdepartement 974
Overige vorderingen en overlopende activa overige departementen 3.402
Overige vorderingen en overlopende activa derden 23.970
28.346

Liquide middelen

Rekening courant Rijkshoofdboekhouding 7.451 3.405
Voorraad cadeaubonnen 5 5
Totaal 7.456 3.410

De stijging van het saldo op de Rekening Courant Rijkshoofdboekhouding wordt vooral verklaard door de kapitaalstorting door het moederdepartement van € 6,0 mln.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit de exploitatiereserve en het onverdeelde resultaat uit het verslagjaar.

Op grond van 5% van de gemiddelde omzet over de jaren 2016 tot en met 2018, bedraagt de maximaal toegestane stand van het eigen vermogen € 12,3 mln.

Stand per 1 januari – 2.100 – 41.167 – 43.267
Toevoeging door moederdepartement 0 45.805 45.805
Exploitatieresultaat 2017 – 41.167 41.167 0
Onverdeeld resultaat 2018 0 – 24.972 – 24.972
Stand per 31 december – 43.267 20.833 – 22.434

De toevoeging moederdepartement bestaat uit 2 dotaties:

1) Dotatie in verband met het negatieve vermogen per 31 december 2017 ad € 39,8 mln.

2) Dotatie in verband met het voorziene verlies over 2018 ad € 6 mln.

De 2e dotatie is op grond van artikel 25, lid 3 van de Regeling Agentschappen in principe niet toegestaan. Echter de Minister van Financiën heeft, gebruikmakend van zijn bevoegdheden conform artikel 33 Regeling Agentschappen, toestemming gegeven voor deze dotatie.

Voorzieningen

De migratie datacenters is in 2018 afgerond. Aan het Programma Migratie Infrastructuur (PMI) is eind 2017 decharge verleend. De resterende activiteiten werden in de lijn voortgezet in 2018.

Hiertoe werd in 2017 een nieuwe voorziening gevormd, de voorziening migratie datacenters. De voorziening onderhoud licenties is voor de komende drie jaar.

Voorziening migratie datacenters 2.293 – 884 0 – 1.409 0
Voorziening onderhoud licenties 12.142 0 0 – 3.013 9.129
Totaal 14.435 – 884 0 – 4.422 9.129

Langlopende schulden

Op basis van de investeringen in vaste activa die in 2018 plaatsvonden, is in 2018 voor € 34,3 mln. aan nieuwe leningen afgesloten. In 2018 is € 67,2 mln. afgelost op de leenfaciliteiten. De kortlopende aflossingsverplichting voor 2019 bedraagt € 60,8 mln. Dit bedrag is opgenomen onder de kortlopende schulden.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden nemen af ten opzichte van 2017, dit wordt verklaard door de betaling in januari 2018 van één grote openstaande factuur. Hiernaast worden de lagere kortlopende schulden verklaard door de aflossingsverplichting van kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën. Verder nemen de overige schulden en overlopende passiva toe. De post «nog te ontvangen facturen» betreft kosten waarvan de activiteiten in 2018 zijn gerealiseerd maar de factuur nog ontbreekt. De post «opgebouwde rechten van het personeel» laat een verdere stijging zien in 2018. Dit wordt verklaard door de toename van het aantal fte ambtelijk personeel in 2018 alsmede de cao-verhoging van 3% per 1 juli 2018.

Nog te ontvangen facturen 26.723 16.563
Nog te verrekenen 2.024 1.810
Vooruit gefactureerde bedragen 1.980 1.789
Opgebouwde rechten personeel 6.347 5.153
Overige schulden en overlopende passiva 0 211
Totaal 37.074 25.526

De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:

Overige verplichtingen en overlopende passiva Moederdepartement 17.542
Overige verplichtingen en overlopende passiva Overige Ministeries 1.950
Overige verplichtingen en overlopende passiva Derden 17.582
37.074
Oud saldo overige schulden en overlopende passiva 31-12-2017 102.619
Naar overige vorderingen en overlopende activa 35
Naar belastingen en premies sociale lasten – 65
Naar Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën – 77.063
Nieuw saldo overige schulden en overlopende passiva 31-12-2017 25.526

Kasstroomoverzicht over 2018

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen 17.000 3.410 – 13.590
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 258.681 267.478 8.797
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) – 203.350 – 236.735 – 33.385
2. Totaal operationele kasstroom 55.331 30.743 – 24.588
Totaal investeringen (–/–) – 30.000 – 40.424 – 10.424
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 818 818
3. Totaal investeringskasstroom – 30.000 – 39.606 – 9.606
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) 0 0 0
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 45.805 45.805
Aflossingen op leningen (–/–) – 55.331 – 67.196 – 11.865
Beroep op leenfaciliteit (+) 30.000 34.300 4.300
4. Totaal financieringskasstroom – 25.331 12.909 38.240
5. Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 mln. €. 17.000 7.456 – 9.544

Toelichting

De investeringen in ICT-goederen (hard- en software) in 2018 bedroegen € 40,4 mln. De investeringen zijn per saldo hoger dan begroot. Dit wordt, naast de toename van de waarde, veroorzaakt door duurdere en meer mobiele devices zoals laptops, tablets en datacenter-hosting, de vervanging van reeds afgeschreven activa en de toename van de immateriële vaste activa.

SSC-ICT roept met ingang van 2017 meerdere keren per jaar de leningen af. De planning is aan het eind van ieder kwartaal. Voor 2018 bedraagt het beroep op leenfaciliteit € 34,3 mln.

De stand van de rekening-courant RHB per 31 december 2018 ad € 7,5 mln. is de resultante van het behaalde resultaat en het saldo van de in deze jaren opgebouwde vorderingen- en schuldenpositie.

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

SSC-ICT is de rijksbrede shared service organisatie die de Rijksdienst ondersteunt met generieke en gemeenschappelijk ICT oplossingen. Door de inzet van moderne ICT-hulpmiddelen wordt de doelmatigheid van de Rijksdienst vergroot. Met de bundeling van ICT-taken binnen SSC-ICT wordt de in de projecten 4 en 7 van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst beoogde efficiencyslag gerealiseerd.

Doelmatigheidskengetallen

Onderstaand worden de doelmatigheidskengetallen gepresenteerd. Het generieke en specifieke deel in onderstaande tabel bevat de in de Vastgestelde begroting opgenomen kengetallen. Inherent aan het shared service karakter gelden deze voor het hele jaar en zijn ze voor alle opdrachtgevers hetzelfde.

Omschrijving Generiek Deel
Taakstellende tariefverlaging 3,0% 1,5% 0,0% 0,0% 0,0%
Kostprijs voor beheertaken (werkplektarief) 1.935 1.470 1.570 2.325
Kostprijs backend werkomgeving 670 780 865 780
Kostprijs locatiegebonden werkplek 650 680 795 680
Kostprijs Kiosk PC incl monitor 310 270 325 270
Totale omzet per product of dienst 216.791 234.744 242.362 258.312 258.681
Generiek (infrastructuur, rijksportaal en samenwerkfunctionaliteit, ODC DH km²) 14.046 12.105 11.514 10.646 NB
Gemeenschappelijk (basis kantoorautomatisering + hosting) 118.904 168.293 191.903 215.767 NB
Specifiek (plusdiensten en maatwerk) 83.841 54.346 38.945 31.899 NB
Formatie en bezetting
FTE-totaal (excl. Externe inhuur) 650,0 720,2 834,4 963,8 925,1
Aantal externe FTE's in % van de totale FTE’s 33,9% 36,5% 27,9% 22,1% 23,3%
Saldo van baten en lasten (%) – 3,0% – 7,8% – 17,0% – 9,7% 0,0%
Klanttevredenheid (KTO) 7 7 6,9 6,8 7
Medewerkertevrededenheid (MTO) 7 NB 6,8 6,2 7
Omschrijving Specifiek Deel- ICT Diensten
Beschik-/betrouwbaarheid basisfunctionaliteit1 100,0% 100,0% 100,0% NB 99,9%
Geleverd binnen gestelde termijn2 85,0% 91,0% 90,0% 71,0% 90,0%
Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd 91,0% 88,0% 87,0% 96,0% 90,0%
Kwaliteit beantwoorden vragen
– beantwoorden helpdeskvragen binnen afgesproken tijd1 85,0% 99,0% 97,0% NB 95,0%
– direct beantwoorden helpdeskvragen 67,0% 88,2% 86,0% 83% 80,0%

1 Als gevolg van het niet meer bijhouden van de voortgang kan geen waarde meer worden bepaald voor deze KPI’s

2 Als gevolg van het nog niet volledig op elkaar afgestemd zijn de administratieve processen bij de afnemers – o.a. BZ – kan weinig waarde aan deze KPI worden gehecht.

Toelichting generiek deel doelmatigheidsindicatoren

In 2018 gold geen taakstelling voor SSC-ICT. De tarieven 2018 zijn ten opzichte van 2017 gestegen met 5%. Dit werd veroorzaakt door investeringen ten behoeve van de opvang van datagroei, uitbreiding van dienstverlening en het toepassen van de voorgeschreven loon-prijsindex.

Het aantal ambtelijk FTE is in 2018 verder gestegen als gevolg van verambtelijking en succesvolle werving. Daarnaast heeft de sturing op het aantal externe FTE effect gehad. Dit percentage daalde van 33,9% in 2015 naar 22,1% in 2018. Het lange termijn doel van SSC-ICT hiervoor staat op 25%.

Toelichting specifieke deel doelmatigheidsindicatoren

Geleverd binnen de gestelde termijn

Dit betreft de standaard aanvragen die binnen de afgesproken servicelevels zijn afgehandeld. Het ongecorrigeerde cijfer is gedaald naar 71%. Aandachtspunt blijft dat in de BZ-omgeving veel verzoeken wel worden uitgevoerd, maar niet administratief worden gesloten.

Incidenten hersteld binnen de afgesproken tijd.

De score op doorlooptijd incidentafhandeling is 96%. Hierbij moet worden opgemerkt dat de Service Level Agreements (SLA’s) nog niet volledig in TOPdesk zijn opgenomen, waardoor incidenten niet volledig conform SLA’s worden geregistreerd. In TOPdesk zijn basis servicelevels opgenomen die zo goed mogelijk de SLA’s benaderen. Het aantal incidenten dat binnen de streefdatum is opgelost is stabiel rond 96%. Over het hele jaar heeft SSC-ICT continue ruim boven de 90% gescoord. Dit is gemiddeld een forse verbetering ten opzichte van 2017 (87,0%).

Direct beantwoorden van helpdeskvragen:

Dit betreft de gemiddelde tijd in seconden die gebruikers hebben moeten wachten voordat de telefoon bij de helpdesk van SSC-ICT wordt beantwoord. De afspraak is binnen 30 seconden. De servicedesk heeft in 2018 met verloop en onderbezetting te maken gehad. In combinatie met het grote aantal Major Incidents heeft dit ertoe geleid dat de responsetijden in 2018 hoger waren dan verwacht mag worden. De gemiddelde responsetijd over geheel 2018 komt uit op 55 seconden. Het aantal major Incidents in 2018 was 134. In 2017 was dit 113.

15. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP RIJKSVASTGOEDBEDRIJF (RVB) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

Het Rijksvastgoedbedrijf is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is als baten- lastenagentschap onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Rijksvastgoedbedrijf is verantwoordelijk voor het beheer en instandhouding van vastgoedobjecten in gebruik door de Nederlandse staat en zet dit vastgoed in voor de realisatie van rijksoverheidsdoelen, in samenwerking met, en met het oog voor de omgeving. Hiertoe zorgt het Rijksvastgoedbedrijf voor o.a.:

• de rijkshuisvesting via kantoren en specialties;

• de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van monumenten in beheer van het Rijksvastgoedbedrijf;

• het onderhoud aan en beheer van Defensiegebouwen en -terreinen;

• projectontwikkeling en nieuwbouw voor Defensie;

• de doelmatige verkoop en waar mogelijk ingebruikgeving van overtollig rijksvastgoed;

• de uitgifte in pacht van rijksgronden;

• de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn.

Het bedrijfsresultaat van het Rijksvastgoedbedrijf is nog positief, maar loopt in omvang terug. De verklaring is dat de opbrengsten uit verkopen minder worden doordat veel overtollig vastgoed van het rijk inmiddels al is verkocht. Het uitgangspunt is dat de producten van het Rijksvastgoedbedrijf tegen kostendekkende tarieven worden geleverd. Overigens is de verwachting dat de kosten van de producten de komende jaren zullen stijgen ten gevolge van grotere prijsstijgingen in de markt en naar verwachting hogere rentekosten.

Het RVB is gestart met de 1e fase van het Regionaal Ontwikkelprogramma. De nationale opgaven uit het regeerakkoord zoals de klimaat- en energietransitie, circulaire economie, woningbouw en sociaal-economische thema's, kunnen door het RVB niet optimaal bediend worden door sec een enkel gebouw aan te pakken of te wachten op de creativiteit van een speler. Een omgevingsgerichte of gebiedsgerichte aanpak met opdrachtgevers en stakeholders, waarin meerdere vraagstukken aan elkaar gekoppeld worden, kan effectieve en maatschappelijk efficiënte oplossingen bieden. Zo wordt recht gedaan aan de dubbele opdracht aan het RVB, namelijk het realiseren van zowel maatschappelijk als economisch rendement.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Rijksvastgoedbedrijf 2018

Baten
Omzet1 1.266.141 1.205.013 – 61.128 1.087.375
– Omzet moederdepartement 25.423 104.533 79.110 24.312
– Omzet overige departementen 1.132.744 747.594 – 385.150 1.015.083
– Omzet derden 107.974 352.886 244.912 47.980
Rentebaten 1.000 143 – 857 317
Vrijval voorzieningen 0 8.304 8.304 21.363
Bijzondere baten 45.659 54.379 8.720 88.589
Totaal baten 1.312.800 1.267.839 – 44.961 1.197.644
Lasten
Apparaatskosten 218.737 257.046 38.309 235.036
– Personele kosten 176.436 202.925 26.489 180.631
Waarvan eigen personeel 158.769 175.064 16.295 161.231
Waarvan inhuur externen 16.500 27.610 11.110 19.291
Waarvan overige personele kosten 1.167 251 – 916 109
– Materiële kosten 42.301 54.121 11.820 54.405
Waarvan apparaat ICT 20.463 24.590 4.127 25.994
Waarvan overige materiële kosten 21.838 29.531 7.693 28.411
Rentelasten 88.210 75.153 – 13.057 70.955
Afschrijvingskosten 311.595 303.553 – 8.042 295.014
– Materieel 311.595 303.553 – 8.042 295.014
Overige lasten 694.258 620.167 – 74.091 541.747
– Dotaties voorzieningen 5.000 1.847 – 3.153 28.547
– Bijzondere lasten 689.258 618.320 – 70.938 513.200
Totaal lasten 1.312.800 1.255.919 – 56.881 1.142.752
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 11.920 11.920 54.892
Agentschapsdeel Vpb lasten 0 750 750 750
Saldo van baten en lasten 0 11.170 11.170 54.142
1 Vanaf 1-1-2018 wordt de gefactureerde omzet automatisch toegerekend aan de juiste omzetcategorie. De vergelijkende cijfers zijn niet geherrubriceerd.

Baten

Omzet

Omzet moederdepartement

Onder de omzet moederdepartement worden de gebruiksvergoeding van het Ministerie van BZK, de omzet voor de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (zoals de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de vergoedingen voor de apparaatskosten buiten de huur- en verhuurrelatie verantwoord. Onder deze laatste categorie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2018 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement.

In 2018 is sprake van een hogere omzet dan begroot omdat in de begroting 2018 de gebruiksvergoeding van BZK zelf en ook die voor de Hoge Colleges van Staat en de Paleizen niet onder de «Omzet moederdepartement» maar onder de categorie «Overige departementen» was opgenomen.

De specificatie van deze omzet is als volgt:

Omzet activiteiten hoofdstuk VII 15.266
Architectuurbeleid 2.533
Beleidsondersteuning 205
Inputonderzoek 63
Energiebesparing Rijkshuisvesting 483
Beheer MEF-monumenten 804
Bijdrage BZK 11.178
ICRV 2.356
Omzet uren verkopen BZK 1.185
Gebruiksvergoeding 85.699
Servicecontracten 27
Totaal 104.533

Omzet overige departementen

Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Tevens valt hieronder de honorariumomzet aan Defensie.

De gerealiseerde omzet is lager dan begroot omdat programmagelden Defensie, die wel zijn begroot, niet in de realisatie zijn verantwoord. Dit is een resultaatneutrale presentatiewijziging waardoor zowel de omzet als de lasten lager zijn. Daarnaast was een deel van de gebruikersvergoeding dat betrekking had op BZK en op derden in de begroting onder de «Omzet overige departementen» begroot.

Omzet derden

Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden. De realisatie is hoger dan begroot omdat in de begroting een deel van de omzet niet onder «Omzet derden» maar onder «Omzet overige departementen» was begroot.

Omzet per product

De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:

Ingebruikgeving: betreft ter beschikking stellen van kantoren en (bijzondere) specialties, het leveren van huisvestingsdiensten conform het Rijkshuisvestingsstelsel en het in gebruik geven van Rijksvastgoed aan partijen buiten de Rijksoverheid.

In stand houden vastgoed: betreft onderhoud van kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het Ministerie van Defensie.

Projectrealisatie: betreft projectrealisatie voor kantoren, (bijzondere) specialties en het Ministerie van Defensie.

Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.

Expertise en advies: betreft strategische advisering en ondersteuning beleidsdirecties, expertise en adviesdiensten aan opdrachtgevers en het afhandelen van onbeheerde nalatenschappen.

Ingebruikgeving 773.772 888.147 114.375 894.211
Waarvan extern 11.288 17.607 6.319 16.584
In stand houden vastgoed 306.615 68.236 – 238.379 59.901
Waarvan andere eigenaar 170.193 40.091 – 130.102 41.506
Projectrealisatie 46.018 81.256 35.238 61.839
Waarvan andere eigenaar 46.018 15.345 – 30.673 21.335
Verkoop 105.284 146.650 41.366 43.319
Expertise en advies 34.452 20.724 – 13.728 28.105
Totaal 1.266.141 1.205.013 – 61.128 1.087.375

Ingebruikgeving

De omzet is hoger dan begroot, omdat in de realisatie de dekking voor In stand houden vastgoed is opgenomen.

In stand houden vastgoed

De omzet is lager dan begroot, omdat in de realisatie de programmagelden Defensie niet zijn opgenomen. Daarnaast is hierin niet de dekking in stand houden vastgoed opgenomen zoals vermeld onder Ingebruikgeving.

Verkoop

Er is meer verkocht dan van tevoren is geraamd. De omzet betreft met name de verkoop van het Hembrugterrein en de Plesmanweg. De marktomstandigheden zijn gunstiger dan bij het opstellen van de begroting was voorzien. Bij het opstellen van de begroting 2018 kon met een omzet van deze omvang en van deze objecten nog geen rekening worden gehouden.

Expertise en advies

De omzet is lager dan begroot omdat, als gevolg van een presentatiewijziging, KV-programmagelden die wel zijn begroot, niet in de realisatie zijn opgenomen.

Rentebaten

De gerealiseerde rentebaten bestaan hoofdzakelijk uit rente over de depositorekening.

Vrijval voorzieningen

Er was geen vrijval begroot. In totaal is € 8,3 mln. vrijgevallen. Hiervan heeft € 6,5 mln. betrekking op posten kleiner dan € 0,5 mln. die zijn vrijgevallen als gevolg van de schattingswijziging.

Daarnaast is bij de actualisatie van de voorzieningen in totaal € 1,8 mln. vrijgevallen. Hiervan betreft € 1,5 mln. vrijval op de voorziening bodemsanering en € 0,3 mln. op de voorziening asbest.

Bijzondere baten

(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen 0 31.683
Overige baten 54.379 56.906
Totaal 54.379 88.589

Terugneming bijzondere waardeverminderingsverliezen

In 2017 kon voor € 31,7 mln. aan eerdere afwaarderingen op de voorraad te verkopen onroerend goed terug worden genomen. In 2018 hebben dergelijke terugnemingen zich niet voorgedaan.

Overige baten

De post overige baten bestaat met name uit de mutaties van onderhanden werk en onderhanden projecten (€ 5,4 mln.), het geactiveerde honorarium (€ 40,8 mln.) en nagekomen baten van het voorgaande verslagjaar (€ 7,6 mln.).

De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar inclusief de mutatie in de voorziene verliezen, met uitzondering van de geactiveerde rente voor herontwikkelingsprojecten (zie toelichting bij Leningen bij het Ministerie van Financiën) en met uitzondering van projecten waarbij het risico niet bij een derde ligt.

Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op het voor eigen rekening ontwikkelen van onroerend goed aan de hand van een functioneel programma van eisen.

De nagekomen baten van het voorgaande verslagjaar waren niet opgenomen in de begroting.

Lasten

Apparaatskosten

De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 135,7 mln. lonen, € 14,3 mln. sociale lasten, € 19,7 mln. pensioenlasten en € 5,4 mln. aan personele exploitatie. Het gemiddelde aantal gedurende 2018 werkzame werknemers bedroeg 2.036,8 fte waarvan gemiddeld 102,6 fte gedetacheerd vanuit andere departementen, met name Defensie.

De gerealiseerde kosten zijn hoger dan begroot. Dit wordt met name verklaard door de hogere salariskosten, die het gevolg zijn van een hoger aantal fte en de CAO-loonstijging.

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan uit € 27,4 mln. voor leningen van het Ministerie van Financiën en € 47,8 mln. voor DBFMO-contracten. In het verslagjaar is € 3,8 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,8% respectievelijk 5,2% (DBFMO-contracten).

Afschrijvingskosten

Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering.

Dotaties voorzieningen

Er is één dotatie van € 1,8 mln. gedaan aan de voorziening bodemsanering.

Bijzondere lasten

Markthuren 185.135 184.869 – 266 193.274
DBFMO-lasten 47.144 55.395 8.251 43.117
Onderhoud 253.158 133.213 – 119.945 124.833
Belastingen en heffingen 22.878 22.881 3 23.316
Energielasten 28.238 27.101 – 1.137 32.057
Ontwikkeling en verkoop OG 101.000 61.292 – 39.708 22.538
Overige lasten 51.705 133.569 81.864 74.065
Totaal 689.258 618.320 – 70.938 513.200

Markthuren

Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt.

DBFMO-lasten

Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, onder aftrek van de rente- en afschrijvingskosten.

Onderhoud

Onder deze post vallen onderhoud voor de rijkshuisvesting, het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie en het beheer van bijzondere objecten. De gerealiseerde kosten zijn lager dan begroot omdat programmagelden Defensie, die wel zijn begroot, niet in de realisatie zijn opgenomen. Dit laatste is een resultaatneutrale presentatiewijziging waarbij zowel de omzet als de lasten lager zijn.

Belastingen en heffingen

Het betreft hier de kosten van met name onroerend zaakbelasting en waterschapslasten.

Energielasten

Deze post bevat de energiekosten van de kantorenvoorraad.

Ontwikkeling en verkoop onroerend goed

Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten, voor zover deze verkopen in de omzet zijn opgenomen. Een belangrijk deel van de verkopen wordt, in tegenstelling tot de verwachting bij het opstellen van de begroting, buiten de baten en lastensystematiek geadministreerd. Verkopen van objecten die binnen het specialty stelsel vallen, leiden alleen tot een kasmutatie. Dit geldt eveneens voor de verkopen van objecten die in 2014 niet onder KORV zijn gebracht. Deze worden via de middelenafspraak verrekend met de overige departementen.

Het verschil tussen de realisatie en de begroting wordt met name veroorzaakt doordat er minder KORV-panden zijn verkocht dan geraamd.

Overige lasten

De post overige lasten betreft met name facilitaire kosten leegstand (€ 12,9 mln.), kleine investeringen (€ 58,9 mln.), kosten van onderhanden werken en projecten (€ 25,7 mln.), herstel- en asbestkosten (€ 10,2 mln.), negatieve projectresultaten (€ 9,8 mln.) en nagekomen lasten (€ 8,8 mln.). Het verschil tussen de realisatie en begroting wordt met name verklaard doordat er meer kleine investeringen zijn afgerekend (€ 36,3 mln.), het hoger uitvallen van de directe kosten van onderhanden werken en project (€ 16,7 mln.) en niet begrote project- en nagekomen resultaten (€ 19,7 mln.).

Balans (voor resultaatbestemming) per 31 december 2018

Activa
Vaste activa 6.526.037 6.058.873
Materiële vaste activa 6.526.037 6.058.873
– Grond en gebouwen 5.321.102 4.999.482
– Installaties, inventarissen en overig 757.264 783.363
– Projecten in uitvoering 447.671 276.028
Vlottende activa 854.211 908.309
Voorraden en onderhanden projecten 329.138 355.137
Vorderingen 133.032 122.567
– Debiteuren 49.447 35.512
– Overige vorderingen en overlopende activa 83.585 87.055
Liquide middelen 392.041 430.605
Totaal activa 7.380.248 6.967.182
Passiva
Eigen Vermogen 66.487 89.803
– Exploitatiereserve 55.317 35.661
– Onverdeeld resultaat 11.170 54.142
Voorzieningen 48.655 74.208
Langlopende schulden 6.580.537 6.139.717
– Leningen bij het Ministerie van Financiën 5.752.145 5.463.934
– Overige schulden 828.392 675.783
Kortlopende schulden 684.569 663.454
– Crediteuren 84.351 65.182
– Schulden bij het Rijk 0 0
– Belastingen en premies sociale lasten 100 1.313
– Kortlopend deel langlopende schulden 321.077 343.851
– Overige schulden en overlopende passiva 279.041 253.108
Totaal passiva 7.380.248 6.967.182

Materiële vaste activa

Het Rijksvastgoedbedrijf is geen juridisch eigenaar voor die objecten waarvoor het Ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft gesloten met het ABP. De boekwaarde van deze objecten bedraagt per 31 december 2018 € 89,9 mln. De schulden in verband met de financial leasecontracten zijn met ingang van 1 januari 1999 ondergebracht bij het Ministerie van Financiën en omgezet in een lening bij dit ministerie conform de Regeling leen- en depositofaciliteit Agentschappen. De verkrijgingsprijs en cumulatieve afschrijvingen per 1-1-2018 zijn gecorrigeerd ten opzichte van de jaarrekening 2017.

Van de boekwaarde per 31 december 2018 heeft € 863,9 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten.

Van de boekwaarde per 31 december 2018 heeft € 2.468,0 mln. betrekking op specialties. Een specialty is een rijksgebouw met voorzieningen toegespitst op de te huisvesten organisatie: bijvoorbeeld penitentiaire inrichtingen en gerechtsgebouwen. Omdat de specialty houdende organisaties als kader- en behoeftesteller de meerjarenvisie bepalen dragen zij ook het leegstand- en afstootrisico.

In het verslagjaar is € 3,8 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,8% respectievelijk 5,2% (DBFMO-contracten).

Het totaal van de boekwaarde van de afgekochte erfpachtrechten bedraagt € 81,8 mln.

Het Rijksvastgoedbedrijf activeert de nazorg op investeringsprojecten. Een deel daarvan is nog niet verplicht aan leveranciers. In de overige waardeverminderingen is daarom € 8,6 miljoen teruggenomen op de boekwaarde van de activa. Dit is tevens in mindering gebracht op de nog te betalen nazorg.

De overige waardeverminderingen bestaan hoofdzakelijk uit afwaarderingen van drie DJI-objecten. Deze zijn afgewaardeerd omdat de taxatiewaarde hiervan lager was dan de boekwaarde, het RVB ontvangt hier te zijner tijd een afkoopsom voor van de DJI.

Vlottende activa

Voorraden en onderhanden projecten

Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.

Voorraad te verkopen onroerend goed

De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2018 afgenomen. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.

De voorraad te verkopen Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) objecten is afgenomen. De verkochte voorraad is grotendeels gecompenseerd met nieuw overgenomen objecten.

Onderhanden werk

Het gaat om de grondexploitatieprojecten die door het Rijksvastgoedbedrijf voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd.

Met de brief van de ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Tweede Kamer, 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader (Tweede Kamer, 2010, 32 275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten -waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's- plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2018 een deel van de voorraad onderhanden werk, het Hembrugterrein in Zaandam, voor € 51,3 mln. verkocht.

Onderhanden projecten

De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd.

Debiteuren

Debiteuren 49.689 35.755
Voorziening dubieuze debiteuren – 242 – 243
Totaal 49.447 35.512

Van het debiteurensaldo betreft € 1,3 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 23,8 mln. op overige departementen en € 24,3 mln. op derden.

De stijging van het debiteurensaldo ultimo 2018 ten opzichte van 2017 wordt veroorzaakt door de facturatie aan Defensie in december.

Van het openstaande debiteurensaldo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 5,2 mln. bij BZK (briefkenmerk 2017–0000422585 d.d. 13 september 2017).

Vanwege het geringe risico op oninbaarheid, is de voorziening dubieuze debiteuren nagenoeg gelijk gebleven.

Overige vorderingen en overlopende activa

Van de overige vorderingen en overlopende activa ultimo 2018 betreft € 59,3 mln. vorderingen op overige departementen en € 24,3 mln. op derden.

Liquide middelen

Rekening-courant RHB 392.041 420.605
Depositorekening 0 10.000
Saldo per 31 december 392.041 430.605

Eigen vermogen

Saldo per 1 januari 220.090 115.462 89.803
Stelselwijziging – 20.630 0 0
Gecorrigeerd saldo per 1 januari 2018 199.460 115.462 89.803
Saldo van baten en lasten 77.110 54.142 11.170
Directe mutaties in het eigen vermogen
Uitkering aan het moederdepartement – 161.108 – 79.801 – 34.486
Bijdrage door het moederdepartement 0 0 0
Overige mutaties 0 0 0
Saldo per 31 december 115.462 89.803 66.487

Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 57,0 mln. worden aangehouden. Het restant van € 9,5 mln. wordt aan het moederdepartement afgedragen.

Voorzieningen

Asbestverontreiniging 54.861 – 9.110 0 – 5.178 40.573
Wachtgelden en pensioenuitkeringen 247 0 0 – 247 0
Huis ten Bosch 9.750 – 9.750 0 0 0
Bodemsanering 1.912 – 236 1.847 – 1.676 1.847
Brandveiligheid 1.203 0 0 – 1.203 0
Geschillen en rechtsgedingen 6.235 0 0 0 6.235
Totaal 74.208 – 19.096 1.847 – 8.304 48.655

Als gevolg van de schattingswijziging zijn alle posten < € 500.000 vrijgevallen in 2018.

Asbestverontreiniging

De «voorziening asbestverontreiniging» is opgenomen voor verwijdering van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad, voor zover deze bekend zijn bij het Rijksvastgoedbedrijf. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Hierdoor heeft het grootste deel van de voorziening een langlopend karakter. Het grootste deel van de voorziening zal naar verwachting binnen vijf jaar worden afgewikkeld.

De vrijval in 2018 heeft hoofdzakelijk betrekking op posten kleiner dan € 0,5 mln. die zijn vrijgevallen als gevolg van een schattingswijziging.

Bodemsanering

De voorziening bodemsanering bestaat voor situaties waarbij sprake is van grondvervuiling en waarbij het Rijksvastgoedbedrijf een saneringsplicht heeft, dan wel sanering noodzakelijk acht. De voorziening zal naar verwachting in 2019 volledig worden afgewikkeld.

Geschillen en rechtsgedingen

De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten. De omvang van de voorziening is bepaald op basis van een kostenraming die continu wordt bewaakt. De huidige posten in de voorziening zullen geheel binnen vijf jaar worden afgewikkeld. In 2018 hebben geen dotaties of onttrekkingen plaatsgevonden.

Langlopende schulden

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Dit betreffen leningen die bij het Ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het Ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.

Het Ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling Agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:

• te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.

• te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.

• de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.

De rentevoet van de leningen ligt tussen de 0,00% en 0,78%. Van de leningen heeft € 4.969,1 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.

Overige schulden

Onder deze schulden worden de lange termijnschulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO-contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het Ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen. De rentevoet van de langlopende schulden ligt tussen de 3,58% en 7,13%. Van de langlopende schulden heeft € 601,5 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement, het kortlopende deel van de langlopende schulden en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.

Crediteuren

De crediteuren bestaan voor € 0,2 mln. uit schulden aan het moederdepartement, voor € 16,3 mln. aan overige departementen en voor € 67,8 mln. aan derden.

Belastingen en premies sociale lasten

Deze post bestaat uit een saldo van het nog te betalen voorschot VPB 2018 (€ 0,8 mln.) en de terug te ontvangen VPB 2016 (€ 0,7 mln.).

Kortlopend deel langlopende schulden

Deze post bestaat uit het kortlopend deel van de leningen bij het Ministerie van Financiën (€ 280,3 mln.) en het kortlopend deel van de langlopende schulden DBFMO (€ 40,8 mln.).

Overige schulden en overlopende passiva

Van de overige schulden en overlopende passiva betreft € 21,9 mln. schulden aan het moederdepartement, € 217,6 mln. aan overige departementen en € 39,5 mln. aan derden.

In de nog te betalen bedragen is een schuld aan het Ministerie van Defensie opgenomen van € 53,7 mln.

Kasstroomoverzicht

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2018 + stand depositorekeningen 411.924 430.605 18.681
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 1.174.056 2.254.493 1.080.437
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) – 920.246 – 1.933.923 – 1.013.677
2. Totaal operationele kasstroom 253.810 320.570 66.760
Totaal investering (–/–) – 515.000 – 669.286 – 154.286
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 60.775 88.767 27.992
3. Totaal investeringskasstroom – 454.225 – 580.519 – 126.294
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) 0 – 34.486 – 34.486
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 0 0
Aflossingen op leningen (–/–) – 256.043 – 379.015 – 122.972
Beroep op leenfaciliteit (+) 515.000 634.886 119.886
4. Totaal financieringskasstroom 258.957 221.385 – 37.572
5. Rekening-courant RHB 31 december 2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand 0,5 miljoen €. 470.466 392.041 – 78.425

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.

Operationele kasstroom

De ontvangsten en uitgaven zijn aanzienlijk hoger dan begroot. Dit komt met name omdat de programmagelden van de dienstverlening aan Defensie, kasstromen vanuit het beheer van materiële activa (KV-begroting) en de kasstromen uit middelenafspraken hierin zijn meegenomen. Deze dienstverleningen zitten niet in de gerealiseerde baten en lasten, echter betreffen wel operationele kasstromen.

Investeringskasstroom

De investeringen zijn hoger dan begroot omdat er meer is geïnvesteerd dan voorzien in rijkshuisvesting (met name door aankopen).

Financieringskasstroom

In 2018 is het surplus eigen vermogen van € 34,5 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Deze afdracht vloeit voort uit de jaarrekening 2017 en was bij het indienen van de ontwerpbegroting in het jaar 2017 nog niet bekend en derhalve niet begroot.

Het beroep op de leenfaciliteit is als gevolg van de hogere investeringen (zie investeringskasstroom) hoger dan begroot.

De aflossingen op leningen betreffen de aflossingen op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. De aflossingen zijn hoger dan begroot, met name omdat er meer is afgelost als gevolg van de hogere realisatie bij de verkopen van onroerend goed.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omzet per product
Ingebruikgeving 871.261 894.211 888.147 773.772
Waarvan extern 19.363 16.584 17.607 11.288
In stand houden vastgoed 50.113 59.901 68.236 306.615
Waarvan andere eigenaar 50.113 41.506 40.091 170.193
Projectrealisatie 88.767 61.839 81.256 46.018
Waarvan andere eigenaar 19.980 21.335 15.345 46.018
Verkoop 80.333 43.319 146.650 105.284
Expertise en advies 34.844 28.105 20.724 34.452
Saldo van baten en lasten 77.110 54.142 11.170 0
Saldo van baten en lasten (% t.o.v. de baten) 5,8% 4,5% 0,9% 0,0%
Rijkshuisvestingsvoorraad x 1.000 m2 BVO 6.211 6.189 5.993 5.812
Waarvan verhuurd 5.881 5.403 5.067 5.025
Waarvan eigendom 4.975 4.867 4.870 4.660
Waarvan huur 1.236 1.322 1.123 1.152
Gemiddelde leegstand rijkshuisvesting voor rekening RVB (% t.o.v. voorraad) 5,3% 5,9% 6,2% 4,3%
ITK rijkshuisvesting 2,39 2,22 2,21 2,1–2,8
Voorraad beheerde Defensieobjecten
Gebouwen x 1.000 m2 BVO 6.161 6.033 5.973 5.562
Terreinen x 1.000 m2 350.387 350.575 349.814 345.199
Doelmatigheid verkoop vastgoed 12.890 11.385 50.128 >0
Bezetting ambtelijke fte's ultimo 1.885 2.009 2.070 1.922
Apparaat-omzet indicator 19,5% 21,6% 21,3% 17,3%
Projecten binnen budget gerealiseerd 87% 97% 82%
Projecten tijdig gerealiseerd 97% 97% 82%
Productiviteit 914 954 955

Toelichting

Omzet per product

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Saldo van baten en lasten

Het positieve resultaat over 2018 is met name het gevolg van een tweetal grote verkoopresultaten. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Rijkshuisvestingsvoorraad

De voorraad bedraagt ultimo 2018 181.000 m2 meer dan begroot. Ten opzichte van realisatie 2017 is de voorraad met 196.000 m2 afgenomen. De rijkshuisvestingsvoorraad is minder gedaald dan in de begroting was voorzien. Dit komt onder meer doordat huisvesting langer nodig was dan eerder voorzien en doordat aankopen zijn gedaan die moeten leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de voorraad. Dit geeft de mogelijkheid de frictieruimte te vergroten teneinde ruimte te bieden aan noodzakelijke verschuivingen en renovaties. Door de toegenomen ruimtebehoefte van departementen zijn meer m2 verhuurd dan begroot.

Gemiddelde leegstand

De leegstand voor rekening van het Rijksvastgoedbedrijf (6,2%) is hoger dan de begroting (4,3%). Dit komt mede doordat de frictieruimte is vergroot teneinde noodzakelijke verschuivingen mogelijk te maken.

Indicator Technische Kwaliteit

De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties.

Voorraad beheerde defensieobjecten

Het Ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij. De defensievoorraad daalde minder dan in de begroting was voorzien. Dit heeft onder meer te maken met het aanhouden van vastgoed in afwachting van de ontwikkelingen inzake maatregelen versterking ondersteuning krijgsmacht.

Doelmatigheid verkopen

De verkopen van op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen vastgoed hebben in 2018 tot een positief resultaat geleid. Met name is dit het gevolg van de verkoop van het Hembrugterrein en het object Plesmanweg.

Bezetting fte’s jaarultimo

Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraaggestuurde dienst. De bezetting ultimo 2018 is 148 fte hoger dan begroot. De groei in ambtelijke bezetting wordt met name verklaard door de groei in 2018 in dienstverlening aan Defensie, voor de rijkshuisvesting en verambtelijking.

Apparaat/omzet indicator

De indicator is hoger dan begroot. De apparaatskosten (met name de personeelskosten) zijn hoger en de omzet lager dan begroot. Bij de staat van baten en lasten wordt dit nader toegelicht.

Projecten binnen budget gerealiseerd

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de ambitie, om het overgrote deel van de projecten binnen budget te realiseren, gerealiseerd met 97%, ten opzichte van de norm van 82%.

Projecten tijdig gerealiseerd

De doelstelling om 82% van de projecten tijdig conform afspraken met de opdrachtgever te realiseren is gerealiseerd.

Productiviteit

De gerealiseerde productiviteit van het Rijksvastgoedbedrijf is nagenoeg gelijk aan hetgeen in de begroting was voorzien.

16. JAARVERANTWOORDING VAN HET BATEN-LASTENAGENTSCHAP DIENST VAN DE HUURCOMMISSIE (DHC) PER 31 DECEMBER 2018

Inleiding

De Huurcommissie is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Dit ZBO wordt ambtelijk ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), die de status van baten-lastenagentschap heeft. Jaarlijks verstrekt de directie Woningmarkt (onderdeel van DG Bestuur, Ruimte en Wonen bij het Ministerie van BZK) een opdracht aan de Huurcommissie voor de uitvoering van de huurgeschillenbeslechting en overige werkzaamheden. De opdracht wordt vanaf 2018 deels gefinancierd door de directie Woningmarkt, deels door de verhuurders middels een verhuurderbijdrage (Staatscourant jaargang 2018, nr. 32857, Kamerstuk 34 652, nr. A) en deels uit de leges.

Baten
Omzet 13.214 9.860 – 3.354 12.878
– Omzet moederdepartement 7.489 4.330 – 3.159 12.255
– Omzet overige departementen 0 0 0 0
– Omzet derden 5.725 5.530 – 195 623
Rentebaten 0 0 0 0
Vrijval voorzieningen 0 0 0 3
Bijzondere baten 0 460 460 101
Totaal baten 13.214 10.320 – 2.894 12.982
Lasten
Apparaatskosten 10.316 8.887 – 1.429 12.277
– Personele kosten 6.535 6.248 – 287 7.412
Waarvan eigen personeel 5.833 4.819 – 1.014 6.550
Waarvan inhuur externen 702 1.052 350 603
Waarvan overige personele kosten 0 377 377 259
– Materiële kosten 3.781 2.639 – 1.142 4.865
Waarvan apparaat ICT 1.150 1.035 – 115 2.334
Waarvan bijdrage aan SSO's 0 0 0 0
Waarvan overige materiele kosten 2.631 1.604 – 1.027 2.531
Rentelasten 0 0 0 0
Afschrijvingskosten 74 93 19 494
– Materieel 74 93 19 102
Waarvan apparaat ICT 71 0 0 0
– Immaterieel 0 0 0 392
Overige lasten 2.824 5.650 2.826 2.708
– Dotaties voorzieningen 0 2.588 2.588 18
– Bijzondere lasten 2.824 3.062 238 2.690
Totaal lasten 13.214 14.630 1.416 15.479
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening 0 – 4.310 – 4.310 – 2.497
Agentschapsdeel Vpb-lasten
Saldo van baten en lasten 0 – 4.310 – 4.310 – 2.497

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement bestaat uit de vergoeding van de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmarkt (Wm). De totale bijdrage voor de opdracht bedroeg € 7,5 mln., hiervan was € 3,2 mln. bestemd voor een bijdrage in de transitiekosten. Deze bijdrage is verwerkt als een vermogensstorting. De opdracht voor 2018 is aangegaan op basis van lump sum financiering.

In vergelijking met de Ontwerpbegroting is de productie over 2018 lager uitgekomen dan verwacht. In overleg met de opdrachtgever is, gezien de meerjarige dalende trend tot en met 2017, voor het jaar 2018 uitgegaan van een productie van 6.560 zaken.

Huurprijsgeschillen 2.990 2.067 – 923
Servicekostengeschillen 1.925 1.102 – 823
Huurverhogingsgeschillen op grond van punten 260 18 – 242
Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen 775 6 – 769
WOHV-geschillen1 10 1 – 9
Geschillen voortkomend uit klachten van huurders jegens verhuurders 150 0 – 150
Intake en bemiddeling 3.290 3.650 360
Totaal 9.400 6.844 – 2.556
1 Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

Omzet derden

De omzet derden bestaat uit de verhuurderbijdrage die aan de verhuurders in rekening is gebracht en uit de ontvangen legesgelden. De in rekening gebrachte verhuurderbijdrage aan verhuurders bedroeg in 2018 € 5,2 mln. De ontvangen legesgelden in 2018 bedragen € 0,4 mln.

Bijzondere baten

De bijzondere baten bestaan uit de volgende componenten:

Correctie nog te ontvangen facturen 0 40 40 97
CJIB aanmaningsvergoedingen 0 2 2 3
Mutatie onderhanden werk 0 417 417 0
Overige baten 0 1 1 1
Totaal 0 460 460 101

Lasten

Apparaatskosten: personele kosten

De post personele kosten bestaat uit de loonkosten voor eigen personeel (inclusief kosten voor gedetacheerden vanuit de Rijksoverheid), kosten van externe inhuur en overige personeelskosten. De kosten voor eigen personeel zijn lager dan begroot. Deze daling is het gevolg van een afgenomen personeelsbezetting. De kosten voor externe inhuur zijn toegenomen. Hiervoor is een aantal redenen: 1) een deel van de vrijgevallen functies is tijdelijk met externen opgevuld, 2) bij de reorganisatie hebben de medewerkers de tijd gekregen zich te oriënteren in het vrijwillige Van Werk Naar Werk traject, waarbij zij zich ook verder konden ontwikkelen. Met externe inhuur is geprobeerd deze afname van productieve uren te compenseren, 3) om de hoge instroom bij Brede Intake en bemiddelen op te vangen zijn extra uitzendkrachten ingezet. De externe inhuur is hierdoor hoger uitgevallen dan begroot.

De overige personele kosten betreffen kosten als reiskosten, studiekosten, arbeidsongeschiktheids ondersteuning en bedrijfsmaatschappelijk werk. Deze kosten waren in de oorspronkelijke begroting opgenomen onder de overige materiële kosten.

Apparaatskosten: materiële kosten

De materiële kosten waren in 2018 lager dan begroot. Met name de huisvestingskosten, de reis- en verblijfskosten en de communicatiekosten zijn lager uitgevallen dan begroot. Daarnaast is door de vertraging van de reorganisatie een aantal kosten doorgeschoven naar 2019 en heeft de Huurcommissie een aantal posten op een lager ambitieniveau gesteld.

Dotatie voorzieningen

Naar aanleiding van de reorganisatie van de Huurcommissie in 2018 is een dotatie aan de reorganisatievoorziening gedaan voor de kosten die volgen uit van werk naar werk trajecten. De voorzieningen voor voorgaande reorganisaties in 2009 en 2012 zijn aangepast op de te verwachten uitgaven in 2019. De dotatie was niet begroot.

Bijzondere lasten

Dit betreft de transitiekosten 2018 (implementatie toekomstverkenning en ICT). Hieronder vallen kosten ter voorbereiding van de implementatie van de gewijzigde wet Uhw en kosten om de ICT aan te passen aan de nieuwe organisatie. Onder deze post vallen ook de kosten voor werknemers die eind 2018 een overeenkomst met de Dienst van de Huurcommissie zijn aangegaan en gebruik maken van de stimuleringspremie bij ontslag op eigen verzoek. De reservering voor de simuleringspremie was niet begroot.

Implementatie toekomstverkenning 1.736 1.767 31 986
Verhuizing 0 0 0 141
ICT 1.088 504 – 584 843
Inning verhuurdersbijdrage 0 0 0 5
Reorganisatie 0 0 0 226
Mutatie onderhanden werk 0 0 0 483
Correctie voorgaand boekjaar 0 0 0 3
Overige bijzondere lasten 0 0 0 3
Stimuleringspremie 0 791 791 0
Totaal 2.824 3.062 238 2.690

Saldo van baten en lasten

Over 2018 heeft de Huurcommissie een negatief exploitatieresultaat behaald (€ 4,3mln.). Dit resultaat is het gevolg van de dotatie aan de reorganisatievoorziening en de opname van de kosten voor de stimuleringspremie voor medewerkers van de Dienst van de Huurcommissie. Daarnaast is de bijdrage voor de transitiekosten via het eigen vermogen verwerkt. Daartegenover staan lagere materiële kosten.

De dotatie aan de reorganisatievoorziening en de kosten van de diverse stimuleringsregelingen vormen een eenmalige kostenpost die komende jaren niet meer voor komt. De oorzaak van het negatieve resultaat is dan ook eenmalig.

Activa
Vaste activa 70 163
Materiële vaste activa 70 163
– Grond en gebouwen 0 0
– Installaties en inventarissen 70 163
– Projecten in uitvoering 0 0
– Overige materiële vaste activa 0 0
Vlottende activa 9.240 4.228
– Voorraden en onderhanden projecten 1.608 1.191
Vorderingen 5.444 335
– Debiteuren 5.396 278
– Overige vorderingen en overlopende activa 48 57
– Liquide middelen 2.188 2.702
Totaal activa 9.309 4.391
Passiva
Eigen Vermogen 2.977 403
– Exploitatiereserve 7.287 2.900
– Onverdeeld resultaat – 4.310 – 2.497
Voorzieningen 2.759 252
Langlopende schulden 0 0
– Leningen bij het Ministerie van Financiën 0 0
Kortlopende schulden 3.573 3.736
– Crediteuren 778 1.416
– Schulden bij het Rijk 0 0
– Belastingen en premies sociale lasten 0 0
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 0 0
– Overige schulden en overlopende passiva 2.795 2.320
Totaal passiva 9.309 4.391

Toelichting

Activa

Materiële vaste activa

De materiële activa bestaan uit hardware, installaties en inventaris in het Havengebouw te Amsterdam. DHC huurt zijn kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa.

Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn. In 2018 zijn geen investeringen gedaan.

Voorraden en onderhanden projecten

Dit betreft het onderhanden werk. Een verzoekschrift kan achtereenvolgens verschillende behandelingsfasen in het primaire proces doorlopen: van het scannen van de fysieke brief of de inname van het digitale verzoek, het beoordelen of het verzoek ontvankelijk is, de inhoudelijke beoordeling nadat het legesvoorschot ontvangen is, het onderzoek, de zitting en uiteindelijk de uitspraak.

Bij de waardering van het onderhanden werk is gekeken in welke fasen de in behandeling zijnde zaken verkeren, en is verondersteld dat de waarde toeneemt met elke fase die het verzoek passeert.

Debiteuren

Deze post heeft met name betrekking op de nog te ontvangen verhuurderbijdrage van verhuurders. Daarnaast bevat deze post leges van huurders en verhuurders. Ook zijn er debiteuren in verband met detacheringen van DHC-medewerkers bij andere organisaties.

Debiteuren moederdepartement 18 41
Debiteuren overige departementen 43 0
Debiteuren derden 5.334 237
Totaal 5.396 278

Overige vorderingen en overlopende activa

Deze post betreft de vooruitbetaalde kosten aan derden in 2018 voor het jaar 2019.

Passiva

Eigen vermogen

Jaarrekening 2017, Eigen vermogen per 31-12-2017 817
Foutherstel (nagekomen kosten) – 414
Gecorrigeerd vermogen per 1-1-2018 403
Eenmalige storting moederdepartement 3.725
Bijdrage moederdepartement in transitiekosten 2018 3.159
Resultaat 2018 – 4.310
Eigen vermogen per 31-12-2018 2.977

In 2017 zijn bijdragen van het moederdepartement voor de transitiekosten verantwoord als bijzondere baten. Volgens het ADR-Kader voor de toelaatbaarheid en de presentatie van bijdragen aan agentschappen, dient een dergelijke bijdrage verwerkt te worden als een vermogensstorting. Deze boekingen zijn in 2018 verwerkt.

In 2018 zijn twee facturen ontvangen die betrekking hadden op voorgaande jaren. In totaal gaat het om een bedrag van € 0,4 mln. Richtlijn 150 van de Richtlijnen voor de Jaarverantwoording schrijft voor dat dergelijke tekortkomingen die betrekking hebben op voorgaande afgesloten boekjaren, via het eigen vermogen verwerkt moeten worden.

Door deze mutaties en de toevoeging van het onverdeeld resultaat 2018 bedraagt het eigen vermogen € 3,0 mln. In de Regeling Agentschappen 2018 is aangegeven dat er de mogelijkheid is voor de dienst om een exploitatiereserve op te bouwen. De maximale exploitatiereserve bedraagt 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren. Het maximale eigen vermogen in 2018 bedraagt € 0,6 mln. Het verschil tussen het vermogen per 31-12-2018 en het maximaal toegestane eigen vermogen bedraagt € 2,4 mln. Voor de eerstvolgende suppletoire begrotingswet wordt het surplus aan eigen vermogen afgeroomd.

Voorzieningen

De voorzieningen die op de balans staan betreffen kosten in verband met de reorganisaties van de Dienst van de Huurcommissie in 2009 en 2012. Het langlopende deel van deze voorzieningen (2009 € 47K en 2012 € 92K) zijn verplichtingen voor 2020 en latere jaren.

De reorganisatievoorziening 2018 van de Dienst van de Huurcommissie heeft betrekking op de loonkosten van acht medewerkers die met ingang van 1-1-2019 de status van VWNW-kandidaat hebben. Het langlopende deel van de reorganisatievoorziening 2018 bedraagt € 1,5 miljoen. De dienst van de Huurcommissie heeft in de jaarrekening een voorziening verantwoord voor de kosten van werknemers die in het verplichte Van Werk Naar Werk traject zijn geplaatst en heeft daarbij een inschatting gemaakt van de kans dat de voormalig werknemers de WW rechten gaat aanspreken.

Reorganisatie 2009:
• Herplaatsers 102 37 0 19 84
Reorganisatie 2012:
• Herplaatsers 127 21 0 7 113
• Maatwerkafspraken 23 23 0 0 0
Reorganisatie 2018 0 2.562 2.562
Totaal 252 81 0 2.588 2.759

Crediteuren

Dit betreft in 2018 ontvangen maar per ultimo 2018 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2018.

Crediteuren moederdepartement 358 943
Crediteuren overige departementen 0 16
Crediteuren derden 420 457
Totaal 778 1.416

Overige schulden en overlopende passiva

Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten en verplichtingen jegens het personeel.

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2018 2.516 2.702 186
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 13.214 4.795 – 8.419
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) – 13.140 – 12.193 947
2. Totaal operationele kasstroom 74 – 7.398 – 7.472
Totaal investeringen (–/–) 0 0 0
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom 0 0 0
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) 0 0 0
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 6.884 6.884
Aflossingen op leningen (–/–) 0 0 0
Beroep op leenfaciliteit (+) 0 0 0
4. Totaal financieringskasstroom 0 6.884 6.884
5.

Rekening courant RHB 31 december 2018 (=1+2+3+4)

(maximale roodstand € 0,5 mln)

2.590 2.188 – 402

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De operationele ontvangsten zijn lager dan begroot. In 2018 heeft de Dienst van de Huurcommissie van het moederdepartement een totale bijdrage ontvangen van € 7,5 mln. Hiervan was € 3,2 mln. een bijdrage in de transitiekosten. Deze bijdrage is als een mutatie op het eigen vermogen verwerkt. De verhuurderbijdrage van € 5,2 mln. was eind 2018 nog te ontvangen.

De operationele uitgaven zijn lager dan begroot. De kosten in het algemeen waren lager en het saldo van de crediteuren is afgenomen. In 2018 heeft het moederdepartement een eenmalige storting gedaan van € 3,7 mln. ter aanvulling van het eigen vermogen en heeft het moederdepartement een bijdrage van € 3,2 mln. aan de transitiekosten geleverd. Er is in 2018 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

De berekening van de operationele ontvangsten is als volgt:

Totaal baten 10.320
Balansmutaties – 5.525
Operationele ontvangsten 4.795

De berekening van de operationele uitgaven is als volgt:

Totaal lasten 14.630
Balansmutaties – 2.437
Operationele uitgaven 12.193
Tarief per uur1
Omzet per product1
FTE-totaal (excl. externe inhuur) 70 67 63 50 69
Saldo van baten en lasten (%) 0% 6% 1% – 47% 0%
% Huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden 77% 66% 64% 60% 90%
% Servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden 72% 63% 47% 61% 90%
% Huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden2 88% 92% 90% 98% 90%
% WOVH-geschillen afgerond binnen 4 maanden 25% 0% 50% 0% 90%

1 De Dienst van de Huurcommissie heeft een nieuw kostprijsmodel ontwikkeld. Dit model wordt in 2019 gevalideerd, zodat het model als basis voor de Ontwerpbegroting 2020 kan dienen. Op dit moment zijn deze gegevens niet beschikbaar. In de Ontwerpbegroting 2020 gaat gewerkt worden met het nieuwe kostprijsmodel en zijn deze gegevens beschikbaar. Voor de Ontwerpbegrotingen van 2017, 2018 en 2019 is uitgegaan van de verwachte kosten.

2 Huurders en verhuurders hebben de doorlooptijd van deze zaken waarschijnlijk ervaren als langer dan 4 maanden. De reden hiervan is dat de intake van verzoeken in 2018 langer heeft geduurd, door de relatief grote instroom van verzoeken in 2018.

Toelichting

FTE-totaal

Betreft het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren. Vanaf begin januari 2018 hebben twaalf medewerkers gebruik gemaakt van de stimuleringspremie bij ontslag op eigen verzoek. Deze functies zijn in verband met de lopende reorganisatie door tijdelijke externe medewerkers bezet.

Doorlooptijden

De Huurcommissie werkt met twee verschillende doorlooptijden:

1. De doorlooptijd voor de hele procedure vanaf het moment dat de verzoeker de leges heeft betaald tot het moment waarop de uitspraak wordt verstuurd. Deze doorlooptijd is gebaseerd op de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw). De termijn hiervoor is vijf maanden voor servicekostengeschillen en vier maanden voor overige geschillen. Deze termijnen gaan in nadat de leges zijn betaald;

2. De doorlooptijd vanaf het moment dat het dossier compleet is. Deze doorlooptijd is gebaseerd op de Implementatiewet voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten. De wettelijke termijn hiervoor is 90 dagen.

Het afhandelen van het geschil als het dossier eenmaal compleet is gebeurt ruim binnen de wettelijke termijn. De termijn uit de Uhw voor het volledig behandelen van het geschil wordt in veel gevallen niet gehaald. Hoe lang de doorlooptijd is, verschilt bovendien sterk van zaak tot zaak. Het grootste deel van de doorlooptijd gebruikt de Huurcommissie om het dossier compleet te maken zodat zij het geschil in behandeling kan nemen.

De Huurcommissie streeft ernaar geschillen zo snel mogelijk te behandelen. Zij vindt het belangrijk dat het geschil tussen huurder en verhuurder niet langer duurt dan nodig is. Op veel factoren die invloed hebben op de tijd die nodig is om het dossier compleet te maken heeft de Huurcommissie geen invloed. De aard van het geschil, hoe diep het conflict tussen huurder en verhuurder is, de bereidheid van de partijen om mee te werken, de kwaliteit van de door beide partijen aangeleverde informatie en de grillige instroom van geschillen vallen bijvoorbeeld buiten de invloedsfeer.

17. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2018 VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (HVII)

Intra-comptabele posten
1) Uitgaven ten laste van de begroting 5.951.401 874.660 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting 1.343.470 150.086
3) Liquide middelen 4.744 3.597
4) Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding 0 4a) Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding 4.605.661 728.846
5) Rekening-courant RHB begrotingsreserves 223.264 0 5a) Begrotingsreserves 223.264
6) Vorderingen buiten begrotingsverband 31.709 26.553 7) Schulden buiten begrotingsverband 38.723 25.878
8) Kas-transverschillen 0 0
Subtotaal intra-comptabel 6.211.118 904.810 Subtotaal intra-comptabel 6.211.118 904.810
Extra-comptabele posten
9) Openstaande rechten 2.689 2.861 9a) Tegenrekening openstaande rechten 2.689 2.861
10) Vorderingen 477.339 7.127 10a) Tegenrekening vorderingen 477.339 7.127
11a) Tegenrekening schulden 0 11) Schulden 0
12) Voorschotten 4.989.805 323.472 12a) Tegenrekening voorschotten 4.989.805 323.472
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen 27.671 2.500 13) Garantieverplichtingen 27.671 2.500
14a) Tegenrekening andere verplichtingen 625.562 112.821 14) Andere verplichtingen 625.562 112.821
15) Deelnemingen 0 15a) Tegenrekening deelnemingen 0
Subtotaal extra-comptabel 6.123.066 448.781 Subtotaal extra-comptabel 6.123.066 448.781
Overall Totaal 12.334.184 1.353.591 Overall Totaal 12.334.184 1.353.591

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS per 31 december 2018 HVII

Waardesprong cijfers Hoofdstuk 7 per 1-1-2018

De maatregelen die in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III zijn opgenomen met betrekking tot het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zijn in drie nota’s van wijziging naar aanleiding van het regeerakkoord in de begroting van hoofdstuk 7 verwerkt Het betreft:

• Opheffen van begrotingshoofdstuk 18 (Wonen en Rijksdienst).

• Toevoegen van het deel digitale overheid voor bedrijven van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

• Toevoegen van het deel inzake ruimtelijke ontwikkeling, ruimtelijke ordening met inbegrip van onder meer de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, de Omgevingswet, het Kadaster en de Kadasterwet van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII).

Daarnaast is het onderdeel Kiesraad als College overgegaan van H7 naar H2B (Hoge Colleges van Staat)

Deze ontvlechting (Kiesraad) en invlechting (H18, EZK en IenW) heeft ertoe geleid dat de balansstanden per 1-1-2018 (aanzienlijk) afwijken van de eindstanden 2017. Dit betreft de navolgende balansposten met de navolgende bedragen (bedragen x € 1.000).

BP 1 4.272.171
BP 2 782.686
BP 3 349
BP 4 3.485.617
BP 5 345.905
BP 5a 345.905
BP 6 2.194
BP 7 6.413
BP 10 440.328 12.024
BP 11 0
BP 12 4.630.820 13.723 306.761
BP 13 171 25.000
BP 14 373.778 – 418 4.733 78.961
BP 15 0

Ad 1. en 2. Uitgaven en ontvangsten

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2018 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is o.a. opgebouwd uit het saldo bij de banken en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders.

a) Kasbeheerders Rijksdiensten 4.739.948
b) Houders Kleine Kas 3.424
Totaal 4.743.372

Ad a) Kasbeheerders Rijksdiensten

Deze post is gebaseerd op de verantwoording van de kasbeheerder. Deze post bestaat uit het banksaldo van de kasbeheerder AIVD.

Ad b) Houders Kleine Kas

Het bedrag bestaat uit voorschotverstrekkingen aan houders van een kleine kas en is gebaseerd op saldoverklaringen van de desbetreffende kashouders.

Ad 4a. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement.

a) Rekening-courant FIN/RHB 4.605.660.202
Totaal 4.605.660.202

Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Hoofdstuk VII.

Ad 5. Rekening courant RHB Begrotingsreserves

RC FIN RHB NHG 137.557.027
RC FIN RHB WOCO 85.706.249
Totaal 223.263.276

Het saldo vertegenwoordigt de middelen van Rekening Courant bij de Rijkshoofdboekhouding voor de risicovoorzieningen voor de achterborgstelling voor de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en voor de Sanerings- en projectsteun woningcorporaties.

Ad 5a. Begrotingsreserves

De post begrotingsreserves is als volgt opgebouwd:

a) Risicovoorziening NHG 137.557.027
b) Risicovoorziening WSW 85.706.249
Totaal 223.263.276

Overzicht verloop begrotingsreserves

Nationale Hypotheekgarantie 106,9 30,7 137,6 3
Saneringssteun Woningcorporaties 232,3 159,3 312,6 79 3
Projectsteun Woningcorporties 6,7 6,7 3
345,9 190 312,6 223,3

Risicovoorziening ten behoeve van garantieregelingen

Ad a): De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk vormt de achtervang van het WEW. Jaarlijks betaalt het WEW hiervoor een achterborgvergoeding. Deze wordt aangehouden in de daartoe bestemde risicovoorziening ter partiële dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk. De achtervangvergoeding voor het jaar 2017 is in 2018 ontvangen en bedroeg afgerond € 30,6 mln.

Reguliere begrotingsreserves

Ad b) en c): Woningcorporaties kunnen als zij in financiële problemen zitten, op grond van de Woningwet (art. 57 BTIV) saneringssubsidie aanvragen. De taak voor sanering en reguliere projectsteun aan woningcorporaties is gemandateerd aan het waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De hiervoor beschikbare middelen worden aangehouden in de risicovoorziening bij het Rijk.

In 2018 is € 311,4 mln. saneringssubsidie toegekend aan de woningcorporatie Geertruidenberg (WSG). Hieraan hebben de woningcorporaties voor € 159,3 mln. bijgedragen middels de saneringsheffing die hen daartoe in 2018 is opgelegd. Daarnaast is afgerond € 0,9 mln. onttrokken voor de kosten die Vestia maakt voor het bankenonderzoek en afgerond € 0,3 mln. voor de uitvoeringskosten van het WSW.

Ad 6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Het bedrag aan vorderingen buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten 944.007
b) Te vorderen van Ministeries en derden 27.467.235
c) Intra-comptabele voorschotten 2.600.727
d) Intra-comptabele debiteuren 696.200
Totaal 31.708.169

Ad a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten

Dit bedrag is gebaseerd op de verantwoording van de kasbeheerder en bestaat uit vorderingen van de kasbeheerder AIVD op diverse ministeries.

Ad b) Te vorderen van ministeries en derden

In dit bedrag zijn aan diverse departementen door te berekenen posten betreffende uitgevoerde dienstverleningsafspraken opgenomen.

Ad c) Intra-comptabele voorschotten

Dit bedrag bestaat voornamelijk uit voorschotten aan personeel in verband met salaris en vergoedingen studiekosten (€ 2,2 mln.)

Ad d) Intra-comptabele debiteuren

Dit bedrag heeft betrekking op verrekeningen met andere begrotingshoofdstukken binnen het ministerie (€ 0,5 mln.) alsmede op te verrekenen bedragen van de maand december inz APG (€ 0,2 mln).

Ad 7. Schulden buiten begrotingsverband

Het bedrag aan schulden buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten 120.470
b) Nog af te dragen loonheffing en Sociale premies 24.761.409
c) Overige intra-comptabele schulden 13.840.962
Totaal 38.722.841

Ad a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

Dit bedrag is gebaseerd op de verantwoording van de kasbeheerder. Het gaat om het saldo bij de kasbeheerder AIVD.

Ad b) Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het gehele bedrag betreft nog af te dragen loonheffing en sociale premies die in januari 2019 door het ministerie aan de betreffende instanties worden afgedragen.

Ad c) Overige intra-comptabele schulden

Dit bedrag heeft voornamelijk betrekking op verrekeningen met een ander begrotingshoofdstuk binnen het ministerie (€ 0,3 mln.), eigen risicodragerschap en WIA (€ 1,0 mln.) en de te verrekenen maandverantwoording van de RVO over de maand december 2018 (€ 12,1 mln.)

Ad 9. Openstaande rechten

Ad 9a. Tegenrekening openstaande rechten

Het saldo per 31 december 2018 is hieronder per ontstaansjaar en per artikel gespecificeerd:

2016 1.813 0 1.813 0
2017 2.858.726 2.857.345 1.381
2018 23.661.187 20.973.940 2.687.247
Totaal 2.860.539 23.661.187 23.833.098 2.688.628
Artikel 2 Nationale veiligheid 451.596
Artikel 11 Centraal apparaat 2.237.032
Totaal 2.688.628

Toelichting:

Artikel 2: Algemene inlichtingen en veiligheidsdienst

Dit betreft de door de door de AIVD aan derden in rekening gebrachte kosten van veiligheidsonderzoeken.

Artikel 11: Centraal apparaat

Dit betreft het debiteurensaldo van Doc-Direkt en bestaat uit aan departementen doorberekende dienstverlening.

Ad 10. Vorderingen

Ad 10a. Tegenrekening vorderingen

Het saldo per 31 december 2018 wordt hieronder per ontstaansjaar en artikel gespecificeerd:

2015 12.000.000 12.000.000
2016 0
2017 7.126.865 793.664 23.804 7.944.333
2018 0
Totaal 7.126.865 793.664 12.023.804 19.944.333
2015 12.000.000 12.000.000 0
2016 0 0
2017 7.944.333 7.767.857 176.476
2018 0 433.391.700 405.561.405 27.830.295
Totaal 19.944.333 433.391.700 425.329.262 28.006.771
Toeslagjaar vóór 2014 81.284.928 3.500.159 18.875.816 8.688.204 57.221.067
Toeslagjaar 2014 50.895.192 2.938.531 19.229.484 2.620.440 31.983.799
Toeslagjaar 2015 100.450.574 13.683.613 62.264.294 3.114.661 48.755.232
Toeslagjaar 2016 153.492.230 62.583.439 123.810.560 6.942.728 85.322.381
Toeslagjaar 2017 53.410.504 261.455.437 161.854.197 6.527.674 146.484.071
Toeslagjaar 2018 0 143.693.407 66.629.231 1.723.687 75.340.488
Toeslagjaar 2019 0 0 – 1.521 1.521 0
Toeslagjaar diverse1 0 0 – 5.651.941 1.427.160 4.224.781
Totaal 439.533.429 487.854.586 447.010.121 31.046.075 449.331.819
1 Toeslagjaar «diverse»: deze bedragen zijn (nog) niet te specificeren per toeslagjaar
TOTAAL 459.477.762 921.246.286 903.385.458 477.338.590
1 Openbaar bestuur en democratie 17.113
2 Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst 309.424
3 Woningmarkt 449.331.820
4 Woonomgeving en bouw 3.040.007
5 Ruimte en omgeving 24.171
6 Dienstverlenende en innovatieve Overheid 2.752.280
8 Kwaliteit Rijksdienst 5.250
11 Centraal apparaat 21.858.525
Totaal 477.338.590

Naar de mate van opeisbaarheid:

Alle vorderingen zijn direct opeisbaar.

Toelichting:

Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie

Betreft een vordering (€ 0,02 mln.) omdat er voor het ontwikkelen van een leerplatform minder is uitgegeven dan bij de subsidieaanvraag begroot.

Artikel 2: Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Het betreft hier vorderingen met betrekking tot pensioenpremies voor medewerkers welke gedetacheerd zijn bij Internationale Volkenrechtelijke organisaties (€ 0,1 mln.), openstaande vorderingen van detacheringen (€ 0,1 mln.) en suppletie BTW 2016 (€ 0,1 mln.)

Artikel 3: Woningmarkt

Het saldo betreft voornamelijk op de door Belastingdienst ingestelde terugvorderingen (€ 445,1 mln.) van verstrekte huurtoeslagen.

Artikel 4: Woonomgeving en bouw

Het betreft in totaal zeven vorderingen (€ 3,0 mln.) welke in beheer zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De grootste vordering (€ 2,9 mln.) heeft betrekking op het Fonds energiebesparing huursector (FEH).

Artikel 5: Ruimte en omgeving

Per abuis is er een factuur dubbel betaald voor een praktijkbijeenkomst ten behoeve van de omgevingswet. Hiervoor is er een vordering (€ 0,02 mln.) ingesteld.

Artikel 6: Dienstverlenende en innovatieve overheid

Betreft een aantal vorderingen (€ 2,9 mln.) na afrekeningen en correcties inzake dossiers van Logius. Het gaat hier o.a. om de doorbelasting van Fase 2a, conversie vanuit EZK en de ontwikkeling stelsel EID 2017.

Artikel 8: Kwaliteit rijksdienst

Betreft verschillende bijdragen voor intercollegiale consultaties de nog ontvangen dienen te worden.

Artikel 11: Centraal apparaat

De openstaande vorderingen betreffen nog van diverse ministers en baten-lastenagentschappen te ontvangen bedragen op basis van dienstverleningsafspraken aangaande geleverde plusdiensten of maatwerk (€ 20,8 mln.).

Ad. 12. Voorschotten

Ad. 12a. Tegenrekening voorschotten

De saldi van de per 31 december 2018 openstaande voorschotten en van de in 2018 afgerekende voorschotten worden hieronder per ontstaansjaar gespecificeerd:

t/m 2014 8.149.033 59.052.043 241.850.020 309.051.096
2015 16.108.929 978.651 1.441.488 0 18.529.068
2016 54.622.283 65.061.618 6.266.931 41.959.678 167.910.510
2017 244.591.619 140.313.255 6.014.727 22.950.979 8.455 413.879.034
2018 0
totaal (excl. Toeslagen) 323.471.864 265.405.567 13.723.146 306.760.677 8.455 909.369.708
t/m 2014 309.051.096 8.906.905 300.144.191
2015 18.529.068 16.361.731 2.167.337
2016 167.910.510 26.959.419 140.951.091
2017 413.879.034 276.258.686 137.620.348
2018 0 1.172.334.327 732.867.097 439.467.230
totaal (excl. Toeslagen) 909.369.708 1.172.334.327 1.061.353.838 1.020.350.197
Toeslagjaar vóór 2014 67.924 0 67.924 0
Toeslagjaar 2014 6.802.879 0 3.746.942 3.055.937
Toeslagjaar 2015 35.263.781 0 26.564.843 8.698.938
Toeslagjaar 2016 370.523.135 0 332.824.531 37.698.604
Toeslagjaar 2017 3.620.284.237 27.605.813 3.340.866.364 307.023.686
Toeslagjaar 2018 332.462.683 2.952.431.267 0 3.284.893.951
Toeslagjaar 2019 0 328.083.661 0 328.083.661
totaal 4.365.404.640 3.308.120.742 3.704.070.605 3.969.454.777
TOTAAL 5.274.774.347 4.480.455.069 4.765.424.443 4.989.804.974

De saldi van de per 31 december 2018 openstaande voorschotten worden hieronder per artikel gespecificeerd:

1 Openbaar bestuur en democratie 31.129.324
2 Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst 2.429.580
3 Woningmarkt 4.017.870.723
4 Woonomgeving en bouw 199.235.914
5 Ruimte en omgeving 364.392.260
6 Dienstverlenende en innovatieve Overheid 252.688.352
7 Arbeidszaken Overheid 26.181.340
8 Kwaliteit Rijksdienst 9.459.709
9 Uitvoering rijksvastgoedbeleid 74.874.200
11 Centraal apparaat 10.593.422
12 Algemeen 950.150
Totaal 4.989.804.974

Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie

Het openstaande saldo bestaat uit de bevoorschotting van politieke partijen (€ 13,7 mln.) op grond van de Wet Financiering politieke partijen en aan de Oorlogsgravenstichting verstrekte voorschotten (€ 3,3 mln.).

Daarnaast heeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (€ 5,0 mln.) en Stichting ICTU (€ 2,0 mln.) een aantal voorschotten gekregen ter ondersteuning van de medeoverheden. In lijn hiermee zijn diverse voorschotten (€ 0,9 mln.) uitgekeerd als onderdeel van het interbestuurlijke programma. Ook heeft de waarderingskamer voor 2018 een voorschot (€ 2,8 mln.) ontvangen.

Artikel 2: Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben met name betrekking op de bevoorschotting van Loyalis over de jaren 2016 (€ 0,6 mln.), 2017 (€ 0,9 mln.) en 2019 (€ 1,0 mln.).

Artikel 3: Woningmarkt

Dit saldo betreft voornamelijk openstaande voorschotten (€ 3.969,4 mln.) die betrekkingen hebben op huurtoeslagen waarvoor nog geen definitieve toekenning van het toeslagrecht door de Belastingdienst heeft plaats gevonden. Daarnaast is er een subsidie toegekend aan de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuis van totaal 38 mln. voor de binnenstedelijke transformatie. Hiervoor is een voorschot van € 28 mln. uit betaald.

Artikel 4: Woonomgeving en bouw

Aan de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) is de afgelopen jaren een voorschot verleend van € 110 mln. ten behoeve van de financiering van het treffen van energiebesparende maatregelen door particulieren. Voorts is in het kader van energiebesparing een subsidie van € 20 mln. voor de Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel verleend als eigen vermogen voor het fonds en kent een doorlooptijd tot in 2035. Ook staan op dit artikel voor € 22,3 mln. aan voorschotten open voor de vergoeding van mensuren en projectmiddelen aan RVO.nl

Artikel 5: Ruimte en omgeving

De afgelopen jaren is er voor een totaal van € 178,2 mln. aan voorschotten uitgekeerd voor projecten ruimtelijke kwaliteit (BIRK). Het betreft o.a. Delft (€ 78,1 mln.), Arnhem Rijnboog (€ 11,6 mln.), Utrecht NSP (€ 54,5 mln.), Den Haag NSP (€ 34 mln.), Rotterdam Stadshaven (31,0 mln.) en Breda NSP (€ 21,7). De verwachting is dat de projecten Arnhem, Utrecht en Den Haag vastgesteld kunnen worden in 2019. Het project Delft kent nog een langere looptijd tot tenminste 2023. Voor het project Rotterdam Stadshavens is onlangs besloten de einddatum op te schuiven naar 31 dec. 2019.

Daarnaast heeft het Kadaster voorschotten (€ 52,6 mln.) ontvangen voor activiteiten binnen de nationale geo-informatie infrastructuur. Op basis van verantwoording in kwartaal- en jaarrapportages zullen deze verder worden afgewikkeld.

Artikel 6: Dienstverlenende en innovatieve overheid

Prodemos heeft voor het jaar 2018 een voorschot ontvangen van € 4,4 mln. en wordt in 2019 afgerekend. Inzake het Landelijk Aanpak Adreskwaliteit heeft ICTU de afgelopen jaren een totaal aan voorschotten ontvangen van € 29,7 mln. De overeenkomst betreffende deze aanpak is verlengd tot en met eind 2019. Het RvIG heeft een voorschot ontvangen van totaal € 46,8 mln. voor verschillende projecten binnen de BPR, mijnoverheid en RNI. Met betrekking tot MijnOverheidvoorOndernemers (MOvO) heeft Logius € 4,5 mln. aan voorschotten ontvangen. Ook heeft Logius voorschotten ontvangen voor DigiD hoog (€ 23,2), eTD-stelsel (€ 4,3 mln.), Digipoort (€ 2,6 mln.), Digid machtigingen (€ 15,0 mln.), MijnOverheid (€ 15,2 mln.), Stelseldiensten 2018 (€ 15,7 mln.) en voor het verlengen van het programma eID (€ 21,6 mln.). Het RDW heeft inzake meerkosten eID-applet een voorschot ontvangen van € 3,1 mln. Ook heeft de KvK inzake het ondernemersplein € 4,7 mln. aan voorschot ontvangen en heeft het RvO voor Digitale Overheid € 7,0 mln. voorschot gekregen. Daarnaast heeft het Agentschap Telekom inzake toezichtstaken BZK een voorschot ontvangen (€ 1,7 mln) evenals ICTU voor project NORA (€ 1,1 mln).

Artikel 7: Arbeidszaken overheid

Het openstaande saldo bestaat grotendeels uit de bevoorschotting van de stichting Administratie Indonesisch Pensioenen (€ 9,8 mln.), ten behoeve van de pensioenen van gepensioneerd personeel uit de voormalige overzeese gebieden. Daarnaast zijn er aan ICTU voorschotten (€ 7,3 mln.) verstrekt in de jaren 2015 tot en met 2018 inzake kennisbank, vensters en internetspiegel. Na ontvangst van dechargeverzoeken en/of verantwoordingsstukken worden deze voorschotten vastgesteld. Ook zijn voorschotten (€ 3,1 mln.) verstrekt aan de stichtingen Centrum voor Arbeidsverhouding OverheidsPersoneel (CAOP), Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO) en Verbond Sectorwerkgevers Overheid.

Artikel 8: Kwaliteit Rijksdienst

Betreft een voorschot (€ 0,6 mln.) inzake afwikkeling van een bijdrage aan UBR inzake bijdrage aanpak werving ICT 2017 en een voorschot (2,1 mln.) aan UBR inzake aanvalsplan versterking HR ICT Rijksdienst. Daarnaast heeft het A&O-fonds een voorschot ontvangen (€ 3,4 mln.) betreffende subsidie 2018. Voor het berichtenverkeer is er aan DiGi Inkoop een voorschot van € 1,6 mln. verstrekt in verband met EBF Berichtenverkeer.

Artikel 9: Uitvoering rijksvastgoedbeleid

Het openstaande saldo betreft grotendeels een voorschot aan het RVB van € 57,0 mln. voor de zakelijke lasten en voor het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid met betrekking tot de beheer en plankosten, beheer monumenten, energiebesparing, ondersteuning en stimulering architectonische kwaliteit. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zal dit voorschot in de loop van 2019 worden afgewikkeld.

Artikel 11: Centraal apparaat

De openstaande voorschotten op dit artikel betreffen voornamelijk de bevoorschotting van Loyalis over de afgelopen jaren (€ 10,3 mln.). De voorschotten Loyalis zullen na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie in 2019 en volgende jaren worden afgewikkeld.

Artikel 12: Algemeen

De openstaande voorschotten bestaan onder andere uit de bevoorschotting van het programma NSOB intelligent bestuur (€ 0,2 mln.) en aan ICTU voor de Kennisbank (€ 0,3 mln.). Daarnaast is er een subsidie verstrekt voor overheidsmanager van het jaar (€ 0,1 mln.) en aan het centrum voor parlementaire Geschiedenis inzake staatscommissie (€ 0,2 mln.).

Ad 13. Garantieverplichtingen

Ad 13a. Tegenrekening Garantieverplichtingen

De stand openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

Verplichtingen per 1/1 2.500.000
Waardesprong per 1.1.2018 H18 170.168 +/+
Waardesprong per 1.1.2018 I&W 25.000.000
Gecorrigeerde stand verplichtingen 1.1.2018 27.670.168
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar incl negatieve bijstellingen 0
27.670.168 –/–
Tot betaling gekomen in 2018 0
27.670.168

Het betreft de verstrekking van een rekening-courantkrediet aan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (€ 2,5 mln.) en de verstrekking van hypotheekgaranties (€ 0,2 mln.). Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.

Daarnaast is er vanuit de conversie I&W de kredietfaciliteit van € 25 miljoen – die gekoppeld is aan de rekening-courant met het Minister van Financiën – overgenomen. Deze is in december 2008 ingevoerd tegen een rente die is gebaseerd op EONIA fixing. De kredietfaciliteit heeft een onbeperkte looptijd.

Niet in de balans opgenomen garantieverplichtingen

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers.

Dit beroep is in beginsel ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.

Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend.

De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaal-bedrag aan obligo’s is € 3 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is zeer klein.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stichting WSW:

Gegarandeerde leningen 80.214 81.005 82.217 83.800 85.100
Eigen vermogen WSW 520 531 537 516 485
Obligoverplichtingen 3.034 3.060 3.100 3.200 3.200
Garantievermogen 3.554 3.591 3.652 3.716 3.685
Totaal aan schadebetalingen 0 0 0 0 0
Bron: jaarrekening WSW 2017, 2018 betreft voorlopige cijfers

De dalende lijn van de achterborgstelling (bedrag aan gegarandeerde leningen) en het obligo is in lijn met de trend afgelopen jaren. Op basis van de opgegeven investeringen en bestedingen van woningcorporaties eind 2017 is de verwachting dat er op korte termijn een kentering komt in deze trend. Het bufferkapitaal (eigen vermogen) daalde in 2018 door het kortlopende deel van de betaalverplichting voor de dienst der lening van woningcorporaties SHH en WSG. In aansluiting op het saneringsbesluit voor woningcorporatie WSG is een deel van de geborgde leningenportefeuille van die corporatie in 2018 afgelost met saneringssteun. De aflossing heeft mede bijgedragen aan de dalende lijn van de achterborgstelling en het obligo.

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger; voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

Garantie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (voorganger RVB)

Bij de overkomst van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf van het Ministerie van Financiën naar Wonen en Rijksdienst per 1-1-2013 heeft Wonen en Rijksdienst een door het Ministerie van Financiën verleende garantie overgenomen. Inmiddels heeft Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties zich garant gesteld voor de eventuele verliezen op gebiedsontwikkelingsprojecten van het Rijksvastgoedbedrijf nu Wonen en Rijksdienst is opgeheven. De garantie is gemaximeerd tot een bedrag van € 207 mln. (het vorderingenplafond).

Indien de directe opbrengst van het grondexploitatieproject Valkenburg lager is dan de verwachte geactiveerde kosten, staat het Ministerie van Financiën via het Ministerie van BZK garant voor in totaal € 201,5 mln.

Mocht een gebiedsontwikkelingsproject echter later toch leiden tot een betaling van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het Rijksvastgoedbedrijf wordt dit budgettair gedekt uit het generale beeld (via het Ministerie van Financiën).

Ad 14. Andere verplichtingen

Ad 14 a Tegenrekening andere verplichtingen

De stand openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

Verplichtingen per 1/1 112.820.721
Waardesprong per 1.1.2018 naar H2B – 417.799
Waardesprong per 1.1.2018 H18 373.777.491
Waardesprong per 1.1.2018 I&W 78.960.932
Waardesprong per 1.1.2018 EZK 4.732.705
Gecorrigeerde stand verplichtingen 1.1.2018 569.874.050
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar 6.034.017.015 +/+
6.603.891.065
Tot betaling gekomen in 2018 5.951.400.168
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren 26.928.993 –/–
625.561.904

Toelichting:

De toelichting heeft betrekking op de negatieve bijstellingen die per saldo een omvang hebben van meer dan 10% en of meer dan € 0,1 mln. ten opzichte van de verplichtingenstand per 31-12-2018.

Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie

Bij de afrekening van de VNG was de afrekening lager dan de bevoorschotting van 80%. Hiervoor is de verplichting met € 0,2 mln. neerwaarts bijgesteld. Daarnaast heeft er door afname van het aantal zetels de subsidiebijdrage voor politieke partijen bijgesteld met € 0,9 mln. Daarnaast heeft er een technische correctie binnen het financiële systeem plaatsgevonden waarbij een onterecht opgeboekte verplichting weer is bijgesteld (€ 0,2 mln.).

Artikel 3: Woningmarkt

Dit artikel is overgeheveld van begrotingshoofdstuk 18. Er is een negatieve bijstelling gedaan met betrekking tot de bijdragen BEW-Oud en BEW-Plus. Inkomenstoetsen en verhuizingen hebben in 2018 geleid tot een verlaging van de verplichtingen (€ 8,8 mln.). Daarnaast zijn de werkelijke kosten voor de belastingdienst middels een begrotingsmutaties verlopen. Hierdoor moest de verplichting van € 0,4 mln. worden afgeboekt.

Artikel 4: Woonomgeving en bouw

Dit artikel is overgeheveld van begrotingshoofdstuk 18. Bij overheveling is geconstateerd dat een verplichting € 1,0 mln. een verkeerde zakenpartner. Daarnaast zijn een aantal verplichtingen betreffende subsidies niet of gedeeltelijk tot betaling gekomen. De openstaande standen (€ 0,6 mln.) zijn in 2018 afgeboekt. De verplichting voor de projectmiddelen RVO 2016 zijn in 2018 betaald. Het resterende bedrag (€ 0,8 mln.) aan verplichtingen is afgeboekt.

Artikel 5: Ruimte en omgeving

Dit artikel is overgeheveld van begrotingshoofdstuk I&W. Na de overheveling van de verplichtingen zijn onterecht openstaande verplichtingen afgeboekt. Dit had onder andere te maken met instrumentkeuze (€ 2,3 mln.).

Artikel 6: Dienstverlenende en innovatieve overheid

De middelenbesteding voor de operatie BRP is naar beneden bijgesteld (€ 2,4 mln.) omdat de operatie is gestopt.

Artikel 9: Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

Dit artikel is overgeheveld van begrotingshoofdstuk 18. Bij de definitieve afrekening zijn de openstaande verplichtingen (€ 0,7 mln.) voor het jaar 2016 en 2017 met betrekking tot de huisvestingskosten Hoge Colleges van Staat en AZ afgeboekt.

Artikel 11: Centraal apparaat

Op het personele vlak hebben er een aantal negatieve bijstelling plaatsgevonden naar aanleiding van wijzigingen in contracten door detacheringen of eerder uit dienst te treden (€ 2,1 mln.). Daarnaast heeft BZK een betaling namens NCDO aan Logicus gedaan waardoor de middelenbesteding van BZK aan het NCDO evenredig is verlaagd (€ 0,4 mln.).

18. WNT-VERANTWOORDING 2018

Op www.topinkomens.nl (http://www.topinkomens.nl) vindt u het geldend normenkader voor 2018: de Wet normering topinkomens (WNT), het Uitvoeringsbesluit WNT, de Uitvoeringsregeling WNT, Beleidsregels WNT, QenA's en een overzicht van de geldende bezoldigingsmaxima. Tevens is er een verantwoordingsmodel opgenomen, waarin gedetailleerd is uitgewerkt op welke wijze de WNT-verantwoording kan worden opgesteld en ingevuld.

De geldende wet- en regelgeving is leidend.

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstbetrekking echter vallen buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigingsmaximum bedraagt in 2018 € 189.000.

Nieuw in 2018 is het vervallen van het begrip gewezen topfunctionaris en de inwerkingtreding van de anticumulatiebepaling, die bepaalt dat indien een topfunctionaris met verschillende WNT-instellingen een dienstbetrekking aangaat als topfunctionaris, niet zijnde een toezichthoudende topfunctionaris, de som van de bezoldigingen niet meer mag bedragen dan het algemeen bezoldigingsmaximum (€ 189.000).

BZK/TMG Dhr. G.J.C.M. Bakker Hoofddirecteur DJI JenV 1-7-2018 1 nee 72.723 9.475 82.198 95.277
BZK/TMG Dhr. R.J. Barendse Plv. SG JenV 1 (1) nee 152.609 (150.433) 18.931 (17.598) 171.540 (168.031) 189.000
BZK/TMG Dhr. B.W. Bargerbos Hoofddirecteur Beleid DEF 1-2-2018 1 (1) nee 19.165 (141.920) 1.577 (17.485) 20.742 (159.405) 16.052 De overschrijding is € 4.690 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering, te weten € 6.613 kan worden toegerekend aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.
BZK/TMG Mevr. H.J. Beentjes Hoofddirecteur Financiën, Management en Control IenW 1-8-2018 1 nee 54.788 7.743 62.531 79.225
BZK/TMG Mevr. A. van Berckel-van de Langemheen Hoofddirecteur IND JenV 1-2-2018 1 nee 142.541 17.327 159.868 172.948
BZK/TMG Mevr. A. Berg DG VWS 1 (1) nee 161.339 (159.038) 19.197 (17.849) 180.536 (176.887) 189.000
BZK/TMG Dhr. M.C. van den Berg DG BZ 1-8-2018 1 (1) nee 83.435 (81.885) 11.115 (8.841) 94.550 (90.726) 109.775
BZK/TMG Dhr. R.A.C. Bertholee

DG BZK tot 17-11-2018. Vanaf

17-11-2018 Buitengewoon Adviseur BZK

1 (1) nee 147.460 (145.358) 18.787 (17.460) 166.247 (162.818) 189.000
BZK/TMG Mevr. A.W.H. Bertram BG BZK 1 (1) nee 159.850 (18.811) 19.245 (2.293) 179.095 (21.104) 189.000
BZK/TMG Mevr. M.C.A. Blom DG IenW 1 (1) nee 165.808 (162.783) 19.373 (17.871) 185.181 (180.654) 189.000
BZK/TMG Dhr. M.J. Boereboom DG OCW 1 (1) nee 167.115 (164.723) 19.358 (18.012) 186.473 (182.735) 189.000
BZK/TMG Dhr. J.A. van den Bos IG IenW 1 (1) nee 169.439 (162.686) 19.305 (18.024) 188.744 (180.710) 189.000
BZK/TMG Dhr. J.G. Bos IG Inspectie JenV 1 (1) nee 156.362 (154.136) 19.156 (17.703) 175.518 (171.839) 189.000
BZK/TMG Mevr. J.M.G. Brandt SG BZ 1 (1) nee 163.914 (84.873) 19.248 (8.892) 183.162 (93.765) 189.000
BZK/TMG Dhr. H.M. Brons

Buitengewoon Adviseur BZK

tot 1-7-2018. DG BZK vanaf

1-7-2018.

1 (1) nee 169.198 (162.330) 19.764 (18.461) 188.962 (180.791) 189.000
BZK/TMG Dhr. J. Brug DG VWS 10-9-2018 1 nee 48.861 6.018 54.879 58.512
BZK/TMG Dhr. G.J. Buitendijk DG SZW 1 (1) nee 163.990 (160.550) 19.354 (17.837) 183.344 (178.387) 189.000
BZK/TMG Dhr. C. van der Burg DG VWS 1 (1) nee 166.066 (163.655) 19.326 (17.974) 185.392 (181.629) 189.000
BZK/TMG Dhr. M.R.P.M. Camps SG EZK 1 (1) nee 165.063 (162.710) 19.307 (17.997) 184.370 (180.707) 189.000
BZK/TMG Mevr. G.E.A. van Craaikamp Plv. SG VWS 1 (1) nee 162.368 (160.054) 19.219 (17.871) 181.587 (177.925) 189.000
BZK/TMG Dhr. M.E.P. Dierikx ABDTOPconsultant BZK 1 (1) nee 158.837 (156.573) 19.159 (18.229) 177.996 (174.802) 189.000
BZK/TMG Mevr. A.G. van Dijk DG JenV 1-12-2018 1 nee 10.575 1.542 12.117 16.052
BZK/TMG Mevr. H.A.M. van Dongen Plv. SG SZW 12-3-2018 1 nee 102.734 14.634 117.368 152.753
BZK/TMG Dhr. J.H. Dronkers DG/loco SG IenW 1 (1) nee 166.956 (164.424) 19.435 (18.021) 186.391 (182.445) 189.000
BZK/TMG Dhr. B.E. van den Dungen DG VWS 1 (1) nee 169.361 (163.533) 19.324 (18.022) 188.685 (181.555) 189.000
BZK/TMG Dhr. W.A. van Ee Plv. SG BZ 1 (1) nee 139.571 (66.884) 18.365 (8.566) 157.936 (75.450) 189.000
BZK/TMG Mevr. J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde IG VWS 1 (1) nee 187.524 (192.603) 19.954 (18.812) 207.478 (211.415) 189.000 De overschrijding is € 18.478 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Dhr. M.M. Frequin DG IenW 1 (1) nee 167.418 (164.776) 19.360 (18.019) 186.778 (182.795) 189.000
BZK/TMG Dhr. A.F. Gaastra DG EZK 1 (1) nee 169.392 (162.257) 19.295 (17.942) 188.687 (180.199) 189.000
BZK/TMG Dhr. M.P. van Gastel ABDTOPconsultant BZK 1 (1) nee 164.658 (162.311) 19.366 (18.010) 184.024 (180.321) 189.000
BZK/TMG Dhr. M. Gazenbeek Plv. SG DEF 1 (1) nee 145.308 (137.020) 18.720 (17.397) 164.028 (154.417) 189.000
BZK/TMG Dhr. W.J.P. Geerts SG DEF 1 (1) nee 169.392 (162.683) 19.295 (17.942) 188.687 (180.625) 189.000
BZK/TMG Mevr. L.B.J. van Geest Directeur Centraal Planbureau EZK 1 (1) nee 169.376 (166.047) 19.381 (18.075) 188.757 (184.122) 189.000
BZK/TMG Dhr. E. Gerritsen SG VWS 1 (1) nee 169.372 (162.962) 19.335 (18.031) 188.707 (180.993) 189.000
BZK/TMG Dhr. J.C. Goet

DG JenV tot 15-6-2018.

SG LNV vanaf 15-6-2018.

1 (1) nee 169.482 (163.533) 19.324 (18.024) 188.806 (181.557) 189.000
BZK/TMG Dhr. B. ter Haar DG SZW 1 (1) nee 161.338 (159.038) 19.197 (17.849) 180.535 (176.887) 189.000
BZK/TMG Mevr. M.J. Hammersma SG OCW 1 (1) nee 167.919 (165.199) 19.466 (18.030) 187.385 (183.229) 189.000
BZK/TMG Dhr. H.A. Harmsma Algemeen Directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland EZK 1 (1) nee 145.307 (142.434) 18.716 (17.289) 164.023 (159.723) 189.000
BZK/TMG Dhr. P.F. Hasekamp DG FIN 1 (1) nee 166.152 (162.965) 19.339 (18.024) 185.491 (180.989) 189.000
BZK/TMG Dhr. A. Haspels DG BZ 1 (1) nee 158.360 (81.980) 19.057 (8.764) 177.417 (90.744) 189.000
BZK/TMG Dhr. P.R. Heij DG IenW 1 (1) nee 169.590 (166.867) 19.410 (18.087) 189.000 (184.954) 189.000
BZK/TMG Dhr. J.P. Hoogeveen Buitengewoon Adviseur BZK 1 (1) nee 165.402 (162.937) 19.496 (18.141) 184.898 (181.078) 189.000
BZK/TMG Dhr. P.H.A.M. Huijts SG AZ 1 (1) nee 169.389 (163.897) 19.359 (18.024) 188.748 (181.921) 189.000
BZK/TMG Dhr. N. van Hulst Buitengewoon Adviseur BZK 1 (1) nee 145.007 (134.666) 19.114 (17.771) 164.121 (152.237) 189.000
BZK/TMG Dhr. A.H.M. de Jong ABDTOPconsultant BZK 1 (1) nee 163.793 (161.019) 19.256 (17.904) 183.049 (178.923) 189.000
BZK/TMG Dhr. E.J. van Kempen DG BZK 1-3-2018 1 nee 129.357 15.479 144.836 158.449
BZK/TMG Dhr. A.J.M. Kerkvliet Algemeen Directeur Auditdienst Rijk FIN 1-3-2018 1 nee 118.885 15.156 134.041 158.449
BZK/TMG Dhr. R.J.A. Kerstens ABDTOPconsultant BZK 1 (1) nee 171.113 (169.266) 19.491 (18.147) 190.604 (187.413) 189.000 De overschrijding is € 1.604 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Dhr. A.B.C. de Klerck DG BZK 1 (1) nee 155.305 (148.238) 18.945 (17.616) 174.250 (165.854) 189.000
BZK/TMG Dhr. T.F. Kockelkoren IG EZK 1-7-2018 1 nee 69.480 9.228 78.708 95.277
BZK/TMG Dhr. W.J. Kuijken Buitengewoon Adviseur BZK 1-12-2018 0,75 (0,75) nee 149.259 (146.291) 13.883 (14.119) 163.142 (160.410) 129.711 De overschrijding is € 33.431 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Dhr. C.B.F. Kuijpers DG BZK 1 (1) nee 169.134 (166.440) 19.404 (18.061) 188.538 (184.501) 189.000
BZK/TMG Dhr. M.J. Kuipers IG SZW 1 (1) nee 165.099 (162.560) 19.299 (17.826) 184.398 (180.386) 189.000
BZK/TMG Dhr. R.I.M. Kuipers Buitengewoon Adviseur BZK 1 (1) nee 95.474 (130.245) 19.103 (17.760) 114.577 (148.005) 114.577
BZK/TMG Dhr. R.P. Lapperre DG IenW 1 (1) nee 155.165 (59.378) 18.990 (6.312) 174.155 (65.690) 189.000
BZK/TMG Dhr. B. Leeftink DG EZK tot 18-11-2018. Buitengewoon adviseur BZK vanaf 18-11-2018 1 (1) nee 166.066 (163.655) 19.326 (17.974) 185.392 (181.629) 189.000
BZK/TMG Dhr. J.F. de Leeuw ABDTOPconsultant BZK 0,42 (0,42) nee 44 (2.203) 1.702 (5.861) 1.746 (8.064) 1.746
BZK/TMG Mevr. M.R. Leijten SG FIN 1 (1) nee 168.349 (162.710) 19.307 (17.952) 187.656 (180.662) 189.000
BZK/TMG Dhr. J.A.J. Leijtens Buitengewoon Adviseur BZK 1 (1) nee 167.206 (162.994) 19.354 (17.999) 186.560 (180.993) 189.000
BZK/TMG Dhr. R.J.T. van Lint IG NVWA LNV 1 (1) nee 160.983 (155.280) 19.178 (17.655) 180.161 (172.935) 189.000
BZK/TMG Mevr. P.G. Lugtenburg

Hoofddirecteur Financiën en Control DEF tot 1-8-2018.

DG FIN vanaf 1-8-2018.

1 (1) nee 147.887 (141.922) 18.864 (17.397) 166.751 (159.319) 189.000
BZK/TMG Dhr. G.H.O. van Maanen Directeur ABDTOPconsult BZK 1-7-2018 1 (1) nee 98.616 (181.138) 9.941 (18.528) 108.557 (199.666) 93.723 De overschrijding is € 14.834 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Dhr. J.T. Mommaas Directeur Planbureau voor de Leefomgeving IenW 1 (1) nee 149.976 (145.358) 18.787 (17.460) 168.763 (162.818) 189.000
BZK/TMG Mevr. L. Mulder SG SZW 1 (1) nee 168.614 (163.382) 19.324 (17.979) 187.938 (181.361) 189.000
BZK/TMG Mevr. I.D. Nijboer ABDTOPconsultant BZK 1 (1) nee 138.008 (136.040) 18.508 (17.195) 156.516 (153.235) 189.000
BZK/TMG Mevr. L.M.C. Ongering SG IenW 1 (1) nee 178.643 (176.429) 19.709 (18.349) 198.352 (194.778) 189.000 De overschrijding is € 9.352 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Mevr. A. Oppers DG OCW 1 (1) nee 169.554 (162.696) 19.389 (17.986) 188.943 (180.682) 189.000
BZK/TMG Dhr. J.M. Osinga DG LNV 1-9-2018 1 nee 48.171 6.361 54.532 63.173
BZK/TMG Dhr. H. Paul ABDTOPconsultant BZK 1 (1) nee 167.766 (164.585) 19.314 (18.217) 187.080 (182.802) 189.000
BZK/TMG Dhr. M.E.C. van der Plas DG BZ 1 (1) nee 147.449 (72.822) 18.787 (8.794) 166.236 (81.616) 189.000
BZK/TMG Dhr. K. Putters Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau VWS 1 (1) nee 158.223 (153.369) 19.111 (17.611) 177.334 (170.980) 189.000
BZK/TMG Dhr. A.C.C. Rebergen DG BZ tot 1-6-2018. Thesaurier-generaal FIN vanaf 1 -6–2018. 1 (1) nee 163.444 (74.710) 18.977 (8.847) 182.421 (83.557) 189.000
BZK/TMG Dhr. S. Riedstra SG JenV 1 (1) nee 173.968 (171.753) 19.571 (18.215) 193.539 (189.968) 189.000 De overschrijding is € 4.539 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Dhr. G.N. Roes Buitengewoon Adviseur BZK 1-9-2018 0,44 (0,44) nee 49.996 (65.326) 5.639 (7.863) 55.635 (73.189) 55.923
BZK/TMG Dhr. H.J.I.M. de Rooij Plv. SG EZK 1 (1) nee 156.433 (150.130) 18.926 (17.851) 175.359 (167.981) 189.000
BZK/TMG Mevr. S.M. Roos DG BZK 11-6-2018 1 (1) nee 80.269 (163.533) 8.588 (18.024) 88.857 (181.557) 83.367 De overschrijding is € 5.490 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Dhr. W.F. Saris DG JenV 1-8-2018 1 nee 67.435 7.662 75.097 79.225
BZK/TMG Dhr. H.W.M. Schoof

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid JenV tot

17-11-2018. DG BZK vanaf

17-11-2018.

1 (1) nee 177.322 (175.095) 19.666 (18.291) 196.988 (193.386) 189.000 De overschrijding is € 7.988 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Dhr. S.A.E. Schrover DG AZ 1 (1) nee 155.707 (155.433) 19.032 (17.749) 174.739 (173.182) 189.000
BZK/TMG Mevr. J.W. Schuiling

DG FIN tot 1-8-2018.

DG BZ vanaf 1-8-2018.

1 (1) nee 165.638 (161.260) 19.263 (17.910) 184.901 (179.170) 189.000
BZK/TMG Dhr. M.R. Schurink SG BZK 19-3-2018 1 nee 123.276 15.107 138.383 149.129
BZK/TMG Dhr. J.H. Schutte DG OCW 1 (1) nee 176.810 (174.582) 19.651 (18.293) 196.461 (192.875) 189.000 De overschrijding is € 7.461 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Mevr. M. Sonnema DG LNV 1 (1) nee 152.641 (152.631) 19.014 (17.535) 171.655 (170.166) 189.000
BZK/TMG Dhr. M.J.W. Sprenger Buitengewoon Adviseur BZK met buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging en elders gedetacheerd 1 (1) nee
BZK/TMG Dhr. G. van der Steenhoven Hoofddirecteur Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut IenW 1 (1) nee 165.088 (162.734) 19.293 (17.948) 184.381 (180.682) 189.000
BZK/TMG Mevr. J. Thunnissen-Tonneman Buitengewoon Adviseur BZK 1 (1) nee 160.050 (162.677) 19.303 (17.994) 179.353 (180.671) 189.000
BZK/TMG Dhr. J.J.M. Uijlenbroek DG FIN 1 (1) nee 169.134 (166.440) 19.404 (18.061) 188.538 (184.501) 189.000
BZK/TMG Mevr. J.G. Vegter DG JenV 1 (1) nee 167.911 (162.474) 19.375 (17.849) 187.286 (180.323) 189.000
BZK/TMG Dhr. P.W.A. Veld ABDTOPconsultant BZK 1-5-2018 1 (1) nee 63.007 (166.861) 6.470 (18.087) 69.477 (184.948) 62.137 De overschrijding is € 7.340 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Dhr. J.A. Vijlbrief

Thesaurier-generaal FIN tot

1-2-2018. Vanaf 1-2-2018 buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging en elders werkzaam

1 (1) nee 21.331 (166.861) 1.618 (18.087) 22.949 (184.948) 22.949
BZK/TMG Dhr. F.W. Vijselaar DG EZK 18-11-2018 1 nee 15.829 2.220 18.049 22.784
BZK/TMG Dhr. J. van der Vlist

ABDTOPconsultant BZK tot

1-7-2018. Vanaf 1-7-2018 directeur ABDTOPconsult BZK

1 (1) nee 159.880 (159.440) 19.181 (17.834) 179.061 (177.274) 189.000
BZK/TMG Mevr. M. Vogelzang IG OCW 1 (1) nee 167.714 (158.920) 19.278 (17.770) 186.992 (176.690) 189.000
BZK/TMG Mevr. M. van Wallenburg DG BZK 1-11-2018 1 nee 21.981 3.127 25.108 31.586
BZK/TMG Dhr. J.L.M. van Wesemael Hoofddirecteur Financiën, Management en Control IenW 1-10-2018 1 (1) nee 111.074 (136.040) 13.881 (17.195) 124.955 (153.235) 141.362
BZK/TMG Mevr. B. Wolfensberger DG OCW 1 (1) nee 168.894 (76.244) 19.631 (8.730) 188.525 (84.974) 189.000
BZK/TMG Mevr. A.N. Wouters Buitengewoon adviseur BZK 1 (1) nee 163.991 (161.653) 19.271 (17.920) 183.262 (179.573) 189.000
BZK/TMG Dhr. A.N. van der Zande DG VWS 1-8-2018 1 (1) nee 115.303 (183.051) 11.609 (18.537) 126.912 (201.588) 109.775 De overschrijding is € 17.137 Deze is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 eerste lid WNT (overgangsrecht).
BZK/TMG Mevr. J.M. van Zanen- Nieberg Algemeen Directeur Auditdienst Rijk FIN 1-3-2018 1 (1) nee 29.032 (137.738) 3.093 (17.244) 32.125 (154.982) 30.551 De overschrijding is € 1.574 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering,, te weten € 6.045 kan worden toegerekend aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.
BZK/Huis voor klokkenluiders Mevr. J.I.G.J. Jeurissen1 Secretaris-directeur 1-5-2018 1 (1) nee 28.678 (112.985) 6.013 (15.141) 34.691 (128.126) 62.137
BZK/Huis voor klokkenluiders Mevr. M.E.L. Zweegers1 Secretaris-directeur 11-6-2018 1-10-2018 1 nee 24.582 4.694 29.276 57.995
BZK/Huis voor klokkenluiders Mevr. N.M. Dane2 Secretaris-directeur 1-10-2018 1 ja 37.500
BZK/Huis voor klokkenluiders Dhr. E.R. Muller3 Voorzitter 9-1-2018 1-7-2018 0,44 nee
BZK/Huis voor klokkenluiders Dhr. W.B.M. Tomesen Voorzitter 1-7-2018 0,78 nee 56.560 7.368 63.928 74.104
BZK/Huis voor klokkenluiders Dhr. T.W.A. Camps Bestuurslid 14-3-2018 0,22 nee 21.594 21.594 33.715
BZK/Huis voor klokkenluiders Mevr. C.A. Nooy Bestuurslid 8-1-2018 0,22 (0,22) nee 1.672 (28.822) 79 (3.821) 1.751 (32.643) 805 De overschrijding is € 946 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering, te weten € 1.327 kan worden toegerekend aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.
BZK/Huis voor klokkenluiders Mevr. E.L. Snoeij Bestuurslid 8-1-2018 0,22 (0,22) nee 1.869 (28.264) 78 (3.821) 1.947 (32.445) 805 De overschrijding is € 1.142 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering, te weten € 1.327 kan worden toegerekend aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.
BZK/Huis voor klokkenluiders Dhr. G.E.L.M. de Wit Bestuurslid 8-1-2018 0,22 (0,22) nee 1.869 (28.264) 78 (3.821) 1.947 (32.445) 805 De overschrijding is € 1.142 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering, te weten € 1.327 kan worden toegerekend aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.
BZK/Huis voor klokkenluiders Mevr. A.M. Zwaneveld Bestuurslid 8-1-2018 0,22 (0,22) nee 1.869 (28.264) 78 (3.821) 1.947 (32.445) 805 De overschrijding is € 1.142 Een deel van de in 2018 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering, te weten € 1.327 kan worden toegerekened aan 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

1 Nog in dienst, niet als topfunctionaris

2 beloning over 2018 zal worden uitbetaald in 2019

3 Onbezoldigd voorzitter

BZK/Huurcommissie Mevr. A.A. van Heur Voorzitter 1 (1) nee 115.498 (113.850) 17.893 (16.611) 133.391 (130.461) 189.000
BZK/Huurcommissie Mevr. C.J. van Wijk Plv. Voorzitter 0,8 (0,8) nee 79.706 (77.220) 12.732 (12.161) 92.438 (89.381) 151.200
BZK/Referendumcommissie Mevr. M.C. van der Laan Voorzitter 0,18 (0,1) nee 30.348 (12.374) 30.348 (12.374) 34.020
BZK/Referendumcommissie Mevr. A.B. Blomberg Lid 0,13 (0,09) nee 24.673 (10.846) 24.673 (10.846) 24.570 De overschrijding van € 103 wordt veroorzaakt door een nabetaling van € 4.235 over het jaar 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.
BZK/Referendumcommissie Dhr. R.A. Koole Lid 0,13 (0,08) nee 23.347 (9.544) 23.347 (9.544) 24.570
BZK/Referendumcommissie Mevr. W. den Ouden Lid 0,13 (0,09) nee 8.724 (2.120) 8.724 (2.120) 24.570
BZK/Referendumcommissie Dhr. R.J. Renes Lid 0,13 (0,09) nee 25.469 (0) 25.469 (0) 24.570 De overschrijding van € 899 wordt veroorzaakt door nabetalingen van in totaal € 5.030 over de jaren 2016 en 2017. Hierdoor is er in 2018 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.
Naast de hierboven vermelde functionarissen zijn er geen andere functionarissen die in 2018 een bezoldiging boven het toepasselijke bezoldigingsmaximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Er zijn in 2018 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd. Er zijn geen functies als leidinggevend topfunctionaris bij andere instellingen (en) die op grond van de WNT gemeld en openbaar gemaakt moeten worden.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES RWT’S EN ZBO’S

Huurcommissie Nee
Totale baten 13.214 13.487 273 15.183
Totale lasten 13.214 15.009 1.795 15.065
Saldo baten en lasten 0 – 1.522 – 1.522 118
Toelichting gegevens: Door een gewijzigde opzet van deze ZBO-bijlage wijken de gepresenteerde gegevens onder «vastgestelde begroting» en «realisatie 2017» af van de vergelijkbare gegevens in de ZBO-bijlage in de begroting 2018 van BZK. Hier worden totale baten en lasten vermeld, in de bijlage in de begroting 2018 is de bijdrage vanuit de begroting van BZK vermeld.
Referendumcommissie Nee
Totale uitgaven 0 2.719 2.719 502
Totale ontvangsten 0 0 0 0
Saldo uitgaven en ontvangsten 0 2.719 2.719 502
Toelichting bijzonderheden
Totale uitgaven 3.044 2.821 – 223 2.344
Totale ontvangsten 0 22 22 0
Saldo uitgaven en ontvangsten 3.044 2.799 – 245 2.344
Toelichting bijzonderheden
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) Nee
Totale baten 11.295 11.166 – 129 12.579
Totale lasten 11.295 11.166 – 129 12.579
Saldo baten en lasten 0 0 0 0
Toelichting gegevens: Op het moment van opstellen van dit overzicht waren er nog geen gegevens over het jaar 2018 van de SAIP beschikbaar. De gebruikte gegevens hebben betrekking op het verslagjaar 2017. In de kolom «Realisatie 2017» staat de realisatie 2016 vermeld. Door een gewijzigde opzet van deze ZBO-bijlage wijken de gepresenteerde gegevens onder «vastgestelde begroting» en «realisatie 2017» af van de vergelijkbare gegevens in de ZBO-bijlage in de begroting 2018 van BZK. Hier worden totale baten en lasten vermeld, in de bijlage in de begroting 2018 is de bijdrage vanuit de begroting van BZK vermeld.
Totale baten 99 77 – 22 110
Totale lasten 99 77 – 22 110
Saldo baten en lasten 0 0 0 0
Toelichting gegevens: Op het moment van opstellen van dit overzicht waren er nog geen gegevens over het jaar 2018 van de SVWN beschikbaar. De gebruikte gegevens hebben betrekking op het verslagjaar 2017. In de kolom «Realisatie 2017» staat de realisatie 2016 vermeld. Door een gewijzigde opzet van deze ZBO-bijlage wijken de gepresenteerde gegevens onder «vastgestelde begroting» en «realisatie 2017» af van de vergelijkbare gegevens in de ZBO-bijlage in de begroting 2018 van BZK. Hier worden totale baten en lasten vermeld, in de begroting 2018 is in de bijlage de bijdrage vanuit de begroting van BZK vermeld.
Totale baten 273.100 264.600 – 8.500 265.400
Totale lasten 277.400 283.000 5.600 277.700
Saldo baten en lasten – 4.300 – 18.400 – 14.100 – 12.300
Toelichting bijzonderheden
Keuringsinstanties Bouwproducten (cluster) Nee
Toelichting ontbreken gegevens: Het cluster bestaat uit diverse instanties met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid. Er is geen financieringsrelatie tussen deze instellingen en het Ministerie van BZK. Het cluster kent geen (gezamenlijke) begroting voor uitvoering van de zbo taak.
Dienst voor het Kadaster en de openbare registers (Kadaster)
Totale baten 273.100 264.600 – 8.500 265.400
Bijdrage moederdepartement 40.500 42.200 1.700 40.700
Tarieven/facturaties derden 230.600 219.400 – 11.200 223.100
Premies 0 0 0 0
Overige baten 2.000 3.000 1.000 1.600
Totale lasten 277.400 283.000 5.600 277.700
Apparaatskosten 0
waarvan personele kosten 201.200 208.100 6.900 201.000
waarvan materiële kosten 11.500 9.500 – 2.000 9.500
Programmakosten 0 0 0 0
Overige lasten 64.700 65.400 700 67.200
Saldo van baten en lasten – 4.300 – 18.400 – 14.100 – 12.300

BIJLAGE 2: AFGEROND EVALUATIE EN OVERIG ONDERZOEK

1.1 Openbaar bestuur en democratie: Bestuur en regio
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Interbestuurlijke verhoudingen 2007–2013 2014
Beleidsdoorlichting van het Programma Bevolkingsdaling http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/ 2014
Bestuurlijke en financiële verhoudingen en Participatie/Verkiezingen 2018
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie herindeling Zuidwest Friesland 2014
Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering 2017
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Systematiek macronorm onroerende zaakbelasting 2014
Gemeentelijke herindelingen: lessen en leerervaringen 2014
Tussenmeting revitalisering generiek toezicht 2015
Eindevaluatie wet revitalisering generiek toezicht 2017
Verkenning toekomst toezicht 2018
Evaluatieve verkenningen naar de werkwijze van de City Deals 2017
Onderzoek voortgang en stand van zaken per actiepunt van de actielijst, vastgesteld door het actieteam grensoverschrijdende Economie en Arbeid 2018
1.2 Openbaar bestuur en democratie: democratie
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Beleidsdoorlichting Burgerschap 2017
Bestuurlijke en financiële verhoudingen en Participatie/Verkiezingen 2018
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie gemeenteraadverkiezingen 2014
Evaluatie Europees Parlement verkiezingen 2014
Evaluatie experiment met centrale stemopneming 2014
Evaluatie experiment nieuw stembiljet voor kiezers in het buitenland 2014
Evaluatie inkomensoverdracht: evaluatie Dijkstalwetgeving 2018
Verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de paragraven 3, 4 en 5 van de WFPP 2018
Evaluatie verkiezingen 21 maart en agenda verandering en vernieuwing verkiezingsproces 2018
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3.Overig onderzoek
Rapport Visitatie Prodemos 2014 2014
Feiten en ontwikkelingen Participatieve en doe-democratie (DRIFT- analyse en analyse KiN) 2016
2. Nationale veiligheid
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Niet van toepassing
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie naar de effecten van de opeenvolgende bezuinigingsvoor- stellen op de organisatie en het werk van de AIVD 2015
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Niet van toepassing
3.1 Woningmarkt
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Beleidsdoorlichting woningmarkt begroting W&R 2015
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Eindmeting Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Kamerstukken II, 2014/15, 30 136, nr. 41 2015
Evaluatie Verhuurdersheffing 2016
Evaluatie naar de gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur 2017
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
MKBA wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen 2016
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Eindgebruiker en opdrachtgever in de bouw: lessen uit het buitenland (Economisch Instituut voor de bouw) 2014
Regeldrukgevolgen Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen 2015
Financiële gevolgen voor gemeenten van het wetsvoorstel kwaliteits- borging voor het bouwen 2015
Opleverdossier voor de Bouwconsument – Resultaten van een kwalitatief onderzoek 2015
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen – Tussentijdse evaluatie proefprojecten 2016
De rol van de gemeente binnen het stelsel van private kwaliteitsborging – Een bestuursrechtelijk en bestuurskundig perspectief 2016
Kwaliteitsborging bouwen – achterblijvende taken en financiële gevolgen voor gemeenten 2016
QuickScan van buitenlandse stelsels van Kwaliteitsborging voor het Bouwen – Duitsland, Engeland & Wales, Frankrijk, Ierland, Noorwegen, Zweden en Australië 2016
Binnenstedelijk bouwen in de Zuidelijke Randstad – Vergelijking van planaanbod, nieuwbouw en woningbehoefte 2016
Vervolg MIRT-onderzoek / Uitvoering City deal; Complexe transformatie- opgaven Zuid-Hollandse Steden. Analyse van belemmeringen en mogelijke oplossingsrichtingen bij binnenstedelijke transformatielocaties in een scala aan Zuid-Hollandse steden 2016
Uitwerking financiële arrangementen bij complexe transformatieopgaven 2016
Transformaties op de woningmarkt: Plausibel of niet? 2012–2015 2016
Transformaties op de woningmarkt, 2012–2015 2016
Eigenbouw: de moeite waard – Kosten en opbrengsten van eigenbouw en seriebouw voor gemeenten vergeleken 2016
Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk 2016
Economische gevolgen Flora- en faunawet 2016
Een verkenning van de milieu-impact van circulair bouwen in de woning- en utiliteitsbouw. 2017
Gebiedstransformaties: ruimte voor durf en diversiteit. 2017
Evaluatie Leegstandswet. Deze evaluatie is in juli 2015 afgerond, samen met de evaluatie van de wetswijziging inzake het kraken (samen de Wet kraken en leegstand). De begeleidende brief is met deze evaluatie begin 2016 naar de Tweede Kamer gezonden. 2015
Betaalbaarheid van het wonen in de huursector 2016
Evaluatie modernisering Woningwaarderingsstelsel 20191
Evaluatie Inkomensafhankelijke huurverhoging 2016
Evaluatie subsidies Platform 31 2017
Evaluatie Woningwet 20191
4.1 Energietransitie en duurzaamheid
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Energie besparen gaat niet vanzelf 2014
Evaluatie energiebesparingsbeleid voor de gebouwde omgeving
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Onderzoek Betrouwbaarheid Energielabel https://www.rijksoverheid.nl/regering/bewindspersonen/kajsa-ollongren/documenten/rapporten/2017/10/25/rapport-%CB%9Donderzoek-betrouwbaarheid-energielabel%CB%9D 2017
2
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar
Doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
Overig onderzoek
Verplicht energielabel voor kantoren – Rapportage 2016
Beleidskader energieprestatie – Voorstel voor een beleidskader voor de energieprestatie van gebouwen 2016
Advies subsidieregeling koopwoningen 2016
Effect Energie Prestatie Vergoeding op woonlasten van een woning met gasaansluiting 2016
Quick scan EPV 2018
Evaluatie Wet van 18 mei 2016 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de mogelijkheid voor verhuurder en huurder een energieprestatievergoeding overeen te komen 2018

Aardgasloze nieuwbouw: Nulmeting woningbouw 2018

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/04/23/aardgasloze-nieuwbouw-nulmeting-woningbouw-2018

2018

Evaluatie kwaliteitsborging energielabels utiliteitsbouw

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/03/16/evaluatie-kwaliteitsborging-energielabels-utiliteitsbouw

2018

Eindrapportage campagne-effectonderzoek «Energie besparen doe je nu»

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/05/30/campagne-effectonderzoek-%E2%80%98energie-besparen-doe-je-nu

2018
4.2 Bouwregelgeving en bouwkwaliteit
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Beleidsdoorlichting artikel 2.2 Woningbouwproductie 2016

1b Ander ex-post onderzoek naar

doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie Bouwbesluit 2012 http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z23818&did=2014D47980 2014
Eindmeting Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Kamerstukken II, 2014/15, 30 136, nr. 41 2015
Rapport Monitoring convenant particuliere huur 2017

Effectmeting Wijziging Bouwbesluit 2012; Drijvende bouwwerken, milieuprestatiegrenswaarden

en de label C-plicht voor kantoren https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten/rapporten/2017/07/13/effectmeting-wijziging-bouwbesluit-2012

2017
Onderzoek Onderzoeksplicht roestvaststaal zwembaden https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/07/11/onderzoek-onderzoeksplicht-roestvaststaal-zwembaden 2017
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Wetsvoorstel kwaliteitsboring voor het bouwen 2016
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Eindgebruiker en opdrachtgever in de bouw: lessen uit het buitenland (Economisch Instituut voor de Bouw) 2014
Evaluatie Blok voor Blok 2014
Knelpunten en oplossingsrichtingen in gemengde complexen (VvE’s) met grooteigenaars 2015
Aantallen en kenmerken van Verenigingen van Eigenaren – Een verkennend onderzoek 2016
Rapportage Bewonersonderzoek VvE’s gemengde complexen 2016
Reservering voor planmatig onderhoud bij VvE’s; Sparen Loont 2016
Regelgeving ter voorkoming van koolmonoxide-ongevallen in Belgie, Denemarken, Duitsland en Engeland 2016
Onderzoek en uitwerking van erkenningsregelingen voor installateurs 2016
Cijfers voortgang uitfasering open-verbrandingstoestellen 2016
Analyse prestatieafspraken huurders, gemeenten en woningcorporaties 2017
Omgevingsveiligheid en de DNR 2011, de UAV 2012 en de UAV-GC 2005 2018
Erkenningsregeling installateurs. Startdocument 2018
Onderzoek Vergunningvrij Bouwen bij Werelderfgoed 2018
Onderzoek constructieve veiligheid breedplaatvloeren in bestaande bouwwerken opgeleverd na 1999 2018
Evaluatierapport proefprojecten kwaliteitsborging bouw 2015–2018 2018
Onderzoek geluideisen buitenopgestelde warmtepompen en airco's in bouwregelgeving 2018
5.1 Ruimtelijke ordening
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Niet van toepassing
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Monitor SVIR 11, 13, 14 2018
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Niet van toepassing
5.2 Omgevingswet
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Niet van toepassing
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
ex ante evaluatie Nationale omgevingsvisie 20192
3. Overig onderzoek
Niet van toepassing
6.1 Dienstverlenende en innovatieve overheid: Verminderen regeldruk
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Beleidsdoorlichting artikelen 6.1, 6.2 en 6.3 2015
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Overzicht maatregelen bedrijven, burgers en professionals 2014
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Niet van toepassing
6.2 Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Beleidsdoorlichting artikelen 6.1, 6.2 en 6.3 2015
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie Open overhead 2017
Evaluatie aanpak fraudebestrijding 2017
Evaluatie digitaal 2017 2018
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Open Government Partnership: zelfevaluatierapport Nederland 2014 2014
Effecten van toptakenwebsites en elf tips om het aandeel digitale transacties te verhogen 2014
Review Open Overheid 2015
Eindverslag Taskforce BID 2015
Evaluatie iNUP 2015
Evaluatie GDI 2016
6.5 Reisdocumenten en basisadministratie personen
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Beleidsdoorlichting kwaliteit Gemeentelijke Basisadministratie/ Basisregistratie Personen 2012–2014 2014
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie naar de nieuwe wet basisregistratie 2016
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Identiteit in cijfers 2014
Rapportage zelfevaluatie reisdocumenten 2013 2014
Evaluatie Operatie BRP 2014
Rapportage zelfevaluatie reisdocumenten 2013 2014
Resultaten zelfevaluatie Basisregistratie Personen 2014 2014
Evaluatie Operatie BRP 2015
Review Operatie BRP 2015
Evaluatie wet BRP 2016
Evaluatie Operatie BRP 2016
Zelfevaluatie BRP 2016
Reactie op BIT-advies Operatie BRP 2017
Voortgangsrapportage Landelijke Aanpak Adreskwaliteit 2017
Zelfevaluatie BRP 2017
Zelfevaluatie BRP 2018
7.1 Overheid als werkgever
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Evaluatie Arbeidsmarktcommunicatiestrategie Rijk en ingezette activiteiten en instrumenten 2014
Beleidsdoorlichting Integriteit(sbeleid) 2014
Beleidsdoorlichting Arbeidszaken Overheid 2018
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Doorlichting agentschap UBR 2015
Doorlichting agentschap P-Direkt 2017
Doorlichting agentschap DHC 2015

Onderzoek doelmatigheid SSO’s digidoc2:

aWQ9e0FFNjI2OURBLTlBRTUtNEE1OC04

2015
QkQzLUU2Njk2RDQ2NjYwRn0mdHlwZT0xMDE
Evaluatie VPT 2017
Evaluatie Arbeidsmarktcommunicatiestrategie Rijk 20183
Evaluatie ABD 20194
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Evaluatie implementatie social return rijksoverheid 2014
Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2013 2014
Instelling Nationaal Commissaris Digitale Overheid 2014
Zelfstandige bestuursorganen, Het kabinetsbeleid ten aanzien van zbo’s 2014
Zelfstandige bestuursorganen, Onderzoek naar de herpositionering van zbo’s 2014
Evaluatie Kaderwet Adviescolleges 2016
Audit Baseline Informatiehuishouding Rijk 2016
Evaluatie sociale voorwaarden Rijksinkoopbeleid, Maatschappelijk verantwoord ondernemen 2015
ADR rapportage Quick scan inkoop en integriteit en afdoening motie inkoopstelsel 2015
Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014, 31 490 nr 174 2015
Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2015 2016
Tussenevaluatie Bureau ICT Toetsing (BIT) 2017
Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2016 2017
Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2017 2018
Tweede evaluatie Bureau ICT Toetsing (BIT) 2) 20195
Veilig misstanden melden op het werk: Evaluatie Klokkenluidersrege-lingen, Onderzoeksraad Integriteit Overheid en Adviespunt Klokken- luiders 2014
Monitor Veilige Publieke Taak 2014 2014
Rapportage vooronderzoek SEOR monitoring en evaluatie effecten WNT (intern document) 2015
7.2 Arbeidszaken overheid: Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Beleidsdoorlichting Arbeidszaken Overheid 2018
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie Bijdrage aan ZBO SAIP 2017
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Niet van toepassing
9.1 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid: Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Niet van toepassing
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek

Evaluatie bijdrage huisvesting Hoge Colleges van Staat &

Algemene Zaken

20196
9.2 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid: Beheer materiële activa
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Niet van toepassing
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie onderhoud- en beheerkosten 20197
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Niet van toepassing
12 Algemeen
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Niet van toepassing
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA’s
Niet van toepassing
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Niet van toepassing
3. Overig onderzoek
Evaluatie Wet openbare manifestaties 2015
Evaluatie toetsmodel PIA Rijksdienst 2016
Evaluatie wet college rechten van de mens 2018

1 Evaluatie is in 2018 uitgevoerd, maar wordt in 2019 gepubliceerd.

2 Artikel 5.2: Ex ante evaluatie Nationale omgevingsvisie 13, zal tegelijk verschijnen met de omgevingsvisie, voorzien in april 2019.

3 Deze evaluatie is meegenomen in de beleidsdoorlichting Arbeidszaken Overheid.

4 Er is gekozen om beleidsuitgaven te evalueren waaraan in de periode 2014–2018 meer dan één miljoen euro is besteed. Om de volledige periode van 2014–2018 te evalueren, lopen de evaluaties door tot in 2019. Het betekent dat de evaluaties nog niet zijn afgerond. De evaluaties zullen tijdig afgerond zijn voor de komende beleidsdoorlichting.

5 De tweede evaluatie Bureau ICT Toetsing (BIT) wordt begin 2019 afgerond en naar verwachting het eerste kwartaal 2019 naar de Tweede Kamer verzonden.

6 De evaluatie zal in de loop van 2019 worden afgerond.

7 Gelet op de vergelijkbaarheid van de aard van de uitgaven en de beperkte omvang van deze post zal de evaluatie van de onderhoud en beheerkosten worden samengevoegd met de evaluatie van de bijdrage voor monumenten in artikel 9.1 en in 2019 worden uitgevoerd.

BIJLAGE 3: INHUUR EXTERNEN

1. Interim-management 3.704
2. Organisatie- en Formatieadvies 791
3. Beleidsadvies 2.804
4. Communicatieadvisering 1.775
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 9.074
5. Juridisch Advies 2.598
6. Advisering opdrachtgevers automatisering 79.006
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie 3.865
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) 85.469
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) 57.699
Ondersteuning bedrijfsvoering 57.699
Totaal uitgaven inhuur externen 152.242

Algemene toelichting op de tabel

Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften. De agentschappen die zijn opgenomen in dit overzicht betreffen RvIG, DHC, RVB, UBR, FMHaaglanden, P-Direkt, SSC-ICT en Logius. De agentschappen verantwoorden de externe inhuur op basis van kosten. De inhuur voor beleidsgevoelige diensten betreft 6%. Het merendeel wordt ingehuurd voor (beleids)ondersteuning (56%) en ondersteuning bedrijfsvoering (38%).

Toelichting op het inhuurpercentage 2018

Het gerealiseerde percentage externe inhuur van het kerndepartement en de agentschappen RvIG en DHC is gemiddeld 8,4%. De agentschappen met een rijksbrede dienstverlening komen uit op een inhuurpercentage van gemiddeld 21,3%. Het gerealiseerde percentage externe inhuur voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als totaal komt in 2018 uit op gemiddeld 17,5%, een lichte daling ten opzichte van 18,1% in 2017.

Uitgaven ambtelijk personeel 716.353 232.249 484.104
Uitgaven externe inhuur 152.242 21.366 130.875
Totaal personele uitgaven 868.595 253.615 614.979
Percentage inhuur 2018 17,5% 8,4% 21,3%

Toelichting op de uitgaven / kosten

Bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties realiseert het kerndepartement (inclusief DHC en RvIG) onder de 10%-norm «comply-or-explain» voor inhuur van externen. Dit is niet het geval bij de rijksbreed opererende agentschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (SSO’s). Bij deze agentschappen vindt inhuur veelal plaats ten behoeve van en in opdracht van andere departementen. Voor dergelijke externe opdrachten geldt dat uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik gemaakt wordt van inhuur van externen vanwege het tijdelijke karakter van de opdrachten en/of de gevraagde specifieke kennis en expertise. Om deze redenen werken de agentschappen met een flexibele schil in de personele opbouw. Bij verschillende agentschappen lopen verambtelijkingtrajecten om de inhuur van externen te reduceren.

Bij de volgende agentschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is meer dan 10% externe inhuur noodzakelijk geweest.

Logius

Logius biedt publieke dienstverleners een samenhangende digitale infrastructuur die hen in staat stelt met burgers en bedrijven en onderling, 7x24, betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken te doen. Bij Logius vindt inhuur voornamelijk plaats ten behoeve van werkzaamheden voor afnemers, zoals andere uitvoeringsorganisaties en ministeries. Voor sommige opdrachten geldt dat uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik wordt gemaakt van externe inhuur vanwege het vaak tijdelijke karakter van deze opdrachten of omdat de gevraagde specifieke kennis en expertise niet altijd in huis is. De combinatie van organisatorische randvoorwaarden (formatie), arbeidsmarktproblematiek (schaarste van ICT-personeel) en politiek-bestuurlijke urgenties (nieuwe werkzaamheden) heeft gemaakt dat bij Logius het inhuurpercentage relatief hoog is.

Shared Service Center-ICT (SSC-ICT)

SSC-ICT is de ICT-dienstverlener van acht ministeries. SSC-ICT verzorgt de gemeenschappelijke dienstverlening voor ICT-werkplekdiensten en verricht de daarbij horende ondersteunende werkzaamheden voor de verschillende ministeries.

SSC-ICT is het afgelopen jaar zeer intensief aan de slag gegaan met het verambtelijken van personeel. Dit heeft tot een goed resultaat geleid, er zijn 22 fte externen in 2018 verambtelijkt.

P-Direkt

P-Direkt is de shared serviceorganisatie voor de salaris- en personeelsadministratie voor de gehele rijksdienst. P-Direkt werkt voor zijn contactcenter met een flexibele schil met externe capaciteit. Daarmee wordt bereikt dat enerzijds makkelijker kan worden ingespeeld op klantvragen (productiecapaciteit kan snel en fors worden opgeschaald) en anderzijds kan worden afgeslankt om te voldoen aan bezuinigings-/efficiencytaakstellingen in de toekomst. De kosten van externe inhuur zijn in absolute zin hoger gerealiseerd dan begroot als gevolg van de extra maatwerk en projectmatige dienstverlening.

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

UBR ondersteunt het Rijk met adviezen op het gebied van P&O, ICT, facilitair/huisvesting en inkopen. Het grootste deel van de inhuur van UBR is een flexibele schil op de verschillende productieprocessen (12,5%). Deze inhuurkosten worden doorbelast aan afnemers. De rest is externe inhuur op het ambtelijke apparaat.

FMHaaglanden (FMH)

FMH is de facilitaire dienstverlener voor rijksorganisaties in de regio Haaglanden. FMH werkt met een flexibele schil om in te kunnen spelen op de groei en krimp die optreedt als gevolg van de uitvoering van het Masterplan Den Haag. Bij het aantrekken van tijdelijk personeel wordt steeds eerst binnen het Rijk gezocht naar oplossingen. Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. De invulling van vacatures verliep moeizamer dan verwacht waardoor er tijdelijk gebruik is gemaakt van externe inhuur om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

Het RVB is een uitvoeringsdienst van het Rijk en is een vraaggestuurde dienst, waarbij veelal specifieke en specialistische kennis nodig is. De inhuur externen bestaat voor het grootste deel uit inhuur ten behoeve van het primair proces (bv. projectmanagers van bouwprojecten) met het oog op de eerder genoemde specialistische kennis. In het verleden is besloten dat het Rijksvastgoedbedrijf op bepaalde terreinen géén of onvoldoende eigen capaciteit meer heeft en dat dit per project wordt ingehuurd.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten raamwerkovereenkomsten

In onderstaande tabel wordt weergegeven en toegelicht in hoeveel gevallen in 2018 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het Rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief 0

BIJLAGE 4: OVERZICHT VAN DE BURGEMEESTERSBENOEMINGEN IN 2018

Verdeling Kroonbenoemde burgemeesters per 31 december 2018

CDA 101 32,0 72 29 101
VVD 91 28,8 69 22 91
PvdA 60 19,0 47 13 60
D66 18 5,7 13 5 18
Overig 11 3,5 9 2 11
GL 10 3,2 6 4 10
CU 9 2,8 8 1 9
SGP 9 2,8 9 0 9
Geen 7 2,2 4 3 7
Totaal 316 237 79 316

In het overzicht per 31 december 2018 zijn in verband met de overzichtelijkheid niet (meer) opgenomen de inwonertallen en de daarbij behorende percentages.

Ter vergelijking de verdeling van Kroonbenoemde burgemeesters per 31 december 2017

CDA 104 32,0 3.897.453 26,7 75 29 104
VVD 93 28,6 4.768.230 32,7 70 23 93
PvdA 65 20,0 3.690.857 25,3 49 16 65
D66 20 6,2 978.352 6,7 15 5 20
CU 11 3,4 408.817 2,8 10 1 11
Overig 10 3,1 216.416 1,5 8 2 10
GL 9 2,8 193.997 1,3 6 3 9
SGP 9 2,8 237.928 1,6 9 0 9
Geen 4 1,2 189.416 1,3 1 3 4
Totaal 325 14.581.466 243 82 325

  1. Kamerstukken II 2017/18, 32 752, nr. 50, bijlage. ↩︎

  2. Kamerstukken II 2018/19, 32 752, nr. 54. ↩︎

  3. Staatscommissie Parlementair Stelsel.↩︎

  4. Staatsblad: Wet tot intrekking van de Wet raadgevend referendum. ↩︎

  5. Staatscourant nummer 70005, 5 december 2017 ↩︎

  6. Staatsblad nummer 240, 28 september 2013 ↩︎

  7. Bijlage bij de Staat van de Woningmarkt 2018 (32 847, nr. 449) ↩︎

  8. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2017–2018, 29 453 nr. 478 ↩︎

  9. Kamerbrief 33 118-112 d.d. 24 september 2018↩︎

  10. Kamerstuk II 2018–2019, 34 682, nr. 6 ↩︎

  11. Kamerstukken II 2017/18, 30 821 nr. 51 ↩︎

  12. Nederlands Genootschap van Burgemeesters, de Wethoudersvereniging, de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, de Vereniging van Griffiers en Statenlid.nu ↩︎