[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2018

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2018

Jaarverslag

Nummer: 2019D14771, datum: 2019-05-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35200-XVI-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35200 XVI-1 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2018.

Onderdeel van zaak 2019Z07221:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

35 200 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2018

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT (XVI)

Aangeboden 15 mei 2019

INHOUDSOPGAVE

Blz.
A. ALGEMEEN 4
1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening 4
2. Leeswijzer 7
B. BELEIDSVERSLAG 10
3. Beleidsprioriteiten 10
4. Beleidsartikelen 32
Artikel 1 Volksgezondheid 32
Artikel 2 Curatieve zorg 45
Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning 57
Artikel 4 Zorgbreed beleid 68
Artikel 5 Jeugd 81
Artikel 6 Sport en bewegen 86
Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II 93
Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten 100
5. Niet-beleidsartikelen 104
Artikel 9 Algemeen 104
Artikel 10 Apparaatsuitgaven 107
Artikel 11 Nominaal en onverdeeld 113
6. Bedrijfsvoeringsparagraaf 114
C. JAARREKENING 119
7. Departementale verantwoordingsstaat 119
8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen 120
9. Jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2018 121
10. Saldibalans 150
11. WNT-verantwoording2018 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 160
D. FINANCIEEL BEELD ZORG 164
E. BIJLAGEN 234
Bijlage 1: Toezichtrelaties RWT’s en ZBO’s 234
Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek 241
Bijlage 3: Inhuur externen 250
Lijst van afkortingen 252

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bieden wij, mede namens de Staatssecretaris, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) over het jaar 2018 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg decharge te verlenen over het in het jaar 2018 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

b. de bijgehouden administraties van het Rijk;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de betrokken saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2018;

b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2018 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2018, alsmede over de saldibalans over 2018 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge

De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

1. Inleiding jaarverslag

Voor u ligt het departementale jaarverslag 2018 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Het onderdeel Algemeen omvat het verzoek tot dechargeverlening en deze leeswijzer.

Het beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen:

• De beleidsprioriteiten. Deze paragraaf gaat in op de belangrijkste resultaten van het Ministerie van VWS over het afgelopen jaar. Het gaat om de hoofdlijnen van het beleid en de beleidsprioriteiten van het huidige kabinet en bewindspersonen.

• De beleidsartikelen. Hierin wordt per artikel de algemene doelstelling vermeld en wat de rol en verantwoordelijkheden zijn van de Minister. Daarnaast bevat elk beleidsartikel beleidsconclusies waarin een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van beleid in het afgelopen jaar. Ten slotte wordt de budgettaire tabel vermeld inclusief een toelichting op de belangrijkste bestedingen van middelen en op de opmerkelijke verschillen tussen de gerealiseerde en begrote uitgaven en ontvangsten.

• De niet-beleidsartikelen. De artikelen bestaan uit een budgettaire tabel en een toelichting op de verschillen tussen de gerealiseerde en begrote uitgaven en ontvangsten.

• De bedrijfsvoeringsparagraaf. Deze paragraaf geeft informatie op het gebied van rechtmatigheid, de totstandkoming van beleidsinformatie, financieel en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

De jaarrekening is opgebouwd uit de departementale verantwoordingsstaat, de samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen, de jaarverantwoordingen van de agentschappen, de saldibalans en het overzicht van de topinkomens.

Vervolgens wordt het Financieel Beeld Zorg (FBZ) gepresenteerd. Het FBZ geeft een integraal beeld van de ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten onder het Uitgavenplafond Zorg.

Tot slot bevat het jaarverslag een aantal bijlagen, te weten de toezichtrelaties op Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s) en de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s), afgerond evaluatie- en overig onderzoek, externe inhuur, de lijst met gebruikte afkortingen en het trefwoordenregister.

2. Groeiparagraaf

VWS is in 2018 met de pilot Lerend evalueren gestart. De pilot wordt in goede samenwerking op ambtelijk niveau met het Ministerie van Financiën uitgevoerd. Het doel van de pilot is het verbeteren van het inzicht in de kwaliteit van het beleid door de evaluaties onderdeel te laten uitmaken van de beleidscyclus en zodoende te leren van de resultaten van de evaluatie. Dit leidt ertoe dat wordt afgeweken van het in de Rijksbegrotingsvoorschriften opgenomen format voor het overzicht van de beleidsdoorlichtingen.

Het focusonderwerp is De onderbouwing van ramingen van inkomsten en uitgaven. Dit onderwerp is opgenomen in het Financieel Jaarverslag van het Rijk, inclusief een toelichting op de ramingen voor VWS.

3. Afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften

Norm toelichting verschillen tussen budgettaire raming en realisatie

Bij toepassing van de normen conform de Rijksbegrotingsvoorschriften worden er maar enkele onderdelen toegelicht. Om meer inzicht te geven in de verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie zijn de gehanteerde toelichtingsnormen in dit jaarverslag als volgt:

• Als het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie op de onderdelen van een instrument groter of gelijk is aan € 2,5 miljoen.

• Als het verschil kleiner dan € 2,5 miljoen is, maar het onderdeel van beleidsmatig of politiek belang is.

De departementale verantwoordingsstaat

In de departementale verantwoordingsstaat wordt een indeling van de artikelen weergegeven waarmee duidelijk wordt welke Minister verantwoordelijk is voor welke artikelen.

4. Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsagenda’s een eigensstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. De Europese Commissie heeft geen landenspecifieke aanbevelingen gedaan voor de VWS-begroting.

5. Overgangsrecht Comptabiliteitswet

Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de presentatie en inrichting van de jaarverslagen en slotwetten over 2018 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Voor de dechargeverlening inzake het jaar 2018 over het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer zijn de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Dit is conform de brief aan het parlement over het overgangsrecht in de Comptabiliteitswet 2016 (Vergaderjaar 2018–2019, 34 426, nr. 33). Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 voor de presentatie en inrichting en voor de begrotingsuitvoering de artikelen van de Comptabiliteitswet 2016 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139.

3.2 – 3.4 19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid
3.5 22, eerste lid; 26, eerste lid
3.8 58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid
3.9 58, eerste lid, onderdeel b en c
2.37 60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid
2.35 61, tweede tot en met vierde lid
2.40 64
7.12 82, eerste lid; 83, eerste lid
7.14 82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Beleidsverslag

1. Zorg die verschil maakt

Inleiding

Ziek of gezond, jong of oud, iedereen heeft wel eens zorg of ondersteuning nodig of kent iemand die zorg of ondersteuning nodig heeft. Ongeacht de mate en de duur van de zorg: elke Nederlander moet de juiste zorg kunnen krijgen. Goede zorg is voor iedereen anders. Zelf de regie voeren en zelf beslissingen kunnen nemen in goed overleg met zorgprofessionals is in 2018 voor patiënten makkelijker geworden.

Het jaar 2018 stond vooral in het teken van de uitvoering van het regeerakkoord. Vanaf ons aantreden zijn we aan de slag gegaan met onze prioriteiten om de zorg merkbaar beter te maken: kwalitatief goede, persoonlijke zorg, die dichterbij huis of zo mogelijk zelf thuis wordt geleverd. Hiervoor hebben we nieuwe initiatieven genomen met zeer veel partijen, of versterkt wat al was ingezet. We hebben in 2018 ook veel energie gestoken in goede financiële randvoorwaarden voor de komende jaren. Enerzijds trokken we extra geld uit voor onze prioriteiten, anderzijds besloten we tot stevige ingrepen om de groei van de zorguitgaven beheersbaar te houden.

Een belangrijke onderliggende beweging daarbij is het organiseren van de juiste zorg op de juiste plek. Deze beweging is gericht op het voorkomen van (duurdere) zorg, het verkrijgen van zorg dichterbij huis en het vervangen van traditionele zorg door meer innovatievere zorgvormen (waaronder e-health). Binnen deze beweging vallen ook de in 2018 afgesloten hoofdlijnakkoorden met de medisch-specialistische zorg, geestelijke gezondheidszorg, wijkverpleging en huisartsen.

Door roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik aan te pakken kan de gezondheid van veel Nederlanders verbeteren. Daarom hebben we vorig jaar het Nationaal Preventieakkoord gesloten. Daarnaast is er met 70 verschillende organisaties een Sportakkoord gesloten. Sporten en bewegen dragen bij aan sociale cohesie en maatschappelijk welzijn. Jong en oud doen aan sport en daarmee heeft Nederland een hoge sportdeelname. Met de programma’s Zorg voor de Jeugd en Geweld Hoort Nergens Thuis willen we jeugdzorg merkbaar beter maken en kindermishandeling stoppen. Met het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg en het programma Thuis in het Verpleeghuis wordt de beweging in de verpleeghuiszorg naar betere kwaliteit en persoonsgerichte zorg op elke locatie versterkt.

Nederland vergrijst de komende decennia. Nu zijn er 1,3 miljoen Nederlanders boven de 75. In 2030 zijn er dat 2,1 miljoen. Voor het leveren van goede zorg en ondersteuning zal dit een grote uitdaging opleveren. Om de samenleving voor te bereiden op dit vraagstuk is in 2018 het Pact voor ouderenzorg gesloten. Het pact heeft 3 programma’s waarmee een aantal vraagstukken concreet wordt aangepakt: eenzaamheid bestrijden (Een tegen Eenzaamheid), mensen in zo goed mogelijke omstandigheden zo lang als mogelijk en passend bij de eigen voorkeur in hun eigen omgeving laten wonen (Langer Thuis) en de verpleeghuiszorg verbeteren (Thuis in het Verpleeghuis).

Om de zorg op dit niveau te houden is het belangrijk om goed zorgpersoneel te behouden en aan te trekken. Een tekort aan personeel dreigt, en dit kan schadelijk zijn voor de toegankelijkheid van de zorg. Met het actieprogramma Werken in de Zorg zetten we alles op alles om daar waar het zich voordoet het personeelstekort terug te dringen en verwachte tekorten te voorkomen. Door meer mensen aan te trekken, ze beter op te leiden en anders te gaan werken. En natuurlijk door te zorgen dat medewerkers ook willen blijven werken in de zorg. Een teveel aan administratieve lasten gaat ten koste van het werkplezier. Voor de aanpak van onnodige regeldruk en administratieve lasten is in 2018 het programma (Ont)Regel de Zorg naar de Kamer gestuurd (TK 29 515, nr. 424). Het doel van dit programma is het zorgbreed merkbaar verminderen van de ervaren regeldruk voor professional én patiënt/cliënt. Mensen die in de zorg werken moeten hun tijd daadwerkelijk aan zorg kunnen besteden in plaats van aan administratieve handelingen. In verschillende sectoren zijn reeds resultaten geboekt, zoals het stoppen van de minutenregistratie in de wijkverpleging, het verminderen van het aantal indicatoren in de medisch-specialistische zorg en het schrappen van het jaarlijkse aanvraagformulier voor sondevoeding.

Wetten en regels alleen maken geen persoonlijke, passende zorg. Dat doen de mensen die in de zorg werken. Om hen daarbij te ondersteunen, beantwoordt het praktijkteam Zorg op de juiste plek vragen van zorgmedewerkers. Bijvoorbeeld over de overdracht van kwetsbare cliënten tussen thuis, ziekenhuis of (kortdurende) opname, en de regels die hierbij gelden.

Want iedereen, ongeacht leeftijd en geslacht, gezond, ziek of beperkt, verdient goede zorg. In dit beleidsverslag presenteren we de belangrijkste resultaten die we in 2018 hebben geboekt.

2. Kwalitatief goede, toegankelijke zorg moet betaalbaar blijven

Kwalitatief goede, toegankelijke zorg is een groot goed in Nederland. Het draagt bij aan de stijgende levensverwachting en het aantal in goede gezondheid ervaren levensjaren. Onze zorg heeft echter ook een prijs. De Nederlandse zorguitgaven zijn de laatste decennia gestegen. Dat raakt uiteindelijk iedereen in Nederland, via premies, belastingen en eigen betalingen. Om goede zorg te kunnen blijven bieden hebben we geïnvesteerd waar nodig. Bijvoorbeeld in meer handen aan het bed, de nieuwste behandelingen of door zorg en ondersteuning thuis te organiseren zodat meer mensen in hun eigen huis kunnen blijven wonen. Ook willen we voorkomen dat kosten bij mensen stapelen. Hiervoor is een aantal maatregelen genomen, onder andere de invoering van het abonnementstarief voor eigen bijdragen Wmo (maximaal 17,50 euro per 4 weken).

De waarde van een mensenleven is oneindig, maar het budget niet. Ook het aantal mensen dat zorg kan geven is niet oneindig. Het kabinet heeft daarom ook haar verantwoordelijkheid genomen om de zorg en de uitgaven aan de zorg te beheersen. Daarbij werken we samen met ziekenhuizen, verzekeraars, psychologen, artsen en verpleegkundigen. Met al deze zorgpartijen zijn in 2018 afspraken gemaakt in de vorm van de hoofdlijnakkoorden om de zorgkosten in de komende jaren onder controle te houden. Onderdeel van de hoofdlijnenakkoorden en verschillende actieprogramma’s zijn afspraken over de juiste zorg op de juiste plek.

De zorg betaalbaar en organiseerbaar houden is niet alleen een opdracht voor deze kabinetsperiode, want ook voor onze kinderen en kleinkinderen moet de zorg kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar zijn. Als het beroep op de arbeidsmarkt even snel blijft stijgen als in deze kabinetsperiode, moet in 2040 één op de vier mensen in de zorgen werken, tegenover één op de zeven nu. Daarover moeten we tijdig nadenken. Veel kennis hierover zit bij de partijen in de zorg, maar het is altijd goed om ook een blik van buiten de zorg te hebben voor mogelijk aanvullende of nieuwe inzichten en om zeker te zijn dat we geen zaken over het hoofd zien. Daarom hebben we in 2018 ook gevraagd aan wetenschappers van de WRR en de sociale partners van de SER om mee te denken over beleidsopties voor de toekomst (TK 36 620, nr. 208). Daarnaast is de commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen aan de slag gegaan met een advies om de zorg voor thuiswonende ouderen ook in de toekomst op peil te houden (TK 31 765 en 34 104, nr. 348).

De juiste zorg op de juiste plek

Als we complexe zorg overlaten aan specialistische teams en eenvoudige zorg zoveel mogelijk dichtbij huis en thuis leveren, betekent dit dat we uiteindelijk minder ziekenhuisbedden nodig hebben. In het voorjaar van 2018 heeft een Taskforce, bestaande uit experts van de verschillende disciplines in de zorg en het sociaal domein, een rapport opgesteld en hiermee een waardevolle bijdrage geleverd aan het debat over de toekomst van de zorg in Nederland.

De essentie van de juiste zorg op de juiste plek is: Het voorkomen van (duurdere) zorg, verplaatsen van zorg (dichterbij mensen thuis) en het vervangen van zorg door andere zorg, zoals e-health.

Het rapport laat zien dat er al tal van inspirerende initiatieven zijn waaruit blijkt dat de beweging naar de juiste zorg op de juiste plek echt mogelijk is en ook al plaatsvindt. De juiste zorg op de juiste plek is een belangrijke inhoudelijke pijler in de gesloten hoofdlijnenakkoorden en alle bestuurlijke partijen hebben zich gecommitteerd deze beweging in de praktijk verder te brengen.

Hoofdlijnenakkoorden curatieve zorg

Binnen het traject van de juiste zorg op de juiste plek vallen ook de in 2018 afgesloten hoofdlijnakkoorden voor de periode 2019 tot en met 2022. De hoofdlijnenakkoorden zijn afgesloten met de medisch-specialistische zorg, de geestelijke gezondheidszorg, wijkverpleegkundigen en huisartsen. We willen dat mensen passende zorg dichtbij huis krijgen, terwijl complexe zorg wordt geconcentreerd in de ziekenhuizen. Hiermee verbeteren we zowel de kwaliteit als de betaalbaarheid van de medische zorg. Daarnaast zijn er in de hoofdlijnenakkoorden afspraken gemaakt over het terugdringen van de regeldruk in de zorg, over het verminderen van wachttijden en de modernisering van opleidingen gericht op innovatievere zorgvormen.

Betaalbaarheid en toegankelijkheid geneesmiddelen

Mede door de komst van nieuwe, zeer dure geneesmiddelen lopen de kosten van geneesmiddelen op, vooral in de medisch-specialistische zorg (MSZ). Om geneesmiddelen ook in de toekomst toegankelijk en betaalbaar te houden, moeten we de kosten blijven beheersen.

Dit is gedaan door invulling te geven aan de besparing uit het regeerakkoord. Onder meer door een aanpassing van de Wet Geneesmiddelenprijzen, de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem en de overheveling van geneesmiddelen naar het ziekenhuis (TK 29 477, nr. 489 en 29 477, nr. 532). Ook in het hoofdlijnakkoord MSZ hebben we afspraken gemaakt om de betaalbaarheid en toegankelijkheid van geneesmiddelen te verbeteren. Met deze maatregelen wordt de instroom van geneesmiddelen beter beheerst en gepast gebruik gestimuleerd (TK 29 248, nr. 311).

Een belangrijke mijlpaal in 2018 was het in werking treden van de AmvB voor de geneesmiddelensluis. Met deze AmvB is verankerd dat geneesmiddelen binnen de aanspraak geneeskundige zorg (intramuraal) buiten het pakket worden geplaatst in plaats van direct instromen als zij stand van de wetenschap en praktijk zijn. Dit gebeurt bij geneesmiddelen met een heel hoog financieel risico zodat eerst een advies kan worden gevraagd aan het Zorginstituut en, indien nodig, onderhandeld kan worden over de (totale) kosten van het betreffende geneesmiddel. In 2018 zijn zeven nieuwe financiële arrangementen gesloten. Eind 2018 lopen er negen sluisprocedures (TK 29 477, nr. 520). Stand van zaken ten behoeve van het beleidsverslag geactualiseerd t/m 31-12-2018).

De toegang tot geneesmiddelen is in Nederland goed, maar kan beter. Daarom zijn in 2018 verschillende maatregelen genomen. Zo is – na succesvolle onderhandelingen – het geneesmiddel Spinraza beschikbaar gesteld aan patiënten met de spierziekte spinale musculaire atrofie. Deze onderhandelingen hebben we in Beneluxa (België, Nederland, Luxemburg en Oostenrijk) verband gevoerd, waarbij we samen met België een prijsafspraak hebben kunnen maken (TK 29 477, nr. 512). Ook is een nieuwe regeling voor voorwaardelijke toelating van geneesmiddelen opgesteld, deze zal in 2019 definitief worden gemaakt. Deze regeling is specifiek voor weesgeneesmiddelen en geneesmiddelen die door het Europees Geneesmiddelen agentschap (EMA) voorwaardelijk tot de markt zijn toegelaten (conditionals) (TK 29 477, nr. 532).

Ggz

VWS en partijen uit de ggz en het sociale domein hebben in 2018 het hoofdlijnenakkoord ggz gesloten. Met dit akkoord maken partijen zich onder andere sterk voor het verbeteren van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg.

In 2018 is tevens de transparantie van en het zicht op de wachttijden toegenomen. Dit dankzij de Transparantieregeling. Deze verplicht alle ggz-aanbieders om wachttijden bij Vektis aan te leveren. Om de oorzaken van de wachttijdenproblemen op regionaal niveau te achterhalen en tot oplossingen te komen, zijn regionale taskforces in 2018 gestart. Hierin werken zorgaanbieders, zorgverzekeraars, en gemeenten samen met elkaar en met cliëntenvertegenwoordigers (TK 25 424, nr. 423). De aanpak van de wachttijden is een belangrijk onderdeel van het hoofdlijnenakkoord (TK 25 424, nr. 420). Samen met ZN, MIND, GGZ Nederland en Platform MEERGGZ is gestart met het actieplan wachttijden (TK 25 424, nr. 423).

Verder is de informatievoorziening voor patiënten verbeterd door de komst van de website www.kiezenindeggz.nl (TK 25 424, nr. 451). Ook is in 2018 een subsidieregeling van start gegaan zodat ggz-instellingen hun digitale basis op orde kunnen brengen, patiënten beter inzicht krijgen in hun eigen gegevens en de inzet van e-health wordt versterkt.

EMA

In 2018 hebben we in nauwe samenwerking met de ministeries van BZK en BZ en de gemeente Amsterdam de benodigde voorbereidingen getroffen voor de komst van het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA) naar Nederland. We zijn gestart met de bouw van het nieuwe hoofdkantoor en er is een tijdelijk kantoorgebouw aangekocht en verbouwd. Daarnaast hebben we EMA-medewerkers en hun gezinnen ondersteund bij het zoeken van een woning en werk. In juni werd de zetelovereenkomst tussen Nederland en het EMA gesloten, die de rechten en plichten van het Agentschap in Nederland regelt. Vanaf januari 2019 neemt het EMA zijn intrek in het tijdelijke gebouw en volgens schema wordt het definitieve gebouw half november 2019 opgeleverd.

Uitkomstgerichte zorg

Als je ziek bent, dan wil je graag een goede behandeling die past bij je persoonlijke situatie. Naarmate de medische mogelijkheden toenemen, is het steeds belangrijker dat artsen en andere zorgverleners samen met de patiënt alle mogelijkheden bespreken en samen tot de beste keuze komen. De tijd dat voor iedere aandoening één beste behandeling bestond, is voorbij. Waar we naartoe willen, is dat we in de zorg niet automatisch alles doen wat medisch mogelijk is, maar patiënten de behandeling bieden, die in hun specifieke situatie het beste is. Veel zorgorganisaties en zorgverleners vinden dit ook belangrijk. Op allerlei plaatsen in Nederland werd hier in 2018 aan gewerkt zoals het Elisabeth TweeSteden, het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis, het Medisch Spectrum Twente, het Erasmus MC, de samenwerkende topklinische ziekenhuizen (STZ) en artsenverenigingen (zoals het Nederlands Huisartsen Genootschap via thuisarts.nl). De Patiëntenfederatie informeert patiënten over het belang van een bewuste keuze bij behandelingen en manieren om daarover het gesprek te voeren met artsen (TK 31 476, nr. 21).

Voor de helft van de ziektelast moet binnen vijf jaar duidelijk zijn welke invloed behandelingen voor deze aandoeningen op het leven kunnen hebben. Om deze ambities waar te maken zijn in 2018 met de sector afspraken gemaakt in het hoofdlijnenakkoord MSZ. Daarnaast is gestart met het opbouwen van een proof of concept bij de Santeon ziekenhuizen, waarbij praktijkervaring wordt opgedaan met het meten, verzamelen en gebruiken van zorguitkomsten en door de patiënt gerapporteerde uitkomsten ten behoeve van Samen beslissen. Met de proof of concept moet het beter mogelijk worden om het werken met uitkomsten in de zorg op te schalen.

Verpleeghuisaanpak

In het programma Thuis in het verpleeghuis is de implementatie van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg uiteengezet. Om deze opdracht mogelijk te maken, heeft het kabinet structureel 2,1 miljard euro beschikbaar gesteld voor de kwaliteitsverbetering van de verpleeghuiszorg. Er is in 2018 vanuit dit budget in totaal reeds 435 miljoen euro verwerkt in de tarieven. Tevens is uitgewerkt hoe de komende jaren instellingen aanspraak kunnen maken op extra middelen en ondersteuning. Elke zorginstelling heeft eind 2018 een kwaliteitsplan en een daarop gebaseerde begroting in bij de zorgkantoren ingediend. Op basis van deze plannen worden in 2019 door zorgkantoren extra middelen toegekend aan de zorgaanbieders.

In 2018 nam de opleidingsinspanning van verpleeghuizen toe in de vorm van extra stage- en leerwerkplaatsen. Ook was een lichte stijging van 2% van het aantal zorgverleners zichtbaar. Daarnaast dienden verpleeghuizen 26.000 opleidingstrajecten in via de regeling Sectorplan Plus. Dit betekent dat meer mensen, vooral zij- en doorstromers, opgeleid worden tot zorgprofessional om de zorg en aandacht voor kwetsbare ouderen te verbeteren.

Geestelijke verzorging

In het regeerakkoord zijn extra middelen opgenomen voor levensbegeleiders/geestelijke verzorging. In 2018 zijn de randvoorwaarden om te komen tot een goede verdeling van de middelen tot stand gebracht. Allereerst is een uitgebreid thematisch onderzoek naar geestelijke verzorging uitgevoerd. Het onderzoek concludeert dat het wenselijk is om de mogelijkheden voor geestelijke verzorging in de thuissituatie te vergroten, zowel in de palliatieve zorg als zorg in breder perspectief (levensbegeleiding). In samenwerking met het veld is vervolgens een plan van aanpak opgesteld om de structurele inschakeling van geestelijk verzorgers/levensbegeleiders in de thuissituatie te verbeteren en te investeren in de verdere ontwikkeling van geestelijke verzorging in brede zin.

Pact voor de Ouderenzorg

Om de ouderenzorg nu en in de toekomst gezamenlijk goed vorm te kunnen geven is op 8 maart het Pact voor ouderenzorg gesloten. Eind 2018 zijn inmiddels 200 partijen aangesloten: maatschappelijke en culturele organisaties, bedrijven, kerkelijke organisaties, goede doelen organisaties en overheden.

Onder het pact vallen programma’s waar een aantal vraagstukken concreet wordt aangepakt: eenzaamheid bestrijden (programma Een tegen Eenzaamheid), mensen in zo goed mogelijke omstandigheden zo lang mogelijk in hun eigen omgeving laten wonen (programma Langer Thuis) en de verpleeghuiszorg verbeteren (programma Thuis in het Verpleeghuis). Met behulp van het pact willen we de maatschappelijke partners betrekken bij de doelen van de programma’s.

Programma Langer Thuis

Het programma Langer Thuis heeft als doel om ouderen in hun eigen vertrouwde omgeving zelfstandig oud te laten worden met een goede kwaliteit van leven. Voor een belangrijk deel ligt de opgave van het programma Langer Thuis op lokaal en regionaal niveau: zorgverleners, zorgaanbieders, sociale wijkteams, welzijnswerkers, gemeenten, woningcorporaties en verzekeraars zijn hierbij aan zet. Het programma Langer Thuis zet erop in om deze lokale en regionale partijen te ondersteunen en te helpen versnellen op drie terreinen: verbetering van zorg en ondersteuning thuis, goede ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligers in zorg en welzijn en het vergroten van het aanbod van geschikte woningen voor ouderen.

In 2018 zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor de inzet van specialisten ouderengeneeskunde in de eerste lijn en de acute keten. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben per mei 2018 regionale coördinatiefuncties gerealiseerd, waardoor beschikbare capaciteit in het eerstelijnsverblijf voor elke huisarts en elk ziekenhuis in de regio inzichtelijk is geworden. Om bewustwording van mantelzorgers te vergroten is een documentaire gemaakt Moeder aan de lijn die in oktober in première is gegaan en ook op televisie te zien was. De Rijksbouwmeester is begonnen met de Community of Practice. De community is een netwerk dat ervoor moet zorgen dat de nieuwe vormen van wonen en zorg die bedacht zijn ook echt tot stand komen.

Programma Eén tegen Eenzaamheid

Het programma Eén tegen Eenzaamheid, gelanceerd in maart 2018, richt zich op het signaleren en bespreekbaar maken van eenzaamheid en het duurzaam aanpakken en doorbreken hiervan. We zijn in 2018 gestart met een grote publiekscampagne om mensen alert te maken dat iedereen iets kan doen om eenzaamheid te verminderen. Landelijk zijn partijen verbonden in de Nationale Coalitie tegen Eenzaamheid. Inmiddels zijn al 130 partijen aangesloten: maatschappelijke en culturele organisaties, bedrijven, kerkelijke organisaties, goede doelen organisaties en overheden.

Ook is een Raad van Ouderen ingesteld om met ouderen zelf de aanpak te bespreken en hen goed te betrekken bij de uitvoering van de programma’s en het pact. De Raad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de Minister. Omdat de raadsleden 8 regio’s vertegenwoordigen, verdeeld over het land en met netwerken van ouderen, biedt de Raad ook de mogelijkheid initiatieven en ideeën terug te leggen op lokaal niveau en daar tot uitvoering te brengen.

Programma Onbeperkt Meedoen!

In juni 2018 is het programma Onbeperkt Meedoen! gelanceerd samen met ervaringsdeskundigen, vertegenwoordigers van gemeenten en bestuurders van diverse branches uit het Nederlandse bedrijfsleven. Het programma geeft uitvoering aan de implementatie van het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking. Het doel is dat mensen met een beperking meer naar eigen wens en vermogen kunnen meedoen aan de samenleving.

Diverse branches in het bedrijfsleven hebben samen met VNO-NCW en MKB Nederland actieplannen toegankelijkheid ontwikkeld. In een vijftal gemeenten zijn winkelgebieden geheel toegankelijk gemaakt. Met diverse partijen in de bouwsector en met de inbreng van ervaringsdeskundigen is een actieplan toegankelijkheid voor de bouw opgesteld dat gepresenteerd is aan de Tweede Kamer.

Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Er is de Meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang vastgesteld waarmee de betrokken landelijke partijen de lokale partijen willen ondersteunen om een versnelde implementatie van de regioplannen te realiseren. Ook hebben regio’s elk 25.000 euro ontvangen voor het organiseren van bestuurlijke samenwerking in de regio. Tot slot is verder gewerkt aan het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen, maatschappelijke opvang en begeleiding dat per 1 januari 2021 geïmplementeerd zal worden

Cliëntondersteuning

Het is belangrijk dat mensen die de toegang naar juiste zorg en ondersteuning niet zelfstandig kunnen vinden geholpen worden door een cliëntondersteuner. In de praktijk loopt dit nog niet goed. Daarom hebben we met cliëntenorganisaties, gemeenten, aanbieders van cliëntondersteuning en de beroepsgroep vier vraagstukken gedefinieerd: (1) Meer inzicht in de behoefte naar cliëntondersteuning en meer overzicht in al het bestaande aanbod; (2) Meer bekendheid voor het recht op gratis onafhankelijke cliëntondersteuning; (3) Beter vindbaar maken, door het om en bij de toegang te organiseren; (4) Meer kwaliteit en deskundigheid van geboden cliëntondersteuning.

In 2018 zijn onderzoeken gestart naar de vraag en het in de markt ontstane aanbod van onafhankelijke cliëntondersteuning. Verder is in 2018 besloten om pilots te gaan uitvoeren met specifieke (cliënt)groepen in de Wlz en de Wmo 2015. De Beroepsvereniging voor Clientondersteuners voor Mensen met een Beperking (BCMB) is met steun van VWS aan de slag gegaan om de beroepsgroep te versterken.

3. Arbeidsmarkt, innovatie en informatie

Arbeidsmarkt

Goede zorg bieden aan alle Nederlanders die dat nodig hebben, vraagt om voldoende, tevreden en goed toegeruste medewerkers. Als we niets anders en beter doen, stijgen de tekorten aan zorgpersoneel de komende jaren fors. Om dat te voorkomen zijn we in 2018 gestart met het actieprogramma Werken in de Zorg. Het actieprogramma zet in op drie sporen: 1) Meer kiezen, 2) Beter leren en 3) Anders werken. Het zwaartepunt van de aanpak ligt in de regio, daar wonen, werken en leren mensen.

Alle 28 regio’s hebben in 2018 een Regionaal Actieplan Aanpak Tekorten (RAAT) gemaakt. Werkgevers, scholen en andere partijen werken aan uitvoering van de actieplannen om het tekort aan te pakken in hun eigen regio. Er is in 2018 veel gedaan om meer mensen aan te trekken en beter op te leiden. Er is veel gedaan om mensen te behouden voor de zorg en het werk op andere manieren te organiseren, bijvoorbeeld via de inzet van technologie en jobcarving. Bij jobcarving inventariseer je de bestaande taken in een functie. Daarna bekijk je of het mogelijk is om bepaalde taken los te halen van de functie. Vaak zijn er bij een functie veel neventaken die wel gedaan worden, maar weinig te maken hebben met de functie waarvoor een medewerker is aangenomen. Door die taken bij medewerkers weg te halen kun je een nieuwe functie creëren waarbij mensen meer gespecialiseerd werk kunnen doen.

Wij ondersteunen de zorginstellingen met de scholingsimpuls SectorplanPlus om nieuwe medewerkers te scholen. Er zijn ongeveer 130.000 scholingstrajecten voor zij-instromers aangevraagd.

In november 2018 is tevens de landelijke wervingscampagne IkZorg gestart. Mensen die willen werken in de zorg worden in contact gebracht met iemand in de eigen regio voor bijvoorbeeld een loopbaangesprek, voorlichtingsbijeenkomsten of informatie over passende vacatures.

(Ont)Regel de zorg

Voor de aanpak van regeldruk en administratieve lasten is in 2018 het programma (Ont)Regel de Zorg naar de Kamer gestuurd (TK 29 515, nr. 424). Het doel van dit programma is het zorgbreed merkbaar verminderen van de ervaren regeldruk voor professional én patiënt/cliënt. Mensen die in de zorg werken moeten hun tijd daadwerkelijk aan zorg kunnen besteden in plaats van aan administratieve handelingen. Daarmee kan ook het plezier dat zij in hun werk hebben weer toenemen. En patiënten moeten ervaren dat de arts meer tijd voor hen heeft en dat hun zorgtraject soepel verloopt, met zo min mogelijk administratieve rompslomp en hindernissen.

De uitvoering van het programma is in 2018 voortvarend ter hand genomen. In verschillende sectoren zijn reeds resultaten geboekt, zoals het uitbannen van de minutenregistratie in de wijkverpleging, het verminderen van het aantal indicatoren in de medisch specialistische zorg en het schrappen van het jaarlijkse aanvraagformulier voor sondevoeding. Deze en andere resultaten worden op de website www.ordz.nl toegelicht.

Innovatie

Innovatie en zorgvernieuwing zijn van groot belang om de zorg dichterbij mensen te brengen. We richtten ons op de drie e-health doelstellingen die het kabinet in 2014 heeft geformuleerd: zelfredzaamheid, zelfregie en zelfzorg. De e-health monitor 2018 concludeert dat de implementatie van e-health toepassingen in verschillende snelheden gaat. In de kamerbrief is de Tweede Kamer geïnformeerd over de bevindingen en over de wijze waarop VWS en het veld de aanbevelingen oppakt.

In de nieuw afgesloten hoofdlijnenakkoorden voor medisch specialistische zorg, geestelijke gezondheidszorg en wijkverpleging zijn afspraken gemaakt over de inzet van e-health. Ook in het preventieakkoord en het actieplan werken in de zorg worden e-health en anders werken gestimuleerd. Ze worden ingezet voor langer thuis wonen, de juiste zorg op de juiste plek en tegen eenzaamheid.

In 2020 moeten alle Nederlanders digitaal toegang hebben tot hun eigen medische gegevens. De Kamer is hierover op 21 december geïnformeerd. In 2018 is in een subsidieregeling opgesteld die ervoor zorgt dat iedereen die dat wil, op een veilige en vertrouwde manier kan beschikken over zijn gezondheidsgegevens.

Het programma Zorg van Nu is in 2018 gestart en is bedoeld om bestaande innovaties in de zorg verder te brengen. Een informatieteam, dat onder meer zorginstellingen en onderwijsbeurzen bezoekt, speelt daarbij – net als een website – een belangrijke rol. Doel is mensen het gebruik van e-health te laten ervaren, waardoor kennis wordt vergoot en positieve ervaringen worden gedeeld.

Informatie

Door de toegenomen digitalisering in de zorg en daarmee het toegenomen belang van informatieveiligheid staat cybersecurity hoog op de agenda. VWS ondersteunt de zorgsector hierbij in toenemende mate. Het Computer Emergency response Team voor de Zorg (Z-CERT) is opgericht en in 2018 officieel van start gegaan. Er zijn juridische kaders gemaakt en er is financiële ondersteuning voor Z-CERT. Ook ondersteunt VWS de uitvoering van het door de koepels opgestelde actieplan verhoging bewustzijn veiligheid patiëntgegevens.

De Kamer is geïnformeerd over de brede internationale ontwikkelingen die het zorginformatiebeleid (kunnen) beïnvloeden en de wijze waarop de Nederlandse prioriteiten daarin vertegenwoordigd en bewerkstelligd worden (TK 27 529, nr. 160).

Om het zorgveld te ondersteunen bij de implementatie van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (de AVG) is er sinds mei van dit jaar de AVG-Helpdesk voor Zorg, Welzijn en Sport. Een initiatief voor en door inmiddels ruim 20 de koepelorganisaties uit de zorg, het sociaal domein en de sport, in samenwerking met VWS. De AVG-Helpdesk presenteert vragen en antwoorden op het gebied van privacy in de praktijk en biedt steeds meer ervaringen en best practices.

4. Veilig opgroeien, gezond leven en blijven

Veilig opgroeien

In 2018 hebben we ons ingezet voor het veilig opgroeien van kinderen en jongeren. Dit is onder meer gedaan vanuit 3 programma’s.

Het programma Zorg voor de Jeugd richt zich op het merkbaar en meetbaar beter maken van de jeugdhulp en het programma Geweld Hoort Nergens Thuis richt zich op het eerder signaleren en stoppen van kindermishandeling. Het programma Kansrijke Start richt zich op de fysieke en mentale gezondheid van kinderen tijdens de eerste 1.000 dagen. Met deze drie programma’s willen we bereiken dat kinderen en jongeren gezond en veilig opgroeien, altijd de juiste hulp en ondersteuning krijgen, en dat ze een veilige thuissituatie hebben.

Verlengde pleegzorg

De pleegzorgstandaard is in 2018 verlengd van 18 tot 21 jaar. Hierdoor kunnen pleegkinderen bij de overgang naar volwassenheid langer rekenen op de steun van een pleeggezin. Gemeenten hebben hiervoor meer geld ontvangen.

Transformatiebudget en fonds tekortgemeenten

Er is een transformatiebudget opgesteld voor de jeugdregio’s. Jeugdregio’s konden hier gebruik van maken als ze regionale transformatieplannen indienden. Alle 42 jeugdregio’s hebben dat gedaan. Deze plannen richten zich op het inhoudelijk verbeteren van de jeugdhulp, waardoor kinderen, jongeren en ouders beter geholpen worden.

Naar aanleiding van de tekorten van gemeenten in het sociaal domein, is een Fonds tekortgemeenten ingesteld. Het fonds bedraagt € 200 miljoen. 77 gemeenten hebben een uitkering ontvangen. Dit fonds zorgt ervoor dat gemeenten hun zorgtaak goed kunnen uitvoeren, waardoor kinderen en jongeren de hulp krijgen die ze nodig hebben.

Tolken

Het wetsvoorstel centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd is ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel zorgt voor centralisering van een aantal belangrijke functies, zoals de kindertelefoon, waarmee deze functies geborgd blijven.

Onbedoelde (tiener)zwangerschappen

In het regeerakkoord is vastgelegd dat het kabinet zich inzet op de preventie van onbedoelde (tiener)zwangerschappen. In afstemming met de relevante veldpartijen heeft de Staatssecretaris van VWS afgelopen najaar zijn inzet hierop in een Zevenpuntenplan geconcretiseerd. Zo wordt onder andere de bekostiging van de keuzehulpgesprekken aan de hand van kwaliteitseisen toekomstbestendig gefinancierd en wordt met medewerking van de onderwijspartijen de voorlichting op scholen versterkt.

Gezond leven

Door roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik aan te pakken kan de gezondheid van veel Nederlanders verbeteren. Daarom is op 23 november 2018 het Nationaal Preventieakkoord gesloten. Meer dan 70 partijen, (maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, patiëntenorganisaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten, fondsen, sportverenigingen en -bonden), ondersteunen de ambities van het Nationaal Preventieakkoord en zetten zich hiervoor in. Er zijn verschillende doelen afgesproken voor de korte termijn (2020 en 2025) en ambities voor 2040. Daarmee is het Nationaal Preventieakkoord een agenda voor de toekomst.

In de strijd tegen alcoholmisbruik zijn in 2018 verschillende onderzoeken uitgevoerd. Onder meer: waar jongeren alcoholreclame tegenkomen en hoe goed bedrijven het verbod op verkoop van alcohol minderjarigen naleven (Kamerstuk 27 565, nr. 145). Het Nationaal Expertisecentrum Alcohol is gelanceerd en de cijfers van de Alcoholpoli en Veiligheid NL zijn, net als het rapport van de Gezondheidsraad naar Alcohol en hersenen, aan de Tweede Kamer gestuurd.

Om de leefstijl van kinderen en volwassenen te verbeteren is het aantal Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG)-gemeente gestegen. Er zijn er nu 142, meer dan een derde van de Nederlandse gemeenten. 25 gemeenten zien inmiddels een daling van overgewicht bij de jeugd.

Meer dan 1.500 sportverengingen hebben zich aangesloten bij de Team-fit beweging om een gezonde kantine te realiseren. Het aantal Gezonde Scholen is gestegen naar ruim 1.400 en ruim een derde van alle scholen had medio 2018 een gezonde schoolkantine. De verwachting is dat door het Preventieakkoord deze aantallen verder stijgen.

We vinden het belangrijk om het tabaksgebruik onder jongeren en volwassenen, met bijzondere aandacht voor zwangere vrouwen, terug te dringen. Het aantal rokers onder jongeren en volwassenen is in 2018 opnieuw gedaald. Tussen 2015 en 2017 daalde het aantal jongeren tussen 12 en 16 jaar dat maandelijks rookt van 10,6% naar 7,8%. In diezelfde periode daalde het aantal volwassen rokers van 26,3% naar 23,1%.

In 2018 is begonnen met het uitwerken van het experiment voor een gesloten cannabisketen. 6 tot 10 (middel)grote gemeenten gaan aan dit experiment meedoen. Een onafhankelijke adviescommissie heeft geadviseerd over de opzet ervan. Op basis hiervan en na diverse gesprekken is wetgeving opgesteld om het experiment mogelijk te maken. Deze wetgeving ligt op dit moment in de Tweede Kamer. Daarnaast is er een Algemene Maatregel van Bestuur opgesteld ter nadere uitwerking van de wetgeving. Deze AMvB lag tot 24 december ter openbare consultatie.

Ook de sport kent sinds medio 2018 een Nationaal Akkoord. Doel is dat iedereen in Nederland écht plezier in sport kan hebben. Nu en in de toekomst. Ongehinderd, in een veilige gezonde omgeving. Een leven lang. Als sporter, vrijwilliger, of als toeschouwer.

Ook is de Wet uitvoering antidopingbeleid aangenomen. En er zijn twee regelingen gemaakt om sportaanbieders te compenseren voor het verhogen van het lage BTW tarief en zijn de bestuurlijke afspraken met betrekking tot de buurtsportcoachregeling vernieuwd (TK 30 234, nr. 203).

Gezond blijven

Het Rijksvaccinatieprogramma is van belang voor de volksgezondheid. Daarom zijn zes actielijnen ontwikkeld om de dalende vaccinatiegraad tegen te gaan. Daarnaast is in 2018 op basis van adviezen van de Gezondheidsraad besloten risicogroepen te vaccineren tegen het rotavirus en de maternale kinkhoestvaccinatie aan te bieden aan zwangere vrouwen. Tieners tussen de 14 tot 18 jaar kunnen sinds 2018 worden gevaccineerd tegen Meningokokken ACWY.

Ongeveer 800.000 mensen hebben last van een depressie. Toch rust er een taboe op waardoor mensen in een isolement kunnen raken en laat hulp zoeken. De campagne Hey, het is okay. Maak depressie bespreekbaar is in 2018 van start gegaan en is bedoeld om het hebben van een depressie beter bespreekbaar te maken. De campagne is onderdeel van het Meerjarenprogramma Depressiepreventie. In de loop van 2018 is de campagne op diverse manieren en momenten onder de aandacht gebracht. Eind mei 2018 zijn TV-spots uitgezonden. In juni is de campagne verbreed naar postpartum depressie.

Tot slot

In 2018 is door velen gewerkt aan kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare zorg. Zorg die persoonlijk is en dichterbij mensen of zelfs thuis is georganiseerd. We hebben samen met de zorg een aantal belangrijke fundamenten gelegd waarop we in 2019 met grote inzet en betrokkenheid samen gaan verder bouwen.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

1 Volksgezondheid Nee1
Gezondheidsbescherming X
Ziektepreventie X
Gezondheidsbevordering2
Ethiek
2 Curatieve zorg Nee3
Kwaliteit en veiligheid X
Toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg X
Bevordering van de werking van het stelsel X
3 Langdurige zorg en ondersteuning Nee4
Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen
Zorg dragen voor goede en toegankelijke langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten
4 Zorgbreed beleid Nee5
Versterking van de positie van de cliënt X
Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt X
Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling6
Inrichting uitvoeringsactiviteiten
Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland X
5 Jeugd
6 Sport en bewegen X Ja
7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II Ja
8 Tegemoetkoming specifieke kosten Ja

1 Voor artikel 1 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

2 Vanaf begrotingsjaar 2013 is sprake van een nieuwe indeling van de beleidsartikelen.

3 Voor artikel 2 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

4 Omdat er al diverse stelselevaluaties over de AWBZ beschikbaar waren, is ervoor gekozen om de beleidsdoorlichting te richten op een operationele doelstelling betreffende de toegankelijkheid van de AWBZ-zorg via de indicatiestelling.

5 Voor artikel 4 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

6 Deze beleidsdoorlichting is vertraagd en komt in het voorjaar van 2019.

In 2018 is VWS gestart met de pilot Lerend evalueren en de Meerjarenprogramma VWS pilot 2018–2022 vervangt vanaf dat moment de artikelsgewijze beleidsdoorlichtingen. Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie de bijlage 2 Evaluatie en onderzoek.

Pilot Lerend evalueren

VWS is in 2018 gestart met de pilot Lerend evalueren, de beleidsdoorlichtingen komen vanaf deze datum te vervallen. Het doel van de pilot is om werkende weg het inzicht in de kwaliteit van het beleid te verbeteren. De thema’s zijn complexe beleidsvraagstukken op het brede terrein van VWS. De inhoud staat centraal en wordt niet begrensd door de begrotingsindeling van VWS. Anders dan bij de huidige beleidsdoorlichtingen worden naast de betreffende uitgaven op de VWS-begroting ook – waar dat aan de orde is – de betreffende uitgaven die vallen onder het uitgavenplafond Zorg betrokken in de evaluatieonderzoeken. Voor het overzicht van het meerjarenprogramma zie Meerjarenprogramma VWS pilot 2018–2022.

In onderstaande tabel wordt aangegeven welke evaluaties zijn afgerond in 2018. Ten aanzien van de afgeronde pilots zijn de uitkomsten van de evaluatie van de Jeugdwet met de veldpartijen besproken en zijn gezamenlijk zes concrete doelen geformuleerd. De aanbevelingen van de evaluatie Zvw-pgb zijn betrokken bij de bestuurlijke afspraken voor 2019. In de resultaten van de tussenevaluatie Persoonsvolgende zorg is aangegeven voor het vervolg voort te bouwen op de resultaten van het experiment in 2017 én 2018 en de inspanningen van partijen te stimuleren en faciliteren. Als laatste worden de vervolgacties op de evaluatie Hervorming Langdurige Zorg zoveel mogelijk uitgewerkt bij de trajecten die door het kabinet in gang zijn gezet. De verbeterpunten worden opgepakt in overleg met veldpartijen.

Volksgezondheid en Jeugd
01 Samenhang: Wpg, Jeugdwet, Wmo
03 Preventie w.o.1
a) Alles is gezondheid...
b) Aanpak overgewicht jeugd
c) Sport en bewegen in de buurt
d) Gezond, veilig en kansrijk opgroeien
04 Rijksvaccinatieprogramma
Jeugdwet X
05 Transitie Autoriteit Jeugdhulp
06 Topsport
Curatieve zorg
07 De juiste zorg op de juiste plek
08 Bestuurlijke afspraken zorg
09 Geneesmiddelenvisie2
10 Zvw-pgb 2017 X
11 Wanbetalers Zvw-premie
12 Uitkomstgerichte zorg3
Langdurige zorg
13 Onafhankelijke (cliënt)ondersteuning
14 Langer thuiswonende ouderen2
15 Experimenten persoonsvolgende zorg X
16 Goed bestuur
17 Arbeidsmarkt en opleiden
Evaluatie Hervorming Langdurige Zorg X
18 Eenzaamheid5
VWS-breed
02 Kennisfunctie VWS
19 Evaluatie subsidies2
Interdepartementaal: resultaten pilot
20 Evaluatie Pilot Lerend evalueren2

1 In de opstartfase was meer tijd nodig dan voorzien. De evaluaties volgen in 2019.

2 In de opstartfase was meer tijd nodig dan voorzien. De evaluatie volgt in 2019.

3 De naam van deze evaluatie is aangepast aan de naam van het te evalueren programma (in de begroting 2018 was de evaluatie opgenomen als Value based health care).

5 In de begroting 2018 stond de evaluatie sturingsinstrumenten Wmo 2015. Het onderwerp sturingsinstrumenten Wmo 2015 is betrokken bij de evaluatie van de Hervorming van de Langdurige Zorg en reeds naar uw Kamer verzonden. Daarom is als vervolg daarop besloten om het onlangs gestarte programma Een tegen Eenzaamheid te evalueren. In dit programma ligt de nadruk op de aanpak en het werken met landelijke en lokale coalities. Het is een ex durante evaluatie, de resultaten kunnen waar nodig leiden tot het bijsturen van de aanpak.

Overzicht van risicoregelingen

2 Voorzieningen tbv De Hoogstraat begrotingswet 8.837 0 397 8440 8.440
2 Voorzieningen tbv ziekenhuizen 1958 235.912 1.418 37.147 200.183 200.183
3 Voorzieningen tbv verpleeghuizen financiering 11.224 0 2.323 8901 8.901
3 Voorzieningen tbv psychiatrische instellingen 1958 21.088 0 2.664 18.424 18.424
3 Voorzieningen tbv zwakzinnigen inrichtingen 1958 6.054 0 1.647 4407 4.407
3 Voorzieningen tbv overige instellingen 1958 495 0 302 193 193
3 Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten 1958 20.319 0 2.105 18.214 18.214
3 Voorzieningen tbv zwakzinnigeninrichtingen rijksregeling 4.561 0 434 4.128 4.128
3 Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten rijksregeling 61.595 0 8.400 53.195 53.195
2 Voorzieningen tbv ziekenhuizen rijksregeling 268 0 34 235 235
3 Niet sedentaire personen 717 0 127 590 590
9 Garantie eigen risico IJsselmeerziekenhuizen/ Slotervaart 0 3.087 0 3.087 3.087
Totaal 371.070 4.505 55.580 319.997 0 319.997
1 Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Toelichting

De verstrekte garanties uit de tabel komen voort uit drie aparte regelingen: de Garantieregeling inrichtingen voor gezondheidszorg 1958, de Rijksregeling Dagverblijven voor gehandicapten inzake erkenning, subsidiëring, verlening van garanties en toezicht uit 1971 en de Rijksregeling Gezinsvervangende Tehuizen voor gehandicapten, ook uit 1971. De betreffende regelingen dateren uit een tijd dat de overheid een expliciete verantwoordelijkheid had voor bouw en spreiding van intramurale zorgvoorzieningen.

De Rijksgarantieregelingen zijn gesloten voor nieuwe gevallen waardoor het financiële risico van VWS door reguliere en vervroegde aflossing van de uitstaande leningen geleidelijk wordt afgebouwd. De laatste rijksgegarandeerde lening loopt af in 2043. Het monitoren van de instellingen aan wie een rijksgarantie verstrekt is, alsmede van de leningen, wordt sinds 2004 in mandaat uitgevoerd door het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) namens de Minister van VWS (Besluit van 17 december 2003, Stcrt. 2004, nr. 7, blz. 11).

2 GO Cure 23.314 0 21.186 2.128 2.128 0
TOTAAL 23.314 0 21.186 2.128 2.128 0
Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Toelichting

De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg (GO Cure) is in het kader van de kredietcrisis ingesteld om de bouw in de gezondheidszorg te stimuleren. Ziekenhuizen, categorale instellingen, geestelijke gezondheidszorg en zelfstandige behandelcentra hebben tot en met 2012 gebruik kunnen maken van de regeling. Bij de GO Cure heeft de overheid garanties verstrekt voor 50% van een nieuwe banklening vanaf € 1,5 miljoen tot € 50 miljoen, met een maximale looptijd van 8 jaar. De verstrekte garanties lopen af in 2020. De GO Cure maakt deel uit van de bredere Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO) die wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De cijfermatige gegevens van de GO Cure zijn daarom eveneens opgenomen onder de GO regeling in het jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Achterborgstelling 7.572,8 7.099,9
Bufferkapitaal 280,7 285,6
Obligo 227,2 213,0

Toelichting

Het Ministerie van VWS is achterborg voor het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). Het totaalbedrag aan uitstaande verplichtingen is, volgens informatie van het WFZ, € 7.099,9 miljoen. Dit bedrag is de uitstaande restschuld per 2018. VWS staat daadwerkelijk borg, indien het risicovermogen van het WFZ en de obligoverplichting van 3% van het restant geborgde leningen van de deelnemers tezamen niet voldoende is om het WFZ aan zijn verplichtingen jegens geldgevers te laten voldoen. Via renteloze leningen van VWS aan het WFZ wordt in die situatie invulling gegeven aan het borg staan.

Staat voor de Volksgezondheid en Zorg en monitor van VWS

Staat van Volksgezondheid en Zorg

De Staat van Volksgezondheid en Zorg (www.staatvenz.nl) presenteert sinds 2016 actuele en eenduidige cijfers over de verschillende domeinen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS): volksgezondheid, zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugd. Ook sport komt aan bod, voor zover het samenhangt met volksgezondheid en zorg. Hiermee kan het beleid van VWS worden gevolgd en verantwoord. De Staat van Volksgezondheid en Zorg wordt gemaakt door een kennisconsortium met onder andere RIVM, Nivel, SCP en CBS, onder regie van het RIVM en met VWS als opdrachtgever.

Het maken van de Staat van VenZ is een dynamisch proces. De kerncijfers van de Staat VenZ vormen een dynamische basis en kunnen worden aangevuld om duiding, een goed beeld en meer inzicht te krijgen.

VWS monitor

De VWS-monitor bevat (maatschappelijke) doelstellingen met indicatoren voor de verschillende levensfasen en heeft een signalerende werking. Het doel van de monitor is meer inzicht te krijgen in de gesteldheid van de Nederlandse gezondheidszorg. Via https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-volksgezondheid-welzijn-en-sport/kerncijfers-gezondheidszorg is het overzicht te vinden met daarin de meest actuele cijfers en tijdreeksen van de gekozen indicatoren. De bron voor deze indicatoren is de Staat van Volksgezondheid en Zorg. De keuze van indicatoren vindt daarom plaats in overleg met het samenwerkingsverband voor de Staat van VenZ. Omdat het jaarverslag 2018 een spiegel is van de begroting 2018, is de tabel met enkele mogelijke voorbeelden van indicatorwaarden, referentiewaarden en trends, die wel in de begroting 2019 is opgenomen, hier niet toegevoegd.

Maatschappelijke doelstellingen

Algemene, levensfase overstijgende thema’s

• Ondersteuning van samen beslissen door mensen meer regie te geven over hun gezondheidsgegevens en professionals te laten beschikken over de juiste informatie op het juiste moment

• Zorg ook thuis kunnen laten plaatsvinden door middel van e-health

• Iedereen die zorg en ondersteuning thuis ontvangt heeft de mogelijkheid om via een beeldscherm 24 uur per dag met een zorgverlener te communiceren

• Bijdragen aan een toename van de levensverwachting resp. van de levensverwachting in goed ervaren gezondheid

• Lastenreductie door eenmalig registreren en meervoudig gebruik

• Zorg op de juiste plek en het juiste moment kunnen laten plaatsvinden door informatie op de juiste plek en het juiste moment

• Houdbare ontwikkeling van de macro zorguitgaven

• Een goed werkende en transparante verzekeringsmarkt

• Voldoende tevreden en goed toegeruste medewerkers

• Bevorderen van zelf- en samenredzaamheid

• Voorkómen van isolement/eenzaamheid van mensen met gezondheidsproblemen

Zorg rond de geboorte

• Optimale keuzevrijheid voor type bevalling en begeleiding

• Goed geïnformeerde keuzes kunnen maken

• Een gezond kind op de wereld zetten is voor iedereen betaalbaar

• Voorkomen hoge geboortesterfte

• Perinatale sterfte zo laag mogelijk

• De investering in goede geboortezorg en preventie draagt bij aan voorkomen zware zorg later

• Kosteneffectiviteit preventie

• Snel herstel in gezinsverband

• Vroegsignalering van medische en sociale problemen

• Stimuleren sociale netwerken, sport en bewegen, maatschappelijk en vrijwilligerswerk

• Mensen herstellen snel en worden ook tijdens ziekteproces in staat gesteld te participeren

• Stimuleren maatschappelijke participatie

• Cliënten en naasten ondersteunen om laatste levensfase zo lang mogelijk in of nabij eigen sociale omgeving door te kunnen brengen

• Aandacht voor voldoende vrijwilligers dat palliatieve zorg verleent

• Bevorderen dat mensen met elkaar het gesprek aangaan (omtrent de invulling van de laatste levensfase) met daarin een rol voor patiënten, naasten, vrijwilligers, artsen en andere hulpverleners

Gezond blijven

• Er is een laagdrempelige ondersteuning naar behoefte

• Er is goed aanbod van gezondheidsbevordering voor groepen

• Gezond en veilig opgroeien

• Het bevorderen van een gezonde leefstijl

Beter worden (acute zorg én niet-acute zorg)

• De cliënt centraal: mensen kunnen bij voldoende zorgaanbieders binnen redelijke termijn terecht

• Beperken stapeling eigen betalingen

• Zinnige zorg en therapietrouw

• Zorg met zo min mogelijk belasting en zo veel mogelijk resultaat voor patiënt

• Voorkomen van (vermijdbare) complicatie zoals vermijdbare sterfte, onverwacht lange ligduur en heropnamen

• De medicatieveiligheid vergroten

• Beheersen zorgkosten per zorgsector

• Doelmatige inzet van middelen

• Onnodig doorbehandelen voorkomen door goede (kennis over) palliatieve zorg

• Zorg in de laatste fase is doelmatig georganiseerd

Leven met een chronische ziekte en beperkingen

• De cliënt centraal: mensen kunnen bij voldoende zorgaanbieders binnen redelijke termijn terecht

• Beperken stapeling eigen betalingen

• Binnen 5 jaar heeft 80% van de chronisch zieken direct toegang tot bepaalde medische gegevens. Van de niet chronisch zieken is dit 40%

• Van chronisch zieken en kwetsbare ouderen kan 75% binnen 5 jaar zelfstandig metingen uitvoeren

• Maatwerk gericht op participatie en zelfredzaamheid

• De medicatieveiligheid te vergroten

• Ervaren kwaliteit van leven

Zorg in de laatste fase • De cliënt centraal: mensen kunnen zelf kiezen in welke omgeving zij wensen te overlijden • De wensen van de cliënt (welke zorg en waar) staan centraal op basis van het goede gesprek (samen beslissen)

1 Toegankelijkheid heeft de dimensies: Bereikbaarheid, Financiële toegankelijkheid, Tijdigheid, Toegankelijkheid naar behoefte, Keuzevrijheid

2 Kwaliteit heeft de dimensies: Effectiviteit, Veiligheid, Patiëntgerichtheid

Algemene, levensfase overstijgende thema’s

• Inzage medische gegevens chronisch zieken

• Zelfmeting en telemonitoring

• Levensverwachting

• Levensverwachting in goed ervaren gezondheid

• % bevolking dat een (zeer) goede gezondheid

• Zorguitgaven op macroniveau incl. jaarlijkse groei

• Aandeel BBP besteed aan zorg

• Lasten per volwassene aan zorg

• Overstappers zorgverzekering

• Modelovereenkomsten polismarkt

• Wanbetalers zorgverzekering

• Percentage collectief verzekerden

• Werkgelegenheid in zorg en welzijn

• Opleidingen gediplomeerden mbo, hbo, wo zorg en welzijn

Zorg rond de geboorte

• % bereik acute verloskunde binnen 45 minuten

• Aantal verloskundigen

• Foetale sterfte

• Neonatale sterfte

• Deelname zuigelingen Rijksvaccinatieprogramma

• Kosten van zorg rond zwangerschap, bevalling en kraambed

• % deelname PSIE (zwangerschapsscreening)

• % vrouwen dat op enig moment in de zwangerschap heeft gerookt

Gezond blijven

• Aantal JOGG-gemeenten (Jongeren op Gezond Gewicht, Nationaal Programma Preventie)

• Aantal gezonde sportkantines

• Aantal Gezonde Scholen

• Aantal jongeren met jeugdhulp (met/zonder verblijf), -bescherming of -reclassering

• Vaccinatiegraad D(K)TP, BMR en HPV

• % (jongeren) met overgewicht resp. dat rookt resp. alcohol drinkt resp. risicovol sociale media gebruikt

• Uitgaven aan preventie, gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering (VWS-begroting)

• % jongeren dat dagelijks sociaal contact heeft met familie resp. vrienden en kennissen

• % deelname sport en bewegen totaal resp. naar leeftijd

• % deelname screenings

Beter worden (acute zorg én niet-acute zorg)

• Wachttijden: % dat boven Treeknormen zit

• % boven 15 minuten aanrijdtijden ambulances

• Percentage met minimaal één keer per jaar contact met de huisarts resp. specialist resp. tandarts

• Afzien van zorg vanwege de kosten

• Potentieel vermijdbare sterfte

• Zorggerelateerde schade

• Vermijdbare ziekenhuis-opnamen: aantal opnamen per 100.000 inwoners bij diabetes /astma/COPD/hartfalen [p.j.]

• 5-jaarsoverleving kanker bij baarmoederhals-, resp. borst-, resp. dikke darmkanker)

• Huisarts betrekt patiënt bij beslissingen / besteedt voldoende tijd aan patiënt / geeft patiënt gelegenheid om vragen te stellen

• Zorginfecties in ziekenhuizen

• Uitgaven aan zorg per sector (GGZ, eerste lijn, MSZ)

• Gebruik generieke geneesmiddelen extramuraal

• De gemiddelde ligduur in ziekenhuizen

• Wlz-uitgaven en -ontvangsten per sector

• Aantal mantelzorgers

• Mensen met een lichamelijke beperking die betaald werk hebben

• % volwassenen dat zich eenzaam voelt

• % 75-plussers dat zich eenzaam voelt

Leven met een chronische ziekte en beperkingen

• Het aantal personen in zorg bij huisarts voor één resp. twee of meer chronische ziekten

• Aantal mensen met een pgb

• Gebruik zorg met verblijf en gebruik zonder verblijf (wijkverpleging)

• Wachtlijst Wlz

• Percentage zorgverleners dat aangeeft dat de kwaliteit van zorg verleend door de eigen afdeling/team niet goed is

• Aantal patiënten van 65 jaar of ouder dat vijf of meer geneesmiddelen gebruikt

Zorg in de laatste fase

• Aantal meldingen van euthanasie naar locatie

• Aantal meldingen van euthanasie naar type aandoening

• Aantal palliatieve sedaties door huisarts

• Aantal euthanasieverzoeken aan huisarts
1 Er zijn alleen indicatoren gebruikt die als kerncijfer op www.StaatVenZ.nl zijn opgenomen. Nieuwe kerncijfers op de StaatVenZ kunnen leiden tot nieuwe indicatoren in de VWS-monitor

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1 Volksgezondheid

A. Algemene doelstelling

Een goede volksgezondheid, waarbij mensen zo min mogelijk bloot staan aan bedreigingen van hun gezondheid én zij in gezondheid leven.

1. Absolute levensverwachting in jaren:
– mannen 72,7 77,2 78,8 79,2 79,1 79,4 79,9 79,7 79,9 80,11
– vrouwen 79,3 81,6 82,7 82,9 82,8 83,0 83,3 83,1 83,1 83,31
2. Waarvan jaren in goed ervaren gezondheid:
– mannen 59,9 62,5 63,9 63,7 64,7 64,6 64,9 64,6 64,9 65,0
– vrouwen 62,4 61,8 63,0 63,3 62,6 63,5 64,0 63,2 63,3 63,8

1 Voorlopige cijfers

Bron:

1. Staat van Volksgezondheid en Zorg

De levensverwachting van in Nederland geboren vrouwen bedroeg in 2017 83,3 jaar. Dat is 3,2 jaar hoger dan die van mannen (80,1 jaar). Sinds 1981 is het verschil in levensverwachting tussen de seksen kleiner geworden. Mannen boekten vanaf 1981 een winst van 7,4 jaar, vrouwen zijn gemiddeld 4,0 jaar ouder geworden.

2. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Voor het berekenen van de levensverwachting in goed ervaren gezondheid is het aantal gezonde jaren bepaald op basis van een vraag naar de ervaren gezondheid. In de loop der jaren is de vraag naar de ervaren gezondheid op twee (vrijwel identieke) manieren gesteld, namelijk:

1. Hoe is het over het algemeen met uw gezondheid?

2. Hoe is over het algemeen de gezondheidstoestand van de onderzochte persoon?

Mensen die deze vraag beantwoorden met goed of zeer goed worden gezond genoemd.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Een belangrijke beleidsopgave voor de Minister van VWS is het beschermen en bevorderen van de gezondheid van burgers. Mensen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid en dienen zichzelf -indien mogelijk- te beschermen tegen gezondheidsrisico’s. De verantwoordelijkheid voor veilig voedsel en veilige producten ligt primair bij het bedrijfsleven. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), een agentschap van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), ziet namens VWS onder meer toe op de voedselveiligheid, de naleving van de Warenwet en de Tabakswet. Op het gebied van voedselveiligheid en consumenteninformatie zijn vrijwel uitsluitend Europese Verordeningen rechtstreeks van toepassing.

De Minister vervult de volgende rollen:

Stimuleren:

– Bevorderen dat mensen gezonder leven door gezonde keuzes makkelijker te maken onder andere door breed en goed toegankelijk aanbod in de buurt en te zorgen voor betrouwbare informatie over een gezonde leefstijl.

– Inzetten op een gezonder aanbod van voeding (Akkoord Verbetering Productsamenstelling).

Financieren:

– Financiering van doelmatige, kwalitatieve en toegankelijke bevolkingsonderzoeken ter voorkoming en vroegtijdige opsporing van levensbedreigende ziekten, zoals borstkanker, baarmoederhalskanker en darmkanker.

– Financiering van het Nationaal Programma Grieppreventie.

– Financiering van de neonatale hielprikscreening en de prenatale screenings.

– Vroegtijdige opsporing en bestrijding van infectieziekten. Dit betreft onder andere de financiering van het Rijksvaccinatieprogramma en de bescherming tegen infectieziekten.

– Financiering voor het uitvoeren van wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed door het RIVM. Dit betreft onder andere infectieziektebestrijding en medische milieukunde.

– Financiering van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting.

– Financiering van de abortusklinieken.

– Financiering van de landelijke ondersteuningsstructuur ten behoeve van de kwaliteit en doelmatigheid van zorg.

– Het tegengaan van antibioticaresistentie door opzetten van netwerken.

Regisseren:

– Het opstellen van een wettelijk kader voor bescherming van consumenten tegen onveilige producten en levensmiddelen en het handhaven ervan door de NVWA.

– Het opstellen van een wettelijk kader voor de bescherming van de gezondheid van burgers tegen de risico’s van het gebruik van alcohol en tabak en doen handhaven ervan door gemeenten respectievelijk de NVWA.

– Het opstellen van een wettelijk kader voor de bescherming van proefpersonen bij medisch-wetenschappelijk onderzoek zonder de voortgang van de medische wetenschap onnodig te belemmeren, en het toezicht houden op de toetsing en uitvoering van het onderzoek.

– Aandacht voor een gezonde, beweegvriendelijke en veilige omgeving waarin de gezonde keuze de makkelijke keuze is.

– Het tegengaan van ontstaan en verspreiding van antibioticaresistentie in de gezondheidszorg, voedsel, milieu en binnen de dierhouderij, in nauwe samenwerking met het Ministerie van LNV.

– Het opstellen van een wettelijk kader en doen handhaven van de kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg.

– In het geval van A-ziekten (Wet publieke gezondheid) geeft de Minister leiding aan de bestrijding van deze infectieziekten.

– Coördinatie van het interdepartementaal drugsbeleid en zorgen voor het wettelijk kader (Opiumwet) en voor de gezondheidsaspecten van het drugsbeleid.

– Het formuleren van wet- en regelgeving en beleid op het terrein van medisch-ethische vraagstukken.

C. Beleidsconclusies

De in de begroting 2018 opgenomen beleidswijzigingen op het terrein van de Volksgezondheid zijn nagenoeg uitgevoerd volgens plan, zoals de totstandkoming van een nieuwe financieringswijze van de regionale centra voor prenatale screening. Verder is in 2018 gestart met het Nationaal Preventieakkoord, het Plan preventie en ondersteuning onbedoelde (tiener) zwangerschappen en het Programma Kansrijke start. Deze ambities zijn tot stand gekomen door het betrekken van verschillende organisaties, veldpartijen, disciplines en regio’s.

Nationaal Preventieakkoord

Met het Nationaal Preventieakkoord (TK 32 793 nr. 339) wordt ingezet op de thema’s roken, overgewicht (in verband met bewegen en voeding) en problematisch alcoholgebruik. Ruim 70 partijen hebben zich verbonden aan één of meer van de drie deelakkoorden. In 2040 moet er sprake zijn van een rookvrije generatie. Dit betekent dat het beleid erop is gericht om de samenleving zo in te richten dat kinderen niet meer verleid worden om te beginnen met roken en niet blootstaan aan meeroken. De doelstellingen voor 2020 richten zich op het aantal zwangeren dat rookt (van 9% naar minder dan 5%), het aantal volwassen rokers (van 23% naar maximaal 19%) en het aantal jongeren dat start met roken (van 75 jongeren per dag naar minder dan 40 per dag).

De trend uit de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) laat zien dat tot 2040, dus de komende 21 jaar, een forse toename plaatsvindt van het aantal mensen met overgewicht en obesitas. De ambitie is echter om een daling te bewerkstelligen die uitkomt op het niveau van 22 jaar geleden.

De ambitie van het deelakkoord problematisch alcoholgebruik richt zich op vier thema’s:

– In 2040 drinkt, in plaats van 8,9%, nog maximaal 4% van de zwangere vrouwen alcohol.

– Het aantal scholieren dat ooit alcohol heeft gedronken daalt van 45% naar maximaal 25%.

– Zowel overmatig als zwaar alcoholgebruik onder inwoners van Nederland daalt naar 5% of minder. Speciale aandacht is er voor inwoners van 50 jaar en ouder en jongvolwassenen.

– De bewustwording over drinkgedrag en het effect op de gezondheid van alcoholgebruik is sterk vergroot. In 2040 kent 80% van de Nederlanders (12+) de mogelijke gezondheidseffecten zoals leverschade, hersenschade en verschillende vormen van kanker. Ook kennen meer mensen de Gezondheidsraadrichtlijn.

Het RIVM zal jaarlijks over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen rapporteren en een aantal relevante leefstijlindicatoren in beeld brengen die betrekking hebben op de drie thema’s.

Onbedoelde zwangerschappen

Voor de inzet op preventie van onbedoelde (tiener)zwangerschappen is een Zevenpuntenplan geconcretiseerd (TK 32 279, nr. 123). Zo wordt onder andere de uitvoering van de keuzehulpgesprekken aan de hand van kwaliteitseisen toekomstbestendig gemaakt en wordt met medewerking van de onderwijspartijen de voorlichting op scholen versterkt.

Kansrijke start

Het programma Kansrijke start heeft tot doel om meer kinderen een kansrijke start te geven (TK 32 279, nr. 124). In Nederland heeft 14% van de kinderen een valse start bij de geboorte. Door deze valse start krijgen kinderen later vaker groei- en (psychische) ontwikkelingsproblemen, suikerziekte, hart- en vaatziekten en overgewicht en komen ze veel vaker in aanraking met jeugdhulp. De maatregelen genoemd in het actieprogramma worden in de jaren 2020 tot en met 2022 samen met betrokken partijen uitgevoerd. In het najaar 2018 is de organisatie neergezet die uitvoering gaat geven aan het actieprogramma (stuurgroep, programmateam, landelijke coalitie) en zijn de eerste acties in gang gezet (inzicht in lokale cijfers, vormen van lokale coalities en monitoring).

Nader onderzoek naar de doodsoorzaak van kinderen

In 2018 is de subsidieregeling nader onderzoek naar de doodsoorzaak van kinderen (NODOK) in opdracht van het Ministerie van VWS geëvalueerd door UMC Utrecht. Uit deze evaluatie blijkt dat in totaal 65 NODOK-procedures zijn uitgevoerd. Geconstateerd wordt dat NODOK effectief is in het achterhalen van de doodsoorzaak en dat NODOK voldoet aan het primaire doel rondom rouwverwerking. Zo wordt NODOK door ouders/gezagvoerders als belangrijk tot zeer belangrijk ervaren, zijn zij dankbaar en ervaren zij rust. Daarnaast heeft NODOK in 40% van de gevallen geleid tot verder medisch onderzoek bij gezinsleden in verband met een risico op familiaire aandoeningen. Ook wordt geconstateerd dat NODOK een bijdrage levert aan het verbeteren van de kwaliteit van zorg, omdat bij 10 van de 65 procedures tekortkomingen in de zorg voor overlijden zijn blootgelegd (TK 35 000-XVI, nr. 92). Er is dan ook besloten om de regeling ongewijzigd voort te zetten.

Vaccinaties

Vaccinaties zijn bedoeld om de samenleving zo goed mogelijk te beschermen tegen ernstige infectieziekten. In Nederland kiest in 2018 90,2% van de ouders ervoor om hun kind te laten vaccineren. Toch blijkt uit het RIVM rapport Vaccinatiegraad en jaarverslag Rijksvaccinatieprogramma Nederland 2017 dat de vaccinatiegraad voor vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma voor het derde achtereenvolgende jaar licht is gedaald, met 1% ten opzichte van het voorgaande jaar (TK 32 793, nr. 315). In 2018 is een aantal maatregelen doorgevoerd om de dalende trend te keren. Zo hebben professionals in jeugdgezondheidszorg (JGZ) meer ruimte in hun contactmomenten gekregen om voorlichting te geven over het programma en in te gaan op mogelijke vragen over vaccineren. Daarnaast heeft het RIVM een e-learning beschikbaar gesteld met verdiepende scholing voor professionals. Meer dan duizend professionals hebben de e-learning inmiddels gevolgd en waarderen deze met een 8,3 gemiddeld (TK 32 793, nr. 338).

Daarnaast zijn in 2018 aanvullend zes actielijnen voor vaccinatiebereidheid gepresenteerd. Deze actiepunten zijn onder andere gericht op het beter laten aansluiten van onderzoek, voorlichting en communicatie; actief tegengaan van onjuiste informatie; de rol van professionals verder versterken en mogelijkheden bieden om vaccinaties in te halen (TK 32 793, nr. 338). Daarnaast is in 2018 gestart met de grootschalige campagne voor het Meningokokken ACWY-vaccin voor kinderen van 14 maanden en voor jongeren van 14 jaar. De voorlopige opkomst is geschat op 83,6%, maar kan nog verder oplopen omdat niet overal de vaccinaties zijn afgerond. In 2019 wordt tevens gestart met het aanbieden van het rotavirusvaccinatie voor risicogroepen (TK 32 793, nr. 321) en de maternale kinkhoesvaccinatie (TK 32 793, nr. 320). Definitieve resultaten over het deelnemingspercentage in 2018 worden verwacht in juni 2019.

Jongeren Op Gezond Gewicht

In 2018 is onderzoek gedaan naar de stichting Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG, TK 34 080, nr. 4). Uit het onderzoek kwam onder andere naar voren dat de effectiviteit van de activiteiten van JOGG (nog) niet overtuigend wetenschappelijk zijn aangetoond. Gezien de relatief korte periode waarin veel gemeenten actief aan de slag zijn gegaan met de JOGG-aanpak en de eerder benoemde complexe problematiek, kan dit ook niet verwacht worden. De aanpak, zeker in (lokale) samenhang met andere programma’s als Gezonde School en Gezonde Kinderopvang, lijkt op basis van een aantal lokale resultaten wel effect te hebben. Deze goede ervaringen verdienen navolging elders. De lokale resultaten van de inzet op een gezondere omgeving, een gezonder gedrag van de jeugd en een dalend overgewicht in JOGG-gemeenten moeten nu meer en meer zichtbaar worden. Het Nationaal Preventieakkoord, dat eind 2018 gesloten is, zal hier een prominente rol in nemen.

Fipronil

Het Fipronil-incident heeft in de zomer van 2017 geleid tot veel onrust bij consumenten en heeft grote gevolgen gehad voor alle betrokken pluimveehouders. Naar aanleiding van het incident heeft de Commissie Sorgdrager het verloop van het incident geanalyseerd en aanbevelingen uitgebracht ter verbetering van de borging van voedselveiligheid. De Commissie Sorgdrager constateerde medio 2018 dat bij zowel de sector, de NVWA als de beleidsdepartementen VWS en LNV, verbeteringen nodig waren. Daarop is eind 2018 door de eiersector, de NVWA en de ministeries van VWS en LNV het Actieplan Voedselveiligheid opgesteld waarin de aanbevelingen zijn opgevolgd met verbeteracties voor alle betrokken actoren (TK 26 991, nr. 538). De acties hebben onder andere betrekking op versterking van de zelfregulering door de eiersector, de verbetering van het afhandelen van signalen en meldingen door de NVWA, een integrale weging van de bij de NVWA binnenkomende signalen, verbetering van de informatie-uitwisseling tussen de NVWA en het Openbaar Ministerie en tussen de NVWA en private partijen. Ten slotte zijn VWS en LNV in 2018 gekomen tot een gezamenlijk crisishandboek voedselveiligheid.

Internationale toetsing klinisch geneesmiddelenonderzoek

De Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) is met de erkende medisch-ethische toetsingscommissies (METC’s) in 2017 gestart met een pilot; een bestaande vrijwillige multinationale Europese beoordeling die sterke gelijkenis vertoont met de beoordeling onder de nieuwe wetgeving. Deze pilot liep door in 2018. Door vertraging in de realisatie van het vereiste Europese webportaal (en databank) is nog steeds onduidelijk wanneer de verordening van toepassing zal zijn, waarschijnlijk pas medio 2020. Voor multinationale studies die deels in Nederland worden uitgevoerd, is de ambitie van Nederland nog steeds om voor 25% van deze studies rapporterend lidstaat zijn.

Tegemoetkoming Q-koorts patiënten

De inrichting van de uitvoering van de tegemoetkoming Q-koorts patiënten vraagt meer tijd, omdat de verwerking van medische gegevens met grote zorgvuldigheid moet worden gedaan. De betaling van de tegemoetkoming is daarom doorgeschoven naar 2019.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Verplichtingen 614.940 625.302 600.651 713.544 650.342 655.043 – 4.701
Uitgaven 494.841 591.257 595.127 621.682 651.562 669.585 – 18.023
1. Gezondheidsbescherming 103.671 104.033 108.666 107.563 112.102 110.257 1.845
Subsidies 1.716 2.134 2.363 3.980 6.927 8.038 – 1.111
Uitvoering landelijke nota gezondheidsbeleid / Nationaal Programma Preventie 934 2.020 2.233 3.703 6.577 8.038 – 1.461
Overig 782 114 130 277 350 0 350
Opdrachten 4.600 1.227 1.647 1.894 1.730 2.146 – 416
Aanschaf Jodiumtabletten 0 0 668 375 0 0 0
Overig 4.600 1.227 979 1.519 1.730 2.146 – 416
Bijdragen aan agentschappen 97.052 100.569 104.371 101.464 103.373 99.481 3.892
Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit 77.672 79.647 80.354 81.760 83.474 81.380 2.094
RIVM: wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed 19.024 20.526 23.726 19.704 19.429 16.101 3.274
Overig 356 396 291 0 470 2.000 – 1.476
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 209 21 160 207 38 0 38
Overig 209 21 160 207 38 0 38
Bijdragen aan medeoverheden 94 82 125 18 34 592 – 558
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden 0 0 0 0 17 114 – 97
Lokaal verbinden 0 0 0 0 0 208 – 208
Overig 94 82 125 18 17 270 – 253
2. Ziektepreventie 321.563 416.453 417.267 439.051 460.874 484.829 – 23.955
Subsidies 201.112 207.238 209.220 230.853 236.639 251.363 – 14.724
Ziektepreventie 7.501 7.633 8.242 7.586 7.691 15.118 – 7.427
RIVM: Regelingen publieke en seksuele gezondheid 193.612 199.604 200.979 205.337 211.943 210.245 1.698
Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) 0 0 0 17.930 17.005 26.000 – 8.995
Opdrachten 464 284 508 475 394 7.738 – 7.344
(Vaccin)onderzoek 0 284 0 0 0 7.427 – 7.427
Overig 464 0 508 475 394 311 83
Bijdragen aan agentschappen 119.003 207.352 206.614 206.834 222.927 224.732 – 1.805
RIVM: Opdrachtverlening Centra 119.003 207.352 206.614 206.834 222.927 224.732 – 1.805
Bijdragen aan medeoverheden 984 1.579 925 889 914 996 – 82
Overig 984 1.579 925 889 914 996 – 82
3. Gezondheidsbevordering 51.796 50.805 50.885 55.621 59.549 56.028 3.521
Subsidies 33.615 33.082 33.417 38.817 42.550 35.769 6.781
Preventie van schadelijk middelengebruik (alcohol, drugs en tabak) 1.185 1.787 2.203 9.361 9.968 8.077 1.891
Gezonde leefstijl en gezond gewicht 9.803 10.426 12.030 15.066 17.644 13.958 3.686
Letselpreventie 4.670 4.325 3.931 3.987 4.297 4.294 3
Bevordering kwaliteit en toegankelijkheid zorg 4.074 4.751 5.067 6.203 5.111 5.038 73
Bevordering van seksuele gezondheid 4.658 2.631 2.775 2.965 4.133 2.772 1.361
Overig 9.225 9.162 7.411 1.235 1.397 1.630 – 233
Opdrachten 3.629 3.647 3.343 3.227 3.365 4.687 – 1.322
Heroïnebehandeling op medisch voorschrift 2.874 2.782 2.712 2.854 2.518 3.100 – 582
Communicatie verhoging leeftijdsgrenzen alcohol en tabak 0 0 0 0 0 1.060 – 1.060
Overig 755 865 631 373 847 527 320
Bijdragen aan agentschappen 0 0 0 0 0 693 – 693
Overig 0 0 0 0 0 693 – 693
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 0 0 0 0 0 246 – 246
Overig 0 0 0 0 0 246 – 246
Bijdragen aan medeoverheden 14.552 14.076 14.125 13.577 13.634 14.633 – 999
Heroïnebehandeling op medisch voorschrift 14.552 14.076 14.125 13.577 13.634 13.559 75
Overig 0 0 0 0 0 1.074 – 1.074
4. Ethiek 17.810 19.966 18.308 19.447 19.037 18.471 566
Subsidies 1.331 16.573 17.197 18.363 17.383 17.421 – 38
Abortusklinieken 0 15.705 15.913 16.543 15.675 15.755 – 80
Beleid Medische Ethiek 1.331 868 1.284 1.820 1.708 1.666 42
Opdrachten 132 210 79 83 41 336 – 295
Overig 132 210 79 83 41 336 – 295
Bijdragen aan agentschappen 2.164 1.130 1.032 1.001 1.613 714 899
CIBG: Uitvoeringstaken medische ethiek 2.164 1.130 1.032 1.001 1.613 714 899
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 14.183 2.053 0 0 0 0 0
ZiNL: Rijksbijdrage abortusklinieken 14.122 2.053 0 0 0 0 0
Overig 61 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 37.511 21.221 16.001 18.716 35.248 8.403 26.845
Bestuurlijke boetes 5.341 4.112 5.418 6.981 6.830 5.400 1.430
Overig 32.170 17.109 10.583 11.735 28.418 3.003 25.415
E. Toelichting op de instrumenten
1. Gezondheidsbescherming
Bijdragen aan agentschappen
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

De Minister van VWS is opdrachtgever voor het agentschap Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De NVWA heeft een centrale rol bij het bewaken van de veiligheid van voedsel- en consumentenproducten op grond van wettelijke normen. Hiervoor is in 2018 € 83,5 miljoen uitgegeven. Dit is € 2,1 miljoen meer dan geraamd. Dit heeft met name te maken met een tegemoetkoming in de stijging van loonkosten en extra taken samenhangend met de bestrijding van exotische muggen.

In onderstaande tabel is weergegeven hoe het aantal verloren gegane gezonde levensjaren door voedselinfecties zich ontwikkelt.

Toxoplasma gondii 1.093 1.068 1.088 1.063 1.062 1.100
Campylobacter spp. 1.951 1.917 1.869 1.691 1.501 1.300
Salmonella spp. 1.486 670 649 643 757 680
S. aureus toxine 194 194 193 192 192 190
C. perfringens toxine 176 176 177 177 177 180
Norovirus 297 286 285 301 375 270
Rotavirus 161 186 78 165 88 140
B. cereus toxine 28 28 28 28 28 29
Listeria monocytogenes 94 68 191 165 310 190
STEC O157 61 61 61 61 61 61
Giardia spp. 302 29 29 29 29 29
Hepatitis-A virus 7 7 6 5 5 6
Cryptosporidium spp. 102 11 11 19 22 14
Hepatitis-E virus 34 30 732 1002 100 70
Totaal 5.623 4.732 4.735 4.640 4.708 4.200

1 DALY=Disability Adjusted Life Year. Maat voor ziektelast in een populatie uitgedrukt in tijd; opgebouwd uit het aantal verloren levensjaren (door vroegtijdige sterfte) en het aantal jaren geleefd met gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld een ziekte), gewogen voor de ernst hiervan (ziektejaarequivalenten). In deze maat komen de drie belangrijke aspecten van de volksgezondheid terug: kwantiteit (levensduur), kwaliteit van leven en het aantal personen dat een effect ondervindt.

2 Deze getallen zijn op basis van nieuwe meetmethodes gewijzigd.

Bron: (Mangen et al., 2018. RIVM Letter Report 2018–0037) https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2018–0037.pdf

De getallen zijn gebaseerd op het aantal jaarlijks gerapporteerde gevallen en de daarmee gepaarde ziektelast gecorrigeerd voor: i) de dekkingsgraad (indien van toepassing); ii) onderdiagnose en onderrapportage; en iii) het feit dat niet elke zieke medische zorg nodig heeft. Het berekeningsmodel voor deze getallen kent een schattingselement omdat het gebaseerd is op een aantal aannames. Daarom worden de kengetallen als afgeronde getallen weergegeven.

RIVM in verband met wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed

De opdrachtverlening inzake de programma’s aan het RIVM bedroeg in 2018 € 19,4 miljoen en is € 3,3 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. Dit als gevolg van een aantal aanvullende opdrachten waarvoor bij de eerste en tweede suppletoire begroting budget is overgeheveld naar dit instrument. Het betreft opdrachten die zijn toegevoegd aan de RIVM-programma’s Wettelijke taak Volksgezondheid en Zorg (€ 0,8 miljoen), Beleidsondersteuning Volksgezondheid en Zorg (€ 0,6 miljoen), Beleidsondersteuning Geneesmiddelen en Medische technologie (€ 1,3 miljoen) en Risicoschatting en beoordeling ten behoeve van beleid (€ 0,6 miljoen).

2. Ziektepreventie
Subsidies
Ziektepreventie

De gerealiseerde uitgaven bedragen € 7,7 miljoen. Dat is circa € 7,4 miljoen lager dan het geraamde bedrag van € 15,1 miljoen. Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de uitvoering van de tegemoetkoming Q-koorts patiënten meer tijd heeft gevraagd, omdat de verwerking van medische gegevens met grote zorgvuldigheid moet worden gedaan. De voor 2018 gereserveerde middelen (€ 4,8 miljoen) zijn daarom doorgeschoven naar 2019. Verder is € 1,3 miljoen overgeheveld naar artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning voor de uitvoering van het project Terugdringen Antibioticaresistentie (ABR) in verpleeghuizen door Vilans. Verder is € 0,2 miljoen overgeheveld naar artikel 10 voor het uitvoeren van een campagne Antimicrobiologische Resistentie (AMR) en is € 0,3 miljoen overgeboekt naar het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor de bijdrage aan de kosten van het Dutch Wildlife Health Centre. Tot slot is een bedrag van € 0,9 miljoen niet besteed als gevolg van lagere kosten en te laat ingediende subsidieaanvragen door verschillende partijen.

– Percentage deelname aan Rijksvaccinatieprogramma 95,8% 95,0% 94,8% 93,1% 91,2% 90,2%
– Percentage deelname aan Nationaal Programma Grieppreventie 76,9% 68,9% 50,1% 53,5% 49,9% n.n.b.
– Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek borstkanker 81,7% 80,7% 77,6% 77,3% n.n.b. n.n.b.
– Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker 65,5% 64,3% 64,4% 60,3% 56,9% n.n.b.
– Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek darmkanker 73,0% 73,0% 72,7% n.n.b.
– Percentage deelname aan hielprik 99,6% 99,7% 99,3% 99,2% 99,2% n.n.b.
Bron:

1. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Voor het verslagjaar 2018 (betreft alle vaccinaties gegeven t/m 2017) is dit percentage 90,2%. Dit betreft het percentage kinderen geboren in 2015 dat alle vaccinaties volgens het RVP-schema toegediend heeft gekregen vóór het bereiken van de leeftijd van 2 jaar. Zie ook de brief Verder met vaccineren van 19 november 2018 (TK 32 793, nr. 338 ) voor actielijnen om de vaccinatiebereidheid te vergroten.

2. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage gevaccineerde personen in de groep patiënten die conform het advies van de Gezondheidsraad in aanmerking komen voor vaccinatie tegen influenza. Zie ook de brief Maatregelen griep van 10 oktober griep (TK 32 793, nr. 332 ) en Verder met vaccineren van 19 november 2018 (TK 32 793, nr. 338 ).

3. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage vrouwen uit de doelgroep, dat deelneemt aan het bevolkingsonderzoek borstkanker. De doelgroep van het bevolkingsonderzoek bestaat uit vrouwen van 50 tot 75 jaar.

4. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage vrouwen uit de doelgroep, dat deelneemt aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. De doelgroep van dit bevolkingsonderzoek bestaat uit 30–60 jarige vrouwen.

5. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage personen dat deelneemt aan het bevolkingsonderzoek dikkedarmkanker.

6. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage pasgeborenen dat gescreend is.

In de tabel zijn de meest actuele kengetallen uit de staat van Volksgezondheid en Zorg opgenomen. Deze worden jaarlijks geactualiseerd.

Deze cijfers geven een goede indicatie van de ontwikkelingen op de beleidsterreinen met dien verstande dat de nadruk op geïnformeerde keuze voor deelname ligt en niet op een zo hoog mogelijk percentage. Hierbij moet in acht worden genomen dat de beschermingsgraad in de praktijk hoger ligt dan het met het deelnamepercentage weergegeven cijfer in verband met bijvoorbeeld de groepsimmuniteit.

Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT)

Op basis van de ingediende subsidieaanvragen van de drie UMC's is het beschikbare budget bij eerste suppletoire begroting met € 8,0 miljoen neerwaarts bijgesteld. Uiteindelijk is een bedrag van € 17 miljoen aan subsidies verleend.

Opdrachten
(Vaccin)onderzoek

Bij de tweede suppletoire begroting is € 7,4 miljoen overgeboekt naar artikel 10 Apparaatsuitgaven voor het vaccinonderzoek en het onderzoek naar alternatieven voor dierproeven uitgevoerd door de Stichting Antonie van Leeuwenhoek-terrein.

3. Gezondheidsbevordering
Subsidies
Gezonde leefstijl en gezond gewicht

De uitgaven op dit instrument bedroegen €17,6 miljoen en zijn daarmee € 3,7 miljoen meer dan geraamd. In het regeerakkoord zijn middelen gereserveerd voor de verschillende acties binnen het Nationaal Preventieakkoord. Door de overboeking van deze middelen is de realisatie € 3,7 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. Deze middelen zijn onder andere ingezet voor gezonde leefstijl en gezond gewicht.

Rokers 18 jaar e.o.1 28,6 26,9 27,0 24,5 24,7 25,7 26,3 24,1 23,1 n.b.b.
Rokers laatste maand, 12–16 jaar2 16,9 10,6 7,8 n.b.b.
Alcoholgebruik laatste maand, 12–16 jaar2 37,8 25,5 25,0 n.b.b.
Cannabisgebruik laatste jaar, 12–16 jaar2 11,7 8,2 7,9 n.b.b.
Cannabisgebruik laatste jaar 18 jaar e.o.3 6,8 7,6 6,7 6,6 7,2 n.b.b.
Overgewicht 18 jaar e.o.4 46,4 47,3 47,3 47,1 47,1 49,4 49,3 49,2 48,7 n.b.b.
Overgewicht 4–18 jaar4 13,2 13,3 12,5 12,3 11,7 11,9 11,6 13,6 13,5 n.b.b.
Aantal spoedeisende hulpbehandelingen in ziekenhuizen door privéongevallen en sportblessures (x 1.000)5 640 603 599 586 512 519 507 470 477 n.b.b.

1 In de tabel zijn de meest actuele kengetallen opgenomen. Deze worden jaarlijks geactualiseerd, waardoor enkele van deze getallen af kunnen wijken van de in de begroting gepresenteerde getallen.

Bronnen:

1: Staat van Volksgezondheid en Zorg: Gezondheidsenquête CBS/Leefstijlmonitor RIVM .

2: Nationale Drug Monitor, 2018, Trimbos-instituut .

3: Staat van Volksgezondheid en Zorg: Gezondheidsenquête CBS/Leefstijlmonitor RIVM . Door wijziging in meetmethoden na 2009 zijn de cijfers met 2014 en 2015 beperkt vergelijkbaar. Nationale Drug Monitor , 2018, Trimbos-instituut.

4: Staat van Volksgezondheid en Zorg: Gezondheidsenquête CBS/Leefstijlmonitor RIVM . Door wijziging in meetmethoden tussen 2009–2010 en 2013–2015 zijn de cijfers vóór en na deze perioden slechts in beperkte mate te vergelijken.

5: Kerncijfers LIS, VeiligheidNL . De daling in 2013 is toe te schrijven aan een technisch registratieprobleem in dat jaar.

Ontvangsten
Bestuurlijke boetes

De ontvangsten bestuurlijke boetes zijn circa € 1,4 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd. In 2016 is de hoogte van het boetebedrag voor overtredingen van de Tabakswet gestegen. Daarnaast is de NVWA stringenter gaan inspecteren en wordt vaker een boete opgelegd in plaats van eerst een waarschuwing. Deze ontwikkelingen hebben in 2018 geleid tot hogere inkomsten dan geraamd.

Overige ontvangsten

De hogere ontvangsten worden veroorzaakt door niet geraamde ontvangsten in verband met de afrekening van in 2017 betaalde voorschotten aan:

– Het RIVM voor de uitvoering van het Nationaal Programma Grieppreventie, het Rijksvaccinatieprogramma en de Nationale Hielprik Screening (€ 5,2 miljoen);

– De screeningsorganisaties voor de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken op basis van de Subsidieregeling Publieke Gezondheid (€ 11,6 miljoen);

– De Stichting Nationaal Programma Grieppreventie voor de uitvoering van het Nationaal Programma Grieppreventie op basis van de Subsidieregeling Publieke Gezondheid (€ 2,4 miljoen);

– VUMC voor de uitvoering van de Niet invasieve preventieve test op basis van de subsidieregeling NIPT (€ 2,5 miljoen).

De oorzaken hiervan zijn een lagere vaccinatiegraad RVP en Griep en een lager deelnamepercentage bevolkingsonderzoeken dan bij de verlening vanuit was gegaan. Voorts waren de vaccinprijzen lager dan verwacht door een zorgvuldige aanbesteding.

Verder zijn middelen ontvangen in verband met de liquidatie van de Stichting Garantiefonds voor Hemofiliepatiënten. De middelen die destijds in het fonds zijn gestort zijn, vermeerderd met de ontvangen rente, hiermee geretourneerd (€ 2,9 miljoen).

Artikel 2. Curatieve Zorg

A. Algemene beleidsdoelstelling

Een kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar aanbod voor curatieve zorg.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van VWS is verantwoordelijk voor een goed werkend en samenhangend stelsel voor curatieve zorg. De Zorgverzekeringswet vormt samen met de zorgbrede wetten, zoals de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) en de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) de wettelijke basis van dit stelsel. Vanuit deze verantwoordelijkheid vervult de Minister de volgende rollen:

Stimuleren:

– Het bevorderen van de kwaliteit, (patiënt)veiligheid en innovatie in de curatieve zorg.

– Het ondersteunen van initiatieven om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de curatieve zorg te garanderen en/of te verbeteren. Belangrijk daarin zijn de initiatieven om te komen tot een betrouwbare en veilige informatie-uitwisseling. Het ondersteunen van initiatieven om fraude in de zorg zoveel mogelijk te voorkomen.

– Het bevorderen van de risicosolidariteit door het systeem van risicoverevening;

– Het bevorderen dat verzekerden beschikken over de juiste en begrijpelijke informatie om een keuze te kunnen maken voor een zorgverzekering en voor hun zorgaanbieder.

– Het stimuleren van regionale samenwerking tussen alle zorgaanbieders om antibioticaresistentie aan te pakken.

– Het stimuleren van de samenwerking tussen zorgaanbieders om optimale zorg te kunnen leveren door de juiste zorgverlener op de juiste plek zonder hapering.

– Het faciliteren en ondersteunen van gemeenten en regio’s in het realiseren van een sluitende aanpak voor personen met verward gedrag.

– Het opzetten van een gemeenschappelijk inkoopplatform ten behoeve van de inkoop van dure geneesmiddelen.

Financieren:

– Bevorderen van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg door het financieren van de zorguitgaven voor kinderen tot 18 jaar.

– Het bevorderen van kwalitatief goede zorg door medefinanciering van hoogwaardig oncologisch onderzoek.

– Het financieren van onderzoek dat gericht is op een snellere ontwikkeling van waarde toevoegende medische producten en behandelwijzen tegen aanvaardbare prijzen.

– Het financieren van onderzoek dat bijdraagt aan kwalitatief goed gepast gebruik van genees- en hulpmiddelen.

– Het financieren van initiatieven voor het ontwikkelen van alternatieve verdienmodellen voor geneesmiddelenontwikkeling.

– Verbetering van de kwaliteit van de zorg door financiering van de familie- en vertrouwenspersonen in ggz-instellingen.

– Financieren van diverse initiatieven gericht op suïcidepreventie waaronder 24/7 beschikbaarheid van acute anonieme psychische hulp.

– Het (mede)financieren van het digitale communicatiesysteem voor de zwaailichtsector.

– Het financieren van initiatieven die bijdragen aan een zorgvuldige orgaandonorwerving in de ziekenhuizen, het onderhouden van het donorregister en het geven van publieksvoorlichting over orgaandonatie.

– Het financieren van bijwerkingenregistraties en onderzoek ten behoeve van het monitoren van de productveiligheid.

– Bevorderen van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg door het (deels) compenseren van de gederfde inkomsten van zorgaanbieders als gevolg van het verstrekken van zorg aan onverzekerde (verwarde) personen, illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen.

– Het compenseren van kostencomponenten die een gelijk speelveld verstoren (risicoverevening).

– Financieren van initiatieven op het gebied van ICT-infrastructuur ten behoeve van innovatieve zorgverlening en toegankelijkheid van gegevens voor patiënten.

Regisseren:

– Het onderhouden van wet- en regelgeving op het gebied van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, lichaamsmaterialen en bloedvoorziening.

– Het (door)ontwikkelen van productstructuren op basis waarvan onderhandelingen over bekostiging plaatsvinden.

– Het bepalen van de normen/criteria, waaraan de registers (bijvoorbeeld het BIG-register) die worden bijgehouden om de werking van het stelsel te bevorderen, moeten voldoen.

C. Beleidsconclusies

De in de begroting 2018 opgenomen beleidswijzigingen op het terrein van curatieve zorg zijn nagenoeg uitgevoerd volgens plan. Daarnaast hebben zich, naast de nieuwe hoofdlijnakkoorden, ook onderstaande beleidswijzigingen voor gedaan.

Betaalbaarheid van de zorg

Het kabinet wil zich de komende jaren inzetten voor het verder verbeteren van de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Daarom zijn er voor de periode 2019–2022 hoofdlijnenakkoorden gesloten voor de medisch-specialistische zorg, geestelijke gezondheidszorg, huisartsenzorg en wijkverpleging. Met deze akkoorden hebben betrokken partijen zich gecommitteerd aan een transformatie naar de juiste zorg op de juiste plek. Doel hiervan is om de komende jaren (duurdere) zorg te voorkomen, zorg te verplaatsen, de kwaliteit en doelmatigheid te verbeteren en waar zinvol traditionele zorg te vervangen door nieuwe, meer innovatieve vormen van zorg met een gelijkwaardige of betere kwaliteit. Ook over arbeidsmarkt, contractering, regeldruk, kwaliteit en transparantie, wachttijden, e-health en innovatie en zorginfrastructuur zijn afspraken gemaakt.

Zoals op 12 november 2018 per brief aan de Tweede Kamer is gemeld (TK 35 000-XVI, nr. 91), wordt ernaar gestreefd tot bestuurlijke afspraken te komen in de paramedische zorg. Gesprekken hierover vinden momenteel plaats. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan de motie Ellemeet (TK 35 000-XVI, nr. 71). Bij eventuele ontwikkelingen op dit gebied zal de Kamer geïnformeerd worden.

Hulpmiddelen

De bouw van het Landelijk Implantatenregister is gerealiseerd. Dit als gevolg van de wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) dat op 1 januari 2019 in werking is getreden, waarmee voor een grote groep hoogrisico implantaten de traceerbaarheid wordt gewaarborgd. Daarmee loopt Nederland voorop in Europa en vooruit op enkele maatregelen van de Verordening medische hulpmiddelen, welke in mei 2020 van kracht wordt. De implementatie van deze verordening is in volle gang. Vilans heeft met subsidie ondersteuning geboden aan drie platformen voor glucosemeters, continentiematerialen en stoma’s van het Bestuurlijk Overleg hulpmiddelen en het opzetten van een Kennisgemeenschap Hulpmiddelenzorg. Er zijn in 2018 twee nieuwe platformen Bestuurlijk Overleg hulpmiddelen gestart: één voor prothesen en één voor compressiehulpmiddelen. Het aantal aanvragen voor het ZonMw programma Goed gebruik hulpmiddelen overstijgt de verwachting. Dit programma stimuleert een onderzoeksinfrastructuur om doelmatigheidsonderzoek naar de (organisatie van) de hulpmiddelenzorg te bevorderen.

Onverzekerde personen met verward gedrag

In het verlengde van de aanpak personen met verward gedrag is op 1 maart 2017 de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden in werking getreden. De regeling heeft ten doel financiële belemmeringen om medisch noodzakelijke zorg te verlenen weg te nemen. De subsidieregeling is per 1 maart 2018 gewijzigd, zodat voor spoedeisende zorg geen belemmeringen meer bestaan om de kosten van zorg te declareren. Eind oktober is de mogelijkheid geopend dat de regeling, met terugwerkende kracht tot 1 maart 2018, alsnog kan worden gebruikt voor declaratie van niet-spoedeisende zorg. Ondanks de verruiming van de subsidieregeling is er in 2018 beperkt gebruik gemaakt van de regeling.

Zorginstituut Nederland: Doorlichten pakket

Het Zorginstituut Nederland (ZiNL) zal jaarlijks een deel van het verzekerd pakket doorlichten (stringent pakketbeheer/systematische doorlichting pakket). Doel van dit project Zinnige Zorg is om de zorg voor de patiënt te verbeteren en onnodige kosten te vermijden. Het Zorginstituut brengt daartoe verbeterpunten in kaart (de Verbetersignalementen) en volgt de resultaten. Hiervoor is in 2018 aan het Zorginstituut aanvullend budget beschikbaar gesteld ten behoeve van de uitbreiding van personele capaciteit en onderzoek.

In 2018 zijn alle indicatiegebieden van de internationale ICD-10 lijst opgenomen in het programma Zinnige Zorg. Inmiddels zijn er zeven verbetersignalementen uitgebracht en bevinden deze zich in de implementatie- of evaluatiefase. Een voorbeeld hiervan is het verbetersignalement Perifeer arterieel vaatlijden (PAV). Een van de verbeterpunten uit dit signalement was dat professionals bij claudicatio intermittens (etalagebenen) het zogenoemde stepped care principe consequenter gaan toepassen zodat de patiënt zorg krijgt die niet zwaarder is dan nodig. Om deze stepped care benadering mogelijk te maken, is met ingang van 2017 de gesuperviseerde looptraining vanaf de eerste behandeling opgenomen in het Zvw-pakket (voorheen waren de eerste 20 behandelingen voor eigen rekening. Hiermee worden kosten voor de MSZ bespaard, oefentherapie heeft een positief effect op de gezondheidstoestand van een patiënt en het kan voorkomen dat patiënten onnodig worden blootgesteld aan operatieve ingrepen met alle risico’s van dien.

Onderstaande tabel laat zien in welke fase de verschillende onderdelen zich bevinden.

Verdiepingsfase

In deze fase wordt per onderwerp bepaald wat er echt beter kan en wordt met betrokken partijen besproken hoe ze dat gaan realiseren

Ademhalingsstelsel:

– Zorgtraject astma

– Zorgtraject COPD

– Zorg voor mensen met OSAS (slaapapneu)

– Implanteerbare Cardioverter-Defibrilatoren (ICD)

Psychische aandoeningen:

– PTSS

– Psychose

Stofwisseling en hormoonhuishouding:

– Osteoperose

Zenuwstelsel:

– Lage rugklachten

Zwangerschap, geboorte en gynaecologische aandoeningen:

– Afwijkingen van de baarmoederhals

– Bekkenbodemklachten

Implementatiefase

In deze fase voeren de partijen de verbeteringen door en ondersteunt het Zorginstituut hen waar nodig

Hart, Vaat en Long:

– Perifeer Arterieel Vaatlijden

– Pijn op de borst (verdenking stabiele angina pectoris)

Kanker:

– Laatste levensfase bij mensen met ongeneeslijke darmkanker of longkanker

– Zinnige nacontrole bij vrouwen behandeld voor borstkanker

– Nacontrole voor patiënten met niet-melanoom huidkanker en actinische keratose

Evaluatiefase

In deze laatste fase wordt gekeken of de doelen uit het verbetersignalement zijn bereikt.

Bewegingsapparaat:

– Behandeling van artrose van knie en heup

Kanker:

– Zinnig gebruik van geneesmiddelen bij patiënten met castratierefractair prostaatcarcinoom

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Verplichtingen 2.753.584 8.697.819 3.640.438 3.533.901 2.953.820 3.054.882 – 101.062
Uitgaven 2.722.717 4.614.648 4.236.316 3.735.344 3.449.505 3.523.559 – 74.054
1. Kwaliteit en veiligheid 114.608 118.505 128.572 149.906 173.812 213.790 – 39.978
Subsidies 105.024 111.162 120.556 138.424 162.365 195.300 – 32.935
IKNL en NKI 52.493 51.542 52.590 53.192 55.320 52.466 2.854
Zwangerschap en geboorte 1.852 3.574 4.796 5.504 3.976 5.323 – 1.347
Registratie en uitwisseling zorggegevens (PALGA) 3.572 3.264 3.339 3.401 3.608 3.648 – 40
Ontsluiten patiëntgegevens ziekenhuizen 25.289 46.019 47.875 – 1.856
Stimuleren E health en versterken inzet ICT GGZ 0 25.000 – 25.000
Nederlandse transplantatie stichting 3.881 3.705 176
Orgaandonatie en transplantatie 12.174 11.446 10.370 11.047 6.155 6.781 – 626
Expertisefunctie zintuigelijk gehandicapten 0 0 21.967 22.112 22.710 21.967 743
Antibioticaresistentie 0 0 0 3.257 6.482 10.000 – 3.518
Basisondersteuning Research Prinses Maxima Centrum 0 0 0 0 4.114 4.114 0
Subsidieregeling Borstvergroting transgenders 0 0 0 0 0 4.200 – 4.200
Overig 34.933 41.336 27.494 14.622 10.100 10.221 – 121
Opdrachten 6.743 3.855 4.611 3.434 3.107 7.510 – 4.403
Kwaliteitsbeleid Paramedische zorg 0 0 0 0 312 1.000 – 688
Voorwaardelijke Toelating 0 0 0 0 0 720 – 720
Publiekscampagne orgaandonatie 0 1.461 1.157 1.585 1.841 1.800 41
Overig 6.743 2.394 3.454 1.849 954 3.990 – 3.036
Bijdragen aan agentschappen 2.841 3.488 3.355 7.705 6.970 7.284 – 314
aCBG 0 0 0 0 1.769 2.700 – 931
CIBG: Donorregister 2.744 2.746 3.035 2.759 2.896 2.440 456
Overig 97 742 320 4.946 2.305 2.144 161
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 0 0 50 343 1.370 3.696 – 2.326
Beschikbaarheid Medische producten 0 0 0 0 0 2.000 – 2.000
Overig 0 0 50 343 1.370 1.696 – 326
2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg 2.549.096 4.324.964 3.924.276 3.457.367 3.221.536 3.254.455 – 32.919
Subsidies 12.029 14.224 22.459 22.493 30.433 41.448 – 11.015
Sluitende aanpak verwarde personen 0 0 0 2.206 4.232 13.524 – 9.292
Eerstelijns gezondheidscentra in VINEX-gebieden 1.331 1.314 1.532 2.063 1.761 2.000 – 239
Kwaliteitsgelden Wijkverpleging 0 0 2.858 236 227 1.400 – 1.173
Uitvoering wet verplichte GGZ 0 0 0 0 88 905 – 817
Vertrouwenspersoon in de ggz 6.199 6.204 6.476 6.528 6.839 6.541 298
Suïcidepreventie 1.561 1.854 3.154 4.186 7.026 4.040 2.986
Overig 2.938 4.852 8.439 7.274 10.260 13.038 – 2.778
Bekostiging 2.532.710 4.306.800 3.896.700 3.429.614 3.184.380 3.184.683 – 303
Rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds voor financiering van verzekerden 18- 2.498.500 2.470.800 2.508.700 2.490.500 2.695.900 2.695.900 0
Rijksbijdrage dempen premie ten gevolgen van HLZ 0 1.804.000 1.353.000 902.000 451.000 451.000 0
Zorg illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen 33.045 32.000 35.000 37.114 37.480 37.783 – 303
Overig 1.165 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 3.142 2.670 3.315 3.544 2.810 20.725 – 17.915
Kwaliteit, veiligheid, doelmatigheid hulpmiddelen 0 0 0 194 308 3.200 – 2.892
Tolkenvoorziening huisartsen – statushouders 0 0 0 0 56 2.805 – 2.749
Publiekscampagne Depressie 0 0 0 0 100 1.000 – 900
Pilot Inbedding Psychosociale zorg bij somatische aandoeningen 0 0 0 0 0 4.000 – 4.000
Overig 3.142 2.670 3.315 3.278 2.346 9.720 – 7.374
Bijdragen aan agentschappen 1.215 1.270 1.802 1.716 3.913 1.569 2.344
CIBG: WPG/GVS/APG 1.215 1.270 1.802 1.716 3.913 1.569 2.344
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 0 0 0 0 0 6.030 – 6.030
ZonMw: gepast gebruik genees- en hulpmiddelen 0 0 0 0 0 6.030 – 6.030
Overig 0 0 0 0 0 0 0
3. Ondersteuning van het stelsel 59.013 171.179 183.467 128.070 54.157 55.314 – 1.157
Subsidies 353 37.183 2.339 1.837 2.718 4.607 – 1.889
Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen 331 1.085 927 1.171 1.206 1.243 – 37
Overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg 0 35.920 1.120 80 120 2.720 – 2.600
Overig 22 178 292 586 1.392 644 748
Bekostiging 4.191 0 47.750 3.430 0 0 0
Afwikkeling algemene kas ZFW 4.191 0 47.750 3.430 0 0 0
Inkomensoverdrachten 32.241 113.098 110.137 104.120 29.328 22.056 7.272
Overgangsregeling FLO/VUT ouderenregeling ambulancepersoneel 32.241 25.297 25.041 23.056 24.469 21.950 2.519
Schadevergoeding Erasmus MC 0 85.000 85.000 80.968 4.749 0 4.749
Overig 0 2.801 96 96 110 106 4
Opdrachten 4.014 4.746 7.358 3.162 3.199 4.544 – 1.345
Risicoverevening 1.139 1.857 1.826 1.699 1.400 1.927 – 527
Uitvoering zorgverzekeringstelsel 313 361 548 263 524 508 16
Overig 2.562 2.528 4.984 1.200 1.275 2.109 – 834
Bijdragen aan agentschappen 18.214 16.152 15.883 15.521 14.187 15.815 – 1.628
CJIB: Onverzekerden en wanbetalers 18.214 16.152 15.883 15.521 14.187 15.815 – 1.628
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 0 0 0 0 4.725 4.075 650
SVB: Onverzekerden 0 0 0 0 3.225 3.600 – 375
Overig 0 0 0 0 1.500 475 1.025
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 0 0 0 0 0 4.217 – 4.217
JenV: Bijdrage C2000 0 0 0 0 0 4.217 – 4.217
Ontvangsten 81.998 98.455 152.126 8.905 5.701 1.053 4.648
Wanbetalers en onverzekerden 69.681 85.785 82.640 0 0 0 0
Overig 12.317 12.670 69.486 8.905 5.701 1.053 4.648
E. Toelichting op de instrumenten
1. Kwaliteit en veiligheid
Subsidies
Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en Nederlands Kanker Instituut (NKI)

IKNL heeft in 2018 aanvullende subsidie ontvangen. De extra middelen zijn, in afstemming met VWS, gebruikt voor de financiering van aanvullende projecten voor palliatieve zorg en voor de ontwikkeling van een datawarehouse voor de bevolkingsonderzoeken. NKI heeft onder andere aanvullende subsidie ontvangen voor de ontwikkeling van een Biobank. De totale additionele uitgaven inclusief Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA) bedragen voor 2018 € 2,9 miljoen.

Stimuleren E-health en versterken inzet ICT GGZ

Zoals vermeld in de eerste suppletoire begroting 2018 is het budget voor het Versnellingsprogramma informatie-uitwisseling patiënt en professional (VIPP) doorgeschoven naar 2020 omdat het programma later start dan voorzien. Hierdoor zijn de uitgaven € 25 miljoen lager uitgevallen dan voorzien.

Antibioticaresistentie (ABR)

Zoals vermeld in de tweede suppletoire begroting 2018 bevinden de regionale zorgnetwerken ABR zich nog in een opstartfase. De uitgaven voor antibioticaresistentie zijn mede daardoor € 3,5 miljoen lager uitgevallen dan verwacht. Naar verwachting zijn de regionale zorgnetwerken ABR vanaf 1 mei 2019 volledig operationeel.

Subsidieregeling borstprothesen transvrouwen (Subsidieregeling Borstvergroting transgenders)

Zoals vermeld in de eerste suppletoire begroting 2018 was het budget in de begroting per abuis gepresenteerd onder artikelonderdeel 1 in plaats van artikelonderdeel 2 Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg € 4,2 miljoen. Dit is gecorrigeerd. De subsidieregeling zal later (januari 2019) in werking treden dan beoogd waardoor de kosten ook later gemaakt zullen worden. Hierdoor waren de uitgaven in 2018 (€ 4,2 miljoen) lager dan voorzien.

Opdrachten
Overig

Deze post betreft onder meer de geraamde uitgaven voor de komst naar Nederland van het Europese beoordelingsautoriteit voor de beoordeling van Geneesmiddelen (EMA) die bij de eerste suppletoire begroting zijn overgeheveld (€ 1,1 miljoen). Daarnaast zijn lagere uitgaven (€ 1,4 miljoen) gerealiseerd op opdrachten kwaliteit, transparantie en patiëntveiligheid. De rest van de onderuitputting wordt veroorzaakt door diverse kleine mutaties.

2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg
Subsidies
Verwarde personen

Zoals in de tweede suppletoire begroting 2018 vermeld, is beperkt gebruik gemaakt van de subsidieregeling om medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerde personen te verlenen. De regeling was ingezet ter ondersteuning van de aanpak van personen met verward gedrag. Het aantal aanvragen is echter achtergebleven bij de raming. Hierdoor vallen de uitgaven € 9,3 miljoen lager uit.

Suïcidepreventie

In het regeerakkoord is € 15 miljoen (2018–2021) voor suïcidepreventie opgenomen. Voor een bedrag van € 3 miljoen is in 2018 door 113Zelfmoordpreventie een plan ontwikkeld. De beoogde extra activiteiten voor 2018 zijn uitgevoerd. De totale uitgaven voor de subsidie suïcidepreventie voor 113Zelfmoordpreventie voor 2018 liggen daarmee op € 7 miljoen.

Overig

Deze post betreft een verzameling van een groot aantal uitgavenposten, met als belangrijkste een onderuitputting van € 0,3 miljoen voor het project Samen sterk zonder stigma en een onderuitputting van € 0,4 miljoen voor fair medicine. De rest van de onderuitputting wordt veroorzaakt door diverse kleine mutaties.

Bekostiging
Zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen

De vergoeding voor zorgkosten voor onverzekerbare vreemdelingen en illegalen komt in 2018 uit op € 37,5 miljoen. Dit is € 0,3 miljoen lager dan begroot. Opvallend is dat de ziekenhuiskosten € 4,8 miljoen lager zijn dan in 2017 en dat de GGZ-kosten € 3 miljoen hoger zijn dan in 2017. Door een nieuwe contractronde in 2017 en de overheveling van de burgerregelingen naar het CAK is er veel aandacht geweest voor de regeling. Dit heeft ervoor gezorgd dat met name ziekenhuizen in 2017 achterstallige declaraties hebben ingediend. Dit effect valt weg in 2018. Bij de GGZ-instellingen is een piek te zien in de indiening van achterstallige declaraties in 2018.

Opdrachten
Kwaliteit, veiligheid en doelmatigheid hulpmiddelen

De uitgaven zijn voor het grootste deel op andere instrumenten gerealiseerd, zo is er een subsidie verstrekt aan Vilans (€ 0,5 miljoen) voor de informatievoorziening en richtlijnontwikkeling rond hulpmiddelen en is € 0,8 miljoen besteed aan het agentschap CIBG voor de herbouw van het Implantatenregister. Daarnaast krijgt het RIVM een agentschapsbijdrage van € 1,1 miljoen onder meer voor haar activiteiten rond hulpmiddelen zoals de ondersteuning van het meldpunt bijwerkingen implantaten. De uitgaven aan het RIVM worden verantwoord op beleidsartikel 4.

Tolkenvoorziening huisartsen – statushouders

Zoals gemeld in de tweede suppletoire begroting 2018 is er minder gebruik gemaakt van de regeling dan voorzien. Hierdoor zijn de uitgaven voor Tolkenvoorziening huisartsen – statushouders € 2,7 miljoen lager uitgevallen dan geraamd.

Pilot Inbedding Psychosociale zorg bij somatische aandoeningen

Het landelijk overleg psychosociale oncologische zorg heeft samen met de Minister van VWS besloten tot een tweejarige pilot voor het inrichten van zorg voor patiënten die kanker hebben gehad en als gevolg daarvan aanpassingsstoornissen krijgen die niet kunnen worden behandeld door een huisarts. De uitgaven (€ 4 miljoen) voor de Pilot Inbedding Psychosociale zorg bij somatische aandoeningen zijn overgeboekt naar artikel 4 waar deze uitgaven worden verantwoord.

Overig

Er is sprake van lagere uitgaven dan geraamd. Dit hangt met name samen met de gereserveerde gelden voor extern onderzoek op het gebied van de modernisering van het Geneesmiddelen Vergoedingen Systeem (GVS) en de uitgestelde inwerkingtreding van de wet verplichte ggz.

Het onderzoek op het gebied van de modernisering van het Geneesmiddelen Vergoedingen Systeem (GVS) wordt voornamelijk intern VWS uitgevoerd. Daarnaast komt de Europese horizonscan voor geneesmiddelen later tot stand dan gedacht. Hierdoor zijn de hiervoor gereserveerde middelen niet volledig tot uitputting gekomen (€ 3,3 miljoen).

Zoals gemeld in de tweede suppletoire begroting 2018 zijn de werkzaamheden rondom de invoering van deze wet vertraagd. Voor de uitvoering van deze werkzaamheden is daarom een bedrag van € 2,5 miljoen doorgeschoven naar 2019. Daarnaast is in 2018 een bedrag van € 2,1 miljoen overgeheveld naar artikel 4 voor de uitvoering door ZonMw van een pilot naar aanpassingsstoornissen. Daarnaast is nog een aantal kleinere mutaties verwerkt.

Bijdrage aan ZBO / RWT`s
ZonMw: gepast gebruik genees- en hulpmiddelen

De uitgaven voor ZBO’s worden op artikel 4 geraamd. Voor het programma goed gebruik genees- en hulpmiddelen en het zorginstituut zijn bedragen overgeboekt naar artikel 4 waar deze uitgaven worden verantwoord.

3. Ondersteuning van het stelsel
Subsidies
Overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg

Zoals in de tweede suppletoire begroting 2018 is gemeld, is er in 2018 zeer beperkt gebruik gemaakt van de subsidieregeling waarmee medisch specialisten in de periode 2017–2019 worden gefaciliteerd bij de overstap naar loondienst. Hierdoor zijn de uitgaven voor de subsidieregeling € 2,6 miljoen lager uitgevallen dan begroot.

Inkomensoverdrachten
Overgangsregeling FLO/VUT ouderenregeling ambulancepersoneel

De uitgaven voor de overgangsregeling FLO/VUT ouderenregeling ambulancepersoneel zijn in 2018 € 2,5 miljoen hoger uitgevallen dan begroot als gevolg van nabetalingen over 2017.

Schadevergoeding Erasmus MC

Zoals gemeld in de tweede suppletoire begroting 2018 is bij de bepaling van de omvang van de schadevergoeding die eerder aan Erasmus MC is uitbetaald, bepaald dat Erasmus MC de schade dient te beperken door aanspraak te maken op de garantieregeling kapitaallasten bij de NZa. Hiervoor is een bedrag van € 5,9 miljoen in mindering gebracht op de schadevergoeding. Uiteindelijk is het beroep dat Erasmus MC heeft kunnen doen op de garantieregeling lager uitgevallen en is het verschil van € 4,7 miljoen conform afspraak alsnog vergoed door het Ministerie van VWS.

Opdrachten
Risicoverevening

In 2018 is een onderzoeksprogramma uitgevoerd met als doel om de risicoverevening verder te verbeteren. Het programma is opgesteld in overleg met zorgverzekeraars, het Zorginstituut en onderzoekers. De onderzoeken hebben geleid tot een aantal verbeteringen van de risicoverevening. De belangrijkste zijn de actualisatie van het vereveningscriterium Farmaciekostengroepen en de aanpassing van het criterium gebruik van Verpleging en Verzorging. De nieuwe Farmaciekostengroepen zorgen ervoor dat nog beter rekening gehouden wordt met medicijngebruik van chronisch zieken. De aanpassing van het criterium gebruik van verpleging en verzorging houdt in dat het criterium rekening houdt met het gebruik van verpleging en verzorging in de afgelopen drie jaar (in plaats van het gebruik in alleen het afgelopen jaar). De verbeteringen gelden vanaf 2019.

Daarnaast heeft er in 2018 een audit plaatsgevonden bij alle onderzoeksbureaus die in de afgelopen jaren gewerkt hebben met de risicovereveningsdata. Met deze audits controleert VWS of de onderzoeksbureaus volgens de wet- en regelgeving en contractueel gemaakte afspraken omgaan met de risicovereveningsdata. Er is in totaal € 1,4 miljoen besteed aan het onderzoeksprogramma.

Bijdrage aan ZBO / RWT`s
SVB: Onverzekerden

De wetgeving die de gegevensuitwisseling en daarmee de structurele opsporing van mogelijk ten onrechte verzekerde personen mogelijk moet maken, is vertraagd. De streefdatum van de inwerkingtreding is 1 januari 2020. De uitvoeringskosten van de SVB betreffen, naast de opsporing op grond van de Wet Ovoz, ook het onderzoek naar verzekering ingevolge de Wlz. In 2018 is dit onderzoek in toenemende mate uitgevoerd.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
JenV: Bijdrage C2000

Zoals gemeld bij tweede suppletoire begroting zijn deze middelen overgeboekt naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor de jaarlijkse VWS-bijdrage aan de exploitatiekosten C2000 (€ 4,2 miljoen).

Ontvangsten
Overig

De hogere ontvangsten in 2018 worden hoofdzakelijk veroorzaakt door afrekening van eerder verstrekte subsidievoorschotten.

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

A. Algemene doelstelling

Een stelsel voor maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg dat 1. ieder mens in staat stelt om zijn leven zo lang mogelijk zelf in te vullen en 2. – wanneer dit nodig is – thuis of in een instelling kwalitatief goede ondersteuning en zorg biedt. Daarbij worden ondersteuning en zorg geboden aansluitend op informele vormen van hulp. De complexiteit van de zorgvraag en de weerbaarheid van de burger staan centraal bij het bieden van passende zorg. Er wordt gestreefd naar welbevinden en een afname van de afhankelijkheid van ondersteuning en zorg. Dit alles tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

In dit artikel zijn de uitgaven voor de maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg opgenomen.

De premie-uitgaven en -ontvangsten op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg komen aan bod in het hoofdstuk Financieel Beeld Zorg (FBZ).

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister is verantwoordelijk voor een effectief en efficiënt werkend systeem van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning in Nederland. Mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, dienen dit of thuis of in een instelling op maat en van een goede kwaliteit te krijgen.

Gemeenten dragen zorg voor de ondersteuning via de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het budget voor de Wmo 2015 wordt via de integratie-uitkering Sociaal domein aan gemeenten uitgekeerd. Daarnaast ontvangen gemeenten budget uit de integratie- uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging, de decentralisatie-uitkeringen maatschappelijke opvang en vrouwenopvang en de algemene uitkering van het gemeentefonds.

Voor mensen met een blijvende behoefte aan permanent toezicht en die 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben, is zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) beschikbaar. Zorgkantoren sluiten namens Wlz-uitvoerders overeenkomsten met zorgaanbieders voor het leveren van verzekerde zorg. Het kan onder andere gaan om verblijf in een instelling, persoonlijke verzorging en verpleging en/of geneeskundige zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

– De Minister stimuleert adequate uitvoering van betreffende wetten en vernieuwing in de maatschappelijk ondersteuning en de langdurige zorg en jaagt deze aan. Vernieuwing wordt hoofdzakelijk door burgers, cliëntenorganisaties, gemeenten, zorg- en welzijnsaanbieders en zorgverzekeraars vormgegeven.

– De Minister stimuleert de ontwikkeling en verspreiding van kennis, waaronder goede voorbeelden en innovaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg en initiatieven om de kwaliteit en het innoverend vermogen van de ondersteuning en zorg te versterken.

Financieren:

– De Minister draagt zorg voor het financieren van de Wmo 2015 en de Wlz.

– De Minister is (mede)financier door onder meer de rijksbijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) in de Wlz en door het financieren van partijen die een belangrijke rol vervullen binnen het stelsel, zoals het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE).

Regisseren:

– De Minister stelt de wettelijke kaders van de Wlz en de Wmo 2015 vast en stuurt onder meer door het maken van bestuurlijke afspraken en door gebruik te maken van de bevoegdheid van interbestuurlijk toezicht.

– De Minister is verantwoordelijk voor het monitoren en evalueren van de werking van de Wmo 2015 en de Wlz.

C. Beleidsconclusies

In 2018 lag de focus op een merkbaar betere praktijk. De beleidswijzigingen zoals opgenomen in de begroting 2018 zijn opgepakt. Zo financiert VWS sinds 2018 de anonieme hulplijn en doventolkvoorziening, waar dit voorheen vanuit de VNG werd gedaan (TK 31 839 nr. 582). Hieronder zijn, naast de in de begroting genoemde beleidswijzigingen, ook de additionele beleidswijzigingen in 2018, voor dit artikel opgenomen.

Pact voor de Ouderenzorg

Nederland staat voor een grote uitdaging. Nu zijn er 1,3 miljoen Nederlanders boven de 75. In 2030 zijn er dat 2,1 miljoen. Om de vergrijzing met zijn bijbehorende uitdaging aan te gaan is in maart 2018 het Pact voor Ouderenzorg gesloten. Het pact heeft drie programma’s: eenzaamheid bestrijden (programma Een tegen Eenzaamheid), mensen in zo goed mogelijke omstandigheden zo lang mogelijk in hun eigen omgeving laten wonen (programma Langer Thuis) en de verpleeghuiszorg verbeteren (programma Thuis in het Verpleeghuis).

Eind 2018 zijn 200 partijen aangesloten bij het Pact voor de ouderenzorg (TK 31 765, nr. 352). In oktober is een eerste conferentie gehouden met alle pactdeelnemers. Er is een Raad van Ouderen ingesteld om met ouderen de aanpak te bespreken en hen te betrekken bij de uitvoering van het pact.

Programma Langer Thuis

Het programma Langer Thuis is in juni 2018 gelanceerd. Het programma is samen met 21 partijen die zich hieraan committeren, uitgewerkt in een plan van aanpak. Samen wordt eraan gewerkt dat ouderen in hun eigen vertrouwde omgeving zelfstandig oud kunnen worden met een goede kwaliteit van leven. In 2018 zijn onder meer de volgende resultaten geboekt:

– Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben per 1 april 2018 regionale coördinatiefuncties gerealiseerd, waardoor beschikbare capaciteit in het eerstelijnsverblijf voor elke huisarts en elk ziekenhuis in de regio inzichtelijk is.

– Op 1 september 2018 is de Rijksbouwmeester begonnen met de Community of Practice. De community is een netwerk dat ervoor moet zorgen dat de nieuwe vormen van wonen en zorg die bedacht zijn ook echt tot stand komen.

Programma Eén tegen Eenzaamheid

Om de trend van toenemende eenzaamheid te doorbreken is dit kabinet in 2018 gestart met het programma Een tegen Eenzaamheid dat tot doel heeft eenzaamheid te signaleren en bespreekbaar te maken en eenzaamheid duurzaam aan te pakken en te doorbreken. Voor dit programma is deze kabinetsperiode € 29 miljoen beschikbaar. In 2018 is een publiekscampagne gestart om mensen alert te maken dat iedereen iets kan doen om eenzaamheid te verminderen. Twee ambassadeurs hebben lokale bestuurders gevraagd om mee te doen in de aanpak tegen eenzaamheid. In totaal 63 gemeenten, waaronder de G4- en G40-gemeenten, hebben onderschreven een lokale coalitie tegen eenzaamheid op te gaan starten. In de voortgangsrapportage van december 2018 is de laatste stand van het programma weergegeven (TK 29 538, nr. 282).

Programma Thuis in het Verpleeghuis

Het programma Thuis in het Verpleeghuis, waardigheid en trots op elke locatie van april 2018 (TK 31 765, nr. 318) heeft als doelstelling ervoor te zorgen dat er voldoende tijd, aandacht en goede zorg is voor alle bewoners van verpleeghuizen. Op die manier kunnen verpleeghuizen uitvoering geven aan het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Dit is een grote opdracht voor alle partijen, waarbij de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders en hun bestuurders voorop staat. De inzet op kwaliteitsverbetering vraagt om een andere manier van werken en organiseren: kleinschalig, vraaggericht, innovatief, met minder regels en meer vertrouwen in de zorgprofessionals. In 2018 hebben in totaal 105 locaties zich gemeld voor deelname aan Waardigheid en Trots op Locatie. Met al deze locaties wordt de doelstelling zoals opgenomen in het programma verder opgepakt

Om voldoende gemotiveerde en deskundige zorgverleners te krijgen, is in iedere regio een zorgbreed Regionaal Actieplan Aanpak Tekorten (RAAT) opgesteld. In de voorgangsrapportage van het programma (TK 31 765, nr. 345) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stijging van de opleidingsinspanning van verpleeghuizen van 10% in het schooljaar 2017–2018 ten opzichte van het jaar 2016–2017. Daarnaast is er een stijging bij de leerwerkplaatsen van 18% (circa 2.400 extra plaatsen) en bij hbo-verpleegkunde (vergeleken met het schooljaar 2014–2015) van bijna 80% (circa 1.400 extra plaatsen). Het aantal werknemers in de verpleeghuiszorg is in 2017 met 3% gestegen, wat overeenkomt met bijna 8.000 extra werknemers. In de eerste zes maanden van 2018 heeft deze stijging zich voortgezet met aanvullend 2%. Dit gaat om circa 5.000 extra werknemers. Verder hebben de verpleeghuizen 26.000 opleidingstrajecten ingediend voor de regeling Sectorplan Plus. Dit betekent dat meer mensen, vooral zij- en doorstromers, opgeleid worden tot zorgprofessional.

Onafhankelijke cliëntondersteuning

Dit kabinet zet in op versterking van de functie onafhankelijke cliëntondersteuning. Deze kabinetsperiode is daarvoor € 55 miljoen extra beschikbaar. In juli 2018 is de Kamer hierover geïnformeerd (TK 31 476, nr. 22). De VNG en Movisie hebben besloten om de komende jaren door te gaan met de koploperaanpak cliëntondersteuning, zodat uiteindelijk tientallen gemeenten hun beleid ten aanzien van deze functie hebben verbeterd. In het najaar van 2018 zijn veertien nieuwe koplopers geselecteerd. De koplopers fungeren op hun beurt als ambassadeur voor de doorontwikkeling van de functie in hun regio.

Mensenhandel

De middelen uit het regeerakkoord voor de aanpak van mensenhandel zijn onder meer aangewend voor methodiekontwikkeling voor minderjarige slachtoffers in de jeugdhulp en effectonderzoek van behandelprogramma’s. Voorts zijn gemeenten financieel ondersteund. Hiermee zijn projectleiders bij zowel VNG als Comensha aangesteld die bevorderen dat de functie zorgcoördinatie voor slachtoffers van mensenhandel landelijk dekkend beschikbaar komt en dat elke gemeente beleid maakt voor mensenhandel. Comensha heeft subsidie gekregen voor het verbeteren van het vermogen van medische professionals om slachtofferschap van mensenhandel te signaleren (TK 28 638, nr. 160).

Programma Onbeperkt Meedoen

Op 14 juni 2018 is het programma Onbeperkt Meedoen! gelanceerd samen met ervaringsdeskundigen, vertegenwoordigers van gemeenten en bestuurders uit diverse branches uit het Nederlandse bedrijfsleven (TK 24 170, nr. 177). Het programma geeft uitvoering aan de implementatie van het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking. De ambitie van dit programma is dat mensen met een beperking meer naar eigen wens en vermogen kunnen meedoen aan de samenleving, net als ieder ander. In 2018 zijn onder meer de volgende resultaten geboekt:

– Er zijn 25 koplopergemeenten gestart met een lokale aanpak op het VN-verdrag. Overige gemeenten worden bij het vormen van hun aanpak actief ondersteund door de VNG.

– Diverse branches in het bedrijfsleven hebben samen met VNO-NCW en MKB Nederland actieplannen toegankelijkheid ontwikkeld, waarmee zij hun leden tools en handvatten aanreiken om de toegankelijkheid van hun onderneming te vergroten. In een vijftal gemeenten zijn lokale ondernemers pilots toegankelijkheid in winkelgebieden gestart.

– Met diverse partijen in de bouwsector en met de inbreng van ervaringsdeskundigen is een actieplan toegankelijkheid voor de bouw opgesteld en gepresenteerd aan de Tweede Kamer.

– Binnen het hoger onderwijs hebben diverse universiteiten en hogescholen een intentieverklaring getekend om het VN-verdrag ook binnen hun instelling toe te passen en hiervoor in gezamenlijkheid passende maatregelen uit te werken.

Terugdringen stapelfacturen en vereenvoudiging eigen bijdrage Wmo

In 2018 zijn de voorbereidingen getroffen voor de invoering van het abonnementstarief voor eigen bijdragen Wmo per 1 januari 2019. Dit leidt tot een vereenvoudiging en beperking van de regeldruk voor zowel cliënten, gemeenten als aanbieders. Voor cliënten die een Wmo-voorziening aanvragen ontstaat vooraf inzicht in de daarmee gemoeide eigen bijdrage. Daarnaast is per 1 januari 2019 voor de vaststelling van de eigen bijdrage een aanlevertermijn van uiterlijk 28 dagen vastgesteld in regelgeving. Deze maatregel heeft tot doel dat cliënten de factuur voor eigen bijdrage zo spoedig mogelijk na het ontvangen van zorg en ondersteuning ontvangen en stapelfacturen worden voorkomen. Gemeenten en aanbieders hebben zich in 2018 hierop voorbereid.

Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Gemeenten werken samen met partijen in de regio aan de implementatie van het advies van de commissie Dannenberg. Eind 2018 hadden 44 regio’s een regioplan waarin zij hun visie op de ondersteuning van de mensen in beschermd wonen en de maatschappelijke opvang beschrijven (TK 29 325, nr. 95). In 2018 is de Meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang vastgesteld waarmee de betrokken landelijke partijen de lokale partijen willen ondersteunen om een versnelde implementatie van de regioplannen te realiseren (TK 29 325, nr. 93).

Terugdringen administratieve lasten

In 2018 is het programma Ontregel de Zorg gestart, ook voor de onderdelen langdurige zorg, WMO en Jeugd. Bij de beleidsconclusies van artikel 4 is een passage over dit programma opgenomen.

Programma Volwaardig Leven

Op 1 oktober 2018 is voor de duur van deze kabinetsperiode het programma Volwaardig Leven van start gegaan. Het programma richt zich op cliënten met een beperking en hun naasten, waarbij vanwege de complexe problematiek of complexe situatie onvoldoende (snel) passende zorg en ondersteuning kan worden gevonden. Voor deze doelgroep wil men een structurele oplossing vinden.

Passende zorg bij een complexe zorgvraag

Mede naar aanleiding van een door de MEE-organisaties samengestelde lijst met 126 Wlz-cliënten waarvoor erg moeilijk passende zorg kon worden gevonden, hebben de regionale zorgkantoren in 2018 samen met MEE, zorgaanbieders en andere partijen voor al deze cliënten gezocht naar de best passende oplossing. Mede op basis van de opgedane kennis uit OPaz en de VWS-praktijkteams is het programma Volwaardig Leven voorbereid (TK 34 104, nr. 162).

Aanpak zorg voor kinderen met zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen

Om het leven van kinderen met zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen (ZEVMB) en hun gezin te verbeteren is de werkgroep Wij zien je wel opgericht (TK 34 104, nr. 162). Begin 2018 heeft de werkgroep knelpunten in kaart gebracht (zie ook: www.wijzienjewel.nl/producten). Op basis van deze bevindingen is een aanpak voor vereenvoudiging en verbetering van zorg en ondersteuning uitgewerkt. Het motto is dat gezinsleden weer kunnen leven in plaats van overleven. Eén project is bijvoorbeeld de Copiloot waarbij 50 gezinnen met een kind met ZEVMB twee jaar lang worden ondersteund door een gespecialiseerde cliënt ondersteuner (TK 24 170, nr. 179).

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Verplichtingen 4.479.923 7.052.568 3.783.240 3.974.307 4.981.713 4.003.091 978.622
Uitgaven 4.560.102 3.604.436 3.708.112 3.818.740 3.908.966 3.935.770 – 26.804
1. Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen 188.367 113.809 88.651 87.246 105.411 129.325 – 23.914
Subsidies 34.667 31.381 26.176 25.771 24.134 44.871 – 20.737
Movisie 8.198 8.204 7.313 7.528 7.569 7.247 322
Volwaardig meedoen 1.778 0 0 0
Sociale werkplaatsen 0 2.685 2.346 2.506 2.515 2.575 – 60
Ondersteuning vrijwilligers 0 0 1.692 1.195 1.618 1.023 595
Mezzo 3.200 3.262 3.038 2.230 2.260 2.200 60
Zorg en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschap 0 0 0 0 1.529 1.531 – 2
Waardig ouder worden 0 0 0 0 250 0 250
Opvang slachtoffers loverboys 0 0 0 0 0 0 0
Onafhankelijke cliëntondersteuning 0 0 0 0 943 15.000 – 14.057
Brede aanpak LVB, daklozen en zwerfjongeren 0 0 0 0 0 1.000 – 1.000
Gratis VOG 0 0 0 0 0 0 0
Overig 23.269 15.712 10.221 5.479 7.450 14.295 – 6.845
Inkomensoverdrachten 87.555 20.867 0 0 0 0 0
Mantelzorg ondersteuning 87.555 20.867 0 0 0 0 0
Opdrachten 63.376 60.329 62.475 61.475 81.277 84.454 – 3.177
Bovenregionaal gehandicaptenvervoer 59.648 55.645 57.736 56.908 57.187 61.854 – 4.667
Evaluatie Wmo 2015 0 0 0 0 0 2.000 – 2.000
Categorale opvang slachtoffers mensenhandel 0 0 1.629 1.653 0 800 – 800
Doventolk en luisterend oor 18.348 14.267 4.081
Waardig ouder worden 469 0 469
Aanpak Laaggeletterdheid 0 0 456 608 456 2.000 – 1.544
Brede aanpak LVB, daklozen en zwerfjongeren 0 1.000 – 1.000
Gratis VOG 850 0 850
Overig 3.728 4.684 2.654 2.306 3.967 2.533 1.434
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s 2.769 1.232 0 0 0 0 0
SVB: uitvoering Regeling maatschappelijke ondersteuning 2.769 1.232 0 0 0 0 0
2. Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten 4.371.735 3.490.627 3.619.461 3.731.493 3.803.555 3.806.445 – 2.890
Subsidies 229.472 79.651 81.685 97.605 88.693 123.669 – 34.976
Vilans 5.315 5.158 4.754 4.832 5.175 4.754 421
Centrum Consultatie en Expertise (CCE) 10.767 11.194 11.501 11.450 12.211 11.210 1.001
InVoorZorg! (IVZ) 30.205 22.541 5.598 3.621 1.075 2.151 – 1.076
Joodse en Indische instellingen 0 2.593 2.504 2.414 2.264 2.265 – 1
Palliatieve zorg 20.977 21.163 21.556 24.263 29.991 32.691 – 2.700
Dementie 2.460 3.510 3.412 3.412 0
Waardigheid en trots 18.014 28.098 17.682 35.291 – 17.609
Programma gehandicaptenzorg 2.665 4.528 4.000 528
Kennisinfrastructuur 905 1.361 9.000 – 7.639
Overig 162.208 17.002 15.298 15.849 10.994 18.895 – 7.901
Bekostiging 4.136.300 3.250.000 3.382.200 3.516.700 3.602.000 3.582.900 19.100
Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) 4.136.300 3.250.000 3.382.200 3.516.700 3.602.000 3.582.900 19.100
Inkomensoverdrachten 0 0 135 384 0 0 0
Overig 0 0 135 384 0 0 0
Opdrachten 3.260 4.188 3.696 4.732 7.064 3.413 3.651
Overig 3.260 4.188 3.696 4.732 7.064 3.413 3.651
Bijdragen aan agentschappen 2.703 2.735 2.824 0 0 0 0
CIBG: Opdrachtgeverschap 2.703 2.735 2.824 0 0 0 0
Overig 0 0 0 0 0 0 0
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s 0 154.053 148.921 112.072 105.798 96.463 9.335
Uitvoeringskosten SVB pgb trekkingsrechten 0 76.241 77.558 50.082 40.098 36.800 3.298
Centrum Indicatiestelling Zorg 0 77.811 71.363 61.990 65.700 59.663 6.037
Overig 0 1 0 0 0 0 0
Ontvangsten 9.404 2.755 31.887 9.589 5.694 3.441 2.253
Overig 9.404 2.755 31.887 9.589 5.694 3.441 2.253
E. Toelichting op de instrumenten
1. Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

Bovenstaand kengetal toont de participatie van thuiswonende mensen met beperkingen, ouderen en de algemene bevolking in 2017 op basis van de Notitie NIVEL Participatiecijfers 2008–2017. Het kengetal geeft inzicht in de participatie op negen deelgebieden. Het belangrijkste doel van de Participatiecijfers is het beschrijven van ontwikkelingen in de wijze en mate van maatschappelijke participatie van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, ouderen (65+) en de algemene bevolking in Nederland. Daarnaast zijn de cijfers ook bedoeld om beter zicht te krijgen op factoren die de participatie kunnen bevorderen dan wel belemmeren en op het verband tussen participatie en kwaliteit van leven.

Subsidies
Onafhankelijke cliëntondersteuning

De uitgaven voor onafhankelijke cliëntondersteuning zijn voor een deel lager dan verwacht. In 2018 is een fundament onder de aanpak gelegd. Dit fundament bestaat onder andere uit een tweetal onderzoeken naar de behoefte en het aanbod van cliëntondersteuning. Op basis van dit fundament kunnen middelen meer doelmatig en doeltreffend worden ingezet. Daarnaast heeft een overboeking naar het Gemeentefonds plaatsgevonden om het koploperprogramma van gemeenten te ondersteunen. In totaal is het budget in de tweede suppletoire begroting met € 13,8 miljoen verlaagd.

Overig

De uitgaven voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland van € 1,3 miljoen zijn met de tweede suppletoire begroting overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarnaast zijn er meerdere voornemens niet tot besteding gekomen, zoals die op het gebied van systeemverantwoordelijkheid en transformatie.

Opdrachten
Bovenregionaal Gehandicaptenvervoer (BRV)

Mensen met een mobiliteitsbeperking konden ook in 2018 gebruikmaken van het bovenregionaal sociaalrecreatief vervoer (ook bekend als Valys) per (deel)taxi. De totale uitgaven bedroegen € 57,2 miljoen in 2018. Dit is minder dan begroot (€ 4,7 miljoen), omdat er minder gebruik gemaakt is van het bovenregionaal vervoer. Vanwege de jaarlijkse onderbenutting van het beschikbare budget voor Valys is besloten om per 1 december 2018 het persoonlijke kilometerbudget (pkb) van de Valyspashouders met 100 kilometer te verhogen. Het jaarlijks beschikbare aantal kilometers voor pashouders is daarmee in 2019 700 kilometer. Voor pashouders met een hoog pkb is dit 2.350 kilometer.

Evaluatie Wmo 2015

Met de eerste suppletoire begroting is vanaf 2018 € 2 miljoen structureel overgeboekt naar het Sociaal Cultureel Planbureau voor de evaluatie Wmo 2015.

Doventolk en luisterend oor

Eind 2018 is er voor de uitvoering van de tolkvoorziening (€ 0,2 miljoen) en het tolkbudget leefdomein (€ 2,8 miljoen) voor het 1e kwartaal 2019 conform de afgesloten overeenkomst met de Berengroep € 3 miljoen betaald. In de begroting was met deze afspraak geen rekening gehouden. Tevens is bij eerste suppletoire begroting € 1 miljoen vanuit het Gemeentefonds bijgeboekt.

2. Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten
Subsidies
Palliatieve zorg

Op dit onderdeel is € 2,7 miljoen minder uitgegeven. Een deel van deze uitgaven is via artikel 2 bekostigd (€ 0,6 miljoen). Daarnaast is een aantal voorgenomen uitgaven later gestart. Zo zijn de uitgaven voor de campagne voor palliatieve zorg en de ontwikkeling van een zorgplan voor de laatste levensfase doorgeschoven naar 2019.

Waardigheid en trots

Niet alle middelen die beschikbaar zijn gesteld zijn tot besteding gekomen (€ 17,6 miljoen). In de eerste- en tweede suppletoire begroting is hier melding van gemaakt. De lagere uitgaven zijn voornamelijk ontstaan doordat de activiteiten voor het stimuleringsprogramma Waardigheid en Trots op locatie later plaats vinden dan eerder voorzien. Daarnaast is tussentijds gebleken dat een deel van de middelen -door minder en goedkopere trajecten- niet nodig bleek.

Kennisinfrastructuur

Deze mutatie bestaat voornamelijk uit overhevelingen naar ZonMw. Om tot een adequate kennisinfrastructuur voor gehandicapten- en ouderenzorg te komen zijn door ZonMw twee programma’s ontwikkeld (€ 3,7 miljoen). Daarnaast is voor het programma Gewoon Bijzonder € 250.000 beschikbaar gesteld. Tevens heeft een vertraagde realisatie van uitgaven (€ 3,7 miljoen) op het terrein van kennisinfrastructuur plaatsgevonden. De vertraging doet zich met name voor bij de beleidsontwikkelingen met betrekking tot implementatie van beleid, zoals de vervaardiging van richtlijnen.

Overig

Het verschil met de begroting betreft voornamelijk overboekingen naar andere begrotingsinstrumenten, zoals de financiering van het CIZ (€ 2,1 miljoen) en technische overhevelingen naar het opdrachtenkader voor pgb (€ 3,6 miljoen) en apparaatsuitgaven (€ 1,9 miljoen).

Bekostiging
Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)

De BIKK is een rijksbijdrage die is ingesteld om de lagere premie-opbrengst van de Wlz als gevolg van de grondslagverkleining van de Wlz bij de invoering van het nieuwe belastingstelsel in 2001 te compenseren (circa € 3,6 miljard). De uitgavenraming voor de BIKK is in de eerste en tweede suppletoire begroting met € 19,1 miljoen bijgesteld op basis van de ramingen van het Centraal Planbureau.

Opdrachten
Overig

De realisatie heeft voornamelijk een technische oorzaak. Tijdens de uitvoering van de begroting 2018 is de verdeling van de uitvoeringskosten inzake opdrachten en andere begrotingsinstrumenten anders uitgevallen dan eerder voorzien en geraamd (€ 3,7 miljoen).

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Uitvoeringskosten SVB pgb trekkingsrechten

De uitgaven zijn € 3,3 miljoen hoger vanwege de ICT-investeringen voor de ontwikkelkosten van het Financieel Domein als onderdeel van het PGB2.0-systeem.

Centrum Indicatiestelling Zorg

Door het CIZ is € 65,7 miljoen uitgegeven. De extra uitgaven van € 6 miljoen zijn gemeld in de eerste en tweede suppletoire begroting. De additionele middelen zijn onder andere ingezet voor het creëren van extra capaciteit gericht op structurele daling van de werkvoorraad, het borgen van doorlooptijden en het verbeteren van de kwaliteitsprestaties.

Artikel 4 Zorgbreed beleid

A. Algemene doelstelling

Het scheppen van randvoorwaarden om het zorgstelsel te laten werken zodat de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg voor de burger is gewaarborgd.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister bevordert de werking van het stelsel door partijen in staat te stellen hun rol te spelen en door belemmeringen weg te nemen die een goede werking van het stelsel in de weg staan. Daar waar publieke belangen in het geding zijn die niet voldoende door (partijen in) het stelsel behartigd kunnen worden, bevordert de Minister dat deze belangen worden behartigd.

Stimuleren:

– Dat patiënten en verzekerden een stevige (informatie-) positie innemen in het zorgstelsel, onder meer door patiënten te voeden met informatie uit hun eigen dossier.

– Van kwalitatief goede en veilige zorgverlening met keuzevrijheid voor consumenten.

– Van transparantie over kwaliteit en kosten van zorg.

– Dat patiënten- en gehandicaptenorganisaties goed samenwerken.

– Van een logische beroepenstructuur die aansluit op de huidige en toekomstige zorg- en ondersteuningsvraag.

– Van beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd zorgpersoneel door kwalitatief goede en samenhangende opleidingen.

– Van landelijke en regionale samenwerking aan een evenwichtige arbeidsmarkt met voldoende goed toegeruste en tevreden medewerkers.

– Van innovaties in de zorg en de ontwikkeling en toepassing van ontwikkelde kennis.

– Van rechtmatige zorg: initiatieven om fouten en fraude in de zorg zoveel mogelijk te voorkomen en fraude aan te pakken.

– Het stimuleren van veilige en betrouwbare informatie-uitwisseling in de zorg, uitgaande van het eenmalig slim vastleggen en hergebruiken van informatie, in het bijzonder rondom medicatieveiligheid.

– Het stimuleren van de implementatie van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en cybersecurity weerbaarheid in het zorgdomein.

Financieren:

– Van patiënten- en gehandicaptenorganisaties om de belangen van verzekerden, waaronder patiënten in het systeem te behartigen en hen goed te infomeren.

– Van ZBO’s (CAK, NZa, ZiNL, CSZ) om hun wettelijke verantwoordelijkheid in het zorgstelsel invulling te kunnen geven.

– Van projecten en onderzoek op het gebied van gezondheid, preventie en zorg (ZonMw).

– Van agentschappen (CIBG, RIVM) om hun taken in het zorgstelsel uit te voeren.

– Van betrokken partijen met een subsidie om informatie over de kwaliteit van het zorgaanbod snel te ontsluiten voor patiënten.

– Van instrumenten om personeel in de zorg goed op te leiden en bij te scholen (Stagefonds, kwaliteitsimpuls ziekenhuispersoneel, subsidieregelingen opleidingen publieke gezondheidszorg en jeugd-ggz).

– Van zorg en welzijn in Caribisch Nederland.

– Het leveren van een financiële bijdrage aan een veilige en betrouwbare informatie-uitwisseling in de zorg.

Regisseren:

– Van een stevige positie van de patiënt in het zorgstelsel door wet- en regelgeving en toepassing en handhaving daarvan, zoals de Wet BIG.

– Dat alle betrokken partijen in de zorg in staat zijn hun verantwoordelijkheid in het zorgstelsel waar te maken.

– Van goed bestuur in de zorg en het toezicht daarop.

– Van de dialoog tussen betrokken partijen, gericht op de toekomstige (arbeidsmarkt-) uitdagingen en de (arbeidsmarkt-)gevolgen van de transities.

– Van verlagen van regeldruk in de zorg.

– Van het voorkomen van systeemrisico’s bij financiering in de zorg.

– Door het ontwikkelen van een wettelijk kader voor de taken van onder meer NZa en ZiNL.

– Van de totstandkoming, implementatie en monitoring van een ketenbrede aanpak voor preventie, toezicht, opsporing en handhaving op het gebied van fraude, oneigenlijk gebruik en onrechtmatig declareren in de zorg.

– Het regisseren een basisinfrastructuur in de zorg en de samenwerking in het veld via het informatieberaad op het gebied van regie over eigen gegevens, delen van zorginformatie, inzicht in beleidseffecten en veilig en betrouwbaar gegevens delen.

C. Beleidsconclusies

De in de begroting 2018 opgenomen beleidswijzigingen zijn in 2018 ter hand genomen zoals de positie cliënt, zie de toelichting hieronder.

Positie cliënt

De beleidsdoorlichting positie cliënt (TK 32 772, nr. 10) was aanleiding om het beleidskader subsidiëring patiënten- en gehandicaptenorganisaties meer fundamenteel te herzien. Hiertoe werd een project onder de noemer Patiëntendialoog gestart en daaruit bleek onder andere dat het financiële kader te krap was voor het werk dat pg-organisaties doen, de samenwerking over de aandoening heen onvoldoende van de grond komt en er meer aandacht nodig is voor overkoepelende thema’s en integrale aanpak (TK 29 214, nr. 75).

Innovatie en zorgvernieuwing

De activiteiten met betrekking tot innovatie en zorgvernieuwing waren in 2018 gericht op de drie e-health doelstellingen die in 2014 zijn geformuleerd ter ondersteuning van de brede maatschappelijke beweging naar meer zelfredzaamheid, meer zelfregie en meer zelfzorg (TK 27 529, nr. 130). Net als voorgaande jaren is ook in 2018 de e-health monitor 2018 gepubliceerd. Daarin is geconcludeerd dat de implementatie van e-healthtoepassingen in verschillende snelheden gaat.

Zo is ten aanzien van beeldbellen door Nictiz en Nivel opgemerkt dat dit in de ziekenhuiszorg vaker wordt toegepast, maar dat de ouderenzorg en huisartsenzorg daarop achter blijven. De resultaten van de monitor laten zien dat de inzet van e-health en innovatie een gedragsverandering is die tijd nodig heeft.

De monitor heeft vier aanbevelingen opgeleverd: zet e-health in vanuit een heldere visie en zorg dat deze bekend is, faciliteer zorgverleners in aanbod en gebruik van e-health, faciliteer patiënten en cliënten in goed gebruik van e-health en stel een onderzoeksagenda op. De Tweede Kamer is middels een brief geïnformeerd over de vervolgacties die hierop zijn ingezet.

In januari 2018 heeft de tweede landelijke e-healthweek plaatsgevonden. De 10.000 bezoekers geven aan dat niet alleen hun kennis over e-health is vergroot, maar dat zij ook een e-healthtoepassing gaan gebruiken, zich erin gaan verdiepen of erover in gesprek gaan. Hiermee is de doelstelling van de e-healthweek bereikt. De Tweede Kamer is in februari 2018 geïnformeerd over de doelstellingen.

Tevens is vanuit VWS met middelen uit het regeerakkoord het programma Zorg van Nu gestart. Er zijn door het team 20.000 contactmomenten/gesprekken op 66 locaties geweest om bestaande innovaties in de zorg verder te brengen en zijn bestaande innovaties onder de aandacht gebracht van burgers en professionals.

Arbeidsmarkt

Op 13 maart 2018 is het actieprogramma Werken in de Zorg aan de Tweede Kamer verzonden. Het actieprogramma is voortvarend van start gegaan. Alle 28 arbeidsmarktregio’s hebben een regionaal actieplan aanpak tekorten (RAAT) en zijn hard aan de slag met de uitvoering. In 2018 is er flink ingezet op actielijn 1 Meer kiezen voor de zorg met de landelijke wervingscampagne IkZorg, met de regionale contactpunten, met de loopbaangesprekken van Sterk in je Werk (www.sterkinjewerk.nl) en de scholingsimpuls SectorplanPlus. Ook is door landelijke partijen een aanpak ontwikkeld voor een snelle instroom van zij-instromers, zoals de oriëntatiebanen in de verpleging, verzorging en thuiszorg en zijn afspraken gemaakt over bijbehorende scholing op maat. We zien dan ook positieve ontwikkelingen waar het gaat om meer kiezen voor de zorg. De werkgelegenheid is tussen het derde kwartaal van 2017 en het derde kwartaal 2018 gestegen met 28.500 personen. Dat is aanzienlijk meer dan het verwachte extra aanbod van personeel als we niets extra’s hadden gedaan (ongeveer 18.000 personen). Ook de instroom in de opleidingen voor de tekortberoepen is gestegen. Met name bij de mbo-opleiding tot verpleegkundige is de instroom in het meest recente schooljaar fors toegenomen ten opzichte van de afgelopen jaren (10.288 in schooljaar 2018/19 ten opzichte van 9.142 in schooljaar 2017/18). Bij de opleiding tot HBO-verpleegkundige zien we een lichte teruggang ten opzichte van het schooljaar 2017/2018 (7.405 in schooljaar 2018/19 ten opzichte van 7.505 in schooljaar 2017/2018), maar ligt de instroom ook fors hoger dan in de jaren daarvoor (6.000 tot 6.500 per schooljaar (TK 29 282, nr. 355)). Ondanks deze positieve ontwikkelingen blijft de uitdaging groot. De Commissie Werken in de Zorg heeft een ronde langs alle regionale actieplannen gemaakt en komt tot de bevinding dat er nog flinke stappen moeten worden gezet op de thema’s behoud, anders werken, het opschalen van onderwijsvernieuwing, het betrekken van zorgprofessionals en het besturen vanuit een gezamenlijke maatschappelijke opgave.

Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling
Uitkomstgerichte zorg

Als een patiënt kan kiezen tussen verschillende behandelingen dan zijn de mogelijke uitkomsten van belang. De patiënt heeft nu nog beperkt zicht op dit soort uitkomsten. De ambitie is dat de zorg niet automatisch alles doet wat medisch mogelijk is, maar dat patiënten de behandeling wordt geboden die in hun specifieke situatie het beste is. Voor de helft van de ziektelast moet binnen vijf jaar duidelijk zijn welke invloed behandelingen voor deze aandoeningen op het leven kunnen hebben. Om deze ambities waar te maken zijn in 2018 met de sector afspraken gemaakt in het Hoofdlijnenakkoord Medisch-specialistische zorg. Daarnaast is gestart met het opbouwen van een proof of concept bij de Santeon-ziekenhuizen, waarbij praktijkervaring wordt opgedaan met het meten, verzamelen en gebruiken van zorguitkomsten en door de patiënt gerapporteerde uitkomsten ten behoeve van Samen beslissen. Met de proof of concept moet het beter mogelijk worden om het werken met uitkomsten in de zorg op te schalen.

(Ont)Regel de zorg

Mensen die in de zorg werken moeten hun tijd daadwerkelijk aan zorg kunnen besteden in plaats van aan administratieve handelingen. Voor de aanpak van regeldruk en administratieve lasten is in 2018 het programma (Ont)Regel de Zorg naar de Kamer gestuurd (TK 29 515, nr. 424). In 2018 zijn in verschillende sectoren reeds resultaten geboekt, zoals het uitbannen van de minutenregistratie in de wijkverpleging, het verminderen van het aantal indicatoren in de medisch specialistische zorg en het schrappen van het jaarlijkse aanvraagformulier voor sondevoeding. Deze en andere resultaten worden op de website www.ordz.nl toegelicht.

Zorg, welzijn en jeugdzorg Caribisch Nederland

Het doel van het beleid is om de zorg en jeugdzorg in Caribisch Nederland naar een voor Europees Nederland aanvaardbaar niveau te brengen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden in Caribisch Nederland. Dat betekent dat VWS streeft naar kwalitatief goede, voor iedereen toegankelijke en betaalbare zorg en jeugdzorg in Caribisch Nederland. In 2018 is goede voortgang gemaakt met de professionalisering van de jeugdzorg op Caribisch Nederland. Jeugdzorg en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland is een samenwerkingsovereenkomst met Jeugdbescherming Regio Amsterdam aangegaan, zodat in 2019 en 2020 verdere voortgang kan worden geboekt. Inzet is onder andere om het aantal pleegzorggezinnen te verhogen, zodat minder jongeren in een residentiële jeugdinstelling geplaatst hoeven te worden. Op maatschappelijke ondersteuning zijn op Bonaire in 2018 een aantal voorzieningen bijgekomen, te weten hulp in de huishouding, vervoer-op-maat, woonaanpassingen en maaltijdvoorziening (TK 35 000-XVI, nr. 6).

D. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Verplichtingen 715.427 1.146.830 937.310 1.102.614 1.376.672 946.178 430.494
Uitgaven 697.803 873.245 879.449 995.681 1.130.063 1.094.983 35.080
1. Positie cliënt 26.045 24.556 24.859 28.518 33.931 26.110 7.821
Subsidies 21.501 17.890 17.883 19.601 18.682 19.893 – 1.211
Patiënten- en gehandicaptenorganisaties 21.080 17.463 17.541 18.699 18.647 19.893 – 1.246
Overig 421 427 342 902 35 0 35
Opdrachten 3.678 5.466 6.906 8.917 15.249 6.217 9.032
Ondersteuning cliëntorganisaties 3.139 3.144 2.437 3.560 3.847 3.847 0
Overig 539 2.322 4.469 5.357 11.402 2.370 9.032
Bijdragen aan agentschappen 866 1.200 70 0 0 0 0
Overig 866 1.200 70 0 0 0 0
2. Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt 253.067 389.110 393.142 438.166 502.121 512.678 – 10.557
Subsidies 242.099 373.060 376.410 417.945 484.030 491.226 – 7.196
Stageplaatsen zorg/Stagefonds 110.400 109.950 107.881 102.650 108.950 112.000 – 3.050
Publieke Gezondheidszorgopleidingen 16.054 16.634 16.172 17.143 18.870 21.000 – 2.130
Vaccinatie stageplaatsen zorg 3.869 4.504 4.086 3.851 4.461 4.700 – 239
Opleiding tot verpleegkundig specialist/physician assistant 20.718 19.433 22.227 24.369 26.684 32.800 – 6.116
Opleidingsplaatsen jeugd ggz 845 450 708 1.500 – 792
Kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg 48.353 135.468 194.024 202.867 200.151 200.000 151
Versterking regionaal onderwijs- en arbeidsmarktbeleid 7.813 7.949 8.078 11.184 11.503 11.500 3
Arbeidsmarktagenda (sectorbreed) 24.784 25.000 – 216
Arbeidsmarktagenda (verpleeghuizen) 65.267 67.500 – 2.233
Verpleegkundige vervolgopleidingen in een veranderend zorglandschap 0 8.000 – 8.000
Overig 34.892 79.122 23.097 55.431 22.652 7.226 15.426
Opdrachten 2.649 4.619 4.517 5.469 2.798 9.509 – 6.711
Opleidingen & beroepenstructuur 0 0 0 0 2.254 5.000 – 2.746
Overig 2.649 4.619 4.517 5.469 544 4.509 – 3.965
Bijdragen aan agentschappen 8.319 11.431 12.215 14.752 15.293 10.204 5.089
CIBG: Bijdrage voor onder andere UZI-register, BIG-register en SVB-Z 8.319 11.431 12.215 14.752 15.293 9.704 5.589
RIVM: opleiding publiekegezondheidssector en kosten van ziekten 0 0 0 0 0 500 – 500
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 0 0 0 0 0 1.739 – 1.739
ZiNL: sectie Zorgberoepen en opleidingen 0 0 0 0 0 1.739 – 1.739
3. Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling 109.189 124.203 134.188 160.454 225.497 203.812 21.685
Subsidies 5.287 7.711 13.047 20.065 31.640 40.679 – 9.039
Nivel 5.187 5.835 5.710 5.771 5.392 5.122 270
Programma Innovatie en zorgvernieuwing 0 0 1.770 3.839 7.813 11.857 – 4.044
Nictiz 5.105 5.113 5.349 0 5.990 5.500 490
Transparantie kwaliteit van zorg 0 1.805 3.784 3.006 7.203 14.750 – 7.547
Rechtmatige zorg 0 0 0 0 1.605 1.395 210
Overig – 5.005 – 5.042 – 3.566 7.449 3.637 2.055 1.582
Opdrachten 60 226 590 960 5.847 5.442 405
Programma Innovatie en zorgvernieuwing 0 0 506 634 991 1.314 – 323
Verminderen ervaren regeldruk 0 0 0 0 97 345 – 248
Rechtmatige zorg 0 0 0 0 175 374 – 199
Overig 60 226 84 326 4.584 3.409 1.175
Bijdragen aan agentschappen 2.099 2.535 1.453 3.960 16.067 9.644 6.423
CIBG: WTZi en JMV 845 750 774 3.790 4.057 3.790 267
Overig 1.254 1.785 679 170 12.010 5.854 6.156
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 101.743 113.731 119.098 135.469 171.943 148.047 23.896
ZonMw: programmering 101.743 113.731 119.098 135.469 170.943 148.047 22.896
Overig 0 0 0 0 1.000 0 1.000
4. Inrichten uitvoeringsactiviteiten 220.856 227.614 214.965 241.637 237.149 233.654 3.495
Subsidies 426 80 0 0 6.334 0 6.334
Duurzaamheid zorg 426 80 0 0 6.334 0 6.334
Opdrachten 4.411 2.526 186 424 605 456 149
Uitvoering Wtcg 169 156 172 0 0 0 0
Overig 4.242 2.370 14 424 605 456 149
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 216.019 225.008 214.779 241.213 228.710 233.168 – 4.458
CAK 102.156 100.916 87.335 135.381 117.534 120.844 – 3.310
NZa 47.120 52.756 54.821 55.585 59.468 58.755 713
Zorginstituut Nederland 62.928 67.738 70.016 47.313 49.463 50.749 – 1.286
CSZ 2.923 2.700 2.500 2.500 2.245 2.820 – 575
Overig 892 898 107 434 0 0 0
Bijdragen aan medeoverheden 0 0 0 0 1.500 0 1.500
Overig 0 0 0 0 1.500 0 1.500
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 0 0 0 0 0 30 – 30
EZ: ACM 0 0 0 0 0 0 0
Overig 0 0 0 0 0 30 – 30
5. Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland 87.895 106.717 110.954 125.422 131.365 118.729 12.636
Subsidies 21 0 0 0 0 0 0
Overig 21 0 0 0 0 0 0
Bekostiging 87.874 106.717 110.954 125.422 131.365 118.729 12.636
Zorg en welzijn 87.874 106.717 110.954 121.978 131.365 118.729 12.636
Overig 0 0 0 3.444 0 0 0
6. Voorkomen oneigenlijk gebruik en aanpak fraude 748 1.044 1.341 1.486 0 0 0
Subsidies 494 444 1.028 1.384 0 0 0
Overig 494 444 1.028 1.384 0 0 0
Opdrachten 254 600 313 102 0 0 0
Overig 254 600 313 102 0 0 0
Ontvangsten 32.300 36.609 11.375 90.082 85.356 68.860 16.496
Wanbetalers en onverzekerden 0 0 0 72.646 74.939 64.002 10.937
Overig 32.300 36.609 11.375 17.436 10.417 4.858 5.559
E. Toelichting op de instrumenten
1. Positie cliënt
Opdrachten
Campagnebudget communicatie

Het verschil van de realisatie 2018 en de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2018 bedraagt € 9 miljoen. In de eerste suppletoire begroting is onder ander voor de Campagnes Nix18 en Depressie € 2,7 miljoen toegevoegd. In de tweede suppletoire begroting is voor de Campagnes Werken in de Zorg, Nix18, Zorg van Nu, Eenzaamheid, Rookvrij opgroeien in totaal € 7 miljoen toegevoegd.

2. Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt
Subsidies
Stageplaatsen zorg/Stagefonds

In 2017 is de verdeling van het beschikbare budget voor de subsidieregeling Stageplaatsen zorg II (€ 112 miljoen) herzien op basis van de verwachte arbeidsmarktbehoefte. Als gevolg hiervan is er voor de verpleegkundige en verzorgende opleidingen meer budget beschikbaar. Voor zorginstellingen wordt het daarmee aantrekkelijker om stageplaatsen voor deze opleidingsrichtingen aan te bieden. Deze wijziging heeft in 2018 voor het eerst effect gehad op het Stagefonds, omdat de regels voor het begin van het schooljaar vast moeten liggen. Op grond van de subsidieregeling hebben 5.302 instellingen in zorg en welzijn over studiejaar 2017–2018 voor een kleine 49.000 fte aan gerealiseerde stageplaatsen een subsidie ontvangen. Het totaal aantal gerealiseerde gesubsidieerde stageplaatsen is met bijna 2.900 fte toegenomen ten opzichte van vorig jaar. Het aantal stages voor de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) in het mbo en voor de duale studies in het hbo zijn gestegen. De groei vindt daarmee juist plaats bij de praktijkopleidingen, daar waar dit het snelst leidt tot extra instroom en handen aan het bed. Het aantal stageplaatsen voor de beroepsopleidende leerweg (BOL) was lager dan geraamd waardoor het maximumbedrag per stage voor deze categorie bereikt werd zonder dat het budget hiervoor volledig werd uitgeput. Hierdoor kon er € 109 miljoen worden uitgekeerd vanuit het Stagefonds.

Publieke gezondheidszorgopleidingen

Het Capaciteitsorgaan raamt het aantal benodigde opleidingsplaatsen. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met deeltijdwerken en vroegtijdige uitstroom. De gerealiseerde opleidingsplaatsen zijn lager vastgesteld dan geraamd doordat er sprake is van te lage instroom bij de opleidingen. Ook de uitgaven zijn daarom lager vastgesteld (€ 2,1 miljoen). Met veldpartijen is een gezamenlijke aanpak in gang gezet om de instroom te verhogen.

Opleiding verpleegkundig specialist/Physician assistant

Zorgverleners moeten daar ingezet worden waar ze het beste tot hun recht komen. Nieuwe beroepsbeoefenaren zoals de verpleegkundig specialisten (vs) en physician assistants (pa) worden speciaal opgeleid om minder complexe en routinematige taken van de huisarts of de specialist over te nemen. Volgens de cijfers van het Landelijk Platform PA/VS is de instroom van 582 in studiejaar 2016–2017 gestegen naar 611 in studiejaar 2017–2018. In studiejaar 2018–2019 is de instroom gestegen naar 680. Dat betekent een benutting van het totaal aantal beschikbare opleidingsplaatsen (700) van ruim 97%. Door de iets lagere instroom in 2018 en door de financiële doorwerking van de lagere instroom in eerdere jaren is de realisatie in 2018 € 6,1 miljoen lager dan begroot.

Arbeidsmarktagenda (verpleeghuizen)

De onder Arbeidsmarktagenda (verpleeghuizen) beschikbare middelen worden ingezet via de meerjarige subsidie SectorplanPlus. Hiermee worden opleidingsplannen gericht op nieuwe instroom in de zorg ondersteund. Voor het eerste en tweede tijdvak SectorplanPlus is voor ruim € 170 miljoen aan verplichtingen aangegaan. Hiervan is in 2018 ruim 2 miljoen niet bevoorschot. Dit wordt in 2019 bevoorschot.

Verpleegkundige vervolgopleidingen in een veranderend zorglandschap

Deze middelen waren bedoeld om de CZO-opleiding tot kinderverpleegkundige extramurale zorg kostendekkend te vergoeden voor de extramurale werkgevers. Per augustus 2018 is geregeld dat de CZO-opleiding kinderverpleegkundige extramurale zorg via de beschikbaarheidsbijdrage bekostigd wordt voor extramurale werkgevers die een CZO-accreditatie hebben. Dit was mogelijk omdat de middelen van de beschikbaarheidsbijdrage voor de verpleegkundige vervolgopleidingen niet waren uitgeput. Het was daarom niet noodzakelijk om deze middelen in te zetten.

Overig

Deze post bevat onder andere instellingssubsidies aan het Capaciteitsorgaan, KNMG, KNMT, etc. Deze organisaties voeren een wettelijke taak uit. Daarnaast bevat deze post overige projectsubsidies die niet afzonderlijk zijn benoemd in de begroting.

Opdrachten
Opleidingen en beroepenstructuur

Het wetsvoorstel Wet BIG II is nog niet naar de Tweede Kamer verstuurd. Hiermee samenhangende uitgaven zijn nog niet tot besteding gekomen. Het onderzoek taakherschikking medisch specialisten naar paramedici is in 2018 aanbesteed. De betaling vindt in 2019 plaats. Ten opzichte van de begroting is € 2,7 miljoen minder uitgegeven.

Overig

In 2018 zijn met diverse partijen, waaronder het CBS, opdrachten aangegaan die pas in 2019 tot uitgaven leiden. Hierdoor vallen de uitgaven lager uit in 2018 (€ 4,0 miljoen).

Bijdrage aan agentschappen
CIBG: Bijdrage voor onder andere UZI-register, BIG-register en SVB-Z

Voor het CIBG is geconstateerd dat de begroting 2018 niet kostendekkend was. Het CIBG heeft naar aanleiding van de herijkte begroting 2018 een aanvullende bijdrage voor 2018 van € 5,6 miljoen ontvangen.

3. Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling
Informatieberaad

Het Informatieberaad heeft afgelopen jaar verschillende standaarden bekrachtigd ten behoeve van betere gegevensuitwisseling in de zorg. Het gaat onder meer om eOverdracht; voor verpleegkundige overdracht tussen curatieve en langdurige zorg en om de Basisgegevensset Zorg (BGZ), een patiëntsamenvatting die voor de hele zorg bruikbaar is. In deze uitwisselingen is eenheid van taal nodig. Daartoe is toepassing van eenduidige internationale woordenboeken (SNOMED en LOINC) bekrachtigd. Ook zijn er in 2018 grote stappen gemaakt om te komen tot een open speelveld waarin keuzevrijheid uit meerdere leveranciers kan bestaan. Tussen de ziekenhuizen en hun leveranciers is onder regie van VWS een EPD-akkoord gesloten. Tot slot zijn veldpartijen ondersteund bij het komen tot realisatie van elektronische gegevensuitwisseling. Hieruit zijn ondermeer het stimuleringsprogramma OPEN voor de eerstelijn en BabyConnect voor de geboortezorg ontstaan.

Subsidies
Programma Innovatie en zorgvernieuwing

In 2018 zijn de subsidiemiddelen ingezet voor initiatieven om het innovatieklimaat in de zorg te versterken en het gebruik en de bewustwording van inzet van digitale ondersteuning in de zorg te vergroten. De middelen zijn onder meer ingezet voor het programma MedMij (programma aangestuurd door de Patiëntenfederatie Nederland. In dit programma worden de eisen en standaarden ontwikkeld waaraan digitale persoonlijke gezondheidsomgevingen moeten voldoen. Tevens zijn middelen vanuit het regeerakkoord ingezet voor impulsfinanciering die leveranciers van PGO’s in staat stelde om hun product(en) aan het afsprakenstelsel aan te passen. De middelen zijn in 2018 toegekend aan 25 partijen.

Daarnaast is € 9,8 miljoen overgeboekt naar het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat ten behoeve van de RVO en de uitvoering van de Seed-Capital-regeling als onderdeel van het Fasttrack programma. Met het geld kunnen MKB-ondernemers worden ondersteund en begeleid bij de opschaling van goede e-Health initiatieven. Doel is veelbelovende innovaties sneller bij de patiënt te brengen en een plek te geven in de gezondheidszorg.

In 2018 is extra ingezet gepleegd op de inzet van de regeerakkoordmiddelen. De reguliere middelen voor subsidies zijn ingezet voor continuering van beleid. Tevens is ingezet op het voorbereiden van nieuwe voornemens waarvan de uitgaven in 2019 plaatsvinden. Dit leidt voor 2018 tot een onderbesteding van € 4 miljoen.

Transparantie kwaliteit van zorg

Een aantal acties rond Uitkomstgerichte zorg vergde een langere aanloopperiode dan voorzien. Het creëren van draagvlak in het veld is een intensief proces gebleken en de juridische vormgeving en uitwerking van (subsidie)regelingen is complex. Ook kunnen uitvoerende organisaties voor de activiteiten niet per direct capaciteit beschikbaar stellen dan wel inkopen. De € 4,2 miljoen die hierdoor niet tot besteding is gekomen, is bijna geheel (€ 4,0 miljoen) doorgeschoven naar de jaren vanaf 2019. Daarnaast zijn voor de uitvoering van activiteiten binnen dit artikelonderdeel middelen overgeheveld naar Opdrachten (€ 0,5 miljoen) en Bijdragen ZBO’s/RWT’s (ZonMw € 0,8 miljoen) en naar artikelonderdeel 4 Inrichten uitvoeringsactiviteiten (Zorginstituut Nederland € 2,0 miljoen).

Opdrachten
Overig

Voor de veilige authenticatie in de zorg is een routeringsvoorziening nodig voor het zorgdomein die de ontsluiting en het gebruik van publieke en private authenticatie- en machtigingsvoorzieningen vereenvoudigd. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is gevraagd hiervoor een oplossing beschikbaar te stellen. Hiervoor hebben zij een bijdrage ontvangen van € 1,2 miljoen in 2018.

Bijdrage aan agentschappen
Bijdrage CIBG

In 2018 heeft het CIBG een aanvullende bijdrage ontvangen van € 1,8 miljoen voor de afrekening 2017. Vanaf maart 2017 tot en met maart 2018 was door een technische wijziging de geldigheid van een UZI-pas tijdelijk twee jaar. Het tarief voor de gebruiker is evenredig verminderd. Tevens is in 2017 het aantal geproduceerde UZI-passen achtergebleven bij de raming. De aanvullende bijdrage was nodig om de inkomstenderving over 2017 te vergoeden.

Overig

Zoals in de eerste suppletoire begroting 2018 is gemeld zijn in 2017 middelen beschikbaar gekomen voor de kosten van de doorbelasting voor het gebruik van DigiD in de zorg. Vanaf 2018 zullen alle beheer- en exploitatie kosten voor het gebruik van DigiD worden doorbelast naar gebruikers. De kosten die gemaakt worden voor het gebruik van Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) voorzieningen in de zorgsector zoals DigiD worden niet individueel aan de gebruikers doorbelast. Het Ministerie van VWS financiert deze aan de zorg doorbelaste kosten. Hiervoor heeft bij eerste suppletoire begroting een technische mutatie van artikel 11 Nominaal en onvoorzien naar artikel 4 Zorgbreed beleid plaatsgevonden.

Bijdragen aan ZBO’s/ RWT’s
ZonMw: programmering

Conform de begroting heeft ZonMw een groot aantal projecten en onderzoeken op het gebied van gezondheid, preventie en zorg laten uitvoeren. Per saldo zijn de uitgaven € 22,9 miljoen hoger dan begroot. Hieronder valt ook het nieuwe programma Maatschappelijke Diensttijd. Dit programma wordt opgezet met een stapsgewijze aanpak om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de behoefte in de maatschappij. In 2018 zijn in de eerste pilot 41 proeftuinen gestart (circa € 15 miljoen) en voor de tweede pilot zijn 34 proeftuinen gehonoreerd; deze beginnen in 2019. Voorts is vanuit artikel 2 Curatieve Zorg een budget van € 2,0 miljoen toegevoegd voor het Programma Oncode, € 3,8 miljoen voor het Actieprogramma lokale initiatieven mensen met verward gedrag en € 1,6 miljoen voor het onderzoeksprogramma GGZ. Tot slot is vanuit artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning een budget van € 2,9 miljoen overgeboekt voor het programma Academische werkplaatsen ouderenzorg en € 1,2 miljoen voor het programma Langdurige zorg en ondersteuning. Aan ZonMw is in 2018 een opdracht verstrekt voor de uitvoering van voorgenoemde meerjarige programma’s.

4. Inrichten uitvoeringsactiviteiten
Subsidies
Duurzaamheid zorg

Vanuit het VWS-programma duurzame zorg is voor 2018 een subsidieregeling opgezet. Deze subsidie stimuleert zorginstellingen energiebesparende maatregelen te nemen en duurzame energie te gebruiken. Vanuit de klimaatenveloppe van het Ministerie van EZK zijn middelen beschikbaar gesteld, waarvan € 4,7 miljoen voor deze subsidieregeling is ingezet. Met het oog op de overtekening van de subsidieregeling heeft VWS € 1,6 miljoen extra beschikbaar gesteld.

Bijdragen aan ZBO’s/ RWT’s
CAK

De aan het CAK toegekende uitvoeringskosten zijn € 1,7 miljoen hoger dan in de begroting geraamd. Door een administratieve fout is echter een bedrag van € 5 miljoen niet tot betaling gekomen in 2018. Dit bedrag zal in 2019 worden nabetaald. Per saldo is daardoor sprake van een onderschrijding van € 3,3 miljoen.

5. Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland
Bekostiging
Zorg en welzijn

De zorguitgaven op Caribisch Nederland zijn € 12,6 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Bij eerste suppletoire begroting is het budget verlaagd met € 3,8 miljoen vanwege een gunstigere euro-dollar koersverhouding dan eerder geraamd. In de tweede suppletoire begroting is het budget met € 9,7 miljoen verhoogd als gevolg van onder andere loonbijstelling, bijstelling van het contract met het ziekenhuis op Bonaire, terugontvangsten van jeugdsubsidies, regeerakkoordmiddelen voor de preventie van en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschappen en incidentele kosten als gevolg van orkaan Irma. Bij Slotwet zijn de uitgaven met € 6,8 miljoen hoger uitgevallen onder andere als gevolg van een aantal late facturen uit 2017 van zorgaanbieders, hogere kosten voor medische uitzendingen en een ongunstige wisselkoers in het vierde kwartaal.

6. Voorkomen oneigenlijk gebruik en aanpak fraude
Fraudebestrijding

VWS heeft in nauw overleg met zorgaanbieders, zorgverzekeraars, handhavingspartners en organisaties van patiënten en cliënten het programmaplan Rechtmatige Zorg 2018–2021 – aanpak van fouten en fraude in de zorg (TK 28 828, nr. 108) opgesteld dat op 19 april 2018 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Dit programmaplan heeft als doel een forse vermindering van onrechtmatigheden in de zorg. Dit doen wij op drie manieren: (i) we zetten sterk in op het voorkomen van fouten en fraude, (ii) we focussen ons op vijf specifieke zorgsectoren en (iii) via wetgevingstrajecten bouwen we de juiste randvoorwaarden om fouten en fraude te voorkomen en te bestrijden.

In de eerste voortgangsrapportage Rechtmatige Zorg 2018–2021, die op 21 december 2018 aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 28 828, nr. 111), zijn de activiteiten en behaalde resultaten ten aanzien van de versterking van rechtmatige zorg over het afgelopen jaar nader toegelicht. Het gaat hierbij onder andere om het aanpakken van de meest voorkomende knelpunten in het registratie- en declaratieproces om fouten te voorkomen, het beter voorlichten van nieuwe toetreders over waar zij aan moeten voldoen als zij starten met het verlenen van zorg en is gewerkt aan het verbeteren van de juridische en wettelijke mogelijkheden om fraude te voorkomen en aan te pakken, bijvoorbeeld door gegevensuitwisseling beter mogelijk te maken. Deze toelichting is ook opgenomen in de Bedrijfsvoeringsparagraaf.

Ontvangsten
Wanbetalers onverzekerden

Het CAK stort 23 procent van de geïnde bestuursrechtelijke premies en alle ontvangen bestuurlijke boetes regeling onverzekerden terug aan het Rijk. In de begroting zijn de ontvangsten voor zowel wanbetalers als onverzekerden geraamd op € 64 miljoen. Deze ontvangsten zijn in 2018 uitgekomen op € 75 miljoen. De hogere ontvangsten bestuursrechtelijke premie worden veroorzaakt door het afschaffen van de eindafrekening bestuursrechtelijke premie per 1 augustus 2018. Dit houdt in dat voor iedere wanbetaler die zijn schuld bij de zorgverzekeraar heeft voldaan eventuele openstaande bestuursrechtelijke premie wordt kwijtgescholden. De reeds ontvangen betalingen op lopende betalingsregelingen zijn in 2018 in één keer afgedragen en leiden tot hoger dan geraamde ontvangsten.

Het aantal wanbetalers zorgpremie is naar verwachting gedaald van circa 250.000 eind 2017 naar circa 224.000 eind 2018. De daling wordt veroorzaakt doordat zorgverzekeraars gebruikmaken van de doorgevoerde aanpassingen in de wanbetalersregeling en op grote schaal betalingsregelingen aanbieden aan wanbetalers.

Overig

De ontvangsten zijn € 5,6 miljoen hoger uitgevallen. De belangrijkste oorzaken daarvoor zijn de volgende. Door uitval van studenten gedurende het jaar is het aantal opleidingsplaatsen tot verpleegkundig specialist, tot physician assistant en in de opleiding publieke gezondheidszorg € 1,5 miljoen lager. Daarnaast is € 2,0 miljoen ontvangen naar aanleiding van de vaststellingen van instellings- en projectsubsidies op basis van de ingediende verantwoording over 2017. Tevens is door vaststelling van de bijdrage van ZonMw over 2017 is € 1,5 miljoen ontvangen.

Artikel 5 Jeugd

A. Algemene beleidsdoelstelling

Kinderen in Nederland groeien gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten en doen mee aan de samenleving.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Ouders/verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Als ouders of het ondersteunende sociale netwerk hun rol niet kunnen vervullen, is er een taak weggelegd voor de overheid om jeugdigen met hulp op maat naar een zelfstandige toekomst te leiden. Kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd, moeten passende hulp krijgen en indien nodig in bescherming worden genomen.

Met de invoering van de Jeugdwet op 1 januari 2015 zijn gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de ondersteuning, hulp en zorg van jeugdigen (jeugdhulp). De Ministers van VWS en JenV zijn systeemverantwoordelijk voor het gedecentraliseerde stelsel van jeugdhulp, waaronder het wettelijk kader (de Jeugdwet).

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

– Stimuleren dat de kwaliteit en veiligheid in de jeugdhulp geborgd worden, verdere professionalisering en het stellen van kwaliteitseisen.

– Bevorderen van een effectieve aanpak van kindermishandeling, onder andere door gemeenten in staat te stellen de werking van het stelsel voor de aanpak van kindermishandeling op lokaal en regionaal niveau te verbeteren.

– Het stimuleren van gemeenten om de samenhang tussen beleid en uitvoering op de terreinen van zorg, school en werk te verbeteren.

– Zorgen voor een landelijke kennisinfrastructuur voor beleidsontwikkeling en -implementatie en zorgvernieuwing en hierbij gemeenten en het veld van jeugdhulp de ruimte geven om de eigen aanpak verder te ontwikkelen.

Financieren:

– Financieren van de gemeenten via het gemeentefonds (deelfonds sociaal domein) om hun verantwoordelijkheid voor jeugdhulp op grond van de Jeugdwet waar te maken.

– Uitvoeren van de Regeling vergoeding bijzondere transitiekosten Jeugdwet.

– Uitvoeren van de Subsidieregeling schippersinternaten.

Regisseren:

– Het wettelijk kader (Jeugdwet) dat regels bevat voor de inrichting van het systeem onder andere op het gebied van toegang, kwaliteit en beleidsinformatie.

– Bestuurlijk overleg met de relevante actoren in het jeugdstelsel gericht op het realiseren van de maatschappelijke doelen van het jeugdstelsel.

– De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGZ) en het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van onafhankelijk toezicht op de aanbieders van jeugdhulp.

C. Beleidsconclusies

De beleidsvoornemens uit de begroting 2018 zijn naar verwachting uitgevoerd.

Vernieuwing jeugdstelsel

Naar aanleiding van de evaluatie van de Jeugdwet die de Kamer in januari 2018 heeft ontvangen (TK 34 880, nr. 1) is in april 2018 het programma Zorg voor de Jeugd gestart (TK 34 880, nr. 3). Rijk, gemeenten, jeugdhulpaanbieders, cliëntenorganisaties en beroepsorganisaties willen samen langs zes actielijnen de jeugdhulp merkbaar en meetbaar beter maken: betere toegang tot jeugdhulp voor kinderen en gezinnen (waaronder de effectiviteit van lokale teams), kinderen zo veel mogelijk thuis laten opgroeien, alle kinderen de kans bieden zich optimaal te ontwikkelen, kwetsbare jongeren beter op weg helpen zelfstandig te worden, jeugdigen beter beschermen als hun ontwikkeling gevaar loopt en investeren in vakmanschap van jeugdprofessionals. Met de voortgangsrapportage van 5 november 2018 is de Kamer over de uitvoering van het programma geïnformeerd (TK 34 880, nr. 12). Zo is voor pleegzorg vanaf 1 juli 2018 de leeftijd van 21 jaar de nieuwe standaard. Hiermee krijgen pleegkinderen de kans om langer gebruik te maken van hulp en ondersteuning van het pleeggezin en de pleegzorgaanbieder bij de overgang naar volwassenheid. Daarnaast is het wetsvoorstel administratieve lasten en gemeentelijke samenwerking in december 2018 door de Tweede Kamer aanvaard. Met dit wetsvoorstel worden uitvoeringslasten teruggedrongen en kunnen gemeenten in uitzonderlijke gevallen tot samenwerking worden verplicht.

Om van signalen over gemeentelijke tekorten naar feiten te komen is eind 2018 onder gezamenlijk opdrachtgeverschap van VWS en VNG een verdiepend onderzoek jeugd gestart met de volgende elementen a) een analyse van de volumeontwikkeling, die zichtbaar is in de beleidsinformatie Jeugd, b) een benchmarkanalyse naar de uitvoering van de Jeugdwet, in de context van het sociaal domein en c) een analyse van goedgekeurde aanvragen in het kader van het Fonds Tekortgemeenten (TK 34 477, nr. 45). De Kamer is hierover in november 2018 geïnformeerd. Het doel is om in het voorjaar van 2019 de resultaten uit het onderzoek te bespreken en te wegen op de bestuurlijke tafel.

Om de uitvoering van het programma Zorg voor de jeugd te ondersteunen en de vernieuwing van de jeugdhulp te stimuleren is in 2018 het Transformatiefonds ingesteld. In de periode 2018–2020 is jaarlijks € 36 miljoen beschikbaar. Alle 42 jeugdhulpregio’s hebben in het najaar van 2018 meerjarige transformatieplannen opgesteld. In de Decembercirculaire Gemeentefonds 2018 is de toekenning uit het Transformatiefonds per jeugdhulpregio bekend gemaakt. Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) is ingericht om vanaf 1 januari 2019 jeugdhulpregio’s actief te ondersteunen bij de vernieuwing van de jeugdhulp en de uitvoering van het programma Zorg voor de Jeugd. De Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) heeft haar werkzaamheden op 31 december 2018 beëindigd. De Jeugdautoriteit is ingericht om vanaf 1 januari 2019 te bemiddelen rond de inkoop van jeugdhulp en continuïteit van jeugdhulp.

Kinderen veilig

In 2018 is in navolging van het advies van de Taskforce kindermishandeling en seksueel geweld het programma Geweld hoort nergens thuis, de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling (TK 28 345, nr. 185), gestart onder gezamenlijk opdrachtgeverschap met het Ministerie van JenV en de VNG. In de periode april tot oktober 2018 is het programma gestart met het inrichten van noodzakelijke randvoorwaarden als voorbereiding. De eerste fase van het programma loopt van oktober 2018 tot mei 2019. Deze eerste fase van het programma is gericht op het opbouwen van regionale en lokale netwerken, zoals is vermeld in de voortgangsrapportage (TK 28 345, nr. 206) die 20 december 2018 is verschenen.

Om te zorgen dat de meest ernstige en structurele gevallen van kindermishandeling en huiselijk geweld in beeld zijn, is het Besluit verplichte meldcode aangepast dat 1 januari 2019 in werking is getreden. In 2018 heeft het Ministerie van VWS de beroepsgroepen die vallen onder de Wet Verplichte meldcode ondersteund bij hun voorbereiding op de inwerkingtreding van de verbeterde meldcode. De beroepsgroepen die onder de werking van de meldcode vallen hebben op grond van dit besluit afwegingskaders opgesteld en hebben subsidie ontvangen van VWS om te zorgen voor eenduidigheid van die kaders. In het afwegingskader hebben de beroepsgroepen opgenomen dat professionals ernstig en structureel geweld melden bij Veilig Thuis.

De Veilig Thuisorganisaties zullen vanaf 1 januari 2019 met deze wijziging een radarfunctie vervullen. Met meer meldingen op basis van signalen kunnen eerder verbindingen gelegd worden tussen verschillende professionals die vermoedens hebben van ernstige- en structurele onveiligheid. In 2018 zijn mede daarom de Veilig Thuisorganisaties ondersteund door VWS om meer uniforme werkwijzen te ontwikkelen en zich voor ter bereiden op deze rol (TK 28 345, nr. 206).

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Verplichtingen 136.133 117.034 120.532 103.761 118.463 90.135 28.328
Uitgaven 1.545.047 110.430 97.631 110.227 117.753 90.135 27.618
1. Laagdrempelige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien 47.516 0 0 0 0 0 0
2. Noodzakelijke en passende zorg 1.497.532 0 0 0 0 0 0
3. Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel 0 110.430 97.631 110.227 117.753 90.135 27.618
Subsidies 103.068 94.851 106.174 101.922 79.689 22.233
Schippersinternaten 20.076 18.403 17.749 17.433 18.907 – 1.474
Participatie 1.630 1.894 3.329 3.282 1.447 1.835
Kennis, beleidsinformatie en kindermishandeling 8.269 10.086 9.422 10.481 18.924 – 8.443
Jeugdhulp 56.511 22.168 27.540 19.700 21.108 – 1.408
Transitie jeugd 16.582 42.301 48.134 51.026 19.303 31.723
Opdrachten 3.522 1.926 2.721 14.535 8.961 5.574
Kennis, beleidsinformatie en kindermishandeling 1.119 875 1.666 1.495 2.223 – 728
Jeugdhulp 1.023 414 175 12.045 6.205 5.840
Transitie jeugd 1.349 595 652 699 0 699
Overig 31 42 228 296 533 – 237
Bijdragen aan agentschappen 1.209 853 1.332 1.296 1.277 19
Overig 1.209 853 1.332 1.296 1.277 19
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 2.631 0 0 0 208 – 208
Overig 2.631 0 0 0 208 – 208
Ontvangsten 24.660 11.647 42.192 10.399 7.190 4.508 2.682
Laagdrempelige ondersteuning opvoeden en opgroeien 0 0 1.500 0 0 4.423 – 4.423
Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel 0 8.099 38.964 9.842 6.903 0 6.903
Noodzakelijke en passende zorg 15.236 3.548 1.728 557 287 85 202
Overig 9.424 0 0 0 0 0 0
E. Toelichting op instrumenten
3. Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel
Subsidies
Kennis en Beleidsinformatie

In de begroting waren de middelen voor de Kindertelefoon en Vertrouwenswerk opgenomen op het instrument Subsidies Kennis en Beleidsinformatie. Deze hulplijnen zijn uiteindelijk als opdracht uitgezet op het instrument Opdrachten Jeugdhulp (zie toelichting aldaar).

Aanpak Kindermishandeling

In 2018 is de aanpak van kindermishandeling geïntensiveerd met het in april 2018 gepresenteerde programma Geweld hoort nergens thuis. Vanuit deze aanpak zijn professionals en organisaties ondersteund met voorbereidingen om vanaf 1 januari 2019 te kunnen werken met de verbeterde meldcode en is er tevens ingezet op het beter gebruik van de kindcheck.

Forensisch medische expertise is belangrijk voor de duiding van letsel en voor de eventuele bewijslast bij mishandeling. Daarom is in 2018 de eerste fase van project voor de borging van forensisch medisch expertise bij kindermishandeling financieel ondersteund en heeft het Landelijk Expertisecentrum Kindermishandeling (LECK) subsidie ontvangen.

De aanpak van kindermishandeling start met bewustwording en daarom is in 2018 geïnvesteerd in de ontwikkeling van de publiekscampagne huiselijke geweld en kindermishandeling en is met subsidie van VWS de Week tegen kindermishandeling in november 2018 mogelijk gemaakt.

In de eerste fase van de implementatie van het programma is geïnvesteerd in de opbouw van de regionale aanpak. Regionale projectleiders zijn gestart met het bijeenbrengen van alle partijen vanuit de sectoren zorg en veiligheid die moeten samenwerken om kindermishandeling effectief aan te kunnen pakken. Nog niet alle activiteiten uit het programma zijn in 2018 gestart en de daarbij behorende middelen zijn dit jaar niet allemaal uitgeput. In de voortgangsrapportage van dit programma (TK 28 345, nr. 206) is de laatste stand van zaken gemeld.

De middelen voor het programma (€ 6,5 miljoen) zijn met de eerste suppletoire begroting toegevoegd. Aan de eerste fase van het programma is uiteindelijk minder uitgegeven dan begroot. De lagere uitputting van € 4,5 miljoen is in de tweede suppletoire begroting gemeld.

Transitie Jeugd

De begroting van Transitie Jeugd is met de eerste suppletoire begroting verhoogd met € 35 miljoen, naar een bedrag van € 54,3 miljoen. Deze additionele middelen zijn gebaseerd op subsidieaanvragen die begin 2018 zijn ingediend. Totaal is er in 2018 een bedrag van € 51 miljoen aan subsidies verleend.

Opdrachten
Jeugdhulp

Op de post Jeugdhulp is € 5,8 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Dit is te verklaren door de verschuiving van de bestedingen voor de Kindertelefoon en Vertrouwenswerk van de subsidie Kennis en Beleidsinformatie naar opdrachten Jeugdhulp. Hier was in de begroting geen rekening mee gehouden.

Ontvangsten
Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel

De ontvangsten omvatten de ouderbijdrage jeugdhulp en terugbetaling van subsidies. De terugbetaalde subsidies zijn in het kader van de subsidieregeling bijzondere transitiekosten Jeugdwet verstrekt als tijdelijke liquiditeitssteun en moeten daarom weer terugbetaald worden. Er is € 2,7 miljoen meer ontvangen dan begroot. Deze stijging is vrijwel geheel toe te rekenen aan de terugontvangsten tijdelijke liquiditeitssteun.

Artikel 6 Sport en bewegen

A. Algemene doelstelling

Een sportieve samenleving waarin voor iedereen passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden aanwezig zijn en waarin uitblinken in sport wordt gestimuleerd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het landelijk sportbeleid. Aan dit sportbeleid ligt vooral de maatschappelijke betekenis van sport ten grondslag. Sport en bewegen dragen in belangrijke mate bij aan een betere gezondheid, aan het verbeteren van leefbaarheid en veiligheid, sociale samenhang en integratie, aan het verbeteren van schoolprestaties en het verminderen van schooluitval. Daarnaast erkent de Minister de intrinsieke waarde van sport en het belang van sportevenementen. Vanuit die verantwoordelijkheid vervult de Minister de volgende rollen:

Stimuleren:

– Het bevorderen van de samenwerking tussen partijen uit verschillende sectoren, zodat op lokaal niveau passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden tot stand komen en blijven.

– Het bevorderen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling.

Financieren:

– Het ontwikkelen en (mede)financieren van programma’s die eraan bijdragen dat er voor iedereen passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden in de buurt aanwezig zijn.

– Het faciliteren en mede financieren van de top 10-ambitie. Het scheppen van randvoorwaarden voor talenten en topsporters in Nederland, waardoor zij op een professionele en verantwoorde wijze kunnen uitblinken in sport, ook tijdens topsportevenementen in eigen land.

– Het (mede) financieren van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling.

Regisseren:

– Het tot stand brengen van de omvorming van de Dopingautoriteit van stichting naar zelfstandig bestuursorgaan als gevolg van de in behandeling zijnde Wet uitvoering antidopingbeleid, in nauwe samenwerking met NOC*NSF en de Dopingautoriteit.

– Het versterken van de maatschappelijke impact van sport en bewegen via het organiseren van internationaal aansprekende sportevenementen.

C. Beleidsconclusies

Uit de beleidsdoorlichting Sport die begin 2018 naar de Kamer is gestuurd komt naar voren dat het sport- en beweegklimaat in Nederland in het algemeen goed op orde is. Ten opzichte van andere landen zijn de voorzieningen in Nederland van hoog niveau. De aanbevelingen die zijn gedaan voor het bepalen van de doelstelling van beleid, voor het daarbij horende instrument en voor de wijze waarop de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid bepaald kunnen worden, zijn meegenomen bij het opstellen van het Sportakkoord (TK 32 772, nr. 31). Daarnaast is binnen het sportbeleid onverminderd ingezet op de thema’s sportparticipatie, topsport, kennis en innovatie en een veilig sportklimaat om van Nederland een krachtig sportland en een sportieve samenleving te maken. Een land waar voor iedereen passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden zijn, waar uitblinken in sport wordt gestimuleerd en waar (top)sporters en sportbestuurders het goede voorbeeld geven. De voorgenomen beleidswijzigingen uit de begroting 2018 zijn volgens planning uitgevoerd of in gang gezet.

Sportakkoord

Ruim 9,4 miljoen Nederlanders sporten iedere week, er zijn prachtige accommodaties, ruim 26.000 verenigingen, vele vrijwilligers die helpen de sport te organiseren en 6.000 sport- en beweegondernemers die hun diensten aanbieden. Deze brede basis is het fundament voor succes van de Nederlandse (top)sport. Tegelijkertijd zijn er ook zorgen. Afname van motorische vaardigheden bij kinderen, groepen mensen die nooit sporten, accommodaties die te vaak leegstaan en verenigingen die onder druk staan door minder leden en vrijwilligers. Om deze problemen aan te pakken, stond 2018 grotendeels in het teken van het sluiten van een Sportakkoord. Met het sportakkoord hebben de sport, gemeenten, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de handen ineengeslagen om met concreet geformuleerde doelen de kracht van sport de komende jaren nog beter te kunnen benutten: om Nederland te verenigingen via sport en bewegen (TK 30 234, nr. 185).

Extra middelen regeerakkoord

Met de extra regeerakkoordmiddelen voor topsport (€ 10 miljoen), het versterken van bonden en sportverenigingen (€ 10 miljoen) en topsportevenementen (€ 5 miljoen m.i.v. 2019) is nieuw beleid opgesteld voor alle drie doeleinden (TK 34 888, nr. 2). Zo zijn in 2018 diverse extra talenttrainers aangesteld en meer embedded scientists toegevoegd aan een aantal topsportprogramma’s, zo gaan kleine bonden binnen het programma impuls versterken sportbonden een shared service center starten en is er een nieuw evenementenbeleidskader waarbinnen ook Olympische Kwalificatie Toernooien (OKT) voor financiering in aanmerking komen.

Dopingautoriteit

In 2018 is ingezet op de totstandkoming van het zelfstandig bestuursorgaan Dopingautoriteit (TK 34 543, nr. 17). Deze activiteiten vloeiden voort uit de inwerkingtreding van de Wet uitvoering antidopingbeleid (Wuab) per 1 januari 2019. De Wuab voorziet erin dat de dopingbestrijding in Nederland kan worden uitgevoerd in lijn met de geldende wet- en regelgeving op het gebied van de uitwisseling en verwerking van persoonsgegevens. Dankzij de inspanningen in 2018 heeft de Dopingautoriteit per 1 januari 2019 de bevoegdheden om het antidopingbeleid in Nederland uit te voeren.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

In verband met het sluiten van het Sportakkoord Sport verenigt Nederland is ervoor gekozen de budgetstructuur hierop aan te passen.

Verplichtingen 84.715 63.971 58.865 83.088 90.689 125.320 – 34.631
Uitgaven 69.986 73.079 65.225 80.358 86.241 136.135 – 49.894
1. Passend sport- en beweegaanbod 26.825 25.144 17.388 19.010 16.238 75.553 – 59.315
Subsidies 17.596 16.468 14.094 15.111 13.349 17.191 – 3.842
Gehandicaptensport 2.828 3.071 1.704 1.534 1.589 1.781 – 192
Verantwoord sporten en bewegen 2.571 2.418 100 784 784 297 487
Sport en bewegen in de buurt 4.773 3.459 5.052 2.393 2.849 7.514 – 4.665
Stimuleren van een veiliger sportklimaat 7.424 7.520 7.237 7.900 8.127 7.599 528
Overig 0 0 1 2.500
Bekostiging 9.229 8.638 3.013 3.000 2.500 2.500 0
Compensatie van betaalde energiebelasting 9.229 8.638 13 0 0 0 0
Energiebesparing en duurzame energie 0 0 3.000 3.000 2.500 2.500 0
Opdrachten 0 38 281 899 389 175 214
Sport en bewegen in de buurt 0 38 281 899 389 175 214
Bijdragen aan medeoverheden 0 0 0 0 0 48.600 – 48.600
Sport en bewegen in de buurt 0 0 0 0 0 48.600 – 48.600
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 0 0 0 0 0 7.087 – 7.087
Energiebesparing en verduurzaming 0 0 0 0 0 7.087 – 7.087
2. Uitblinken in sport 37.002 41.006 39.888 54.243 60.061 51.877 8.184
Subsidies 25.533 29.783 27.774 41.775 48.186 38.602 9.584
Topsportevenementen 4.912 6.771 4.624 9.688 6.548 7.478 – 930
Topsportprogramma's 18.754 21.465 21.379 30.569 39.907 29.577 10.330
Dopingbestrijding 1.866 1.547 1.771 1.518 1.731 1.547 184
Inkomensoverdrachten 11.284 11.025 11.867 12.243 11.620 13.045 – 1.425
Stipendiumregeling 11.284 11.025 11.867 12.243 11.620 13.045 – 1.425
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 185 198 247 225 255 230 25
Dopingbestrijding 185 198 247 225 255 230 25
3. Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling 6.159 6.929 7.950 7.104 6.811 8.705 – 1.894
Subsidies 6.041 6.626 7.890 6.923 6.587 8.334 – 1.747
Kennis als fundament 6.041 6.626 7.890 6.923 6.587 8.334 – 1.747
Opdrachten 63 251 7 128 169 309 – 140
Kennis als fundament 63 251 7 128 169 309 – 140
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties 55 52 53 53 0 0 0
Overig 55 52 53 53 0 0 0
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 0 0 0 0 55 62 – 7
Overig 0 0 0 0 55 62 – 7
4. Sport verenigt Nederland 0 0 0 0 3.131 0 3.131
Subsidies 0 0 0 0 3.131 0 3.131
Vitale sportaanbieders 0 0 0 0 2.207 0 2.207
Topsportevenementen 0 0 0 0 517 0 517
Overig 0 0 0 0 407 0 407
Ontvangsten 738 274 312 645 726 740 – 14
Overig 738 274 312 645 726 740 – 14
E. Toelichting op de instrumenten
1. Passend sport- en beweegaanbod

In 2017 deed 57% van de personen van 12 jaar en ouder wekelijks aan sport. Dit percentage is sinds 2001 stabiel. Bijna de helft van de Nederlanders van 4 jaar en ouder beweegt voldoende volgens de combinorm, dat wil zeggen voldoet aan de norm gezond bewegen (voor volwassenen is dat minstens een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf dagen per week en voor jongeren een uur matig intensief bewegen op alle dagen van de week) en/of de fitnorm (minimaal drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit). Cijfers over 2018 worden in de loop van 2019 verwacht.

Bron: www.staatvenz.nl/kerncijfers/thematisch/sport-en-bewegen

Subsidies
Sport en bewegen in de buurt

In 2018 is aan activiteiten op het terrein van sport en bewegen in de buurt, duurzaam zwemveilig Nederland en evaluatie en monitoring € 1,7 miljoen uitgegeven. Daarnaast is op een aantal andere thema’s, zoals de Gezonde school en de Alliantie Gelijke Spelen een bijdrage verleend, en zijn hiervoor budgetten overgeheveld naar OCW en artikel 1, evenals een aantal interne herschikkingen binnen de financiële instrumenten van artikel 6 en middelen die niet tot besteding zijn gekomen (2018 in totaal € 4,7 miljoen, deels toegelicht bij de eerste suppletoire wet 2018).

Bijdragen aan medeoverheden
Sport en bewegen in de buurt

Met het programma Sport en Bewegen in de Buurt worden binnen gemeenten in Nederland buurtsportcoaches ingezet om de verbinding te leggen tussen sport en andere sectoren, waaronder onderwijs, welzijn en zorg. Totaal is in 2018 € 58,7 miljoen uitgekeerd aan 368 deelnemende gemeenten waarbij gezamenlijk voor 2.994 FTE is ingetekend. Deze decentralisatie-uitkeringen zijn verleend via het gemeentefonds, waarbij middelen zijn overgeboekt vanuit de begrotingen van OCW (€ 11,3 miljoen) en VWS (€ 47,4 miljoen) naar het gemeentefonds. Daarnaast is € 0,9 miljoen overgeboekt naar het BTW-compensatiefonds en is € 0,3 miljoen niet tot besteding gekomen.

Bijdragen aan andere hoofdstukken
Energiebesparing en duurzame energie

Per 1 januari 2016 is de Subsidieregeling voor energiebesparende maatregelen en duurzame energie in de Sport ingegaan. Met deze regeling worden sportverenigingen gestimuleerd maatregelen te nemen zoals het plaatsten van LED-verlichting, isolatie, zonnepanelen en zonneboilers. De regeling is uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. In 2018 is hiervoor € 8,6 miljoen overgeboekt naar het Ministerie van Economische Zaken. Om dit mogelijk te maken is de regeling eenmalig verhoogd met € 2 miljoen. Dit is toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2018 en de incidentele suppletoire begroting 2018. Daarnaast heeft een interne herschikking binnen de financiële instrumenten van artikel 6 plaatsgevonden (€ 0,5 miljoen).

2. Uitblinken in sport
Subsidies
Topsportprogramma’s

Om de top tien ambitie waar te kunnen maken is het topsportprogramma dat NOC*NSF samen met de sportbonden en andere partijen uitvoert financieel ondersteund. Bovenop het reguliere budget is met het regeerakkoord structureel € 10 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de Nederlandse topsport (zie incidentele suppletoire wet 2018 inzake beleidsintensiveringen regeerakkoord en TK 30 234, nr. 176 met betrekking tot de inzet van deze extra middelen).

De medailleklassementen zijn een momentopname, maar geven wel een indicatie van de mate waarin Nederland erin slaagt om zich te scharen bij de beste tien sportlanden.

3. Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling
Subsidies en opdrachten
Kennis als fundament

Via onder meer het Kenniscentrum Sport, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), en het Mulier Instituut is ingezet op het verspreiden van beschikbare en gevalideerde kennis. In totaal is in 2018 € 6,8 miljoen aan kennis en innovatie besteed. Daarnaast is een deel van het budget in verband met een meerjarige verplichting Nationale Kennisagenda Sport naar latere jaren doorgeschoven en aan het programma Sportinnovator toegevoegd (in totaal € 1,7 miljoen).

4. Sport Verenigt Nederland
Subsidies

In 2018 is aan activiteiten op het terrein van inclusief sporten (inclusief kinderen en jongeren en sporthulpmiddelen), vitale sportaanbieders (versterken sportbonden 2018–2021) en topsportevenementen € 3,1 miljoen uitgegeven.

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

A. Algemene doelstelling

De zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen uit de Tweede Wereldoorlog (WO II) is geborgd en mensen beseffen, mede op basis van de gebeurtenissen uit WO II, wat het betekent om in vrijheid te kunnen leven.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Continuïteit, kwaliteit, effectiviteit en toekomstgerichtheid van specifieke zorg en het stelsel van pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II moet worden geborgd, ook bij een steeds kleinere doelgroep. Het is belangrijk om de herinnering aan WO II levend te houden en te borgen dat blijvend betekenis kan worden gegeven aan het verhaal van de oorlog. Ook dit is onderdeel van de leidende begrippen ereschuld en bijzondere solidariteit ten aanzien van de deelnemers aan voormalig verzet en de oorlogsgetroffenen. Het belang van het levend houden van de herinnering geldt niet alleen voor (nabestaanden van) mensen die deze oorlog hebben meegemaakt, maar juist ook voor nieuwe generaties. Generaties van nu en later moeten – ook als de eerste generatie is weggevallen – betekenis kunnen geven aan alle facetten van deze geschiedenis. Dat geldt zowel voor de oorlog zoals deze zich in Nederland en Europa heeft afgespeeld, en dan vooral de Holocaust als dieptepunt van het menselijk handelen, als voor de oorlog (en de Bersiap-periode – 1945–1949) in voormalig Nederlands-Indië. De betekenis van het levend houden van de herinnering aan WO II is gerelateerd aan hedendaagse vraagstukken van grondrechten, democratie, (internationale) rechtsorde, sociale samenhang en vrijheid. De invulling hiervan vindt plaats langs vier domeinen: kennis, museale functie, educatie en informatie alsmede herdenken en vieren.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

– De herinnering aan WO II blijvend betekenis laten houden.

Financieren:

– Subsidiëring van begeleidende instellingen voor maatschappelijk werk en sociale dienstverlening aan erkende deelnemers aan het voormalig verzet en oorlogsgetroffenen.

– Subsidiëring van instellingen die de herinnering aan de WO II levend houden.

Regisseren:

– Het in stand houden en ondersteunen van een infrastructuur die het mogelijk maakt de zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II te garanderen en de herinnering aan WO II blijvend betekenis te laten houden.

– Het actueel houden van de wet- en regelgeving voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II.

(Doen) uitvoeren:

– Opdrachtgever van en toezichthouder op de zelfstandige bestuursorganen Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) en Sociale Verzekeringsbank, afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen (SVB-V&O), voor toepassing en uitvoering van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II.

– Opdrachtgever van en toezichthouder op het Nationaal Comité 4 en 5 mei (NC) voor het invullen van herdenken en vieringen.

C. Beleidsconclusies

De in de begroting 2018 opgenomen beleidswijzigingen zijn nagenoeg uitgevoerd volgens plan. Hieronder worden deze toegelicht.

De herinnering WO II levend houden

2018 is het eerste jaar waarin de professionele veldorganisaties, georganiseerd in het Platform WO II, hun activiteiten hebben geconcentreerd rond één thema: Verzet. Door te kiezen voor een themajaar en daarin de gebeurtenissen van toen te verbinden met hedendaagse thema’s als burgerschap, wordt beoogd de herinnering aan WO II levend te houden (TK 20 454, nr. 134).

Het thema verzet is op verschillende manieren verwoord en verbeeld (TK 20 454, nr. 134). Zo vond de opening van de bevrijdingsfestivals op 5 mei plaats in het Fries Verzetsmuseum, Arq maakte bijvoorbeeld een kaart over het Indisch Verzet en vele musea en de Herinneringscentra presenteerden tentoonstellingen over het verzet, onder andere over vrouwen en over communisten. Deze gesubsidieerde activiteiten hebben bijgedragen aan het doel om de herinneringen WO II levend te houden rondom het thema verzet.

75 jaar vrijheid

In 2018 is gestart met de voorbereidingen van een betekenisvolle viering van 75 jaar vrijheid in 2019 en 2020. Naast herdenken en vieren is kennisdelen en educatie een belangrijk onderdeel van deze plannen.

In de aanloop naar dit lustrum is zowel aan Nationaal Kamp Amersfoort, als het Nationaal Monument Kamp Vught € 1 miljoen beschikbaar gesteld voor meer ruimte voor educatie over WO II, ook in verbinding met actuele maatschappelijke vraagstukken als antisemitisme en discriminatie.

De collectieve erkenning

Op 1 juli 2018 is de subsidieregeling collectieve erkenning Indisch-Moluks Nederland in werking getreden. Deze jaarlijkse subsidie is bedoeld voor scholing en educatie, museale- en kennisfunctie en welzijn/culturele activiteiten. Met collectieve erkenning wordt de ambitie gesteund om de Indisch-Molukse identiteit in Nederland te waarderen en te vieren en het Indisch-Moluks erfgoed te verankeren in de Nederlandse samenleving.

Backpay

In 2018 is een evaluatie uitgevoerd naar de procedures en uitvoering van de backpay, de eenmalige uitkering op morele gronden voor militairen en ambtenaren die tussen 8 maart 1942 en 15 augustus 1945 geen of onvoldoende salaris ontvingen van het gouvernement van voormalig Nederlands-Indië en die op 15 augustus 2015 nog in leven waren. Tijdens de looptijd van de regeling (2016–2017) zijn in totaal 594 Backpay-uitkeringen verstrekt. Uit de evaluatie blijkt dat de regeling is uitgevoerd zoals beoogd en dat de SVB alles binnen haar bereik heeft gedaan om potentieel belanghebbenden te bereiken. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie is toekenning van uitkeringen op basis van de Uitkeringsregeling Backpay definitief beëindigd. Op 29 juni 2018 is de evaluatie aan de Tweede Kamer gezonden (TK 20 454, nr. 130).

Het Nationaal Holocaust Museum en het Namenmonument

Naast de financiële ondersteuning aan het Nationaal Holocaust Museum was er in 2018 een subsidie van het Ministerie van VWS voor het Namenmonument van het Nederlands Auschwitz Comité. Het Namenmonument dient ter herdenking van alle slachtoffers (Joden en Sinti en Roma) die vanuit Nederland tijdens WO II in concentratiekampen zijn vermoord en geen graf hebben. Mede door bezwaarprocedures is de realisatie van het monument vertraagd geraakt en zal naar verwachting in 2019 kunnen worden begonnen met de bouw.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Verplichtingen 320.591 574.550 37.118 528.659 252.001 272.798 – 20.797
Uitgaven 321.328 301.646 307.376 280.834 266.660 272.798 – 6.138
1. De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II en de herinnering aan WO II 16.165 16.262 16.706 19.861 20.794 23.788 – 2.994
Subsidies 16.051 16.107 16.029 19.381 20.441 22.957 – 2.516
Nationaal Comité 4 en 5 mei 5.603 5.803 5.555 5.497 5.345 4.947 398
Nationale herinneringscentra 1.788 1.814 1.809 1.833 2.358 1.811 547
Collectieve Erkenning Indisch Nederland 0 0 0 239 1.134 1.600 – 466
Namenmonument 0 0 0 1.963 337 800 – 463
Zorg- en dienstverlening 6.295 5.955 6.504 6.243 5.945 6.500 – 555
Overig 2.365 2.535 2.161 3.606 5.322 7.299 – 1.977
Bekostiging 0 0 0 37 0 400 – 400
Overig 0 0 0 37 0 400 – 400
Opdrachten 114 155 119 443 353 407 – 54
Overig 114 155 119 443 353 407 – 54
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 0 0 558 0 0 0 0
Overig 0 0 558 0 0 0 0
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken 0 0 0 0 0 24 – 24
Overig 0 0 0 0 0 24 – 24
2. Pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II 305.163 285.384 290.669 260.972 245.866 249.010 – 3.144
Inkomensoverdrachten 287.516 271.095 277.170 247.865 234.360 235.786 – 1.426
Wetten en regelingen verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen 231.500 220.700 212.900 247.865 234.297 235.786 – 1.489
Backpay 0 0 18.615 0 0 0 0
Overig 56.016 50.395 45.655 0 63 0 63
Bijdragen aan ZBO's/RWT's 17.647 14.289 13.499 13.107 11.506 13.224 – 1.718
SVB 11.889 10.956 10.701 10.565 9.600 10.221 – 621
PUR 3.815 3.160 2.761 2.289 1.878 1.934 – 56
Overig 1.943 173 37 253 28 1.069 – 1.041
Ontvangsten 9.125 3.765 4.820 821 4.209 901 3.308
Overig 9.125 3.765 4.820 821 4.209 901 3.308
E. Toelichting op de instrumenten
1. De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II en de herinnering aan WO II

Uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2018 van het Nationaal Comité 4 en 5 mei blijkt dat zes op de tien Nederlanders zich tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei in sterke mate met elkaar verbonden voelt. In bovenstaand figuur is te zien dat het draagvlak onder de Nederlandse bevolking voor de herdenking op 4 mei en de viering van de bevrijding op 5 mei groot is. Acht op de tien Nederlanders geeft aan de Dodenherdenking op 4 mei (heel) belangrijk te vinden. Het aantal Nederlanders dat (veel) belang aan 5 mei hecht, is door de tijd heen iets minder stabiel dan het aantal Nederlanders dat (veel) belang aan 4 mei hecht. In de periode tussen 2015 en 2017 steeg het belang van 74% in 2015 naar 80% in 2017 (het op een na hoogste percentage ooit). In 2018 is het aantal Nederlanders dat belang aan 5 mei hecht weer terug naar 74%.

2. Pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II
Inkomensoverdrachten

De wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen worden alleen nog bijgesteld als wijzigingen in aanpalende wetten, bijvoorbeeld op het terrein van zorg en sociale zekerheid, dat noodzakelijk maken. In het kader van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen uit WO II (Wuv, Wubo, Wiv en Wbp) worden onder andere tegemoetkomingen (inkomensafhankelijk) en vergoedingen (inkomensonafhankelijk) voor bijzondere voorzieningen toegekend als onderdeel van de totale uitkering. Het betreft met name uitgaven voor medische voorzieningen, huishoudelijke hulp, deelname maatschappelijk verkeer en overige voorzieningen zoals vervoer.

Voor 2018 is een bedrag van circa € 234,3 miljoen verstrekt in de vorm van pensioenen en uitkeringen, waarvan het merendeel (€ 136,4 miljoen) voor de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers (Wuv) 1940–1945. De overige € 97,9 miljoen is verstrekt op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo), Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp) en de Algemene Ongevallenregeling (AOR) (zie onderstaande grafiek).

De realisatie van de gestelde behandeltermijnen was voor de eerste aanvragen is in 2018 97% en daarmee ruim boven de norm. Het aantal nieuwe eerste aanvragen was in 2018 483.

Ontvangsten

Als gevolg van vaststelling van de pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II en de uitvoeringskosten over de jaren 2015 tot en met 2017 is er in 2018 € 3,8 miljoen verrekend met de Sociale Verzekeringsbank. Daarnaast is als gevolg van een lagere vaststelling van de instellingsubsidie aan de Basis een bedrag van € 0,3 miljoen verrekend.

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

A. Algemene doelstelling

De zorg financieel toegankelijk houden.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren:

– Financieren van de zorgtoeslag. Vaststellen van de hoogte van de zorgtoeslag en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving.

– De uitbetaling van de tegemoetkomingen Wtcg aan rechthebbenden waarvan het rekeningnummer alsnog bekend is geworden en de tegemoetkoming alsnog kan worden uitbetaald (nabetalingen Wtcg 2009 t/m Wtcg 2013).

– De tegemoetkoming voor personen die in de inkomstenbelasting hun uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel kunnen verzilveren.

C. Beleidsconclusies
Zorgtoeslag

De aanpassing van de normpercentages bij alleenstaande huishoudens heeft er toe geleid dat de zorgtoeslag voor alleenstaande huishoudens met een minimuminkomen in 2018 is gestegen met € 73. Deze stijging is hoger dan de stijging van de standaardpremie met € 16 per jaar. Bij de meerpersoonshuishoudens zijn de normpercentages ook aangepast. Voor meerpersoonshuishoudens met een minimuminkomen betekende dit een stijging van de zorgtoeslag met € 78 per jaar ten opzichte van een stijging van de standaardpremie voor deze groep met € 32. Hiermee zijn de zorgpremie en het eigen risico betaalbaar gebleven voor huishoudens met lage inkomens.

Bovenstaande grafiek bevat de stand van het aantal ontvangers van zorgtoeslag voor het betreffende toeslagjaar. De aantallen betreffen de stand per januari 2019 (bron: Belastingdienst). In deze cijfers zijn zowel definitieve als voorlopige beschikkingen meegenomen. Het uiteindelijk aantal ontvangers kan hoger of lager uitvallen.

Er kunnen huishoudens bijkomen omdat de zorgtoeslag met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd en er kunnen huishoudens afvallen als hun inkomen hoger blijkt te zijn geweest dan waarvan bij de voorlopige beschikking werd uitgegaan. Daarnaast wijzigt het aantal ontvangers nog in verband met personen die uitstel van aangifte inkomstenbelasting hebben. Als alle aanvragen definitief beschikt zijn, is pas duidelijk hoeveel rechthebbenden er zijn. Op 31 december 2018 was de zorgtoeslag tot en met 2013 geheel afgerond (bron: Belastingdienst).

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Verplichtingen 5.296.989 4.825.515 4.980.306 4.994.298 5.348.340 5.247.149 101.191
Uitgaven 5.296.989 4.825.515 4.980.306 4.994.270 5.348.368 5.249.091 99.277
Inkomensoverdrachten 5.296.989 4.825.515 4.980.306 4.994.270 5.348.368 5.249.091 99.277
1. Zorgtoeslag 4.842.250 4.741.888 4.931.354 4.955.535 5.294.815 5.209.700 85.115
2. Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) 408.792 41.778 176 1.000 28 1.942 – 1.914
3. Tegemoetkoming specifieke zorgkosten 45.947 41.849 48.776 37.735 53.525 37.449 16.076
Ontvangsten 786.389 800.656 723.082 690.026 663.116 0 663.116
Overig 786.389 800.656 723.082 690.026 663.116 0 663.116
E. Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdrachten
Zorgtoeslag

De zorgtoeslag is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van de nominale Zvw-premie en het gemiddelde eigen risico. Hierdoor hoeft niemand een groter dan aanvaardbaar deel van zijn of haar inkomen aan Zvw-premie te betalen. De Belastingdienst/Toeslagen betaalt deze zorgtoeslag uit en is verantwoordelijk voor de uitvoering en het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de zorgtoeslag. De uitgavenraming zorgtoeslag is op basis van ramingen van het Centraal Planbureau verlaagd bij eerste suppletoire begroting met € 235,3 miljoen en verlaagd bij tweede suppletoire begroting met € 402,6 miljoen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in 2018 in totaal € 5.295 miljoen betaald aan voorschotten zorgtoeslag en nabetalingen ten behoeve van definitieve tegemoetkomingen in voorgaande jaren. Dit leidt tot een opwaartse bijstelling van € 723 miljoen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Hier staan € 663 miljoen ontvangsten zorgtoeslag tegenover. Per saldo zijn de netto-uitgaven aan zorgtoeslag dan ook € 60 miljoen hoger uitgekomen dan geraamd in de tweede suppletoire begroting 2018.

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

Chronisch zieken en gehandicapten ontvangen een algemene tegemoetkoming in de meerkosten die zij hebben als gevolg van hun chronische ziekte of handicap. De Wtcg is afgeschaft per 2014. De raming voor 2018 bedroeg circa € 1,9 miljoen. Dit bedrag is bij eerste suppletoire begroting met € 1,8 miljoen verlaagd. Het budget is bestemd voor nabetalingen over de tegemoetkomingsjaren 2009 tot en met 2013. Het betreft betalingen aan rechthebbenden waarvan het rekeningnummer (alsnog) beschikbaar is gekomen. Het aantal nabetalingen is inmiddels sterk teruggelopen. Van het budget is uiteindelijk in 2018 slechts € 0,03 miljoen tot uitbetaling gekomen.

Tegemoetkoming specifieke zorgkosten (TSZ)

Conform het begrotingsakkoord 2014 blijft fiscale aftrek mogelijk van uitgaven voor specifieke zorgkosten. De TSZ-regeling is een tegemoetkomingsregeling voor personen die in de inkomstenbelasting hun uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel kunnen verzilveren.

De oorspronkelijke raming voor 2018 was € 37,4 miljoen en is in de tweede suppletoire begroting verhoogd tot € 45,9 miljoen. De Belastingdienst heeft in 2018 definitieve IB-aanslagen sneller opgelegd en daardoor een groot deel van de tegemoetkomingen eerder kunnen vaststellen. Deze versnelling heeft ertoe geleid dat de uitgaven € 16 miljoen hoger zijn uitgevallen.

Ontvangsten

De ontvangsten zorgtoeslag bedragen € 663 miljoen. Bestaand uit: € 657 miljoen terugontvangsten zorgtoeslag inclusief bijkomende heffingsrente, als ook € 6 miljoen bijkomende invorderingsrente. De ontvangsten voor de TSZ bedragen € 0,3 miljoen.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 9 Algemeen

A. Inleiding

In dit niet-beleidsartikel worden de departementsbrede uitgaven vermeld die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel.

B. Ministeriële verantwoordelijkheid

Het Ministerie van VWS is verantwoordelijk voor het stimuleren, afstemmen en waarborgen van internationale samenwerking op de beleidsterreinen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op specifieke gebieden wordt hiertoe nadrukkelijk samengewerkt met andere ministeries. Vooral de samenwerking met de Ministeries van Buitenlandse Zaken (WHO/VN, drugs, geneesmiddelenbeleid en life sciences and health en HIV/Aids), Justitie en Veiligheid (drugs, radicalisering), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (antimicrobiële resistentie, life sciences and health, geneesmiddelenbeleid en gezonde voeding & voedselveiligheid) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (sociale zekerheid), is hierbij van belang.

C. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Verplichtingen 36.020 31.095 18.689 33.790 52.910 33.140 19.770
waarvan garantieverplichtingen 3.087 0 3.087
waarvan overige verplichtingen 49.823 33.140 16.683
Uitgaven 39.260 33.736 21.399 33.369 53.691 33.140 20.551
1. Internationale samenwerking 4.638 4.843 6.275 6.854 4.178 4.671 – 493
Opdrachten 0 75 1.873 9 1 0 1
Overig 0 75 1.873 9 1 0 1
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties 3.834 3.964 4.074 6.267 3.299 4.671 – 1.372
World Health Organization 3.221 3.260 3.488 3.150 2.990 3.868 – 878
Overig 613 704 586 3.117 309 803 – 494
Bijdrage aan agentschappen 804 804 328 578 878 0 878
Overig 804 804 328 578 878 0 878
2. Verzameluitkering 8.559 0 0 0 0 0 0
Bijdragen aan andere medeoverheden 8.559 0 0 0 0 0 0
Overig 8.559 0 0 0 0 0 0
3. Eigenaarsbijdrage RIVM 26.062 28.893 15.124 21.515 44.513 18.469 26.044
Bekostiging 26.062 28.893 15.124 0 0 0 0
Eigenaarsbijdrage RIVM 26.062 28.893 14.443 0 0 0 0
Eigenaarsbijdrage CIBG 0 0 681 0 0 0 0
Bijdragen aan agentschappen 0 0 0 21.515 44.513 18.469 26.044
Eigenaarsbijdrage RIVM 0 0 0 19.703 27.990 18.469 9.521
Eigenaarsbijdrage aCBG 0 0 0 1.812 4.448 0 4.448
Eigenaarsbijdrage CIBG 0 0 0 0 12.075 0 12.075
4. Begrotingsreserve achterborg WFZ-garanties 0 0 0 5.000 5.000 10.000 – 5.000
Garanties 0 0 0 5.000 5.000 10.000 – 5.000
Overig 0 0 0 5.000 5.000 10.000 – 5.000
Ontvangsten 1.000 0 597 5.279 632 0 632
Overig 1.000 0 597 5.279 632 0 632
D. Toelichting op de instrumenten
3. Eigenaarsbijdrage RIVM
Bijdrage aan agentschappen
Eigenaarsbijdrage RIVM

De eigenaarsbijdrage RIVM is ca. € 9,5 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Daarnaast heeft een nadere uitsplitsing plaatsgevonden van dit budget naar het aCBG. De hogere eigenaarsbijdrage aan het RIVM wordt grotendeels veroorzaakt doordat extra middelen beschikbaar zijn gesteld voor de verbetering en vernieuwing van de informatievoorziening (€ 12,8 miljoen). Daarnaast is sprake van een verlaging van de bijdrage op dit artikel die samenhangt met een herschikking van het budget van de projectdirectie Antonie van Leeuwenhoekterrein (zie ook artikel 10) (€ 3,1 miljoen).

Eigenaarsbijdrage aCBG

De eigenaarsbijdrage van het aCBG is verhoogd met € 4,4 miljoen voornamelijk ter dekking van de kosten van het aCBG om de ICT-systemen op orde te brengen en te houden. Dit mede om te voldoen aan aangescherpte wet- en regelgeving. Daarnaast is de bijdrage verhoogd in verband met de Brexit en de CAO.

Eigenaarsbijdrage CIBG

De bijdrage van het CIBG is verhoogd met € 12,1 miljoen, om de afwaardering van ICT-investeringen en (ICT) afschrijvingskosten die niet vanuit het eigen vermogen van het CIBG bekostigd kunnen worden, te dekken. Daarnaast is sprake van een reservering in verband met hogere kosten als gevolg van de herijkte begroting die niet kunnen worden doorberekend aan de opdrachtgever.

4. Begrotingsreserve achterborg WFZ-garanties
Garanties
Overig

VWS bouwt een begrotingsreserve op bij Financiën met het oog op eventuele schade in het kader van de achterborg voor het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). Gezien de afname van het garantievolume en de inbouw van voldoende risicomitigerende maatregelen, volstaat een jaarlijkse storting van € 5 miljoen. De overtollige middelen (€ 5 miljoen) die gereserveerd stonden op de begroting vallen vrij.

Artikel 10 Apparaatsuitgaven

In dit niet-beleidsartikel wordt ingegaan op de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

A. Apparaatsuitgaven Kerndepartement Budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000).
Verplichtingen 318.527 299.399 310.814 319.861 377.681 272.248 105.433
Uitgaven 318.157 300.731 301.658 322.293 361.603 272.473 89.130
– Personele uitgaven 205.460 206.155 216.973 220.643 242.344 215.617 26.727
waarvan eigen personeel 187.161 188.569 197.758 199.794 220.239 206.486 13.753
waarvan externe inhuur 16.463 15.575 15.088 16.403 18.554 5.700 12.854
waarvan overige personele uitgaven 1.836 2.011 4.127 4.447 3.551 3.431 120
– Materiële uitgaven 112.696 94.575 84.686 101.650 119.259 56.856 62.403
waarvan ICT 4.709 5.480 5.686 6.605 8.165 6.965 1.200
waarvan bijdrage SSO's 50.117 45.535 44.128 43.818 63.396 28.578 34.818
waarvan overige materiële uitgaven 57.870 43.560 34.872 51.228 47.698 21.313 26.385
Ontvangsten 54.958 35.866 28.887 32.958 30.200 11.679 18.521
Overig 54.958 35.866 28.887 32.958 30.200 11.679 18.521
B. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak.
Totaal apparaatsuitgaven Ministerie van VWS 318.157 300.731 301.658 322.293 361.603 272.473 89.130
Personele uitgaven kerndepartement 135.769 136.598 140.098 140.399 155.618 128.897 26.721
waarvan eigen personeel 122.929 123.410 126.649 124.978 139.601 121.385 18.216
waarvan externe inhuur 11.502 11.557 9.822 11.400 12.847 4.826 8.021
waarvan overige personele uitgaven 1.338 1.631 3.627 4.021 3.170 2.686 484
Materiële uitgaven kerndepartement 95.764 75.915 66.041 76.546 88.491 37.203 51.288
waarvan ICT 2.819 3.508 3.226 3.885 5.717 3.319 2.398
waarvan bijdrage SSO's 50.079 45.125 41.691 41.109 56.638 24.332 32.306
waarvan overige materiële uitgaven 42.866 27.282 21.124 31.552 26.136 9.552 16.584
Personele uitgaven inspecties 55.028 54.336 60.910 63.144 67.079 68.204 – 1.125
waarvan eigen personeel 49.809 50.473 55.850 58.381 62.070 66.935 – 4.865
waarvan externe inhuur 4.721 3.483 4.560 4.337 4.628 524 4.104
waarvan overige personele uitgaven 498 380 500 426 381 745 – 364
Materiële uitgaven inspecties 12.737 12.731 11.773 18.249 24.316 15.481 8.835
waarvan ICT 1.374 1.092 611 1.206 981 2.961 – 1.980
waarvan bijdrage SSO's 35 407 2.437 2.709 6.752 3.950 2.802
waarvan overige materiële uitgaven 11.328 11.232 8.725 14.334 16.583 8.570 8.013
Personele uitgaven SCP en raden 14.663 15.221 15.965 17.100 19.647 18.516 1.131
waarvan eigen personeel 14.423 14.686 15.259 16.434 18.568 18.166 402
waarvan externe inhuur 240 535 706 666 1.079 350 729
waarvan overige personele uitgaven 0 0 0 0 0 0 0
Materiële uitgaven SCP en raden 4.195 5.929 6.872 6.855 6.452 4.172 2.280
waarvan ICT 516 880 1.849 1.513 1.467 685 782
waarvan bijdrage SSO's 3 3 0 0 6 296 – 290
waarvan overige materiële uitgaven 3.676 5.046 5.023 5.342 4.979 3.191 1.788
Totaal apparaatskosten agentschappen 424.597 422.223 422.652 460.550 469.576 438.525 31.051
Agentschap College Ter Beoordeling van Geneesmiddelen 38.250 38.250 38.250 47.405 51.835 40.000 11.835
Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg 42.547 42.973 43.402 58.329 70.778 41.425 29.353
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu 343.800 341.000 341.000 354.816 346.963 357.100 – 10.137
Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s 225.185 311.157 292.433 292.557 286.981 300.619 – 13.638
Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw) 5.516 5.366 5.366 6.000 6.3511 5.456 895
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) 0 77.811 71.363 67.316 64.000 59.663 4.337
Centraal Administratie Kantoor (CAK) 102.156 100.916 87.335 87.335 111.1611 118.844 – 7.683
Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) 3.815 3.160 2.761 2.700 1.878 1.934 – 56
Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s) 2.900 3.352 4.124 – 772
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) 47.120 52.756 54.821 51.400 48.5671 58.755 – 10.188
Zorginstituut Nederland (ZiNL) 62.928 67.738 70.016 71.800 48.550 48.273 277
College Sanering Zorginstellingen (CSZ) 2.923 2.700 2.500 2.300 2.5831 2.820 – 282
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) 727 710 713 806 584 750 – 166
Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Roma Sinti 0 0 558 0 0 0 0
1 De cijfers hebben betrekking op het verantwoordingsjaar 2017.
D. Extracomptabele tabel invulling taakstelling (bedragen x € 1.000).
Departementale taakstelling (totaal) 16.900 26.200 30.550 30.850
Kennisinfrastructuur
Preventie, jeugd en sport 3.600 3.600 3.600 3.600
Langdurige zorg 3.300 3.300 3.300 3.300
Curatieve zorg 1.000 1.200 1.200 1.200
Totaal kennisinfrastructuur 7.900 8.100 8.100 8.100
Inspecties
IGZ 630 1.440 1.800 1.800
IJZ 70 160 200 200
Totaal inspecties 700 1.600 2.000 2.000
Agentschappen
CIBG 300 800 1.000 1.000
RIVM 4.400 7.900 9.300 9.300
Totaal agentschappen 4.700 8.700 10.300 10.300
ZBO's/RWT's
CAK 200 500 600 600
ZiNL 500 500 1.200 1.500
ZonMw 300 700 850 850
CIZ 2.600 6.100 7.500 7.500
Totaal ZBO's/RWT's 3.600 7.800 10.150 10.450
E. Toelichting op de instrumenten
2.1 Toelichting apparaatsuitgaven kerndepartement
Personele uitgaven kerndepartement

De personele uitgaven van het kernministerie bestaan uit alle personeelsuitgaven van het kernministerie inclusief de inhuur van externen voor zowel primaire als ondersteunende processen. De personele uitgaven van het kerndepartement zijn door diverse oorzaken € 26,7 miljoen hoger uitgevallen dan voorzien in de ontwerpbegroting 2018.

De toename in eigen personeel heeft grotendeels betrekking op projectdirectie Anthonie van Leeuwenhoekterrein (per saldo € 8,4 miljoen) en op de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (€ 4,5 miljoen). Daarnaast is een aantal noodzakelijke personele intensiveringen van het kerndepartement verwerkt ten behoeve van de uitvoering van de beleidsagenda van VWS. Dit betreft onder andere de uitvoering van het actief donorregistratiesysteem (€ 0,2 miljoen), de uitvoering van diverse regeerakkoordmaatregelen (€ 1 miljoen) en versterking van een aantal stafdirecties (bestuurlijk, facilitair, juridisch en communicatie) (€ 5,1 miljoen).

De hogere uitgaven voor externe inhuur hangen samen met de herschikking van het budget voor het Antonie van Leeuwenhoekterrein (€ 1,7 miljoen). Daarnaast is onder meer sprake van hogere uitgaven voor inschakeling van de Landsadvocaat (€ 1,1 miljoen) en zijn in verband met externe inhuur gereserveerde middelen voor een ICT-project bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (€ 1,7 miljoen), programma PGB (€ 1,6 miljoen) en het programma tegen eenzaamheid (€ 1,1 miljoen) herschikt.

Materiële uitgaven kerndepartement

De materiële uitgaven van het kerndepartement zijn de uitgaven voor ondersteunende processen voor het kerndepartement. De materiële uitgaven van het kerndepartement zijn door diverse oorzaken € 51,3 miljoen hoger uitgevallen dan voorzien in de ontwerpbegroting 2018.

De toename in bijdrage aan SSO’s (€ 32,3 miljoen) hangt grotendeels samen met de huisvesting van EMA (per saldo € 17,9 miljoen) en de hogere uitgaven voor SSO’s (€ 14,6 miljoen). De hogere uitgaven voor SSO’s worden met name veroorzaakt door een aantal technische mutaties die voortkomen uit het doorbelasten van de uitgaven voor SSO’s naar de verschillende onderdelen van VWS. Het gaat daarbij om kosten voor bijvoorbeeld ICT-dienstverlening en huisvesting, waarvan de facturen van dit onderdeel centraal worden betaald aan de rijksbrede SSO’s. Tegenover deze uitgaven staan ontvangsten vanuit de organisatieonderdelen.

De toename in overige materiële uitgaven (€ 16,6 miljoen) hebben met name betrekking op projectdirectie Antonie van Leeuwenhoekterrein. Door onder andere herschikking van het budget vanuit het opdrachtgeversbudget op artikel 1 (€ 7,4 miljoen), het eigenaarsbudget op artikel 9 (€ 3,1 miljoen), herschikking van de personele uitgaven (€ 1,6 miljoen) en de verbetering van laboratoria (€ 4 miljoen) zijn de overige materiele uitgaven bij deze projectdirectie met € 18,4 miljoen toegenomen.

2.2 Toelichting apparaatsuitgaven inspecties

De personele uitgaven van de inspecties laten per saldo een daling in de realisatie zien van € 1,1 miljoen ten opzichte van de ontwerpbegroting. De post eigen personeel is € 4,9 miljoen lager uitgevallen en de externe inhuur is € 4,1 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. De werving van functies die schaars zijn op de arbeidsmarkt vraagt meer tijd waardoor IGJ extern moet inhuren om hierin te voorzien. Dit leidt tot lagere uitgaven aan salarissen en hogere uitgaven voor externe inhuur. Dit geldt ook voor tijdelijke inhuur als overbrugging bij vacatures. Daarnaast zijn de materiële uitgaven hoger uitgevallen dan begroot (€ 8,8 miljoen). Belangrijkste oorzaken hiervan zijn hogere uitgaven voor ICT en hogere uitgaven ten behoeve van het CIBG waar in 2018 aanzienlijk hogere kosten in rekening zijn gebracht over 2018 en met terugwerkende kracht over 2017 als gevolg van een financiële herstructurering.

Loonbijstelling 2018 / CAO-Rijk

Jaarlijks ontvangt VWS een algemene compensatie voor de loonbijstelling. Hierdoor zijn de personele uitgaven in totaal gestegen met € 3,5 miljoen.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn € 18,5 miljoen hoger uitgevallen ten opzichte van de ontwerpbegroting. De grootste mutaties betreffen de ontvangsten van buitendiensten aan het kerndepartementen voor bijdrage aan SSO’s (€ 7,4 miljoen) en de ontvangsten van projectdirectie Antonie van Leeuwenhoekterrein (€ 6,0 miljoen). Daarnaast vallen de ontvangsten van IGJ hoger uit (€ 1,9 miljoen) en is bij het SCP sprake van ontvangsten voor externe projecten en hogere ontvangsten van departementen (€ 1,4 miljoen).

Artikel 11 Nominaal en onverdeeld

A. Inleiding

Dit niet-beleidsartikel heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op dit artikel geplaatst die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegedeeld.

B. Nominaal en onvoorzien: opbouw verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de vastgestelde begroting t, realisatie en het verschil (bedragen x € 1.000).
Verplichtingen 0 0 0 0 0 –16.181 16.181
Uitgaven 0 0 0 0 0 – 16.222 16.222
Loonbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
– waarvan programma 0 0 0 0 0 0 0
– waarvan apparaat 0 0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 9.887 – 9.887
– waarvan programma 0 0 0 0 0 7.872 – 7.872
– waarvan apparaat 0 0 0 0 0 2.015 – 2.015
Onvoorzien 0 0 0 0 0 0 0
Taakstelling 0 0 0 0 0 – 26.109 26.109
– waarvan programma 0 0 0 0 – 26.109 26.109
– waarvan apparaat 0 0

0

0

0 0 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
Overig 0 0 0 0 0 0 0
C. Toelichting op de instrumenten
Prijsbijstelling

Zoals in de tweede suppletoire begroting 2018 is gemeld is de prijsbijstelling toebedeeld aan de diverse instrumenten in de begroting.

Taakstelling

Zoals in de tweede suppletoire begroting 2018 is gemeld is de taakstellende onderuitputting gerealiseerd.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In deze bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op de elementen die op basis van de RBV 2019 nadere aandacht vergen dan wel daarin verplicht zijn voorgeschreven.

Paragraaf 1 – Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de overschrijdingen van de tolerantiegrenzen betreffende rechtmatigheid.

Totaal artikelen 16.202.631 324.053 2.667 884.125 886.792 5,47%
Artikel 1 650.342 32.517 438 278.267 278.705 42,86%
Artikel 4 1.376.672 68.834 230 426.341 426.571 30,99%
Artikel 5 118.463 11.846 55 38.527 38.582 32.57%
Artikel 6 90.689 9.069 650 11.600 12.250 13,51%

Het totaal aan fouten op de verplichtingen bedraagt over 2018 circa € 2,7 miljoen en het totaal aan onzekerheden circa € 884 miljoen. Dit veroorzaakt overschrijdingen van de tolerantiegrenzen op totaalniveau en op de artikelen 1, 4, 5 en 6 van de VWS-begroting.

Het overgrote deel van deze overschrijdingen is gerelateerd aan het ontbreken en onvoldoende kwaliteit van staatssteuntoetsen. Op artikel 1 gaat het in dat kader om circa € 276,5 miljoen, op artikel 4 om circa € 422,3 miljoen, op artikel 5 om circa € 38,5 miljoen en op artikel 6 om € 11,6 miljoen.

In deze bedrijfsvoeringsparagraaf wordt bij het onderdeel financieel en materieel beheer ingegaan op de maatregelen die getroffen zijn om de problemen omtrent Staatssteuntoetsing binnen het Ministerie van VWS het hoofd te bieden.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

De Auditdienst Rijk constateert dat de verzorging en aanlevering van niet-financiële informatie door beleidsdirecties van VWS (die hier primair voor verantwoordelijk zijn) op een ordelijke en controleerbare wijze wordt uitgevoerd.

Financieel- en materieel beheer

Subsidiebeheer

In 2018 is binnen VWS het project Verbetering Subsidiebeheer van start gegaan. In paragraaf 3 wordt ingegaan op de acties die hier uit voortvloeien. Aanleiding voor het project was onder meer dat de Algemene Rekenkamer in het Verantwoordingsonderzoek 2017 een ernstige onvolkomenheid geconstateerd heeft ten aanzien van het subsidiebeheer van VWS. De Algemene Rekenkamer wees daarbij op tekortkomingen bij:

– het uitvoeren van staatssteuntoetsen; en

– de opzet en uitvoering van het beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies (MenO-beleid).

Hierna wordt op beide onderwerpen nader ingegaan.

Staatssteuntoetsing

Eind 2017 is VWS gestart met een verbetertraject staatssteuntoetsing. Dit is gericht op subsidieregelingen, instellings- en projectsubsidies. Nieuwe subsidieregelingen zijn getoetst op staatssteun. Bestaande subsidieregelingen die nog niet volledig zijn getoetst worden voor een verlenging of herziening alsnog van een toets voorzien. Dit leidt tot onzekerheden. De meeste instellingssubsidies (115 van de 130) zijn in 2018 voor de verlening 2019 getoetst op staatssteun. Voor het resterende aantal is dit nog niet gelukt. Het overgrote deel (119 van de 134) van alle nieuwe projectsubsidies is in 2018 getoetst op staatssteun. Voor een klein aantal projectsubsidies was dat niet uitvoerbaar. De Tweede Kamer is eind 2018 geïnformeerd over de voortgang van de staatssteuntoetsen (TK 29 214, nr. 80).

Tevens is in 2018 flink ingezet op het vergroten van aandacht voor en de kennis over staatssteun, gericht op financiële medewerkers en beleidsmedewerkers. Er zijn daarvoor diverse workshops en kennissessies georganiseerd. Het vooraf toetsen van subsidies op staatssteun is onderdeel van het reguliere werkproces gaan uitmaken. Om de resultaten te bestendigen zal ook in 2019 de nodige aandacht aan het onderwerp staatssteun worden gegeven.

Beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies

Medio 2018 is gestart met een traject ter verbetering van het MenO-beleid, als onderdeel van een breder project Verbetering Subsidiebeheer VWS. In 2018 is de governance ten aanzien van het subsidiebeheer vastgesteld, het centrale MenO-beleid vastgesteld en het reviewbeleid aangescherpt.

Pgb-trekkingsrechten

In 2018 heeft de focus gelegen op de verdere ontwikkeling van het PGB2.0-systeem. Daarnaast is in 2018 de eerste stap gezet met betrekking tot de implementatie van het nieuwe systeem. Op 18 juni is gestart met een pilot met gemeente Westland en zorgkantoor DSW. De pilot draait op een eerste versie van het systeem wat een deel van de noodzakelijke ondersteuning bevat voor budgethouders, verstrekkers en SVB zoals vastgesteld door de partijen waaronder Per Saldo. De ervaringen van het schaduwdraaien en de pilot zijn door DSW (voor het Zorgdomein) en de SVB (voor het Financieel domein) gebruikt om het PGB2.0-systeem verder te ontwikkelen. Ook zijn in 2018 de voorbereidingen gestart voor de inrichting van de tijdelijke beheer- en ontwikkelorganisatie om het Zorgdomein tijdelijk te beheren en door te ontwikkelen. Tenslotte heeft eind 2018 het BIT een advies afgegeven over het PGB2.0-systeem. De Kamer is in 2018 over het PGB2.0-systeem geïnformeerd op 16 februari, 17 mei, 1 oktober en 19 november (TK 25 657, nr. 297, TK 25 657, nr. 298, TK 25 657, nr. 299, TK 25 657, nr. 302). De Minister van VWS heeft de ADR opdracht gegeven voor een quick scan naar de opvolging van de aanbevelingen van het BIT (TK 25 657, nr. 305).

Zorgverzekeringskantoor Caribisch Nederland

VWS heeft de verantwoording over 2017 van het Zorgverzekeringskantoor BES (ZVK) ontvangen. De verantwoording is voorzien van een controleverklaring en een accountantsverslag. De externe accountant is van oordeel dat de verantwoording van het ZVK een getrouw beeld geeft. De accountant heeft een controleverklaring van oordeelonthouding afgegeven ten aanzien van de rechtmatigheid. Met een aantal zorgaanbieders worden budgettcontracten afgesloten op basis van het Besluit Zorgverzekering BES. Er wordt onderzocht op welke wijze de rechtmatigheid van deze uitgaven kan worden vastgesteld.

Externe inhuur

In 2018 heeft VWS een percentage van 9,9% externe inhuur gerealiseerd (norm: <10%). In het kader van de verhuizing van het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) van Londen naar Amsterdam is afgelopen jaar twee keer de Landsadvocaat ingehuurd voor juridisch advies boven het maximumtarief van € 225 per uur (vanwege de korte doorlooptijd, de complexiteit van de vraagstelling en het ontbreken van de benodigde expertise binnen VWS).

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

In 2018 heeft het Ministerie van VWS gewerkt aan het verbeteren van de sturing op informatiebeveiliging en de bewustwording over het onderwerp binnen het departement. VWS heeft de inrichting van de beveiligingsorganisatie gewijzigd om de effectiviteit van de sturing op dit onderwerp te verbeteren, waarbij de Beveiligingsambtenaar dichter bij de departementale leiding is geplaatst en de Chief Information Security Officer (CISO) nu onder de departementale Chief Information Officer (CIO) valt. Verder is het informatiebeveiligingsbeleid van het departement en de concernonderdelen geactualiseerd. Daar zijn ook nieuwe sturingsinstrumenten in verankerd, zoals het managementsysteem voor informatiebeveiliging. VWS heeft in 2018 tevens sturing en beheersing van informatiebeveiliging verder geïntegreerd met de departementale P&C-cyclus en het concernbrede risicomanagement.

In februari 2019 heeft VWS een In Control Verklaring (ICV) afgegeven aan het Ministerie van BZK over de informatiebeveiliging. VWS heeft een managementsysteem om op basis van risicomanagement te sturen op informatiebeveiliging. Hierbij wordt nauw samengewerkt tussen de concernonderdelen van VWS en concernonderdelen hebben een tussentijdse ICV opgeleverd. Daarnaast zijn er site visits bij concernonderdelen afgelegd. Daar waar de inrichting van processen en informatiesystemen bij concernonderdelen nog verbetering behoeft, zijn verbeterplannen aanwezig om de benodigde maatregelen in te voeren.

E-facturatie

Alle aanbestedende diensten in Europa zijn conform de EU-Richtlijn Elektronische facturering bij overheidsopdrachten uiterlijk per november 2018 verplicht om e-factureren te implementeren. Dit betekent dat deze diensten e-facturen van leveranciers moeten kunnen ontvangen en verwerken. De EU-richtlijn is in Nederland uitgewerkt in de Aanbestedingswet en het Aanbestedingsbesluit. Deze wijzigingen gaan in op 18 april 2019. Vooruitlopend op de EU-Richtlijn, de Aanbestedingswet en het Aanbestedingsbesluit is op 16 juni 2016 door de Ministers van Economische Zaken en voor Wonen en Rijksdienst besloten en bekendgemaakt dat de Rijksoverheid vanaf 1 januari 2017 bij nieuwe overeenkomsten voor de levering van producten, verrichting van diensten of voor de uitvoering van werken van leveranciers, een elektronische factuur eist. Dit ligt vast in het Toepassingskader elektronisch factureren Rijksoverheid. Tot nu toe werden leveranciers nog niet aangesproken op niet-naleving van de plicht tot e-facturatie. In 2018 zijn door de vijf bij het Financieel Diensten Centrum (FDC) aangesloten departementen (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ministerie van Financiën, Ministerie van Onderwijs, Cultuur Wetenschap, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) in projectvorm de nodige voorbereidingen getroffen om de naleving van de inkoopvoorwaarde e-facturatie door leveranciers te stimuleren. De maatregelen starten in de loop van 2019.

Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

MenO-beleid

Fraudebestrijding

VWS heeft in nauw overleg met zorgaanbieders, zorgverzekeraars, handhavingspartners en organisaties van patiënten en cliënten het programmaplan Rechtmatige Zorg 2018–2021 – aanpak van fouten en fraude in de zorg (TK 28 828, nr. 108) opgesteld dat op 19 april 2018 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Dit programmaplan heeft als doel een forse vermindering van onrechtmatigheden in de zorg. Dit doen wij op drie manieren: (i) we zetten sterk in op het voorkomen van fouten en fraude, (ii) we focussen ons op vijf specifieke zorgsectoren en (iii) via wetgevingstrajecten bouwen we de juiste randvoorwaarden om fouten en fraude te voorkomen en te bestrijden.

In de eerste voortgangsrapportage Rechtmatige Zorg 2018–2021, die op 21 december 2018 aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 28 828, nr. 111), zijn de activiteiten en behaalde resultaten ten aanzien van de versterking van rechtmatige zorg over het afgelopen jaar nader toegelicht. Het gaat hierbij onder andere om het aanpakken van de meest voorkomende knelpunten in het registratie- en declaratieproces om fouten te voorkomen, het beter voorlichten van nieuwe toetreders over waar zij aan moeten voldoen als zij starten met het verlenen van zorg en is gewerkt aan het verbeteren van de juridische en wettelijke mogelijkheden om fraude te voorkomen en aan te pakken, bijvoorbeeld door gegevensuitwisseling beter mogelijk te maken.

Uitvoerings- en privacyrisico’s grote lopende ICT-projecten

In 2018 had VWS één project met een meerjarenbegroting boven de € 5 miljoen dat is geclassificeerd als een Groot ICT-project. Het betreft het project Informatievoorziening van Morgen (IVvM). Het project IVvM heeft ten doel een werkend informatiesysteem (een zaaksysteem en een Document Management Systeem) op te leveren dat het primaire (toezichts)proces van de IGJ ondersteunt. Door middel van het Rijks ICT-Dashboard is het lopende project aan de Tweede Kamer gerapporteerd (https://www.rijksictdashboard.nl/projecten/469342). In 2017 heeft een PIA (Privacy Impact Assessment) plaatsgevonden. De CIO VWS heeft in 2018 een tweede CIO-oordeel uitgebracht over het project en een aantal aanbevelingen meegegeven om de uitvoeringsrisico’s verder te mitigeren. De aanbevelingen zijn opgevolgd door de IGJ.

Gebruik open standaarden

Er zijn geen gevallen bekend binnen het concern VWS waarbij is afgeweken van het gebruik van open standaarden.

Betaalgedrag

In 2018 heeft VWS een percentage van 94,9% tijdig betaalde facturen gerealiseerd (facturen betaald binnen 30 dagen). Dit ligt net onder de norm van 95%. Volgend jaar kan een verbetering worden gerealiseerd door de verplichte invoering van e-facturering per 1 april 2019.

Activiteiten Audit Committee

Het Audit Committee van VWS is in 2018 vier keer bijeen geweest. De reguliere producten uit de jaarlijkse verantwoording van VWS en controles zijn geagendeerd en besproken. Het Audit Committee VWS is in 2018 verder gegaan op de weg van een Audit Committee met de nadruk op strategische gespreksonderwerpen door over de strategische risico’s van VWS te praten, zoals het arbeidsmarktbeleid, de Hoofdlijnenakkoorden, het preventie- en sportakkoord en de huisvesting van de EMA.

Checks and Balances subsidieregelingen

Voorafgaand aan publicatie en inwerkingtreding, worden alle subsidieregelingen door het Expertisecentrum Subsidies getoetst op rechtmatigheid en uitvoerbaarheid. De risicoanalyse, die bij elke subsidieregeling verplicht is, vormt daarvoor belangrijke input. Het Expertisecentrum Subsidies bestaat uit subsidiespecialisten van de directie Wetgeving en Juridische Zaken, de directie Financieel-Economische Zaken, de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen en de Auditdienst Rijk. Alleen regelingen voorzien van een paraaf van de voorzitter van het Expertisecentrum, mogen ter ondertekening worden voorgelegd aan de Minister.

Toezicht normenkader financieel beheer

Er hebben zich in 2018 geen beleidsmatige of algemene ontwikkelingen voorgedaan ten aanzien van het toezicht op het normenkader financieel beheer.

Paragraaf 3 – Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen bedrijfsvoering

Verbeteringen in subsidiebeheer

Medio 2018 is gestart met het project Verbetering Subsidiebeheer VWS. In 2019 worden in dit kader vervolgacties uitgevoerd. Het gaat hierbij onder andere om het verder aanscherpen en operationaliseren van het centrale (MenO-)beleid, door een vertaling hiervan naar praktische handreikingen en procesbeschrijvingen. Daarnaast wordt de interne controle ten aanzien van het subsidiebeheer versterkt door de inzet van risicogerichte onderzoeken. De informatievoorziening voor beleidsmedewerkers ten aanzien van subsidies wordt verbeterd door het inrichten van een centraal informatiepunt en het geven van (extra) workshops en kennissessies.

C. JAARREKENING

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT (BEDRAGEN X € 1.000)

Totaal 14.683.803 15.261.447 99.585 16.202.631 15.374.412 838.072 1.518.828 112.965 738.487
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 6.256.452 6.352.662 97.792 7.809.782 6.490.298 168.529 1.553.330 137.636 70.737
1 Volksgezondheid 655.043 669.585 8.403 650.342 651.562 35.248 – 4.701 – 18.023 26.845
3 Langdurige zorg en ondersteuning 4.003.091 3.935.770 3.441 4.981.713 3.908.966 5.694 978.622 – 26.804 2.253
4 Zorgbreed beleid 946.178 1.094.983 68.860 1.376.672 1.130.063 85.356 430.494 35.080 16.496
5 Jeugd 90.135 90.135 4.508 118.463 117.753 7.190 28.328 27.618 2.682
7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II 272.798 272.798 901 252.001 266.660 4.209 – 20.797 – 6.138 3.308
9 Algemeen 33.140 33.140 0 52.910 53.691 632 19.770 20.551 632
10 Apparaatsuitgaven 272.248 272.473 11.679 377.681 361.603 30.200 105.433 89.130 18.521
11 Nominaal en onvoorzien – 16.181 – 16.222 0 0 0 0 16.181 16.222 0
Medische Zorg 8.427.351 8.908.785 1.793 8.392.849 8.884.114 669.543 – 34.502 – 24.671 667.750
2 Curatieve Zorg 3.054.882 3.523.559 1.053 2.953.820 3.449.505 5.701 – 101.062 – 74.054 4.648
6 Sport en bewegen 125.320 136.135 740 90.689 86.241 726 – 34.631 – 49.894 – 14
8 Tegemoetkoming specifieke kosten 5.247.149 5.249.091 0 5.348.340 5.348.368 663.116 101.191 99.277 663.116

8. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT AGENTSCHAPPEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2018 inzake baten-lastenagentschap van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) (bedragen x € 1.000)

Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
Totaal baten 43.500 50.062 6.562 47.717
Totaal lasten 43.500 54.100 9.8501 49.123
Saldo van baten en lasten 0 – 4.038 – 3.288 – 1.406
Totaal kapitaaluitgaven 1.500 364 – 1.136 6.425
Totaal kapitaalontvangsten 1.000 3.199 2.199 1.812
Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg
Totaal baten 46.593 82.937 36.344 58.570
Totaal lasten 46.593 78.929 32.336 74.101
Saldo van baten en lasten2 0 4.008 4.008 – 15.531
Totaal kapitaaluitgaven 5.000 13.004 8.004 9.707
Totaal kapitaalontvangsten 3.000 28.238 25.238 4.000
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Totaal baten 360.800 332.850 – 27.950 324.299
Totaal lasten 360.800 353.350 – 7.450 334.599
Saldo van baten en lasten2 0 – 20.500 – 20.500 – 10.300
Totaal kapitaaluitgaven 3.700 4.722 1.022 7.330
Totaal kapitaalontvangsten 0 13.800 13.800 5.975

1 Door een fout in de optelsom in de oorspronkelijk vastgestelde begroting wijkt het verschil meer af dan uit deze presentatie blijkt. Zie agentschapsparagraaf aCBG voor nadere toelichting.

2 Het bedrag is exclusief Vpb. Zie agentschapsparagraaf.

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

9. JAARVERANTWOORDING AGENTSCHAPPEN PER 31 DECEMBER 2018

1. Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG)

Jaarverantwoordingen agentschappen per 31 december 2018

Baten
Omzet moederdepartement 1.225 4.062 2.837 1.529
Omzet overige departementen 612 747 135 826
Omzet derden 41.663 45.211 3.548 45.151
Rentebaten 0 3 3 1
Vrijval voorzieningen 0 0 0 0
Bijzondere baten 0 39 39 210
Totaal baten 43.500 50.062 6.562 47.717
Lasten
Apparaatskosten 40.000 51.835 11.835 47.405
– Personele kosten 26.500 36.445 9.945 32.891
Waarvan eigen personeel 24.500 29.980 5.480 26.090
Waarvan externe inhuur1 2.000 5.013 3.013 4.912
Waarvan overige personele kosten 1.452 1.452 1.889
– Materiële kosten 13.500 15.390 1.890 14.514
Waarvan apparaat ICT 2.500 6.319 3.819 5.351
Waarvan overige materiele kosten 11.000 9.071 – 1.929 9.163
ZBO College 750 584 – 166 806
Afschrijvingskosten 3.500 1.082 – 2.418 871
– Immaterieel 1.000 261 – 739 74
– Materieel 2.500 821 – 1.679 797
Overige lasten 599 599 41
– Dotaties voorzieningen 40 40 0
– Bijzondere lasten 559 559 41
Totaal lasten 43.500 54.100 9.850 49.123
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen 0 – 4.038 – 3.288 – 1.406
Agentschapsdeel Vpb lasten 0 0 0 0
Resultaat na belastingen 0 – 4.038 – 3.288 – 1.406
1 noot: Het begrip externe inhuur in dit overzicht heeft een ruimere definitie dan het begrip van externe inhuur dat gehanteerd wordt voor de berekening van de procentuele norm maximaal toegestane externe inhuur

In de oorspronkelijk vastgestelde begroting is helaas een optelfout geslopen. De post van € 750 voor ZBO College is niet in de totaaltelling meegenomen. Hierdoor geeft de kolom met verschillen een ander saldo dan de kolom realisatie.

Toelichting op de staat van baten en lasten

Opmerkingen vooraf

De in de kolom oorspronkelijk vastgestelde begroting betreffen de cijfers die in april 2017 zijn ingediend en in de begroting 2018 van VWS zijn opgenomen (stand miljoenennota). Deze cijfers wijken substantieel af van de begroting die gelijk met het jaarplan door de Minister voor Medische Zorg en Sport op 10 januari 2018 is vastgesteld. De realisatie 2017 biedt daarmee een betere vergelijking voor de analyse van de cijfers over 2018.

Tijdens haar controle heeft het ADR het standpunt ingenomen dat bijdragen van het ministerie ten behoeve van de bedrijfsvoering niet in de opbrengsten meegenomen mogen worden. Deze moeten als aanzuivering van het eigen vermogen worden gezien en als directe balansmutatie worden verwerkt. Voor 2018 betreft dit een bedrag van € 2,6 miljoen. Ook de vergelijkende cijfers over 2017 moeten hierom worden aangepast. Voor 2017 wordt de Omzet moederdepartement met een bedrag van € 1,8 miljoen verlaagd.

Resultaat

Het aCBG heeft over 2018 een negatief resultaat behaald van € 4,0 miljoen. Hiervan wordt € 2,6 miljoen gedekt uit een toegezegde bijdrage in het eigen vermogen van het ministerie. De omzet moederdepartement is in 2018 substantieel hoger uitgevallen dan begroot, mede door een bijdrage ter voorbereiding op de Brexit en het project International Collaboration Program (ICP). De kosten zijn tevens hoger uitgevallen dan begroot. De toename in de kosten wordt vooral veroorzaakt door de kosten voor personeel in het kader van de Brexit en kosten van ICT-ontwikkelingen.

Baten

Bij de Tweede suppletoire begrotingswet zijn als gevolg van de begrotingsuitvoeringsrapportage (BUR) 2018 aan het aCBG een aantal bedragen toegekend. Dit betrof onder meer een bedrag van € 0,4 miljoen ontvangen ter compensatie van de cao-ontwikkelingen en € 0,4 miljoen voor de samenwerking met het Portaal voor patiëntveiligheid (PVP).

Naar aanleiding van het besluit van Groot-Brittannië om de Europese Unie te verlaten verwachtte het aCBG dat zij veel extra Europese werkzaamheden zou moeten verrichten (centraal en MRP/DCP). Om de aanloopkosten voor een uitbreiding van de productiecapaciteit te dekken op het moment dat daar nog onvoldoende inkomsten uit tarieven tegenover stonden, heeft het moederdepartement aan het aCBG in 2017 en 2018 jaarlijks een bedrag toegekend van € 1 miljoen. In 2018 is dit bedrag geheel besteed en heeft het aCBG daarnaast zelf ook kosten gemaakt ter voorbereiding op de Brexit.

Ook is een bedrag van € 0,65 miljoen van het ministerie ontvangen ter dekking van de hogere bijdrage aan Lareb voor vaccinbewaking. Deze extra taak was nog niet in de aCBG-tarieven van 2018 opgenomen.

Sinds eind 2017 loopt het project International Collaboration Program (ICP). Het ICP heeft tot doel het Europese regulatoire netwerk van binnenuit te versterken. Dit project wordt met HGIS-gelden gefinancierd. Het aCBG heeft in 2018 zelf € 0,4 miljoen besteed aan dit project. De bijdragen aan de deelnemende landen, ter grootte van € 0,85 miljoen zijn via de balans verwerkt als doorbetaling van ontvangen gelden.

De omzet overige departementen betreft werkzaamheden die door het aCBG op grond van afspraken met het Ministerie van LNV zijn verricht. Hiervoor heeft het aCBG een bedrag van € 0,7 miljoen. ontvangen. Het gaat hierbij om specifieke activiteiten die het Bureau Diergeneesmiddelen van het aCBG verricht op het terrein van veterinaire geneesmiddelen.

Voor het resterende bedrag heeft het aCBG een aantal beoordelingswerkzaamheden uitgevoerd voor het RIVM.

De post omzet derden bestaat uit jaarvergoedingen en de vergoedingen voor de beoordeling van geneesmiddelen. Jaarvergoedingen bestaan uit vergoedingen voor instandhouding van de inschrijving van een humaan of veterinair farmaceutisch product in het register van geneesmiddelen. De omzet derden is in 2018 op gelijk niveau gebleven als 2017.

Lasten

De personele kosten zijn € 9,9 miljoen hoger dan begroot. Ten opzichte van 2017 is de stijging € 3,5 miljoen. Dit is het gevolg van een gestegen aantal medewerkers, zowel intern als extern, benodigd voor de uitvoering van de toegenomen beoordelingswerkzaamheden. In het kader van de Brexit heeft het aCBG extra personeel aangenomen om de verwachte hogere instroom van procedures op te kunnen vangen. Daarnaast was in 2018 extra personeel nodig voor het uitvoeren van extra werkzaamheden in het kader van ICT-ontwikkelingen. Onder de personele kosten zijn tevens de kosten van uitzendkrachten, werving en selectie, scholing, reiskosten en wachtgelden opgenomen.

De materiële kosten zijn per saldo € 1,9 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Ten opzichte van 2017 is de stijging € 0,9 miljoen. Deze stijging wordt verklaard door hogere ICT-kosten voor € 3,8 miljoen. Ten opzichte van 2017 is de stijging van de ICT-kosten € 1,0 miljoen. Tegenover de extra ICT-kosten in 2018 staat een bijdrage van het moederdepartement in het eigen vermogen van € 2,6 miljoen. De overige materiële kosten zijn juist gedaald. Door het uitstellen van investeringen zijn de afschrijvingskosten € 2,4 miljoen lager dan begroot. Ten opzichte van 2017 zijn de afschrijvingslasten met € 0,2 miljoen gestegen.

De overige lasten betreffen vooral het versneld afboeken van de inventaris. Vanaf 2019 is het facilitaire bedrijf van de Belastingdienst verantwoordelijk voor de vervanging van de inventaris, waardoor de activa afgeboekt moesten worden.

De kosten van het ZBO College bestaan uit een schadeloosstelling, vacatiegelden, vergaderkosten en reis- en verblijfkosten voor de leden van het College. De kosten zijn lager dan begroot door lagere salariskosten veroorzaakt door latere invulling van vacatures.

Balans per 31 december 2018 van het baten-lasten agentschap aCBG

Activa
Immateriële vaste activa 459 720
Materiële vaste activa 746 1.994
– Grond en gebouwen 272 409
– Installaties en inventarissen 474 1.585
– Overige materiële vaste activa 0 0
Vlottende activa 20.329 20.632
– Voorraden en onderhanden projecten 0 0
– Debiteuren 7.221 5.712
– Overige vorderingen en overlopende activa 707 1.224
– Liquide middelen 12.401 13.696
Totaal activa 21.534 23.346
Passiva
Eigen vermogen 1.017 2.646
– Exploitatiereserve 5.055 4.052
– Onverdeeld resultaat – 4.038 – 1.406
Voorzieningen 0 0
Langlopende schulden 0 0
– Leningen bij het Ministerie van Financiën 0 0
Kortlopende schulden 20.517 20.700
– Crediteuren 1.609 1.871
– Overige verplichtingen en overlopende passiva 18.908 18.829
Totaal passiva 21.534 23.346

Toelichting op de balans

Materiële vaste activa

De daling in de materiële vaste activa in 2018 komt door het versneld afboeken van een deel van de inventaris. De kosten van deze afboeking zijn in de verlies- en winstrekening verantwoord onder bijzondere lasten.

Debiteuren

De debiteuren worden gewaardeerd tegen nominale waarde, waarbij rekening is gehouden met een voorziening voor mogelijke oninbaarheid (€ 0,3 miljoen). Het debiteurensaldo is met € 1,5 miljoen gestegen, als gevolg van een hoge gefactureerde waarde aan het einde van 2018.

Eigen vermogen

In het eindsaldo over 2017 is de toevoeging van het ministerie aan de exploitatiereserve van € 1,8 miljoen verwerkt. Het negatieve resultaat over 2017 van € 1,4 miljoen is in 2018 aan de exploitatiereserve onttrokken. Omdat de jaarrekening 2017 een positief onverdeeld resultaat van € 0,4 miljoen vermeldde, kwam de stand van het eigen vermogen boven de agentschapsnorm van 5%. Conform de regeling Agentschappen heeft bij de Eerste suppletoire begroting 2018 daarom een afroming van het eigen vermogen plaatsgevonden. Het betrof een bedrag van € 0,2 miljoen. Gezien het verwachte tekort over 2018 heeft het ministerie eind 2018 een rechtstreekse toevoeging aan de exploitatiereserve gedaan van € 2,6 miljoen. Het onverdeelde negatieve resultaat over 2018 van € 4,0 miljoen is in mindering gebracht op het eigen vermogen. Het eigen vermogen ultimo 2018 komt daarmee op € 1,0 miljoen.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Het aCBG ontvangt de verschuldigde vergoeding voor een groot deel van de aanvragen voordat de werkzaamheden verricht zijn. Dit leidt tot een positie van het onderhanden werk op de balans van € 10,9 miljoen. Het resterende saldo bestaat uit reserveringen voor nog te ontvangen facturen, vakantiegeld en eindejaarsuitkeringen voor het personeel en overige schulden.

Onderlinge vorderingen/schulden ministeries en agentschappen

Per 31-12-2018 hebben de volgende vorderingen/schulden betrekking op ministeries en agentschappen:

– vorderingen: debiteuren € 0,1 miljoen, nog te ontvangen VWS € 0,05 miljoen, nog te ontvangen LNV € 0,07 miljoen, nog te ontvangen RIVM € 0,01 miljoen liquide middelen (Financiën) € 12,4 miljoen.

– schulden: nog te betalen IGZ € 0,24 miljoen, nog te betalen RVB € 0,1 miljoen, nog te betalen BZK € 0.03 miljoen, nog te betalen RIVM € 0,05 miljoen).

Het debiteurensaldo bestaat voor € 0,04 miljoen uit vorderingen op het RIVM en voor € 0,03 miljoen uit vorderingen op BZK. Het crediteurensaldo bestaat voor € 0,04 miljoen schulden aan het RIVM.

Kasstroomoverzicht

1. Rekening-courant RHB 1-1-2018 + stand depositorekeningen 17.277 13.696 – 3.581
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 43.500 53.868 10.368
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) – 42.000 – 57.998 – 15.998
2. Totaal operationele kasstroom 1.500 – 4.130 – 5.630
Totaal investeringen (–/–) – 1.500 – 132 1.367
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 559 559
3. Totaal investeringsstroom – 1.500 427 1.926
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) 0 – 232 – 232
Eenmalige storting door moederdepartement (+) 1.000 2.640 1.640
4. Totaal financieringskasstroom 1.000 2.408 1.408
5. Rekening-courant RHB 31-12-2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), 18.277 12.401 – 5.877

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Door het hogere debiteurensaldo is het verwachte beginsaldo per 1 januari 2018 met € 13,7 miljoen, aanmerkelijk lager dan bij het opstellen van de begroting was verwacht (€ 17,3 miljoen).

In 2018 is de liquiditeitspositie verder met € 1,3 miljoen afgenomen, terwijl in de begroting een toename van de liquiditeit was voorzien van ongeveer € 1 miljoen. Deze afname van het liquiditeitssaldo komt vooral door het tekort op de exploitatie. Dit heeft geleid tot een tekort op de operationele kasstroom van € 4,1 miljoen. Deze negatieve kasstroom is, zoals verwacht, gecompenseerd door een bijdrage in het eigen vermogen van € 2,6 miljoen. Deze bijdrage is verantwoord als financieringskasstroom.

Doelmatigheidsindicatoren

Generiek
1. Tarieven/ uur 85 78 87 91 85
2. Omzet per productgroep (bedragen x € 1.000)
– Beoordelen van nationale aanvragen 1.554 1.786 1.771 2.089 2.000
– Beoordelen van Europese aanvragen: centraal 8.769 9.256 9.711 9.132 7.300
– Beoordelen van Europese aanvragen: MRP 496 740 725 728 400
– Beoordelen DCP’s 12.762 9.821 9.824 9.622 10.513
– Beoordelen van homeopathische aanvragen, kruiden en nieuwe voedingsmiddelen 49 62 46 74 250
– Bureau diergeneesmiddelen 2.740 2.450 2.297 2.493 2.300
– Jaarvergoedingen en bijdragen 19.414 20.146 20.779 21.073 18.900
– Overig 83 4.304 2.564 4.851
Totaal omzet 45.867 48.565 47.717 50.062 43.500
3. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur) 288 308 340 351 320
4. Saldo van baten en lasten (% van de baten) 11,11% 11,40% – 2,95% – 8,07% 0,00%
Kwaliteitsindicatoren
1. Aantal gegronde klachten 14 19 13 16 25
2. Aantal zaken per fte 85 81 76 90 86

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Tarieven per uur

Het gemiddelde uurtarief wordt bijgehouden om de kostenefficiency aan te tonen. Deze indicator is een gemiddelde over alle functies waarbij naar het primaire proces wordt gekeken (exclusief onderzoekskosten).

Het uurtarief is in 2018 toegenomen ten opzichte van 2017, onder meer als gevolg van de stijging van de cao-lonen.

Omzet per productgroep

De omzet per productgroep geeft inzicht in de samenstelling van de omzet derden van het aCBG.

De totale omzet is de afgelopen jaren toegenomen. Deze toename wordt vooral veroorzaakt door een toename van het aantal registraties, waardoor de jaarvergoeding toeneemt. Daarnaast zijn de overige opbrengsten sterk gestegen, door hogere bijdragen vanuit het Ministerie van VWS. Deze bijdrage betrof ondermeer een bijdrage voor de stijging van de cao-lonen en de financiering van beleidsprojecten.

Totaal aantal fte

Dit kengetal betreft het totaal aantal fulltime-equivalenten (fte) werkzaam bij het aCBG per 31 december van het jaar, exclusief externe inhuur.

Door het complexer worden van de procedures is meer personeel nodig. Daarnaast vraagt de inzet van beleidsprojecten en ICT-activiteiten meer personele inzet.

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

De ontwikkeling van het procentuele saldo is een weergave van de realisatie, zoals de afgelopen jaren in de jaarrekening is gepresenteerd.

De groei in de kosten is in 2015 en 2016 achtergebleven bij de toename van de omzet. In 2017 en 2018 is de groei in de omzet afgevlakt, terwijl de kosten door zijn blijven groeien. Dit heeft in 2017 geleid tot een tekort van bijna 3% en in 2018 tot een tekort van 8%.

Aantal gegronde klachten

Het aantal gegronde klachten wordt bijgehouden om inzicht te krijgen in de geleverde kwaliteit van de productie. In 2018 zijn 16 gegrond verklaarde klachten binnengekomen. De klachten betreffen voornamelijk opmerkingen van registratiehouders over het reguliere/primaire proces van het aCBG. Het aantal gegronde klachten is in lijn met het aantal van voorgaande jaren.

Aantal zaken per fte

Het aantal zaken per fulltime-equivalent wordt bijgehouden om de efficiency van de productie inzichtelijk te maken.

Het aantal zaken per fte is gestegen ten opzichte van 2017.

2. Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG)

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap CIBG over 2018 (bedragen x € 1.000)

Baten
Omzet moederdepartement 18.996 30.293 11.297 31.978
Omzet overige departementen 3.118 7.730 4.612 3.839
Omzet derden 24.479 37.362 12.883 22.753
Rentebaten
Vrijval voorzieningen
Bijzondere baten 7.552 7.552
Totaal baten 46.593 82.937 36.344 58.570
Lasten
Apparaatskosten 41.425 70.778 29.353 62.685
– Personele kosten 19.270 28.064 8.794 26.680
Waarvan eigen personeel 15.844 20.285 4.441 18.496
Waarvan externe inhuur 1.951 5.828 3.877 5.465
Waarvan overige personele kosten 1.475 1.951 476 2.719
– Materiële kosten 22.155 42.714 20.559 36.005
Waarvan apparaat ICT 7.089 5.861 – 1.228 4.926
Waarvan bijdrage aan SSO's 9.580 8.582 – 998 8.611
Waarvan overige materiële kosten 5.486 28.271 22.785 22.468
Rentelasten 110 110 1
Afschrijvingskosten 5.168 5.382 214 3.096
– Immaterieel 5.168 5.382 214 3.087
– Materieel 9
Overige lasten 2.659 2.659 8.319
– Dotaties voorzieningen
– Bijzondere lasten 2.659 2.659 8.319
Totaal lasten 46.593 78.929 32.336 74.101
Saldo van baten en lasten 4.008 4.008 – 15.531
Agentschapsdeel Vpb-lasten 964 964
Saldo van baten en lasten 3.044 3.044 – 15.531

Toelichting bij de staat van baten en lasten

Algemeen

De realisatie van zowel de baten als lasten over 2018 is aanzienlijk hoger dan de vastgestelde begroting. Dit wordt veroorzaakt door aanvullende opdrachten en de herijkte begroting 2018 die is opgesteld vanwege het aanzienlijk gerealiseerde tekort over 2017. De baten zijn daarnaast hoger dan de begroting vanwege een aanzienlijk hogere omzet voor medicinale cannabis (zie ook toelichting bij Omzet derden).

De realisatie van de baten is aanmerkelijk hoger dan over 2017, met name als gevolg van bijzondere baten en aanvullende bijdragen van opdrachtgevers in het licht van de herijkte begroting.

De gerealiseerde lasten over 2018 zijn in lijn met de realisatie over 2017. De vastgestelde begroting over 2018 is aanzienlijk lager dan de realisatie over 2017, omdat deze halverwege 2017 is opgesteld en de realisatie over heel 2017 op dat moment nog niet bekend was. Daarnaast bevat de realisatie 2017 aanvullende opdrachten die zijn afgerond in 2017 en daarom geen onderdeel vormden van de vastgestelde begroting 2018.

Omzet moederdepartement

De omzet van het moederdepartement bestaat uit exploitatiebijdragen en PxQ opbrengsten. De eerste tabel geeft een specificatie van de totale omzet. De tweede tabel bevat een toelichting van de PxQ omzet van het moederdepartement.

De gerealiseerde omzet moederdepartement is € 11,3 miljoen hoger dan begroot. Hiervan heeft € 7,6 miljoen betrekking op aanvullende bijdragen in het kader van de herijkte begroting, € 0,7 miljoen op meerproductie bij Donor en € 3,0 miljoen op aanvullende opdrachten, met name op het gebied van BIG en UZI.

De gerealiseerde omzet van MEVA over 2018 is lager dan over 2017 vanwege hogere opbrengsten derden voor BIG vanwege de piek in herregistratie van verpleegkundigen.

Macro-economische vraagstukken en arbeidsmarkt (MEVA) 5.280 10.976 5.696 18.233
Informatiebeleid 1.600 2.921 1.321
Eenheid Secretariaten Tuchtcolleges en Toetsingscommissies (ESTT) 36 216 180 35
Curatieve Zorg (CZ) 20 20 20
Geneesmiddelen en Medische Technologie (GMT) 4.368 6.994 2.626 4.780
Markt en Consument (MC) 3.966
Publieke Gezondheid (PG) 765 1.180 415 981
Patiënt en Zorgordening (PZo) 3.905 5.492 1.587
Jeugd 1.261 1.367 106 1.258
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) 931 – 931 1.658
Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) 1.086 1.086
Maatschappelijke Ondersteuning (MO) 41 41
Reeds gefinancierd 850 – 850
Overig 1.047
Omzet VWS 18.996 30.293 11.297 31.978
Vakbekwaamheid
Verklaring 5.318 550 611 50 2.975
Farmatec
Uitvoering WGP 330.000 2 2 0 660
Uitvoering GVS 35.833 12 12 0 430
IGJ
In/Uitvoer Opiaten – 20 4.500 5.968 – 5 – 95
Exportverklaringen 138 2.000 2.964 25 301
Exportcertificaten 6 1.800 1.822 0 11
Donorregister
Beschikking 12,20 200.000 482.553 677 3.117
PxQ omzet VWS 7.399

(1) Berekening van de meer of minder productie heeft plaatsgevonden conform de in de raamafspraken met de opdrachtgevers vastgestelde afrekensystematiek.

Omzet overige departementen

De omzet van overige departementen is hoger dan begroot vanwege aanvullende opdrachten en een herijking van de begroting 2018.

Bij overige departementen is geen sprake van PxQ opbrengsten, zodat de omzet uitsluitend bestaat uit exploitatiebijdragen

Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) 1.199 1.199 746
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) 1.225 5.170 3.945 2.323
Ministerie van Economische Zaken (EZ) incl. DICTU 503 226 – 277 752
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) 1.079 1.079
Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) 18
Reeds gefinancierd 1.390 – 1.390
Overig 56 56
Omzet overige departementen 3.118 7.730 4.612 3.839

De omzet van BZK is ten onrechte begroot onder opbrengsten derden (zie onderstaande tabel onder RIN).

Omzet derden

De omzet van derden is aanzienlijk hoger dan de begroting en de realisatie over vorig jaar. Belangrijkste oorzaak is de toegenomen vraag naar medicinale cannabis.

Daarnaast waren de BIG-opbrengsten in 2018 een stuk hoger dan over 2017 vanwege de piek in herregistratie van verpleegkundigen.

Ook bij UZI is er een toename ten opzichte van 2017 vanwege een groter aantal uitgegeven passen.

De opbrengsten van RIN hadden begroot moeten worden onder de omzet van overige departementen (zie voorgaande tabel). De realisatie is wel in die tabel weergegeven.

BIG-(her)registratie 8.500 8.023 – 477 3.692
Vakbekwaamheid 150 321 171 257
UZI-register 9.005 8.530 – 475 5.913
Vergunningen en ontheffingen 997 1.751 754 1.669
Medische hulpmiddelen 521 431 – 90 399
Opiaten 561 710 149 687
BMC 1.875 16.810 14.935 10.136
RIN 770 – 770
I-Strategie 2.100 – 2.100
Overig 786 786
Omzet derden 24.479 37.362 12.883 22.753

Bijzondere baten

De bijzondere baten van € 7,6 miljoen hebben voor € 7,1 miljoen betrekking op aanvullende bijdragen van opdrachtgevers in verband met het negatieve operationele resultaat over 2017 en voor € 0,5 miljoen op de bijdrage van een opdrachtgever voor de afwaardering van vaste activa.

Lasten

Personele kosten

De gerealiseerde totale personele kosten bedragen € 28,1 miljoen, waarvan € 20,3 miljoen voor eigen personeel.

De kosten van het eigen personeel zijn € 1,8 miljoen hoger dan vorig jaar vanwege een CAO-stijging en een fractioneel hogere bezetting.

De realisatie van externe inhuur is met € 5,8 miljoen in lijn met vorig jaar. Hierbij gaat het om inhuur die niet wordt geactiveerd. Inhuur op het gebied van ICT-ontwikkeling wordt geactiveerd en is niet zichtbaar in de staat van baten en lasten. Deze inhuur maakt onderdeel uit van de post Immateriële vaste activa in de balans en is gedaald van € 7,0 miljoen over 2017 naar € 1,3 miljoen over 2018. Belangrijkste reden voor deze daling is het stoppen met het programma Generiek Register, Informatievoorziening & Proces (GRIP). Hiermee zijn de grote investeringen op het gebied van software beëindigd.

Grote posten in overige personele kosten ad € 2,0 miljoen zijn inbesteding van personeel (€ 0,9 miljoen), mobiliteitstrajecten (€ 0,3 miljoen) en studiekosten (€ 0,2 miljoen).

Materiële kosten

De gerealiseerde materiële kosten bedragen € 42,7 miljoen en zijn daarmee € 6,7 miljoen hoger dan de realisatie vorig jaar. Deze stijging is vooral het gevolg van hogere inkoopkosten voor medicinale cannabis vanwege een sterk toegenomen vraag. In vergelijking met de begroting laten de gerealiseerde materiële kosten een stijging zien van € 20,6 miljoen. Ook deze toename wordt met name veroorzaakt door hogere inkoopkosten voor medicinale cannabis. Andere oorzaken zijn hogere kosten voor UZI-passen en uitbesteding.

Rentelasten

De post rentelasten bestaat uit de verschuldigde boeterente op de leningen bij het Ministerie van Financiën. Het gerealiseerde bedrag van € 0,1 miljoen is gerelateerd aan de versnelde aflossing van leningen in verband met het programma Generiek Register, Informatievoorziening & Proces (GRIP).

Afschrijvingskosten

ICT-systemen worden afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname middels dechargeverlening. De afschrijvingskosten zijn met € 5,4 miljoen aanzienlijk hoger dan over 2017. Belangrijkste reden voor deze stijging is de ingebruikname van een relatief groot aantal nieuwe releases van bestaande registers (met name onderwijsregisters en het BIG-register).

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten ad € 2,7 miljoen hebben voor € 1,7 miljoen betrekking op de afwaardering van immateriële vaste activa en voor € 0,8 miljoen op nog doorlopende beheerkosten in 2018 van het reeds in 2017 gestopte programma Generiek Register, Informatievoorziening & Proces (GRIP). Het restant van € 0,2 miljoen bestaat uit diverse kleinere posten.

Agentschapsdeel Vpb-lasten

Deze post heeft betrekking op de betalen vennootschapsbelasting over 2017 en 2018 in verband met de verkoop van medicinale cannabis.

Balans van het baten-lastenagentschap CIBG per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)

Activa
Vaste activa 15.627 19.022
Immateriële vaste activa 15.627 19.022
Materiële vaste activa
– Grond en gebouwen
– Installaties en inventarissen
– Projecten in uitvoering
– Overige materiële vaste activa
Vlottende activa 47.672 12.021
Voorraden en onderhanden projecten 5.627 3.284
Vorderingen 6.310 8.737
– Debiteuren 4.671 2.787
– Overige vorderingen en overlopende activa 1.639 5.950
Liquide middelen 35.735
Totaal activa 63.299 31.043
Passiva
Eigen vermogen 14.349 1.120
– Exploitatiereserve 11.305 16.651
– Onverdeeld resultaat 3.044 – 15.531
Voorzieningen
Langlopende schulden 12.459 842
– Leningen bij het Ministerie van Financiën 12.459 842
Kortlopende schulden 36.491 29.081
– Crediteuren 2.284 4.837
– Schulden bij het Rijk 10.864 6.660
– Belastingen en premies sociale lasten 553
– Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën 4.720 7.691
– Overige schulden en overlopende passiva 18.070 9.893
Totaal passiva 63.299 31.043

Toelichting op de balans per 31 december 2018

Immateriële vaste activa

De boekwaarde bedroeg eind 2017 € 19,0 miljoen.

In 2018 hebben de volgende mutaties plaatsgevonden:

– Investeringen : € 5,7 miljoen

– Afschrijvingskosten : € 5,4 miljoen

– Afwaarderingen : € 1,7 miljoen

– Correctie van vaste activa naar kosten : € 2,0 miljoen.

Per saldo resulteren deze mutaties in een daling van de boekwaarde per 31 december 2018 met € 3,4 miljoen tot € 15,6 miljoen.

Voorraden en onderhanden projecten

De voorraden betreffen de aangekochte cannabis (Bedrocan, Bediol, Bedica, Bedrolite en Bedrobinol) voor de levering (verkoop) aan apothekers en buitenlandse afnemers. De voorraden zijn hoger dan voorgaande jaren vanwege een gestegen vraag naar medicinale cannabis.

Debiteuren

Het debiteurensaldo van € 4,7 miljoen bestaat voor € 1,3 miljoen uit vorderingen op het moederdepartement, voor € 0,5 miljoen uit vorderingen op overige departementen en voor € 2,9 miljoen uit vorderingen op derden, waarvan € 1,4 miljoen betrekking heeft op UZI-passen.

Overige vorderingen en overlopende activa

Het saldo van € 1,6 miljoen aan overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit nog te ontvangen BTW vanwege de verkoop van medicinale cannabis aan het buitenland (€ 0,6 miljoen), vorderingen op het moederdepartement in verband met af te rekenen voorschotten 2018 (€ 0,5 miljoen), nog te factureren bedragen (€ 0,3 miljoen: € 0,2 miljoen derden en € 0,1 miljoen moederdepartement), nog te ontvangen bedragen van derden (€ 0,1 miljoen) en vooruitbetaalde bedragen aan derden (€ 0,1 miljoen).

Liquide middelen

Het CIBG maakt gebruikt van schatkistbankieren en heeft liquide middelen als gevolg hiervan bij het Ministerie van Financiën ondergebracht.

Eind 2017 was er sprake van een negatief saldo van € 0,9 miljoen.

Het saldo aan liquide middelen is eind 2018 met € 36,6 miljoen gestegen tot € 35,7 miljoen positief.

Deze stijging wordt met name veroorzaakt door eigenaarsbijdragen van € 12,1 miljoen, geleende bedragen voor € 10,4 miljoen in verband met in 2019 terug te betalen voorgefinancierde investeringsbijdragen aan opdrachtgevers, aanvullende bijdragen van opdrachtgevers in verband met het negatieve operationele resultaat over 2017 ad € 7,1 miljoen en een positieve kasstroom van de producten BIG vanwege de piek in herregistratie van verpleegkundigen (ca. € 3 miljoen) en BMC vanwege de toegenomen vraag naar medicinale cannabis (ca. € 2 miljoen).

Dit saldo aan liquide middelen is relatief hoog ten opzichte van voorgaande jaren en is nodig om de kortlopende schulden en voorgefinancierde investeringsbijdragen in 2019 aan opdrachtgevers te kunnen betalen (terugbetaling voorfinanciering via de eigenaar, zie toelichting eigen vermogen).

Eigen vermogen

In het kader van foutherstel zijn vooruitontvangen investeringsgelden van opdrachtgevers per 31 december 2017 overgeboekt naar het eigen vermogen voor een bedrag van € 15,4 miljoen.

Het CIBG had deze gelden in de jaarrekeningen t/m 2016 verwerkt als kortlopende schuld, terwijl eigenlijk sprake is van een langlopende schuld. Er bleek sprake te zijn van een strijdigheid met de Regeling agentschappen, waardoor de betreffende correctie in 2017 is uitgevoerd.

De voorgefinancierde investeringsgelden worden terugbetaald aan de opdrachtgevers. Om dit te kunnen financieren is het CIBG in 2018 een lening aangegaan bij het Ministerie van Financien. Door terugbetaling worden de voorgefinancierde bedragen onttrokken aan het eigen vermogen.

In 2018 zijn er bijdragen van de eigenaar ontvangen voor in totaal € 12,1 miljoen die zijn verwerkt als rechtstreekse vermogensmutatie. Hiervan heeft € 8,3 miljoen betrekking op de afwaardering van GRIP die in 2017 als bijzondere last is verwerkt. Een bedrag van € 2,4 miljoen betreft voorgefinancierde afschrijvingen die in 2018 ongedekt waren door het foutherstel in 2017. Het restant van € 1,4 miljoen heeft voor € 0,8 miljoen betrekking op nog doorlopende beheerkosten in 2018 van het reeds in 2017 gestopte programma GRIP die zijn verwerkt als bijzondere lasten en voor € 0,6 miljoen op andere onvoorziene kosten.

Zoals vermeld bedroeg de totale overboeking van vooruitontvangen investeringsgelden naar het eigen vermogen € 15,4 miljoen. Hiervan is € 2,1 miljoen onttrokken aan het eigen vermogen in 2017 (ongedekte voorgefinancierde afschrijvingskosten als gevolg van foutherstel), waardoor er € 13,3 miljoen resteerde aan voorgefinancierde gelden in het eigen vermogen per 31 december 2017.

In 2018 zijn voorgefinancierde activa afgewaardeerd voor een bedrag van € 0,8 miljoen (onderdeel bijzondere lasten) en is een bedrag van € 0,2 miljoen reeds afgeschreven in voorgaande jaren. Daarnaast is € 1,9 miljoen terugbetaald aan opdrachtgevers.

Het resterende bedrag van € 10,4 miljoen wordt aan opdrachtgevers terugbetaald in 2019. Vanwege de complexiteit rondom het foutherstel is het niet gelukt deze gelden in 2018 terug te betalen aan de opdrachtgevers.

Het eigen vermogen bedroeg eind 2017 € 1,1 miljoen.

Door de eigenaarsbijdragen van € 12,1 miljoen en de terugbetaling van voorgefinancierde gelden in 2018 van € 1,9 miljoen heeft de exploitatiereserve eind 2018 een omvang van € 11,3 miljoen.

Toevoeging van het onverdeelde positieve resultaat over 2018 van € 3,0 miljoen aan het eigen vermogen leidt ertoe dat het eigen vermogen eind 2018 € 14,3 miljoen bedraagt.

Dit saldo is € 11,1 miljoen hoger dan het maximum eigen vermogen dat per 31 december 2018 € 3,2 miljoen bedraagt.

Dit surplus wordt conform de Regeling agentschappen afgeroomd door de eigenaar bij de eerste suppletoire begrotingswet.

Het surplus is voor € 10,4 miljoen gerelateerd aan voorgefinancierde investeringsbijdragen van opdrachtgevers. Vanwege het niet volledig uitgevoerde foutherstel in 2018 dienen in 2019 afspraken te worden gemaakt tussen eigenaar en opdrachtgevers over de terugbetaling van deze bedragen.

Voorzieningen

Het CIBG neemt, onder verwijzing naar artikel 27 van de Regeling agentschappen, geen voorziening op voor ambtsjubilea. De kosten hiervoor worden genomen in het jaar dat ze voorkomen.

Langlopende schulden

Over 2018 zijn leningen aangegaan bij het Ministerie van Financiën voor een bedrag van € 16,2 miljoen. Uitgangspunt hierbij was dat de boekwaarde van de vaste activa per 31 december 2018 gelijk zou zijn aan de boekwaarde van de leningen per 31 december 2018. Uiteindelijk is de waarde van de leningen eind 2018 met € 17,2 miljoen (som langlopend en kortlopend) € 1,6 miljoen hoger dan de waarde van de vaste activa. Belangrijkste reden voor dit verschil is een correctie van activa naar kosten voor een bedrag van € 2,0 miljoen op het moment dat de leenaanvraag al was ingediend (zie ook toelichting Immateriële vaste activa).

Crediteuren

Het saldo crediteuren bedraagt € 2,3 miljoen, dit betreft facturen over 2018 die begin 2019 worden betaald. Dit saldo heeft volledig betrekking op derden.

Schulden bij het Rijk

Deze post van € 10,9 miljoen is als volgt te specificeren:

– Nog te betalen kosten moederdepartement: € 2,8 miljoen

– Nog te betalen kosten overige departementen: € 2,7 miljoen

– Overlopende projectgelden moederdepartement: € 3,2 miljoen

– Vooruitontvangen bedragen overige departementen: € 2,2 miljoen

Belastingen en premies sociale lasten

Deze post heeft betrekking op de betalen vennootschapsbelasting over 2018 in verband met de verkoop van medicinale cannabis.

Kortlopend deel leningen Ministerie van Financien

Dit betreft het deel van de leningen dat in 2019 dient te worden afgelost.

Overige schulden en overlopende passiva

Het saldo van deze post bedraagt € 18,1 miljoen en is als volgt te specificeren:

– Vooruitontvangen bedragen ad € 10,8 miljoen:

a. vooruitontvangen BIG-gelden (€ 10,4 miljoen);

b. vooruitontvangen BMC-gelden (€ 0,4 miljoen).

– Nog te betalen bedragen ad € 7,3 miljoen:

a. nog te betalen kosten 2018 aan derden (€ 5,5 miljoen);

b. reservering personele kosten (€ 1,8 miljoen).

Kasstroomoverzicht van het baten-lastenagentschap CIBG over 2018

1. Rekening-courant RHB 1-1-2018 + stand depositorekeningen 5.290 – 861 – 6.151
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 47.000 97.241 50.241
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) 45.000 75.879 30.879
2. Totaal operationele kasstroom 2.000 21.362 19.362
Totaal investeringen (–/–) 3.000 5.487 2.487
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
3. Totaal investeringsstroom – 3.000 – 5.487 – 2.487
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)
Eenmalige storting door moederdepartement (+) 12.075 12.075
Aflossing op leningen (–/–) 2.000 7.517 5.517
Beroep op leenfaciliteit (+) 3.000 16.163 13.163
4. Totaal financieringskasstroom 1.000 20.721 19.721
5. Rekening-courant RHB 31-12-2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 miljoen. 5.290 35.735 30.445

Toelichting kasstroomoverzicht

Het saldo aan liquide middelen is eind 2018 met € 36,6 miljoen gestegen tot € 35,7 miljoen positief en hieraan liggen de volgende oorzaken ten grondslag:

• Een positieve operationele kasstroom van € 21,4 miljoen;

• Investeringen van € 5,5 miljoen (dit bedrag is € 0,2 miljoen lager dan de investeringen die vermeld staan bij de toelichting op de post Immateriële vaste activa: het betreft nog te ontvangen facturen in 2019 met betrekking tot 2018, waarvoor derhalve geen uitgaande kasstroom heeft plaatsgevonden in 2018);

• Eigenaarsbijdragen van € 12,1 miljoen;

• Een positief saldo van leningen en aflossingen van € 8,6 miljoen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren van het baten-lastenagentschap CIBG per 31 december 2018

Generiek
1. Kostprijzen per product (groep)
– Beschikking BIG-register initieel 174,41
– Beschikking BIG-register incl. herregistratie 179,13 247,64 69,16 125,00
– Vakbekwaamheidverklaring (gemiddeld) 5.922,00 5.610,35 6.186,00 6.020,72 5.591,00
– Vergunning Farmatec 1.408,00 2.050,18 1.914,08 2.257,00 2.824,00
– UZI-pas/certificaat 357,31 304,64 332,21 296,27 285,88
– Wilsbeschikking donorregister 11,83 4,53 13,08 7,11 12,20
2. Omzet per productgroep (pxq en x € 1.000)
– BIG en herregistratie 5.536 5.027 3.692 8.023 8.500
– Vakbekwaamheid 2.470 2.942 3.054 3.296 3.075
– Farmatec 1.815 1.553 1.669 1.751 1.271
– UZI-pas/certificaat (deels derden) 10.216 11.691 8.582 8.530 9.005
– Donorregister 2.367 2.886 2.365 3.117 2.440
3. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur) 227,7 243,8 281,2 282,8 272,08
4. Saldo van baten en lasten (% van de baten) 0,28% – 1,70% – 26,51% 3,67% 0,00%
Kwaliteitsindicatoren
1. Aantallen
– Beschikking BIG-register initieel 13.235 13.547 14.482
– Beschikking BIG-register incl. herregistratie 28.943 28.393 164.508 190.000
– Vakbekwaamheidverklaringen 480 567 664 611 550
– Verleende vergunningen Farmatec 863 590 757 665 450
– UZI-passen en certificaten 28.590 38.708 28.423 33.904 31.500
– Wilsbeschikkingen donorregister 181.396 417.447 198.770 482.553 200.000
2. Aantal klachten / bezwaar en beroep
– Vakbekwaamheidverklaringen 8 8 9 2 10
– Wilsbeschikkingen donorregister 10 22 7 15 5
3. Doorlooptijden in dagen
– Wilsbeschikking donorregister 11 8 7 7 16
(wettelijke norm is 42 dgn)

Toelichting op realisatie 2018

Kostprijzen, omzet en volumes

De kostprijzen zijn gebaseerd op de werkelijk gerealiseerde kosten en werkelijke outputvolumes.

De lage kostprijs van de BIG- en donorregistraties is het gevolg van een afwijkend (hoger) volume ten opzichte van de begroting.

Dit is veroorzaakt door de fluctuaties in de externe vraag van gebruikers die het resultaat is van politieke besluitvorming.

Klachten en bezwaar en beroep

Als norm voor de klachten en bezwaren wordt gehanteerd de afspraak die met de opdrachtgever is vastgelegd. Als gevolg van ontwikkelingen in de donorregistraties zijn er meer klachten ontvangen.

Doorlooptijd

Als norm voor de doorlooptijd wordt gehanteerd de wettelijke maximale termijn. Voor alle vermelde producten wordt de termijn behaald.

3. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RIVM over het jaar 2018

Baten
Omzet moederdepartement 254.200 224.768 – 29.432 222.037
Omzet overige departementen 70.600 73.218 2.618 81.381
Omzet derden 36.000 33.678 – 2.322 20.179
Rentebaten
Vrijval voorzieningen 1.186 1.186 702
Bijzondere baten
Totaal baten 360.800 332.850 – 27.950 324.299
Lasten
Apparaatskosten 357.100 346.963 – 10.137 328.364
– Personele kosten 143.700 159.745 16.045 146.353
Waarvan eigen personeel 124.600 132.057 7.457 124.071
Waarvan externe inhuur 12.300 17.920 5.620 15.121
Waarvan overige personele kosten 6.800 9.768 2.968 7.161
– Materiële kosten 213.400 187.218 – 26.182 182.011
Waarvan apparaat ICT 15.300 23.437 8.137 21.520
Waarvan bijdrage aan SSO's 9.900 5.221 – 4.679 2.760
Waarvan overige materiele kosten 188.200 158.560 – 29.640 157.731
Rentelasten 8 8 1
Afschrijvingskosten 3.700 4.063 363 3.341
– Immaterieel 3.700 4.051 351 3.338
– Materieel 12 12 3
Overige lasten 2.316 2.316 2.893
– Dotaties voorzieningen 2.316 2.316 2.893
– Bijzondere lasten
Totaal lasten 360.800 353.350 – 7.450 334.599
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen – 20.500 – 20.500 – 10.300
Agentschapsdeel Vpb lasten 48 48 22
Resultaat na belastingen – 20.548 – 20.548 – 10.322

Toelichting op de staat van baten en lasten

Resultaat

Over 2018 is een negatief resultaat behaald van € 20,5 miljoen. De belangrijkste verklaringen hiervoor zijn:

• Er zijn in 2018 voor € 13,5 miljoen kosten gemaakt voor projecten (hoofdzakelijk ICT gerelateerd) waar in de staat van baten en lasten geen dekking staat. Van de eigenaar VWS is in 2018 een bijdrage voor deze kosten ontvangen. Waar dergelijke bijdragen van de eigenaar in voorgaande jaren als omzet werden gepresenteerd zijn deze nu geclassificeerd als stortingen in het eigen vermogen. Als gevolg hiervan ontstaat er in 2018 een verlies, echter zonder gevolgen voor de omvang van het eigen vermogen van het RIVM. Ten aanzien van de € 13,5 miljoen is geen sprake van een onverwacht verlies.

• Het resultaat van Shared Service Center Campus bedraagt negatief € 1,6 miljoen. Dit is één van de redenen dat het RIVM in 2019 een kwartiermaker/interim IV directeur heeft aangesteld om de IV activiteiten in betere samenhang, meer geïntegreerd met het primair proces van het RIVM, beter beheerst in kosten en personele ontwikkeling, te organiseren.

• Een negatief resultaat van € 1,1 miljoen ten aanzien van de door derden betaalde microbiologische diagnostiek (IDS). Kern van de problematiek is dat de microbiologische diagnostiek, die door het RIVM in opdracht van derden (merendeel patiënt gerelateerd) wordt verricht, niet kostendekkend kan worden uitgevoerd. Over deze problematiek rond kostendekkendheid is het RIVM in gesprek met opdrachtgever VWS.

• Een dotatie aan de verlofreservering van € 1,1 miljoen. Per 31 december 2018 bedraagt de reservering voor opgebouwd vakantieverlof in totaal € 6,5 miljoen.

• De dotatie en vrijval van voorzieningen van € 1,1 miljoen negatief (zie tevens verloopstaat voorzieningen).

• Extra kosten voor het programma Vernieuwd Praeventis € 0,4 miljoen. Deze kosten komen ten laste van de voormalige RAK-reserve (onderdeel van het eigen vermogen).

• Overige mee- en tegenvallers van per saldo € 1,7 miljoen negatief.

Het negatieve resultaat na belastingen wordt ten laste van de exploitatiereserve als onderdeel van het eigen vermogen gebracht.

Baten

Omzet moederdepartement

De gerealiseerde omzet moederdepartement omvat de bijdrage van VWS als eigenaar (€ 12,9 miljoen) en de bijdrage van VWS-opdrachtgevers (€ 211,8 miljoen) inclusief de bijdrage voor het rijksvaccinatieprogramma. Deze omzet is per saldo gestegen ten opzichte van 2017 mede als gevolg van de toevoeging van het nieuwe vaccin tegen Meningokokken. De gerealiseerde omzet moederdepartement wijkt af van wat is begroot voor 2018. Dit heeft onder andere te maken met een herclassificatie (stelselwijziging) van de ent-vergoeding aan JGZ-instellingen (€ 31,3 miljoen). De vergoeding die het RIVM hiervoor van VWS ontvangt classificeert niet langer als omzet en de bijbehorende uitkering van het RIVM aan de JGZ-instellingen classificeert niet meer als kosten. De bijdrage van de eigenaar bestaat voor € 11,3 miljoen uit het Strategisch Programma RIVM, en daarnaast enkele specifieke eigenaarsbijdragen voor: huur gerelateerde zaken (€ 0,8 miljoen), cofinanciering internationale projecten (€ 1,0 miljoen).

Omzet overige departementen

In de opbrengst van overige departementen is begrepen:

• de bijdragen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, voor de reguliere onderzoeks- en adviesprogramma’s en voor verstrekte additionele opdrachten (€ 50,6 miljoen); De daling ten opzichte van 2017 wordt met name veroorzaakt door de omzet ANVS van € 7,0 miljoen die in 2018 is onderbracht bij omzet derden.

• de bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat eveneens voor het reguliere onderzoeks- en adviesprogramma en voor verstrekte additionele opdrachten (€ 14,9 miljoen);

• de bijdrage van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het reguliere onderzoeks- en adviesprogramma (€ 4,7 miljoen);

• de bijdrage van het Ministerie van Defensie voor het reguliere onderzoeks- en adviesprogramma en voor verstrekte additionele opdrachten (€ 1,1 miljoen);

• de bijdrage van overige departementen (€ 1,9 miljoen).

Binnen de genoemde bedragen aan omzet overige departementen is een bedrag van circa € 10,8 miljoen gerelateerd aan diensten verricht door SSC-Campus voor onder andere KNMI, CPB en PBL.

Omzet derden

Naast werkzaamheden in opdracht van de primaire opdrachtgevers en overige departementen worden projecten en werkzaamheden uitgevoerd ten behoeve van derden:

• projecten voor en gefinancierd door andere nationale en internationale opdrachtgevers zoals de Europese Commissie en de WHO (gezamenlijk € 10,6 miljoen);

• overige projecten uitgevoerd voor derden (€ 23,1 miljoen), waaronder ANVS (€ 7,0 miljoen).

Vrijval voorzieningen

De vrijval voorzieningen is niet begroot in verband met het incidentele karakter van de betreffende posten. Voor de toelichting op vrijval voorzieningen wordt verwezen naar de verloopstaat voorzieningen onder de toelichting op de balans.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten (€ 159,7 miljoen) komen in 2018 € 16,0 miljoen hoger uit dan opgenomen in de begroting, vooral door de toename van kosten voor eigen personeel en externe inhuur. Naast de stijging van 3,0% in de CAO, is sprake van een toename van het aantal werkzame FTE (van 1.615 FTE naar 1.660 FTE) binnen het RIVM. De toename in FTE is deels voorzien in de begroting en hangt samen met de ontwikkeling op verschillende kennisgebieden zoals ICT, nanotechnologie en internationaal. De kosten voor inhuur van externen liggen boven verwachting (circa € 5,6 miljoen meer dan begroot) en zijn € 2,8 miljoen hoger dan in 2017. Vooral de inhuur van ICT gerelateerd personeel is sterk toegenomen, mede als gevolg van de toename van de ICT activiteiten, aanvullende projecten om de legacy op dit vlak op te lossen en de inspanningen op het gebied van informatiebeveiliging. Het percentage externe inhuur komt uit op 11,4% van de totale loonkosten. De overige personele kosten zijn € 2,6 miljoen gestegen ten opzichte van 2017, mede doordat er meer ingeleend is van andere overheidsorganisaties.

Materiële kosten

De materiële kosten van € 187,2 miljoen zijn € 5,2 miljoen hoger dan 2017 en € 26,2 miljoen lager ten opzichte van de begroting 2018. Deze daling hangt samen met de eerder genoemde herclassificatie van de ent-vergoeding aan JGZ-instellingen (€ 31,3 miljoen). Binnen de materiële kosten zijn de kosten voor ICT toegenomen door de toename van ICT gerelateerde activiteiten zoals de informatiebeveiliging en het ICT intensiever geworden werkveld van het RIVM. Het aandeel SSO’s waar diensten van worden afgenomen is gestegen door een stijging van de beveiligingskosten en inbesteding vanuit overheidsorganisaties.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten (€ 4,1 miljoen) zijn hoger dan de realisatie 2017 voornamelijk door (bulk)investeringen in ICT-middelen. Afschrijvingskosten vallen hiermee nog hoger uit dan begroot.

Dotaties voorzieningen

De dotatie voorzieningen heeft betrekking op aangegane en herberekende verplichtingen voor (voormalige) werknemers (€ 2,0 miljoen) en een dotatie voor ingeschatte toekomstige verliezen op projecten (€ 0,3 miljoen). De dotaties aan de voorzieningen zijn niet begroot. Zie voor het verloop van de voorzieningen de toelichting onder de balans per 31 december 2018.

Balans van het baten-lastenagentschap RIVM per 31 december 2018

Activa
Immateriële vaste activa 24 35
Materiële vaste activa 7.916 8.219
– Grond en gebouwen
– Installaties en inventarissen 188 114
– Overige materiële vaste activa 7.728 8.105
Vlottende activa 96.595 94.004
– Voorraden en onderhanden projecten 32.421 28.055
– Debiteuren 9.936 7.449
– Overige vorderingen en overlopende activa 17.414 20.606
– Liquide middelen 36.824 39.651
Totaal activa 104.535 102.258
Passiva
Eigen vermogen 2.629 10.348
– Exploitatiereserve 23.177 20.670
– Onverdeeld resultaat – 20.548 – 10.322
Voorzieningen 10.643 12.000
Langlopende schulden
– Leningen bij het Ministerie van Financiën
Kortlopende schulden 91.263 79.910
– Crediteuren 7.853 3.856
– Overige verplichtingen en overlopende passiva 83.410 76.054
Totaal passiva 104.535 102.258

Toelichting op de balans

Activa

De voorraden in bovenstaande opstelling betreffen voornamelijk de voorraad vaccins binnen RIVM ten behoeve van het Rijksvaccinatieprogramma (€ 31,3 miljoen). Ten opzichte van 2017 zijn de voorraden met € 6,1 miljoen gestegen, als gevolg van de inhaalcampagne vaccinatie MenACWY en de introductie van een nieuw DKTP vaccin. De voorraadpositie per balansdatum is een momentopname en afhankelijk van zowel verbruik als levering van vaccins.

De stijging van de debiteurenpositie van € 2,5 miljoen is vooral te relateren aan de mutatie in openstaande rekeningen gericht aan Rijksopdrachtgevers, waarvan IenW de grootste is.

De overige vorderingen en overlopende activa bestaan grotendeels uit vooruitbetaalde kosten en onderhanden projecten.

Zie voor analyse van de liquide middelen het kasstroomoverzicht 2018.

Per 31-12-2018 hebben de volgende vorderingen betrekking op het moederdepartement, andere ministeries (inclusief agentschappen) en derden:

• Debiteuren: € 0,1 miljoen moederdepartement, € 5,8 miljoen andere ministeries en € 4,0 miljoen derden;

• Nog te ontvangen posten: € 6,3 miljoen moederdepartement, € 2,4 miljoen andere ministeries en € 8,7 miljoen derden.

Passiva

Het verloop van het eigen vermogen is als volgt:

Exploitatiereserve 23.177 20.670
Onverdeeld resultaat – 20.548 – 10.322
Totaal 2.629 10.348

Het resultaat 2018 van € 20,5 miljoen negatief bevat het saldo van baten en lasten over het exploitatiejaar 2018. Dit saldo wordt onttrokken aan de exploitatiereserve. Op basis van de gemiddelde omzet van het RIVM over de afgelopen 3 jaar bedraagt het maximaal toegestane eigen vermogen € 16,7 miljoen. Het RIVM heeft daarmee per ultimo 2018 een lager eigen vermogen dan maximaal toegestaan.

Het verloop van het eigen vermogen kan als volgt worden weergegeven.

Mutatie als gevolg van stelselwijziging – 971
Onttrekkingen boekjaar:
afroming eigen vermogen
Totaal 9.377
Toevoegingen boekjaar:
storting door moederdepartement 13.800
Totaal 13.800
Resultaat 2018 – 20.548
Stand per 31-12-18 2.629
Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Het verloop van de post voorzieningen is als volgt:

Stand voorzieningen per 31-12-2017 1.592 693 3.993 5.722 12.000
Kortlopende schuld 1.235 1.235
Totaalstand per 31-12-2017 2.827 693 3.993 5.722 13.235
Dotatie t.l.v. exploitatie 2.057 260 2.317
Onttrekkingen – 641 – 1.088 – 1.729
Vrijval – 498 – 208 – 480 – 1.186
Mutaties 918 – 208 – 1.308 – 598
Totaalstand per 31-12-2018 3.745 485 2.685 5.722 12.637
Waarvan verantwoord onder overlopende passiva 1.994 1.994
Stand voorzieningen per 31-12-2018 1.751 485 2.685 5.722 10.643

• De voorziening voor personeel omvat de toekomstige verplichtingen als gevolg van rechten (zoals werkloosheidswet, wachtgelden, pensioentoelagen) op balansdatum van voormalige werknemers.

• De voorziening voor reorganisatiekosten betreft het voorziene bedrag vanwege de kosten voor overdracht van pensioenrechten van overgenomen medewerkers in 2008 van de voormalige ent-administraties. Vanwege de ontoereikende dekkingsgraad van de betrokken pensioenfondsen heeft tot op heden geen overdracht en afrekening kunnen plaatsvinden. Rekening houdend met medewerkers die geen pensioen meer opbouwen bij ABP is de voorziening naar beneden bijgesteld.

• De voorziening ten behoeve van projecten betreft het bedrag aan voorziene tekorten op in uitvoering zijnde projecten.

• Tot slot is de voorziening voor herstelkosten ongewijzigd opgenomen. Ontwikkelingen hebben niet geleid tot aanpassing van de hoogte van de geschatte verplichting in de jaarrekening 2018. De voorziening hangt samen met de verplichting om bij het verlaten van het terrein en de gebouwen te Bilthoven, de huisvesting in oorspronkelijke staat en bezemschoon op te leveren.

Van de voorziening is € 2,0 miljoen opgenomen onder de overlopende passiva wegens verplichtingen die op korte termijn tot betaling/uitstroom van middelen leiden.

De kortlopende schulden muteren met € 11,3 miljoen. De crediteuren zijn met € 4,0 miljoen gestegen naar € 7,9 miljoen door de aanschaf van vaccin eind 2018. Daarnaast is er voor circa € 4,8 miljoen meer aan project/programma gerelateerde vooruitontvangen termijnen. De overlopende passiva zijn met € 2,1 miljoen gestegen, onder andere door het ophogen van de personele voorzieningen (€ 0,8 miljoen).

Per 31-12-2018 hebben de volgende schulden betrekking op het moederdepartement, andere ministeries (inclusief agentschappen) en derden:

• Nog te betalen posten: € 24,8 miljoen moederdepartement, € 9,3 miljoen andere ministeries en € 49,3 miljoen derden.

Kasstroomoverzicht van het baten-lastenagentschap RIVM over het jaar 2018

1. Rekening-courant RHB 1-11-2018 + stand depositorekeningen 56.805 39.651 – 17.154
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) 360.800 331.664 – 29.136
Totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–) – 363.700 – 343.571 20.129
2. Totaal operationele kasstroom – 2.900 – 11.907 – 9.007
Totaal investeringen (–/–) – 3.700 – 4.722 – 1.022
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 0
3. Totaal investeringsstroom – 3.700 – 4.722 – 1.022
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)
Eenmalige storting door moederdepartement (+) 13.800 13.800
Aflossing op leningen (–/–)
Beroep op leenfaciliteit (+)
4. Totaal financieringskasstroom 13.800 13.800
5. Rekening-courant RHB 31-12-2018 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 miljoen. 50.205 36.823 – 13.382

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Opgenomen zijn de standen van de rekeningcourant met de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom wordt in basis verklaard door het negatieve resultaat 2018 van € 20,5 miljoen. Gecorrigeerd voor afschrijvingen en de mutatie van de voorzieningen, daalt de operationele kasstroom met € 2,7 miljoen tot € 17,8 miljoen negatief. Daarnaast is er sprake van een mutatie van het werkkapitaal van € 5,9 miljoen waarmee de operationele kasstroom uitkomt op € 11,9 miljoen negatief. De operationele kasstroom bestaat voor € 331,7 miljoen uit ontvangsten en € 343,6 miljoen uit uitgaven.

Investeringskasstroom

De investeringen bedragen van € 4,7 miljoen en zijn € 1,0 miljoen hoger dan de investeringen opgenomen in de begroting. Het gaat hierbij vooral om investeringen op het gebied van ICT door toename van ICT activiteiten.

Financieringskasstroom

De eigenaarsbijdrage 2018 is voor het gedeelte Organisatie en Ontwikkeling (€ 1 miljoen) en de toekenning van extra ICT-middelen voor het gericht oplossen van legacy (€ 12,8 miljoen) verwerkt als kapitaalstorting in het eigen vermogen. Er is in 2018 (conform voorgaande jaren) geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. De gedane investeringen zijn betaald uit eigen beschikbare liquide middelen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren van het baten-lastenagentschap RIVM

Generiek
1. Tarieven/uur
– Gewogen uurtarief in € 104,25 105,37 105,37 108,20 108,00
– Ontwikkeling uurtarief (2015 = 100) 100,00 101,07 100,00 102,69 103,00
2. Aantal fte totaal (exclusief externe inhuur) 1.487 1.554 1.615 1.660 1.700
3. Saldo van baten en lasten (% van de baten) 1,7% 0,0% – 3,2% – 6,2% 0,0%
Specifiek
1. Liquiditeit (current ratio; norm: >1,5) 1,2 1,3 1,2 1,1 1,2
2. Solvabiliteit (debt ratio) 0,9 0,9 0,9 1,0 0,9
3. Rentabiliteit eigen vermogen 34,8% 1,2% – 82,4% – 316,7% 0,0%
4. Percentage externe inhuur t.o.v. totale personele kosten 8,1% 7,3% 10,9% 11,4% 9,0%
5. Percentage facturen betaald binnen 30 dagen 93,4% 93,4% 94,2% 92,7% 95,0%
6. Declarabiliteit % primair proces 63,7% 64,2% 64,8% 64,4% 65,0%
7. FTE overhead als % totaal aantal FTE 17,3% 16,8% 17,7% 19,1% 20,0%
8. Ziekteverzuim 3,4% 4,0% 4,1% 4,0% 4,0%
9. % F-gesprekken gevoerd 66,2% 72,0% 81,7% 79,3% 80,0%

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Tarieven/uur

De uurtarieven worden jaarlijks vastgesteld door de eigenaar. Zoals gebruikelijk zijn deze ten opzichte van het voorgaande jaar geïndexeerd (inclusief een kleine stijging als gevolg van de wijziging in het Rijkshuisvestingsstelsel).

Aantal fte totaal (exclusief inhuur externen)

De omvang van de personele bezetting per 31-12-2018 bedraagt 1.660 FTE (inclusief AIO). Zie voor verklaring op dit punt de toelichting onder de lasten.

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

De ontwikkeling van het procentuele saldo is een weergave van de realisatie zoals de afgelopen jaren in de jaarrekening gepresenteerd.

Liquiditeit/Solvabiliteit/Rentabiliteit

Voor wat betreft de doelmatigheidsindicatoren steunt het RIVM op de gangbare bedrijfseconomische indicatoren liquiditeit, solvabiliteit en de rentabiliteit van het eigen vermogen. De current ratio geeft aan in hoeverre de kortlopende schulden kunnen worden voldaan vanuit de kortlopende activa. Een waarde van boven de 1 wordt over het algemeen als gezond gekenmerkt.

Het RIVM voldoet hieraan met een waarde van 1,1. De daling van het eigen vermogen in combinatie met een daling van het balanstotaal maakt dat het de debtratio ten opzichte van 2017 niet substantieel wijzigt. De rentabiliteit van – 316,7% op het eigen vermogen is het gevolg van het negatieve resultaat dat in 2018 is gerealiseerd.

Percentage inhuur externen ten opzichte van de totale personele kosten

De totale inhuur externen bedroeg in 2018 € 17,9 miljoen. Dit ligt hoger dan het niveau van 2017 (€ 15,1 miljoen). Vooral de inhuur van ICT gerelateerd personeel is toegenomen, mede als gevolg van de toename van ICT activiteiten, aanvullende projecten om de legacy op dit vlak op te lossen en de inspanningen op het gebied van informatiebeveiliging. Het inhuurpercentage over 2018 komt uit op 11,4%. In 2017 bedroeg het percentage 10,9%. De norm uit de begroting is 9,0%.

Percentage facturen betaald binnen 30 dagen

Het percentage facturen dat in 2018 is betaald binnen 30 dagen bedraagt 92,7% en ligt daarmee onder de norm/begroting van 95%. Het percentage is eveneens lager dan in 2017 (94,2%).

Declarabiliteit % primair proces

De declarabiliteitsnorm van 65% is met 64,4% nagenoeg gehaald en ligt in lijn met de realisaties van afgelopen jaren.

FTE overhead als % totaal aantal FTE

Het percentage overhead uitgedrukt in FTE is in 2018 gestegen van 17,7% in 2017 naar 19,1% in 2018. Daarmee ligt het percentage overhead wel onder de intern gestelde norm van 20%.

Ziekteverzuim

Het ziekteverzuimpercentage is in 2018 gedaald van 4,1% naar 4,0% en ligt boven de Verbaannorm van 2,8%.

Percentage gevoerde F-gesprekken gevoerd

Het percentage F-gesprekken (gestarte en afgeronde gesprekscyclussen met medewerkers) dat is gevoerd in 2018 komt uit op 79,3% en ligt daarmee nagenoeg op de norm/begroting van 80%.

10. SALDIBALANS

1) Uitgaven ten laste van de begroting 15.374.412 14.992.798 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting 838.071 867.420
3) Liquide middelen 0 0
4) Rekening-courant RHB 0 0 4a) Rekening-courant RHB 14.520.573 14.109.845
5) Rekening-courant RHB begrotingsreserve 10.000 5.000 5a) Begrotingsreserves 10.000 5.000
6) Vorderingen buiten begrotingsverband 259 199 7) Schulden buiten begrotingsverband 16.027 15.732
8) Kas-transverschillen 0 0
Subtotaal intra-comptabel 15.384.671 14.997.997 Subtotaal intra-comptabel 15.384.671 14.997.997
Extra-comptabele posten
9) Openstaande rechten 0 0 9a) Tegenrekening openstaande rechten 0 0
10) Vorderingen 474.426 450.483 10a) Tegenrekening vorderingen 474.426 450.483
11a) Tegenrekening schulden 0 0 11 Schulden 0 0
12) Voorschotten 8.979.646 9.463.266 12a) Tegenrekening voorschotten 8.979.646 9.463.266
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen 319.998 371.073 13) Garantieverplichtingen 319.998 371.073
14a) Tegenrekening andere verplichtingen 10.124.238 9.299.106 14) Andere verplichtingen 10.124.238 9.299.106
15) Deelnemingen 0 0 15a) Tegenrekening deelnemingen 0 0
Subtotaal extra-comptabel 19.898.308 19.583.928 Subtotaal extra-comptabel 19.898.308 19.583.928
Overall Totaal 35.282.979 34.581.925 Overall Totaal 35.282.979 34.581.925

Toelichting op de saldibalans

Het intracomptabele deel van de saldibalans (financiële posten 1 t/m 8) bevat het resultaat van de financiële transacties in de departementale administratie die een directe relatie hebben met de kasstromen. Deze kasstromen worden via de rekening-courant met het Ministerie van Financiën bijgehouden.

Het extracomptabele deel bevat het saldo van de overige rekeningen die met sluitrekeningen in evenwicht worden gehouden.

De cijfers in de saldibalans zijn vermeld in duizendtallen en afgerond naar boven. Hierdoor kunnen bij het subtotaal en het totaal afrondingsverschillen optreden.

ad 1 en 2) Uitgaven ten laste en -ontvangsten ten gunste van de begroting

Onder de post uitgaven en ontvangsten zijn de per saldo gerealiseerde begrotingsuitgaven en -ontvangsten opgenomen. Deze komen overeen met de totaalbedragen uit de verantwoordingsstaat en zijn reeds toegelicht in het beleidsverslag.

ad 3) Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo van de banken en de contante gelden. Het Ministerie van VWS heeft geen contante gelden en geen saldo op haar bankrekeningen.

ad 4 en 4a) Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Deze post geeft per saldo de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. Het bedrag is per 31 december 2018 in overeenstemming met de opgave van de Rijkshoofdboekhouding.

ad 5 en 5a) Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening die op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de Rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Voor de begrotingsreserve WFZ wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

1-1-2018 2018 2018 31-12-2018
VWS begrotingsreserve WFZ 5.000 5.000 0 10.000 9
Totaal 5.000 5.000 0 10.000

Begrotingsreserve WFZ

In het kader van de verdere beperking van de risico’s rond de achterborgstelling van het Rijk bij het WFZ wordt er vanaf het jaar 2017 een begrotingsreserve aangelegd voor eventuele schade.

ad 6) Vorderingen buiten begrotingsverband

Deze post betreft het saldo van de vorderingen waarvan verrekening met derden nog zal plaatsvinden.

Personeel 259
Totaal 259

ad 7) Schulden buiten begrotingsverband

Deze post betreft het saldo van de schulden waarvan verrekening met derden nog zal plaatsvinden.

Afdracht belastingdienst 9.858
Afdracht ABP 5.144
Diversen 1.025
Totaal 16.027

ad 8) Kas-transverschillen

Op deze post worden bedragen opgenomen welke zijn verantwoord in de uitgaven en ontvangsten, maar nog niet daadwerkelijk per kas zijn uitgegeven en ontvangen. Het Ministerie van VWS heeft geen kas-transverschillen.

ad 9 en 9a) Openstaande rechten

Openstaande rechten zijn vorderingen die niet voortkomen uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar die op andere wijze zijn ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Beiden doen zich bij het Ministerie van VWS niet voor.

ad 10 en 10a) Vorderingen

Vorderingen kunnen zijn voortgevloeid uit debiteuren, vorderingen van eerder gedane voorwaardelijke uitgaven, vorderingen uit verkoop of uit dienstverlening en overige nog te ontvangen bedragen.

Vanaf verantwoordingsjaar 2017 worden de vorderingen met betrekking tot de zorgtoeslag niet meer opgenomen in de saldibalans van het Ministerie van Financiën maar verwerkt in de saldibalans van VWS (budgettair verantwoordelijke departement). Het totaal aan vorderingen zorgtoeslag bedraagt € 396,8 miljoen.

t/m 2015 29.047
2016 3.006
2017 19.849
2018 25.703
Totaal 77.604

Het vorderingensaldo van € 77,6 miljoen betreft vorderingen en bestaat uit:

– vorderingen voor een bedrag van € 22,3 miljoen voornamelijk in verband met afgerekende subsidie-voorschotten;

– vordering uit hoofde van een geëffectueerde aanspraak op een garantie van € 21,6 miljoen. Een civielrechtelijke procedure door de Landsadvocaat loopt, naar verwachting zal het grootste gedeelte van deze vordering niet te verhalen zijn;

– vorderingen met betrekking tot het innen van opgelegde bestuurlijke boetes uit hoofde van de Warenwet, Drank- en Horecawet, Tabakswet van € 5,6 miljoen en € 4,2 miljoen voornamelijk in verband met de Geneesmiddelenwet en Wet BIG;

– vordering op het ZiNL van € 0,072 miljoen in verband met de afwikkeling Algemene Kas ZFW.

t/m 2015 185.280 27.734 103.142 4.838 105.034
2016 146.172 118.819 182.420 2.197 80.374
2017 52.887 334.101 251.010 2.028 133.950
2018 – 1 198.928 120.749 714 77.464
2019 0 0 0 0 0
384.338 679.581 657.321 9.776 396.822
Direct opeisbaar 450.516
Op termijn opeisbaar 21.910
Geconditioneerd 2.000
Totaal 474.426

– een geconditioneerde vordering van € 2,0 miljoen. Eind 2017 zijn de onderhandelingen over de verkoop van het dierenlab (ARC) aan PSP afgerond. Uit praktische overwegingen is de betaling reeds gestort bij de notaris. De koop overeenkomst is (deels) gekoppeld aan de privatisering van Intravacc. Het laatste heeft flinke vertraging opgelopen (1 jaar). De verkoop van Intravacc wordt naar verwachting de komende weken afgerond. Kort daarna (april) zal ook de koopovereenkomst over het dierenlab worden getekend. Dan ook zal de definitieve betaling van het bij de notaris gestorte geld plaatsvinden;

– een vordering die op termijn opeisbaar is, betreft een vordering van € 16,1 miljoen met betrekking tot correctie aansluitverschil AFBZ bij het CAK. Dit bedrag zal met ingang van het jaar 2019 tot en met 2025 met gelijke bedragen van € 2,3 miljoen worden verlaagd;

– een vordering die op termijn opeisbaar is, betreft en lening uit 2008 van € 3,2 miljoen aan de NZa waarbij jaarlijks een bedrag van € 0,2 miljoen wordt afgelost. De stand per 31-12-2018 was € 0,8 miljoen;

– een vordering die op termijn opeisbaar is, betreft een vordering van € 5,0 miljoen van PD-ALT (onderdeel VWS) op de eigenaar van het RIVM terrein (PSP). Deze wordt verrekend met toekomstige verplichtingen rondom het schoon opleveren van het terrein (na verhuizing RIVM naar de nieuwbouw) aan PSP.

ad 11 en 11a) Schulden

Schulden zijn voortgekomen uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Het Ministerie van VWS heeft geen schulden.

ad 12 en 12a) Voorschotten

Onder de post voorschotten zijn per saldo de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.

Vanaf verantwoordingsjaar 2017 worden de voorschotten met betrekking tot de toeslagregeling zorgtoeslag niet meer opgenomen in de saldibalans van het Ministerie van Financiën, maar verwerkt in de saldibalans van VWS (budgettair verantwoordelijk departement). De uitgaven die hiermee samenhangen zijn verantwoord onder de post uitgaven van artikel 8. In de onderstaande specificaties worden de openstaande voorschotten van het Ministerie verantwoord naar ouderdom, artikel en instrument.

t/m 2015 666.802 0 392.029 274.773
2016 944.633 0 663.894 280.739
2017 2.223.638 0 1.368.698 854.940
2018 2.520.312 122.630 2.397.682
totaal 3.835.073 2.520.312 2.547.251 3.808.134
t/m 2015 92.914 0 59.496 33.419
2016 622.021 0 554.386 67.635
2017 4.476.154 64.910 4.165.067 375.997
2018 437.104 3.806.572 0 4.243.676
2019 0 450.785 0 450.785
5.628.194 4.322.267 4.778.949 5.171.512

In de onderstaande tabel is het saldo van de openstaande voorschotten per instrument op artikelniveau groter dan € 50,0 miljoen weergegeven.

1 Volksgezondheid

Bijdrage aan agentschappen

Subsidies

338.790

424.034

2 Curatieve Zorg

Bekostiging

Subsidies

74.709

351.465

3 Langdurige zorg en ondersteuning

Subsidies

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

213.373

153.307

4 Zorgbreed beleid

Bekostiging

Bijdrage aan agentschappen

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Subsidies

255.229

53.971

669.288

361.614

5 Jeugd Subsidies 212.773
6 Sport en bewegen Subsidies 95.486
7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II Inkomensoverdrachten 277.716
8 Tegemoetkoming specifieke kosten Inkomensoverdrachten 5.213.512

Voorschotten groter dan € 100,0 miljoen zijn hieronder toegelicht:

Artikel 1 Volksgezondheid

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben betrekking op subsidie aan het RIVM in het kader van infectieziektenbestijding (€ 105,0 miljoen) en bevolkingsonderzoek (€ 128,9 miljoen).

Artikel 2 Curatieve zorg

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben betrekking op de subsidies in kader van kwaliteit, transparantie en patiëntveiligheid (€ 123,9 miljoen).

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

De openstaande voorschotten hebben betrekking op de subsidies in het kader van algemene kwaliteit (€ 145,5 miljoen).

Artikel 4 Zorgbreed beleid

De openstaande voorschotten hebben betrekking op RCN (€ 248,5 miljoen), de bijdrage aan ZonMw (€ 171,1 miljoen), de beheerskosten CAK (€ 340,2 miljoen) en subsidies in het kader van opleidingen (€ 102,7 miljoen).

Artikel 5 Jeugd

De openstaande voorschotten hebben betrekking op subsidies in het kader van de transitie jeugd (€ 125,7 miljoen).

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben betrekking op de wetten Wereldoorlog II (€ 252,5 miljoen).

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben grotendeels betrekking op de zorgtoeslag (€ 5.171 miljoen).

ad 13 en 13a) Garantieverplichtingen

Onder deze post is het saldo van de garantieverplichtingen opgenomen. Een garantieverplichting wordt gezien als een voorwaardelijke financiële verplichting aan een derde, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Een verschil tussen een garantieverplichting en een andere verplichting is dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal komen.

In de onderstaande tabel is het verloop van de uitstaande garantieverplichtingen weergegeven. De uitstaande garantieverplichtingen worden in het beleidsverslag verder toegelicht.

Stand per 1 januari 2018 1.102.929
Aanpassing beginstand in verband met de doorlichting van de leningsgegevens door het waarborgfonds voor de Zorgsector 0
Verleende garanties in het verslagjaar 0
Verleende garanties in het verslagjaar als gevolg van herfinanciering 1.418
Vervallen garanties in het verslagjaar – 73.792
Vervallen garanties in het verslagjaar als gevolg van herfinancieringen – 4.254
Stand per 31 december 2018 1.026.301

Het feitelijk risico van de garantieverplichtingen wordt gevormd door de som van de schuldrestanten van leningen die instellingen met een garantie hebben afgesloten. Het feitelijk risico – welke in de saldibalans tot uiting komt – is in de onderstaande tabel weergegeven.

Stand per 1 januari 2018 371.073
Aanpassing beginstand in verband met de doorlichting van de leningsgegevens door het waarborgfonds voor de Zorgsector en correcties op voorgaande jaren die nog niet waren verwerkt. 0
Stortingen in het verslagjaar (inclusief herfinancieringen) 1.418
Aflossingen in het verslagjaar (inclusief herfinancieringen) – 55.580
Stand per 31 december 2018 316.911
Stand per 1 januari 2018 0
Het Ministerie van VWS staat garant voor eventuele claims die vallen binnen het eigen risico van de medische aansprakelijkheidsverzekering van MC IJsselmeerziekenhuizen en MC Slotervaart (TK 31 016, nr. 112). Met de afwikkeling van het eigen risico is een bedrag van maximaal € 3,1 miljoen gemoeid. 3.087
Stand per 31 december 2018 3.087

ad 14 en 14a) Andere verplichtingen

De post openstaande verplichtingen vormt het saldo van de aangegane verplichtingen, hierop verrichte betalingen en negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen.

Stand per 1 januari 2018 9.299.106
Aangegane verplichtingen 16.199.544
Tot betaling gekomen verplichtingen 15.374.412
Stand per 31 december 20181 10.124.238
1 Deze stand is exclusief de garantie van € 3,1 miljoen.

In de onderstaande tabel is het saldo van de openstaande verplichtingen per instrument op artikelniveau groter dan € 50,0 miljoen weergegeven.

1 Volksgezondheid

Bijdrage aan agentschappen

Subsidies

293.871

294.458

2 Curatieve Zorg

Subsidies

Bekostiging

143.712

2.785.272

3 Langdurige zorg en ondersteuning

Subsidies

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Bekostiging

118.581

102.047

4.676.100

4 Zorgbreed beleid

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Subsidies

Bekostiging

936.108

186.178

70.252

5 Jeugd Subsidies 62.301
6 Sport Subsidies 63.263
7 Oorlogsgetroffenen en Herinneringen Wereldoorlog II Inkomensoverdrachten 223.500

Er zijn in 2018 geen omvangrijke bijstellingen van aangegane verplichtingen geweest, hierbij is een grens gehanteerd van € 25 miljoen voor de beleidsartikelen en 10% voor het apparaatsartikel met een minimum van € 1 miljoen.

Openstaande verplichtingen groter dan € 100,0 miljoen zijn hieronder toegelicht:

Artikel 2 Curatieve Zorg

De openstaande verplichtingen op dit artikel hebben betrekking op Rijksbijdrage 18- (€ 2.749,1 miljoen).

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

De openstaande verplichtingen op dit artikel hebben betrekking op bijdrage kosten in kortingen (€ 3.676,1 miljoen) en Rijksbijdrage Wlz (€ 1.000,0 miljoen).

Artikel 4 Zorgbreed beleid

De openstaande verplichtingen op dit artikel hebben grotendeels betrekking op de bijdrage aan ZonMw (€ 689,4 miljoen) en de bijdrage aan CAK (€ 117,0 miljoen).

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinneringen Wereldoorlog II

De openstaande verplichtingen op dit artikel hebben betrekking op de uitkeringslasten aan de Sociale Verzekeringsbank (€ 223,5 miljoen).

Algemene Kas van de ZFW

Vorderingen:
Stand vorderingen per 31-12-2017 310
Ontvangen van internationale verdragspartners – 238
Stand vorderingen per 31-12-2018 72
Schulden:
Stand schulden per 31-12-2017 319
Betaalde UWV premies aan Zorginstituut Nederland (ZiNL) – 50
Stand schulden per 31-12-2018 269

Per 31 december 2017 bedroegen de vorderingen en schulden van het Ministerie van VWS aan het Zorginstituut Nederland (ZiNL) in verband met de afwikkeling van de Voormalige Algemene Kas Ziekenfondswet € 310.000 (vorderingen) en € 319.000 (schulden). In 2018 heeft VWS de door het ZiNL in 2016 verrichte betalingen en verkregen ontvangsten afgerekend met ZiNL. Het bedrag van de vordering per 31-12-2018 bedraagt € 72.000 en het bedrag van de schuld bedraagt € 269.000. VWS zal het saldo in 2019 met het Zorgverzekeringsfonds verrekenen.

Over het jaar 2017 zullen de per ultimo 2016 nog openstaande geldstromen van de Voormalige Algemene kas door het Zorginstituut in zijn rol als fondsbeheerder worden verantwoord in de verantwoording van het Zorgverzekeringsfonds.

Per 1 januari 2017 zijn de geldstromen die gerelateerd zijn aan de buitenlandtaak van het Zorginstituut overgeheveld naar het CAK. Ook de geldstromen met betrekking tot internationale verdragspartners vanuit de Voormalige Algemene Kas maakten onderdeel uit van deze overheveling.

Het CAK zal zich door middel van de Bestuurlijke verantwoording Burgerregelingen vanaf het jaar 2017 als uitvoerder van de buitenlandtaak aan het Zorginstituut als fondsbeheerder verantwoorden.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Achterborg

Het Ministerie van VWS is achterborg voor het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). Het totaalbedrag aan uitstaande verplichtingen is, volgens informatie van het WFZ, € 7.099,9 miljoen. Dit bedrag is de uitstaande restschuld per 2018. VWS staat daadwerkelijk borg, indien het risicovermogen van het WFZ en de obligoverplichting van 3% van het restant geborgde leningen van de deelnemers tezamen niet voldoende is om het WFZ aan zijn verplichtingen jegens geldgevers te laten voldoen. Via renteloze leningen van VWS aan het WFZ wordt in die situatie invulling gegeven aan het borg staan.

Garantie Ondernemingsfinanciering Cure

De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg (GO Cure) is in het kader van de kredietcrisis ingesteld om de bouw in de gezondheidszorg te stimuleren. Ziekenhuizen, categorale instellingen, geestelijke gezondheidszorg en zelfstandige behandelcentra hebben tot en met 2012 gebruik kunnen maken van de regeling. Bij de GO Cure heeft de overheid garanties verstrekt voor 50% van een nieuwe banklening vanaf € 1,5 miljoen tot € 50 miljoen, met een maximale looptijd van 8 jaar. De verstrekte garanties lopen af in 2020. De GO Cure maakt deel uit van de bredere Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO) die wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De cijfermatige gegevens van de GO Cure zijn daarom eveneens opgenomen onder de GO regeling in het jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Per 31 december 2018 bedraagt de omvang van de verstrekte garanties € 2,1 miljoen.

GO Cure 23.314 0 21.186 2.128 0 2.128
Totaal 23.314 0 21.186 2.128 0 2.128

ad 15 en 15a) Deelnemingen

Onder de post deelnemingen zijn alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. Het Ministerie van VWS heeft geen deelnemingen.

11. WNT-VERANTWOORDING 2018 MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Inleiding

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigingsmaximum bedraagt in 2018 € 189.000.

Nieuw in 2018 is het vervallen van het begrip gewezen topfunctionaris en de inwerkingtreding van de anticumulatiebepaling, die bepaalt dat indien een topfunctionaris met verschillende WNT-instellingen een dienstbetrekking aangaat als topfunctionaris, niet zijnde een toezichthoudende topfunctionaris, de som van de bezoldigingen niet meer mag bedragen dan het algemeen bezoldigingsmaximum (€ 189.000).

CBG Mevr. dr. B.J. van Zwieten-Boot Lid College 01.07.2018 0,53 (0,53) nee 32.471,68 (64.403,36) 4.740,96 (8.803,20) 37.212,64 (72.806,56) 49.465,07
CBG Mevr. prof. dr. J.M.W. Hazes Lid College 0,16 (0,16) nee 20.719,94 (17.866,92) 2.879,64 (2.673,48) 23.599,58 (20.540,40) 30.292,50
CBG Dhr. prof. dr. F.G.M. Russel Lid College 0,16 (0,16) nee 21.891,40 (21.153,44) 0 (0) 21.891,40 (21.153,44) 30.292,50
CBG Mevr. prof. dr. G.M.M. Groothuis Lid College 0,16 (0,16) nee 21.656,40 (21.153,44) 0 (0) 21.656,40 (21.153,44) 30.292,50
CBG Dhr. jhr. P.A. de Graeff Lid College 0,44 (0,44) nee 64.043,08 (66.990,36) 8.225,88 (7.642,44) 72.268,96 (74.632,80) 84.000,00
CBG Mevr. dr. J.M.L. van Rensen Lid College 0,29 (0,29) nee 36.266,90 (41.954,60) 5.125,08 (5.617,74) 41.391,98 (47.626,34) 53.917,50
CBG Dhr. dr. C. van Nieuwkoop Lid College 0,16 (0,16) nee 22.596,40 (21.153,44) 2.879,52 (2.317,71) 25.475,92 (23.826,80) 30.292,50
CBG Mevr. dr. V.H.M. Deneer Lid College 0,20 (0,20) nee 27.169,20 (27.520,88) 3.642,84 (3.692,82) 30.812,04 (31.213,70) 39.083,01
CBG Dhr. G.S. Sonke Lid College 0,16 (0,16) nee 23.066,40 (22.093,44) 2.879,52 (2.673,36) 25.945,92 (24.766,80) 30.292,50
CBG Dhr. prof. dr. M.L. Bouvy Lid College 0,16 (0,16) nee 23.066,40 (21.153,44) 2.879,52 (2.673,36) 25.945,92 (23.826,80) 30.292,50
CBG Dhr. prof. dr. H.J. Guchelaar Lid College 0,16 (0,16) nee 21.891,40 (20.448,44) 2.879,52 (2.673,36) 24.770,92 (23.121,80) 30.292,50
CBG Dhr. prof. dr. ir. H. Boersma Lid College 0,16 (0,16) nee 22.596,40 (11.830,34) 2.876,52 (1.559,46) 25.472,92 (13.389,80) 30.292,50
CBG Dhr. prof. dr. O.M. Dekkers Lid College 0,16 (0,16) nee 21.421,40 (2.977,24) 2.873,40 (445,56) 24.294,80 (3.422,80) 30.292,50
CBG Dhr. prof. dr. R.J. van Marum Lid College 01.07.2018 0,16 (0) nee 10.609,68 (0) 1.436,04 (0) 12.045,72 (0) 15.270,74
CBG Dhr. prof. dr. A. de Boer Voorzitter 0,78 (0,78) nee 93.392,44 (37.534,95) 13.952,28 (5.405,35) 107.344,72 (42.940,30) 147.000,00
aCBG Dhr. C.A. van Belkum Adjunct Directeur 1,00 (1,00) nee 116.892,04 (120.705,35) 18.021,36 (16.928,44) 134.913,40 (137.633,79) 189.000,00
aCBG Dhr. H.R. Hurts Directeur 1,00 (1,00) nee 123.822,51 (122.058,69) 18.187,44 (16.977,24) 142.009,95 (139.035,94) 189.000,00
CCMO Dhr. mr. dr. J.C.J. Dute Lid Commissie 01.08.2018 0,11 (0,11) nee 7.256,16 (12.386,04) 1.164,45 (1.853,40) 8.420,61 (14.239,44) 12.197,26
CCMO Mevr. mr. S.J.E. von Meyenfeldt Lid Commissie 0,11 (0,11) nee 13.294,65 (12.138,00) 0 (0) 13.294,65 (12.138,00) 21.000,00
CCMO Mevr. prof. dr. C.A.J. Knibbe Lid Commissie 0,11 (0,11) nee 12.569,40 (12.383,64) 0 (0) 12.569,40 (12.383,64) 21.000,00
CCMO Dhr. prof. dr. ir. J.H.L.M. van Bokhoven Lid Commissie 0,11 (0,11) nee 12.569,40 (12.383,64) 0 (0) 12.569,40 (12.383,64) 21.000,00
CCMO Dhr. prof. dr. F.R. Rosendaal Lid Commissie 0,11 (0,11) nee 12.569,40 (12.383,64) 0 (0) 12.569,40 (12.383,64) 21.000,00
CCMO Dhr. prof. dr. J.K.L. Denollet Lid Commissie 0,11 (0,11) nee 12.569,40 (12.383,64) 1.996,08 (1.853,28) 14.565,48 (14.236,92) 21.000,00
CCMO Dhr. prof. dr. J.H.F. Falkenburg Lid Commissie 01.09.2018 0,11 (0,11) nee 8.317,68 (12.383,64) 1.330,72 (1.853,28) 9.648,40 (14.236,92) 13.980,82
CCMO Dhr. J.J.M. van Delden Lid Commissie 0,11 (0,11) nee 12.569,40 (12.383,64) 1.996,08 (1.853,28) 14.565,48 (14.236,92) 21.000,00
CCMO Dhr. B. Nuijen Lid Commissie 0,11 (0,11) nee 12.569,40 (12.383,64) 1.996,08 (1.853,28) 14.565,48 (14.236,92) 21.000,00
CCMO Dhr. prof. dr. J.J. van Lanschot Lid Commissie 0,11 (0,11) nee 12.569,40 (11.024,70) 1.995,24 (1.544,40) 14.564,64 (12.569,10) 21.000,00
CCMO Dhr. prof. dr. M. Boele van Hensbroek Lid Commissie 0,11 (0,11) nee 12.569,40 (9.992,73) 1.994,88 (1.389,96) 14.564,28 (11.382,69) 21.000,00
CCMO Mevr. dr. J.A. Land Lid Commissie 0,11 (0,11) nee 12.569,40 (17.474,60) 1.992,24 (463,32) 14.561,64 (17.937,92) 21.000,00
CCMO Dhr. mr. dr. J.H.H.M. Dorscheidt Lid Commissie 01.08.2018 0,11 (0) nee 5.314,65 (0) 834,20 (0) 6.148,85 (0) 8.802,74
CCMO Dhr. prof. dr. W.E. Fibbe Lid Commissie 01.09.2018 0,11 (0) nee 4.251,72 (0) 0 (0) 4.251,72 (0) 7.019,18
CCMO Dhr. prof dr. J.M.A van Gerven Voorzitter Commissie 1,00 (1,00) >12 mnd 181.000,00 (192.152,00) 0 (0) 181.000,00 (192.152,00) 189.000,00
CCMO Dhr. dr. W.G. Ista Lid Commissie 01.09.2017 01.09.2018 0,11 (0) <12 mnd 12.388,56 (0) 0 (0) 12.388,56 (0) 18.355,55
CCMO Dhr. dr. W.G. Ista Lid Commissie 01.09.2018 0,11 (0) >12 mnd 4.251,72 (0) 0 (0) 4.251,72 (0) 7.000,00
CCMO Dhr. prof. dr. G.A.P.J.M. Rongen Lid Commissie 15.06.2017 01.06.2018 0,11 (0,11) <12 mnd 4.328,30 (8.768,27) 0 (0) 4.328,30 (8.768,27) 10.611,11
CCMO Dhr. prof. dr. G.A.P.J.M. Rongen Lid Commissie 01.06.2018 0,11 (0,11) >12 mnd 6.059,63 (0) 0 (0) 6.059,63 (0) 12.250,00
CCMO Dhr. C. de Heer

Algemeen Secretaris/

Directeur

1,00 (1,00) nee 112.641,94 (108.774,34) 17.787,36 (16.514,88) 130.429,30 (125.289,22) 189.000,00
RIVM Directeur 1,00 (1,00) 170.981,85 (168.565,72) 19.578,48 (18.211,44) 190.560,33 (186.777,16) 189.000,00 Arbeidsmarktoverweging

Naast de hierboven vermelde functionarissen zijn er geen andere functionarissen die in 2018 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden.

Er zijn in 2018 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd.

Er zijn in 2018 geen leidinggevende topfunctionarissen die op grond van de WNT i.v.m. de cumulatie van dienstbetrekkingen dienen te worden gerapporteerd.

D. FINANCIEEL BEELD ZORG

1. Inleiding

Het Financieel Beeld Zorg (FBZ) geeft een integraal beeld van de ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten onder het Uitgavenplafond Zorg. Dit hoofdstuk geeft op hoofdlijnen een toelichting op de financiële cijfers en de voorlopige realisatie over het jaar 2018.

Het FBZ bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Inleiding

1.1. Wijzigingen in het FBZ

1.2. Factsheet

2. Zorguitgaven in vogelvlucht

2.1. Financieel beeld op hoofdlijnen

2.2. Zorguitgaven onder het Uitgavenplafond Zorg

2.3. Actualisering van de intensiveringen en maatregelen uit de begroting 2018 en de Startnota

2.4. Ontwikkeling van het Uitgavenplafond Zorg en de plafondtoets

2.5. Verticale ontwikkeling van de netto zorguitgaven

3. Zorguitgaven

3.1. Zorgverzekeringwet (Zvw)

3.1.1. Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten

3.1.2. Zorgakkoorden curatieve zorg

3.2. Wet langdurige zorg (Wlz)

3.2.1. Verticale ontwikkeling van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten

3.3. Begrotingsgefinancierde zorguitgaven (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en Jeugdwet en overig begrotingsgefinancierd)

4. Financiering van de zorguitgaven

4.1. De financiering van de zorguitgaven in 2018

4.2. Ontvangsten, uitgaven en vermogens van de zorgfondsen (Zvw, Wlz en AWBZ)

4.3. Ontwikkeling premies voor Zvw en Wlz

4.4. Wat heeft de gemiddelde burger in 2018 aan zorg betaald?

5. Meerjarige ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten

5.1. Ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten 2008–2018

5.2. Horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven 2015–2018

5.2.1. Horizontale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven

5.2.2. Horizontale ontwikkeling van de Wlz-uitgaven

6. Verdieping Financieel Beeld Zorg

6.1. Verdieping zorguitgaven in deelsectoren

6.1.1. Zorgverzekeringswet (Zvw)

6.1.2. Wet langdurige zorg (Wlz)

1.1. Wijzigingen in het Financieel Beeld Zorg

Het FBZ in het jaarverslag 2018 heeft ten opzichte van het jaarverslag 2017 de onderstaande veranderingen ondergaan:

Uitgavenplafond Zorg en zorguitgaven

De term Budgettair Kader Zorg (BKZ) is vervangen door Uitgavenplafond Zorg.

De termen BKZ-uitgaven en -ontvangsten zijn vervangen door zorguitgaven en -ontvangsten.

• In paragraaf 1.2. is een factsheet opgenomen waarin de opbouw van de zorguitgaven en -ontvangsten op deelsectorniveau (uitgesplitst naar Zvw, Wlz en begrotingsgefinancierde zorguitgaven) is weergegeven voor de jaren 2015 tot en met 2018.

Financieel beeld op hoofdlijnen

In paragraaf 2.1 werd voorheen een grafiek opgenomen met de (voorziene) realisatie 2006–2017, afgezet tegen de trendlijn op basis van de realisatie 2006–2012. Deze is komen te vervallen. Voor de nieuwe kabinetsperiode wordt in deze paragraaf in figuur 1 de opbouw van de groei van de netto zorguitgaven 2018 ten opzichte van 2017 gepresenteerd, uitgesplitst in diverse onderdelen (loon- en prijsontwikkeling, volumegroei, enkele beleidsmaatregelen en realisaties). Om tot een adequate vergelijking te komen is gecorrigeerd voor de overhevelingen. Dit wordt gedaan door de situatie 2019 als uitgangspunt te nemen en de jaren 2017 en 2018 te corrigeren door het deel van de Wmo (exclusief beschermd wonen) en jeugdbudget, dat per 2019 naar de algemene uitkering van het gemeentefonds is overgeheveld, uit het budget te halen.

Verder is in paragraaf 2.1 een nieuwe figuur (figuur 2) opgenomen over de groei van de zorguitgaven vergeleken met de groei van de economie over de afgelopen 10 jaar (2009 tot en met 2018).

Actualisering van de intensiveringen en maatregelen uit de begroting 2018 en de Startnota

In paragraaf 2.3 zijn in tabel 2 naast de intensiveringen en maatregelen (exclusief overhevelingen) uit de begroting 2018, ook de intensiveringen en maatregelen uit de Startnota opgenomen en toegelicht.

Ontwikkeling van het Uitgavenplafond Zorg en de plafondtoets 2018

In paragraaf 2.4 is in tabel 3 de nieuwe opzet van de plafondtoets opgenomen voor het jaar 2018 (nieuwe kabinetsperiode).

Zorgakkoorden

Aangezien voor 2018 bestuurlijke afspraken zijn gemaakt voor verschillende Zvw-sectoren (MSZ, ggz, huisartsen- en multidisciplinaire zorg (MDZ) en wijkverpleging) is hierover in het FBZ-jaarverslag 2018 een aparte paragraaf (paragraaf 3.1.2) opgenomen.

Kwaliteitskader verpleeghuiszorg

De paragraaf over het Kwaliteitskader verpleeghuiszorg is komen te vervallen. Deze was in de begroting 2018 opgenomen om een totaaloverzicht te geven van de extra middelen voor het kwaliteitskader.

Horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven 2015–2018

In paragraaf 5.2 zijn in de figuren 6 t/m 8 de horizontale ontwikkeling van de netto zorguitgaven, gecorrigeerd voor overhevelingen, grafisch weergegeven voor de jaren 2015–2018.

• De eerste drie kolommen (2015–2017) bevatten de gecorrigeerde uitgaven zoals dat tot en met de vorige kabinetsperiode gebruikelijk was. Hierin zijn onder andere de uitgaven die bij de hervorming van de langdurige zorg per 2015 zijn overgeheveld naar de Zvw en de Wmo, teruggerekend naar de situatie voor 2015.

• In de laatste twee kolommen zijn de jaren 2017 en 2018 weergegeven volgens de definitie van de zorguitgaven die voor deze kabinetsperiode wordt gebruikt. Hierin zijn de zorguitgaven gecorrigeerd voor overhevelingen van de Wmo en Jeugdwet naar de algemene uitkering van het gemeentefonds per 2019.

1.2. Factsheet

In onderstaande factsheet wordt de opbouw van de zorguitgaven en -ontvangsten op deelsectorniveau (uitgesplitst naar Zvw, Wlz en begrotingsgefinancierde zorguitgaven) weergegeven voor de jaren 2015 tot en met 2018.

Zvw-uitgaven per sector
Eerstelijnszorg 5.096,9 5.291,9 5.417,8 5.711,4
Huisartsenzorg 2.558,2 2.634,4 2.702,3 2.873,5
Multidisciplinaire zorgverlening 463,2 530,2 574,1 599,9
Tandheelkundige zorg 742,1 752,4 739,6 760,0
Paramedische zorg 675,6 712,0 736,2 768,2
Verloskunde 214,3 217,8 213,8 241,7
Kraamzorg 293,7 293,1 300,3 310,9
Zintuiglijk gehandicapten 149,8 152,0 151,4 157,2
Tweedelijnszorg 21.861,8 23.475,6 24.174,3 24.935,0
Medisch-specialistische zorg 19.946,7 21.519,8 21.964,9 22.609,6
Geriatrische revalidatiezorg en eerstelijnsverblijf 690,4 714,9 969,0 1.024,5
Beschikbaarheidbijdrage academische zorg 639,4 655,2 676,3 701,1
Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg 38,0 38,3 39,3 39,7
Beschikbaarheidbijdragen overig medisch-specialistische zorg 75,1 79,6 87,4 93,1
Garantieregeling kapitaallasten 47,8 31,6 0,0 0,0
Overig curatieve zorg 424,3 436,3 437,5 467,0
Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 3.257,1 3.392,9 3.557,3 3.674,0
Genees- en hulpmiddelen 5.997,8 5.963,4 6.020,2 6.153,8
Geneesmiddelen 4.463,3 4.536,9 4.571,5 4.657,8
Hulpmiddelen 1.534,5 1.426,4 1.448,7 1.496,0
Wijkverpleging 3.112,1 3.228,2 3.412,8 3.642,1
Ziekenvervoer 620,8 648,1 658,7 743,4
Ambulancevervoer 507,5 536,3 552,7 631,8
Overig ziekenvervoer 113,2 111,8 105,9 111,6
Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw 1.185,8 1.195,1 1.210,1 1.179,4
Grensoverschrijdende zorg 695,8 621,8 685,7 662,0
Bruto Zvw-uitgaven jaarverslag 2018 41.828,0 43.817,0 45.137,0 46.701,2
Eigen betalingen Zvw 3.217,7 3.194,8 3.187,1 3.207,7
Netto Zvw-uitgaven jaarverslag 2018 38.610,3 40.622,1 41.949,8 43.493,5
Wlz-uitgaven per sector
Zorg in natura binnen contracteerruimte1 16.210,4 16.751,4 17.467,1 18.822,0
Ouderenzorg 8.482,9 8.835,4 9.234,0 10.064,1
Gehandicaptenzorg 5.954,1 6.224,4 6.474,1 6.818,7
Langdurige ggz 616,9 532,1 511,7 447,4
Volledig pakket thuis 352,3 422,9 492,1 661,1
Extramurale zorg 605,4 546,4 510,5 565,0
Overige binnen contracteerruimte 198,8 190,2 244,7 265,7
Persoonsgebonden budgetten 1.273,9 1.566,2 1.752,7 1.895,4
Buiten contracteerruimte 2.060,9 1.612,4 1.180,7 668,5
Kapitaallasten (nacalculatie) 1.399,4 850,7 466,3 0,0
Beheerskosten 149,4 140,7 171,9 196,6
Overig buiten contracteerruimte2 664,7 721,7 593,1 471,9
Nominaal en onverdeeld – 152,6 – 100,8 – 50,6 0,0
Bruto Wlz-uitgaven jaarverslag 2018 19.545,2 19.929,9 20.400,6 21.385,9
Eigen bijdrage Wlz 1.892,0 1.891,8 1.851,9 1.812,8
Netto Wlz-uitgaven jaarverslag 2018 17.653,2 18.038,1 18.548,7 19.573,1
Begrotingsgefinancierde zorguitgaven
Wmo 2015 en Jeugdwet (gemeentefonds) 6.977,2 6.865,0 6.776,9 7.082,4
Integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging 1.258,7 1.161,4 1.336,5 1.385,4
Integratie-uitkering Sociaal domein deel Wmo 2015 3.556,1 3.642,6 3.562,0 3.726,1
HHT en restant RA middelen arbeidsmarkt 128,6 141,0 0,0 0,0
Jeugdwet 2.033,8 1.920,0 1.878,4 1.971,0
Overig begrotingsgefinancierd (VWS-begroting) 490,6 434,0 499,7 513,0
Subsidieregeling abortusklinieken (Art. 1) 15,7 15,9 16,5 15,7
Subsidie NIPT (Art. 1) 0,0 0,0 17,9 18,6
Subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg (Art. 2) 35,9 1,1 0,1 0,1
Schadevergoeding Erasmus MC (Art. 2) 85,0 85,0 81,0 4,7
Subsidie kwaliteit, transparantie en patientveiligheid (Art. 2) 0,0 0,0 25,9 46,0
Zorgopleidingen (Art. 4) 208,1 223,6 235,3 300,2
Caribisch Nederland (Art. 4) 104,1 108,2 122,0 127,6
Wtcg (Art. 8) 41,8 0,2 1,0 0,0
Bruto begrotingsgefinancierde zorguitgaven jaarverslag 2018 7.467,8 7.299,0 7.276,6 7.595,4
Overige ontvangsten 0,0 0,0 0,0 0,0
Netto Begrotingsgefinancierde zorguitgaven jaarverslag 2018 7.467,8 7.299,0 7.276,6 7.595,4
Bruto zorguitgaven jaarverslag 2018 68.841,1 71.045,9 72.814,1 75.682,5
Ontvangsten jaarverslag 2018 5.109,7 5.086,6 5.039,0 5.020,5
Netto zorguitgaven jaarverslag 2018 63.731,3 65.959,3 67.775,1 70.662,0

1 In verband met de vereenvoudiging van het budget- en nacalculatieproces voor de Wet langdurige zorg (Wlz) ontvangt VWS vanaf 2018 alleen nog het totale omzetplafond in de eerste en tweede contracteerronde en de totale omzet bij de nacalculatie van de NZa en niet de verschillende deelsectoren (ouderenzorg, gehandicaptenzorg, langdurige ggz, volledig pakket thuis, extramurale zorg en overig binnen contracteerruimte). De informatie over de deelsectoren zoals gepresenteerd in tabel 20 betreft om die reden beleidsinformatie op basis van declaratiegegevens (zie ook de toelichting in de VWS-begroting 2018, pagina 249).

2 Bij de Wlz zijn onder de post overige buiten contracteerruimte opgenomen de deelsectoren: bovenbudgettaire vergoedingen, tandheelkunde Wlz, instellingen voor medisch-specialistische zorg Wlz, overig curatieve zorg Wlz, ADL, extramurale behandeling, zorginfrastructuur, eerstelijns verblijf, orthocommunicatieve behandeling, innovatie en beschikbaarheidbijdrage opleidingen Wlz.

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

2. Zorguitgaven in vogelvlucht

2.1. Financieel beeld op hoofdlijnen

Zorg gaat iedereen aan. Iedere dag dragen honderdduizenden zorgprofessionals met hun kennis en toewijding bij aan de kwaliteit van leven van mensen en hun omgeving. Niet voor niets behoort onze zorg tot de beste van Europa. Uitgangspunt is goede zorg voor iedereen op de juiste plek op het juiste moment. Daarvoor investeren we bijvoorbeeld ruim € 2 miljard in de ouderenzorg, worden er deze kabinetsperiode maatregelen genomen om de zorg beter te organiseren, komt er extra geld voor preventie en gezondheidsbevordering en zijn er extra middelen beschikbaar voor de arbeidsmarkt in de zorg. Ook wordt deze kabinetsperiode extra geïnvesteerd in de curatieve zorg en de geestelijke gezondheidszorg. Tegelijkertijd is via de diverse hoofdlijnenakkoorden de groei in deze sectoren afgeremd. Daarmee wordt de balans gevonden tussen investeringen in de zorg daar waar nodig en oog voor de betaalbaarheid van de zorg voor de huidige, maar ook voor volgende generaties.

Voor het jaar 2018 werd uitgegaan van een groei van de netto zorguitgaven met bijna € 4 miljard, van € 68,8 miljard in 2017 naar € 72,8 miljard in 2018 (stand na verwerking regeerakkoord kabinet-Rutte III). Naar huidige inzichten is de groei in het afgelopen jaar uitgekomen op € 3 miljard. Aan de ene kant lag het startniveau in 2017 circa € 1 miljard lager en kwam uit op € 67,8 miljard, terwijl aan de andere kant de netto zorguitgaven in 2018 (op basis van voorlopige cijfers) € 70,7 miljard bedragen. Dit is bijna € 2 miljard minder dan werd voorzien ten tijde van het regeerakkoord.

De groei van de gecorrigeerde zorguitgaven, waarin de uitgaven aan Wmo- (met uitzondering van beschermd wonen) en jeugdzorg niet meetellen vanwege de overheveling per 2019, is uitgekomen op € 2,6 miljard, € 1 miljard minder dan de bij regeerakkoord geraamde groei van € 3,6 miljard. In bovenstaande figuur is aangegeven welke loon- en prijsbijstelling, volumegroei en beleidsmatige groei voor 2018 werd voorzien in vergelijking met 2017 en wat er ten opzichte daarvan uit de realisatie blijkt. De figuur is vergelijkbaar met de grafiek zoals gepresenteerd in de begroting 2019 voor de gehele kabinetsperiode 2017–2022, maar concentreert zich op het jaar 2018. Zoals in deze figuur te zien is, was de verwachte groei van € 3,6 miljard vooral gebaseerd op prijsontwikkelingen in de zorg (€ 2,3 miljard) en daarnaast op volumegroei (€ 1,2 miljard). De beleidsmatige groei was per saldo beperkt en de voorlopige realisatie komt € 1 miljard lager uit.

Het is niet goed mogelijk om in algemene termen van prijs- en volumeontwikkelingen aan te geven waarom de groei van de zorguitgaven lager is uitgevallen dan geraamd. De belangrijkste reden daarvoor is dat de totale zorguitgaven een optelsom vormen van duizenden behandelingen, verrichtingen, zorgpakketten en overige producten tegen evenzovele verschillende prijzen. Voor de afzonderlijke sectoren met de grootste onderschrijdingen binnen de curatieve zorg en de langdurige zorg wordt wel aangegeven welke factoren een rol (kunnen) hebben gespeeld. Het betreft onder andere de uitgaven aan eerstelijnszorg, wijkverpleging, geneeskundige geestelijke gezondheidszorg en genees- en hulpmiddelen. Deze informatie is te vinden in de verdiepingsbijlage (hoofdstuk 6) van het Financieel Beeld Zorg.

Het jaar 2018 is het zesde jaar op rij dat de groei van de zorguitgaven onder de economische groei uit komt (zie figuur 2). Deze ontwikkeling is gegeven de houdbaarheid van en solidariteit in de zorg wenselijk en is ook een aandachtspunt voor de langere termijn. Daarom is de Sociaal-Economische Raad (SER) om een verkenning naar de gevolgen van stijgende zorguitgaven voor de economie en de arbeidsmarkt gevraagd, alsook voor de solidariteit die ten grondslag ligt aan ons stelsel. Mede namens de Minister van Financiën is ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) gevraagd welke inzichten ons op weg kunnen helpen naar verdere beheersing van de zorguitgaven op de lange termijn. De rapporten die respectievelijk in 2019 en 2021 worden verwacht zullen worden betrokken bij de strategie om ook op (middel)lange termijn de zorguitgaven betaalbaar te houden.

2.2. Zorguitgaven onder het Uitgavenplafond Zorg

De zorguitgaven onder het Uitgavenplafond Zorg zijn opgebouwd uit de geraamde premiegefinancierde uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de begrotingsgefinancierde zorguitgaven (Wmo, Jeugdwet en overige uitgaven).

Bij de Wmo- en Jeugdwetuitgaven gaat het om middelen die in het gemeentefonds beschikbaar zijn gesteld voor de zorg en ondersteuning van jeugdigen, ouderen en mensen met beperkingen. Deze uitgaven staan op de begroting van het gemeentefonds van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), maar vallen gedeeltelijk onder het Uitgavenplafond Zorg.

De overige begrotingsgefinancierde zorguitgaven betreffen dat deel van de uitgaven dat verantwoord wordt op de VWS-begroting, maar dat toegerekend wordt aan het Uitgavenplafond Zorg. Tot deze categorie behoren onder meer een deel van de uitgaven aan zorgopleidingen, de uitgaven voor zorg, welzijn en jeugdhulp op Caribisch Nederland en de subsidieregeling abortusklinieken.

Tabel 1 toont de bruto zorguitgaven en -ontvangsten.

Bruto zorguitgaven stand jaarverslag 2018 75,7
Premiegefinancierd 68,1
waarvan Zvw 46,7
waarvan Wlz 21,4
Begrotingsgefinancierd 7,6
waarvan Wmo 2015 en Jeugdwet 7,1
waarvan overig begrotingsgefinancierd2 0,5
Ontvangsten stand jaarverslag 2018 5,0
waarvan eigen betalingen Zvw 3,2
waarvan eigen bijdragen Wlz 1,8
Netto zorguitgaven stand jaarverslag 2018 70,7

1 Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

2 Onder de post overig begrotingsgefinancierd zijn opgenomen een deel van de uitgaven aan zorgopleidingen, Wtcg, zorg Caribisch Nederland, de subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg, subsidieregeling abortusklinieken, subsidieregeling NIPT, subsidieregeling kwaliteit, transparantie en patiëntveiligheid en loon- en prijsbijstelling.

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

2.3. Actualisering van de intensiveringen en maatregelen uit de begroting 2018 en de Startnota

In onderstaande tabel zijn de intensiveringen en maatregelen (exclusief overhevelingen) opgenomen die zijn aangekondigd in de begroting 2018 en de Startnota voor de totale zorguitgaven. In de toelichting onder de tabel staat per intensivering en maatregel de stand van zaken. Daartoe zijn in de eerste kolom de geraamde bedragen vermeld zoals deze zijn opgenomen in de begroting 2018 en de Startnota. De tweede kolom geeft een actualisering van deze bedragen. Daar waar de bedragen ongewijzigd zijn, is er geen aanpassing geweest van de omvang van de beleidsmaatregel. Met uitzondering van de Startnotamutaties zijn deze daarom niet opgenomen in onderstaande tabel. Als de realisatie afwijkt van de begrotingsstand kan er sprake zijn van het (deels) terugdraaien, wijzigen of uitstellen van een maatregel, of van een verwacht besparingsverlies of juist een hogere opbrengst. Het kan ook zijn dat er een andere reden is waardoor de realisatie afwijkt. Het is niet altijd mogelijk om van elke intensivering en maatregel in de zorg een exacte realisatie te geven. De reden daarvoor is dat tal van ontwikkelingen van invloed zijn op de hoogte van de zorguitgaven, waaronder vraagfactoren (toe- of afname van het zorggebruik), aanbodfactoren (zoals substitutie-effecten) en prijsontwikkelingen1. Deze ontwikkelingen zijn op macroniveau niet nauwkeurig van elkaar te onderscheiden en te kwantificeren.

Zorgverzekeringswet (Zvw)
1 Lagere groei door zorgakkoorden 2018 – 280,0 ≥ – 280,0
2 Flankerend beleid zorgakkoorden 2018 35,9 < 35,9
3 H55 Gedragseffect stabilisatie eigen risico 39,0
Totaal Zvw-uitgaven – 205,1
4 H55 Stabilisatie eigen risico 2018–2021 – 101,0
Totaal Zvw-ontvangsten – 101,0
Wet langdurige zorg (Wlz)
5 Transitie- en uitvoeringskosten kwaliteitskader 131,9 < 131,9
Totaal Wlz-uitgaven 131,9
6 H67 Verlaging eigen bijdragen Wlz – 16,2
Totaal Wlz-ontvangsten – 16,2
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en Jeugdwet
7 H67 Verlaging eigen bijdragen beschermd wonen 0,8
8 H62 Onafhankelijke cliëntondersteuning 15,0
Totaal Wmo- en Jeugdwet-uitgaven 15,8

Toelichting:

Zorgverzekeringswet (Zvw)

Uitgaven

Lagere groei door zorgakkoorden 2018

Als gevolg van de gematigde groei die is afgesproken in de bestuurlijke afspraken voor 2018 voor de sectoren MSZ, ggz, huisartsenzorg/multidisciplinaire zorg en wijkverpleging, is de raming van de zorguitgaven in 2018 met € 280 miljoen verlaagd. Uit de voorlopige realisatiecijfers van de uitgaven op de HLA-sectoren blijkt dat die lagere raming is gerealiseerd. Uit de meest recente cijfers blijkt dat de uitgaven nog eens circa € 315 miljoen lager zijn ten opzichte van de stand begroting 2019.

Flankerend beleid zorgakkoorden 2018

Het kabinet heeft voor 2018 bestuurlijke afspraken gesloten met een aantal sectoren binnen de curatieve zorg met als doel de uitgavengroei te matigen. Om deze afspraken tot stand te brengen heeft het kabinet middelen vrijgemaakt voor een aantal gerichte intensiveringen, zoals het versterken van het eerstelijnsverblijf en de nieuwe opzet van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Deze middelen bedroegen in 2018 € 35,9 miljoen. Uit de voorlopige realisatiecijfers valt af te leiden dat de beoogde groei van het eerstelijnsverblijf in 2018 niet volledig is gerealiseerd. Over de feitelijke meeruitgaven van ziekenhuizen voor de behandeling van baarmoederhalskanker zijn geen gegevens beschikbaar.

H55 Gedragseffect stabilisatie eigen risico

De stabilisatie van het verplicht eigen risico op € 385 leidt tot een verlaagd remgeldeffect, dat wil zeggen dat het kan leiden tot extra zorgconsumptie en extra zorguitgaven. Voor 2018 was de raming hiervan € 39 miljoen. Verondersteld wordt dat deze extra zorguitgaven zich daadwerkelijk hebben voorgedaan, het is onmogelijk dit specifieke effect uit de realisatiecijfers te destilleren.

Ontvangsten

H55 Stabilisatie eigen risico 2018

De stabilisatie van het verplicht eigen risico op € 385 levert een derving op van de opbrengst van het eigen risico. In 2018 was de raming voor deze derving € 101 miljoen. Er wordt vanuit gegaan dat de geraamde derving van de opbrengst van het eigen risico zich daadwerkelijk heeft voorgedaan.

Wet langdurige zorg (Wlz)

Transitie- en uitvoeringskosten kwaliteitskader

Naast de extra middelen die beschikbaar zijn gesteld door een verhoging van de tarieven voor de intramurale V&V zorg, zijn er ook middelen beschikbaar gesteld voor arbeidsmarktbeleid, een bijdrage voor innovatie en extra middelen voor de zorgkantoren en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) om toe te zien op de implementatie van het kwaliteitskader. De middelen zijn grotendeels uitgegeven.

Ontvangsten

H67 Verlaging eigen bijdragen Wlz

De vermogensinkomensbijtelling Wlz is gehalveerd naar 4%. Ook is het marginale tarief van de lage eigen bijdrage verlaagd naar 10%.

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en Jeugdwet (JW)

H67 Verlaging eigen bijdragen beschermd wonen

De maatregelen op het terrein van de verlaging van de eigen bijdragen Wlz hebben gevolgen voor de groep mensen die op grond van de Wmo een eigen bijdrage betalen voor beschermd wonen omdat voor deze groep dezelfde eigen bijdrage systematiek geldt als in de Wlz.

Gemeenten worden door het Rijk gecompenseerd voor de derving van de inkomsten vanuit de eigen bijdrage die hiervan het resultaat is.

H62 Onafhankelijke cliëntondersteuning

Er wordt door dit kabinet extra geïnvesteerd in onafhankelijke cliëntondersteuning. In samenspraak moeten gemeenten en zorgkantoren zorgen voor een grotere bekendheid, vindbaarheid en professionaliteit van cliëntondersteuning.

2.4. Ontwikkeling van het Uitgavenplafond Zorg en de plafondtoets

Het Uitgavenplafond Zorg is bij Startnota van het kabinet-Rutte III voor de periode 2018–2021 vastgesteld. Voor het vaststellen van het Uitgavenplafond Zorg is uitgegaan van de netto zorguitgaven bij Miljoenennota 2018. Op deze stand zijn vervolgens de maatregelen en de macro-economische doorwerking uit het regeerakkoord verwerkt.

Tabel 3 laat de ontwikkeling van het Uitgavenplafond Zorg en de plafondtoets zien vanaf de stand Startnota.

1 Uitgavenplafond Zorg stand Startnota 72.762,4
2 Loon- en prijsontwikkeling – 44,6
3 Overboekingen tussen Uitgavenplafonds – 176,0
4 Bijstelling Uitgavenplafond Zorg (=2+3) – 220,6
5 Uitgavenplafond Zorg stand jaarverslag 2018 72.541,8
6 Netto zorguitgaven stand Startnota 72.762,4
7 Bijstelling netto zorguitgaven – 2.100,3
8 Netto zorguitgaven stand jaarverslag 2018 70.662,0
9 Onderschrijding Uitgavenplafond Zorg (=8–5) – 1.879,7

1 Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

Toelichting:

De onderschrijding van het Uitgavenplafond Zorg bedraagt € 1,9 miljard. Deze onderschrijding is het gevolg van de neerwaartse bijstelling van het Uitgavenplafond Zorg met € 0,2 miljard en de neerwaartse bijstelling van de netto zorguitgaven met € 2,1 miljard (zie voor de bijstelling van de netto zorguitgaven paragraaf 2.5, tabel 5).

Bijstelling van het Uitgavenplafond Zorg

Het Uitgavenplafond Zorg is op basis van de Macro-Economische Verkenningen (MEV) 2019 van het Centraal Planbureau (CPB) ten opzichte van de CPB-raming bij Startnota neerwaarts bijgesteld met € 45 miljoen.

Het Uitgavenplafond Zorg is verder verlaagd met € 176 miljoen als gevolg van overboekingen vanuit het Uitgavenplafond Zorg naar het Uitgavenplafond Rijksbegroting. Het gaat onder andere om de overheveling van middelen ten behoeve van de tijdelijke voorziening voor de door gemeenten ervaren knelpunten van € 100 miljoen. Verder betreft het middelen Transformatiefonds jeugd € 18 miljoen, aanpak kindermishandeling € 6,5 miljoen, de bijdrage aan het pensioenfonds Caribisch Nederland van € 7,2 miljoen en de extra opdrachtgeversbijdrage aan het CIBG van € 5,1 miljoen.

In de paragrafen 3.1.1, 3.2.1 en 3.3 is de ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten per financieringsbron verder toegelicht.

Tabel 4 geeft een overzicht van de onderschrijdingen van het Uitgavenplafond Zorg in 2018 vanaf de stand Startnota.

Stand over-/onderschrijding bij Startnota 0,0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2018 – 459,5
Stand onderschrijding bij 1e suppletoire begroting 2018 – 459,5
Mutatie ontwerpbegroting 2019 – 364,1
Stand onderschrijding bij ontwerpbegroting 2019 – 823,6
Mutatie 2e suppletoire begroting 2018 – 707,9
Stand onderschrijding bij 2esuppletoire begroting 2018 – 1.531,6
Mutatie jaarverslag 2018 – 348,2
Stand onderschrijding bij jaarverslag 2018 – 1.879,7
Bron: VWS, gegevens Zorginstituut Nederland over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens.

Toelichting

Sinds de stand Startnota is het Uitgavenplafond Zorg onderschreden met circa € 1,9 miljard. Van deze € 1,9 miljard is een deel (€ 1,5 miljard) reeds in eerdere budgettaire nota’s gemeld.

Ten opzichte van de stand tweede suppletoire begroting 2018 is er sprake van een toename van de onderschrijding met circa € 348 miljoen, voornamelijk als gevolg van de neerwaartse bijstelling van de netto zorguitgaven.

2.5. Verticale ontwikkeling van de zorguitgaven

Tabel 5 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2018 de verticale ontwikkeling van de netto zorguitgaven op hoofdlijnen zien.

Netto zorguitgaven ontwerpbegroting 2018 72.556,6
Bijstellingen in de netto zorguitgaven Startnota 205,7
Netto zorguitgaven NvW 2018 72.762,4
Bijstellingen in de netto Zvw-uitgaven – 1.816,1
Bijstellingen in de netto Wlz-uitgaven – 425,6
Bijstellingen in de netto begrotingsgefinancierde uitgaven 141,4
Totaal bijstellingen in de netto zorguitgaven – 2.100,3
Netto zorguitgaven jaarverslag 2018 70.662,0

Toelichting

Ten opzichte van de stand NvW begroting 2018 nemen de netto zorguitgaven af met circa € 2,1 miljard. De daling van de netto zorguitgaven is het saldo van de daling van de netto Zvw-uitgaven met circa € 1,8 miljard, een daling van de Wlz-uitgaven met circa € 0,4 miljard en een stijging van de begrotingsgefinancierde zorguitgaven met circa € 0,1 miljard.

In paragraaf 3 en paragraaf 6 wordt de ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten per financieringsbron verder toegelicht.

3. Zorguitgaven

3.1. Zorgverzekeringwet (Zvw)

3.1.1. Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten

De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2018. Hierin worden alleen de mutaties toegelicht die hebben plaatsgevonden na de nota van wijziging begroting 2018. Voor een toelichting op de mutaties op basis van de Startnota wordt verwezen naar de NvW begroting 2018 (TK 34 775-XVI, nr. 15).

De verticale toelichting onderscheidt drie categorieën bijstellingen:

• Autonoom: voornamelijk mutaties als gevolg van de actualisering van de zorguitgaven op basis van de meest recente cijfers van het Zorginstituut en de NZa en de bijstellingen op basis van de actuele macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).

• Beleidsmatig: mutaties als gevolg van politieke prioriteitstelling.

• Technisch: overhevelingen tussen financieringsbronnen/domeinen of tussen sectoren binnen hetzelfde financieringsbron/domein en de zogenaamde financieringsmutaties.

De afzonderlijke posten worden toegelicht als het hiermee gepaard gaande bedrag hoger is dan € 10 miljoen.

Tabel 6 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2018 de verticale ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten van de Zvw zien.

Bruto Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2018 48.495,3
Bijstellingen Startnota 22,0
Bruto Zvw-uitgaven NvW begroting 2018 48.517,3
Autonoom – 1.905,8
Actualisering zorguitgaven (zie tabel 6A) – 1.805,8
Ramingsbijstelling geneesmiddelen – 100,0
Beleidsmatig 104,2
Behouden deel onderuitputting 100,0
Overig beleidsmatig 4,2
Technisch – 14,5
Overig technisch – 14,5
Totaal bijstellingen – 1.816,1
Bruto Zvw-uitgaven jaarverslag 2018 46.701,2
Zvw-ontvangsten ontwerpbegroting 2018 3.308,4
Bijstellingen Startnota – 100,7
Zvw-ontvangsten NvW begroting 2018 3.207,7
Bijstellingen 0,0
Zvw-ontvangsten jaarverslag 2018 3.207,7
Netto Zvw-uitgaven NvW begroting 2018 45.309,6
Totaal bijstellingen in de netto Zvw-uitgaven – 1.816,1
Netto Zvw-uitgaven jaarverslag 2018 43.493,5
Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.
Uitgaven
Autonoom
Actualisering Zvw-uitgaven
Eerstelijnszorg – 141,0 – 205,6 – 346,6
Tweedelijnszorg – 38,3 – 11,9 – 50,2
Geneeskundige ggz – 243,0 – 59,3 – 302,3
Geneesmiddelen – 265,9 – 92,7 – 358,5
Hulpmiddelen – 89,1 – 57,2 – 146,3
Wijkverpleging – 100,0 – 217,6 – 317,6
Ziekenvervoer – 9,2 – 2,6 – 11,9
Opleidingen 0,0 – 150,0 – 150,0
Grensoverschrijdende zorg 0,0 – 37,5 37,5
Nominaal en onverdeeld 0,0 – 84,8 84,8
Totaal bijstellingen – 886,5 – 919,3 1.805,8
Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

In tabel 6A is het onderdeel Actualisering Zvw-uitgaven uit tabel 6 uitgesplitst. De actualisering van de zorguitgaven vindt plaats op basis van voorlopige realisatiegegevens 2018 van het Zorginstituut en de NZa. Een belangrijk deel van deze bijstellingen is reeds toegelicht in eerdere budgettaire stukken. Voor de toelichting op de eerste suppletoire begroting 2018 (TK 34 960-XVI, nr. 1), de ontwerpbegroting 2019 (TK 35 000-XVI, nr. 1) en de tweede suppletoire begroting 2018 (TK 35 095-XVI, nr. 1) wordt verwezen naar de betreffende publicaties.

In de tweede suppletoire begroting 2018 is een onderschrijding van € 600 miljoen gerapporteerd op basis van voorlopige gegevens over 2018. Ten opzichte daarvan vindt er in dit jaarverslag een bijstelling van de Zvw-uitgaven plaats van € 319,3 miljoen.

Deze bijstellingen worden in de verdiepingsparagraaf op sectorniveau toegelicht.

Ramingsbijstelling geneesmiddelen

De verwachte uitgaven aan geneesmiddelen zijn op basis van de inschatting van het Zorginstituut lager dan eerder geraamd. Dit is onder andere het gevolg van de gemaakte prijsarrangementen voor geneesmiddelen.

Beleidsmatig
Behouden deel onderuitputting

In de bestuurlijke akkoorden huisartsenzorg, ggz en wijkverpleging is afgesproken de in 2017 geconstateerde onderschrijdingen structureel door te trekken. Tevens is in de akkoorden afgesproken dat een deel van deze onderschrijdingen in de betreffende kaders beschikbaar blijft om de nieuwe afspraken in de betreffende akkoorden te kunnen realiseren. Daarbij gaat het om een bedrag van € 50 miljoen in zowel de huisartsenzorg als de wijkverpleging. Ook in de ggz blijft € 50 miljoen van de onderuitputting beschikbaar voor de akkoordperiode.

Overig beleidsmatig

Deze post is het saldo van verschillende kleine beleidsmatige mutaties.

Technisch
Overig technisch

Deze post is het saldo van verschillende kleine technische mutaties.

3.1.2. Zorgakkoorden curatieve zorg

Voor het jaar 2018 zijn met partijen in de medisch-specialistische zorg, huisartsen- en multidisciplinaire zorg, geestelijke gezondheidszorg en wijkverpleging inhoudelijke afspraken gemaakt die de zorg verder verbeteren en zijn er financiële afspraken gemaakt over het beschikbare kader in 2018 en de beheersing hiervan. Daarnaast zijn afspraken gemaakt voor de paramedische zorg.

De afspraken voor het jaar 2018 zijn gemaakt aangezien de eerdere akkoorden eind 2017 afliepen. Met het oog op de contractering voor 2018 wilde het demissionaire vorige kabinet tijdig duidelijkheid geven over de inhoudelijke en financiële kaders voor het jaar 2018. In de loop van 2018 zijn op basis van afspraken in het regeerakkoord Rutte III nieuwe meerjarige afspraken gemaakt voor de periode 2019–2022.

In onderstaande tabel is de aansluiting gemaakt tussen de voorlopige realisatiecijfers over 2018 voor de betreffende sectoren met de kaders die zijn afgesproken in de bestuurlijke akkoorden.

Stand conform zorgakkoorden 21.875 3.494 3.909 3.778
Overhevelingen naar VWS-begroting:
– subsidieverlening NIPT – 26,0
– subsidieregeling integrale tarieven – 2,7
– kwaliteitsgelden ggz – 7,0
– E-health ggz – 50,0
Technische bijstellingen:
– hoger bedrag overheveling uxolitinib naar MSZ 12,1
– hoger bedrag overheveling MSVT naar wijkverpleging/Wlz – 3,5
Wlz-financiering verkeerde bed – 14,2
Stand ontwerpbegroting 2018 (FBZ) 21.840,9 3.494,0 3.851,6 3.778,0
Mutaties sindsdien:
– substitutie 2018 – 6,7 6,7
– voorwaardelijke toelating 4,3
– ambulantiseringsschuif 1,0
– loon- en prijsbijstelling 2018 709,4 120,1 134,3 131,8
Aansluiting met mbi-kader:
– kwaliteitsgelden – 15,5
– Wlz-financiering: verkeerde bed 14,2
Stand kaders hoofdlijnenakkoorden 2018 22.546,6 3.620,8 3.986,9 3.909,8
Voorlopige realisatie (stand jaarverslag 2018) 22.598,6 3.475,4 3.674,0 3.642,1
Verschil2 52,0 – 145,4 – 312,9 – 267,7

1 Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

2 De actuele stand van de begrotingscijfers voor de betreffende sectoren is terug te vinden in het verdiepingshoofdstuk van dit Financieel Beeld Zorg. Voor de sectoren huisartsen/MDZ, ggz en wijkverpleging geldt dat de mutatie bij jaarverslag 2018 kleiner is dan het hier gepresenteerde verschil, aangezien bij begroting 2019 al een onderschrijding op basis van de afgesloten akkoorden voor de periode 2019–2020 was verwerkt.

Toelichting

De aansluiting van de stand conform zorgakkoorden met de stand ontwerpbegroting 2018 (FBZ) is toegelicht in het Financieel Beeld Zorg in de VWS-begroting 2018.

De bedragen op de regel stand ontwerpbegroting 2018 (FBZ) corresponderen met de bedragen voor de betreffende sectoren in het verdiepingshoofdstuk van het Financieel Beeld Zorg in de ontwerpbegroting 2018. Op deze kaders zijn enkele (technische) mutaties van toepassing, voor een belangrijk deel in verband met de reguliere loon- en prijsbijstelling voor 2018.

Op de regel Stand kaders hoofdlijnenakkoorden 2018 is vervolgens opgenomen wat de huidige stand van de kaders 2018 is, rekening houdend met de genoemde (technische) mutaties. Met partijen in de paramedische zorg zijn geen afspraken gemaakt over het beschikbare kader.

Verschil tussen stand ontwerpbegroting 2018 (FBZ) en stand kaders hoofdlijnenakkoorden 2018:

• In verband met substitutie is een bedrag van € 6,7 miljoen overgeheveld vanuit het MSZ-kader naar huisartsenzorg/MDZ.

• Op basis van de raming van het Zorginstituut voor de uitgaven aan voorwaardelijke toelating is het MSZ-kader met € 4,3 miljoen verhoogd.

• Vanuit de sector langdurige ggz (Wlz) is in verband met ambulantisering een bedrag van € 1,0 miljoen toegevoegd aan het Zvw-kader ggz.

• In de kaders van de hoofdlijnenakkoorden voor 2018 zijn de bedragen voor de loon- en prijsbijstelling 2018 verwerkt.

• Het MSZ-kader betreft het beschikbare bedrag voor de zorginkoop door zorgverzekeraars bij aanbieders. ZN en koepels van zorgaanbieders hebben afspraken gemaakt over de besteding van beschikbare kwaliteitsgelden voor de MSZ (€ 12,5 miljoen voor de SKMS en € 3 miljoen voor patiëntenparticipatie), waardoor deze geen onderdeel uitmaken van de lokale onderhandelingen.

• In het beschikbare bedrag voor de MSZ is een bedrag inbegrepen voor ziekenhuisuitgaven die worden gerekend tot het Wlz-domein (verkeerde-bedproblematiek).

Op de regel voorlopige realisatie 2018 (stand jaarverslag 2018) zijn de voorlopige realisatiecijfers 2018 opgenomen die worden afgezet tegen de kaders hoofdlijnenakkoorden. Op de regel verschil worden de voorlopige onder- en overschrijdingen van de kaders hoofdlijnenakkoorden zichtbaar. De onderschrijdingen hebben betrekking op:

• Onderschrijdingen op basis van realisatiecijfers 2017. In de hoofdlijnenakkoorden 2019–2022 is afgesproken om deze onderschrijdingen (deels) structureel te verwerken op het kader.

• Onderschrijdingen op basis van realisatiecijfers 2018. Deze onderschrijdingen worden in de afzonderlijke sectortabellen toegelicht (paragraaf 6.1.1 van het Financieel Beeld Zorg in dit jaarverslag).

Uit de voorlopige realisatiecijfers over 2018 komt naar voren dat bij alle HLA-sectoren met uitzondering van de medisch-specialistische zorg de uitgaven lager zijn dan de afgesproken uitgavenplafonds. De overschrijding bij de medisch-specialistische zorg is zeer beperkt, afgezet tegen de totale uitgaven voor deze sector. De actuele realisatiecijfers zullen worden besproken met de betrokken partijen. Het vaststellen van de hoogte van de over- en onderschrijdingen en de mogelijke gevolgen daarvan vindt plaats op basis van meer definitieve realisatiecijfers.

3.2. Wet langdurige zorg (Wlz)

3.2.1. Verticale ontwikkeling van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten

De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2018. Hierin worden alleen de mutaties toegelicht die hebben plaatsgevonden na de nota van wijziging begroting 2018. Voor een toelichting op de mutaties op basis van de Startnota wordt verwezen naar de NvW op de begroting (TK 34 775 XVI, nr. 15).

De verticale toelichting onderscheidt drie categorieën bijstellingen:

• Autonoom: voornamelijk mutaties als gevolg van de actualisering van de zorguitgaven op basis van de meest recente cijfers van het Zorginstituut en de NZa en de bijstellingen op basis van de actuele macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).

• Beleidsmatig: mutaties als gevolg van politieke prioriteitstelling.

• Technisch: overhevelingen tussen financieringsbronnen/domeinen of tussen sectoren binnen hetzelfde financieringsbron/domein en de zogenaamde financieringsmutaties.

De afzonderlijke posten worden toegelicht als het hiermee gepaard gaande bedrag hoger is dan € 10 miljoen.

Tabel 8 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2018 de verticale ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten van de Wlz zien.

Bruto Wlz-uitgaven ontwerpbegroting 2018 21.811,9
Bijstellingen Startnota 49,8
Bruto Wlz-uitgaven NvW begroting 2018 21.861,7
Autonoom – 314,0
Actualisering zorguitgaven (zie tabel 8A) – 165,4
Loon- en prijsontwikkeling – 48,6
Ramingsbijstelling – 100,0
Beleidsmatig 155,2
Voorziening voor door gemeenten ervaren knelpunten 100,0
Actualisatie onderuitputting Zorg in Natura (ZIN) 54,0
Ramingsbijstelling NHC in Wlz-tarief 11,0
Overgangsproblematiek naar Wlz (zorgval) 10,0
Overig beleidsmatig – 19,8
Technisch – 316,9
Overheveling middelen voorziening voor door gemeenten ervaren knelpunten (overboeking naar gemeentefonds) – 100,0
Loon- en prijsbijstelling 2018 Wmo huishoudelijke hulp, Wmo 2015 en Jeugdwet – 144,1
Loon- en prijsbijstelling 2018 beschermd wonen – 44,8
Overboeking middelen Transformatiefonds jeugd – 18,0
Aanpak kindermishandeling – 6,5
Overig technisch – 3,6
Totaal bijstellingen – 475,7
Bruto Wlz-uitgaven jaarverslag 2018 21.385,9
Wlz-ontvangsten ontwerpbegroting 2018 1.879,1
Bijstellingen Startnota – 16,2
Wlz-ontvangsten NvW begroting 2018 1.862,9
Autonoom – 50,1
Actualisering ontvangsten – 50,1
Totaal bijstellingen – 50,1
Wlz-ontvangsten jaarverslag 2018 1.812,8
Netto Wlz-uitgaven NvW begroting 2018 19.998,8
Totaal bijstellingen in de netto Wlz-uitgaven – 425,6
Netto Wlz-uitgaven jaarverslag 2018 19.573,1
Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.
Uitgaven
Autonoom
Actualisering Wlz-uitgaven
ZIN binnen contracteerruimte1 247,9 – 88,4 159,5
Ouderenzorg 80,6 – 179,3 – 98,7
Gehandicaptenzorg 144,9 104,0 248,9
Langdurige ggz – 37,3 – 108,1 – 145,4
Volledig pakket thuis 51,2 150,4 201,6
Extramurale zorg – 24,8 – 55,4 – 80,2
Overige binnen contracteerruimte 33,3 0,0 33,3
Persoonsgebonden budgetten – 247,9 – 88,8 – 336,7
Buiten contracteerruimte 11,7 0,1 11,8
Overige buiten contracteerruimte 11,7 0,1 11,8
Totaal bijstellingen 11,7 – 177,1 – 165,4

1 In verband met de vereenvoudiging van het budget- en nacalculatieproces voor de Wet langdurige zorg (Wlz) ontvangt VWS vanaf 2018 alleen nog het totale omzetplafond in de eerste en tweede contracteerronde en de totale omzet bij de nacalculatie van de NZa en niet de verschillende deelsectoren (ouderenzorg, gehandicaptenzorg, langdurige ggz, volledig pakket thuis, extramurale zorg en overig binnen contracteerruimte). De informatie over de deelsectoren zoals gepresenteerd in tabel 20 betreft om die reden beleidsinformatie op basis van declaratiegegevens (zie ook de toelichting in de VWS-begroting 2018, pagina 249).

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

In tabel 8A is het onderdeel Actualisering Wlz-uitgaven uit tabel 8 uitgesplitst. De actualisering van de zorguitgaven vindt plaats op basis van voorlopige realisatiegegevens 2018 van het Zorginstituut en de NZa. Een deel van deze bijstellingen is reeds toegelicht in eerdere budgettaire stukken. Voor de toelichting op de eerste suppletoire begroting 2018 (TK 34 960-XVI, nr. 1), de ontwerpbegroting 2019 (TK 35 000-XVI, nr. 1) en de tweede suppletoire begroting 2018 (TK 35 095-XVI, nr 1) wordt verwezen naar de betreffende publicaties. De bijstellingen die na de tweede suppletoire begroting 2018 hebben plaatsgevonden worden in het verdiepingshoofdstuk per deelsector verder toegelicht.

Loon- en prijsontwikkeling

De raming van de loon- en prijsbijstelling is aangepast op basis van actuele macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).

Ramingsbijstelling uitgaven

Uit de actualisatiecijfers van het Zorginstituut en de NZa blijkt dat er ruimte is tussen het beschikbare Wlz-kader voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten en de benodigde middelen op de begroting. Als gevolg hiervan is bij de eerste suppletoire wet 2018 de uitgavenraming in 2018 met € 100 miljoen verlaagd.

Beleidsmatig
Voorziening voor door gemeenten ervaren knelpunten

Met het interbestuurlijk programma (IBP) is afgesproken om een tijdelijke voorziening te treffen voor gemeenten, die een stapeling van tekorten ervaren bij de uitvoering van de taken in het sociaal domein. De omvang van de voorziening in 2018 is € 200 miljoen. De voorziening is gevuld vanuit VWS (€ 100 miljoen) en het gemeentefonds (€ 100 miljoen). De criteria voor de verdeling van de voorziening voor tekortgemeenten (door de VNG omgedoopt tot Fonds Tekortgemeenten) is door de VNG, in samenspraak met gemeenten, opgesteld. In de Algemene Ledenvergadering (ALV) van de VNG op 27 juni 2018 is door gemeenten ingestemd met zowel de criteria, het instellen van een onafhankelijke commissie ter beoordeling van de aanvragen, als met een bijdrage van € 100 miljoen vanuit gemeenten ter vulling van de voorziening. Via de decembercirculaire 2018 is bekend gemaakt welke gemeenten compensatie ontvangen.

Actualisatie onderuitputting Zorg in Natura

Naar aanleiding van de actualisatiecijfers van de NZa is de veronderstelde onderuitputting van de Wlz-leveringsvorm Zorg in Natura in de eerste suppletoire wet 2018 verlaagd van 0,6% naar 0,3%. Deze onderuitputting is het verschil tussen het beschikbare budget in de begroting en het Wlz-kader 2018. De geraamde uitgaven voor Zorg in Natura vallen hierdoor € 54 miljoen hoger uit. Het budget dat beschikbaar is voor inkoop van Zorg in Natura verandert niet.

Ramingsbijstelling NHC in Wlz-tarief

De NZa heeft de indexering van de normatieve huisvestingscomponent (NHC) in het Wlz-tarief voor de periode 2018–2022 vastgesteld op 2,5% per jaar. VWS neemt dit indexeringspercentage over. De raming van de Wlz-uitgaven is hierop aangepast.

Overgangsproblematiek naar Wlz (zorgval)

Bij de overgang van zorg en ondersteuning vanuit de Zvw en/of Wmo naar zorg vanuit de Wlz kunnen cliënten in de thuissituatie te maken krijgen met een terugval in uren zorg (omdat de inzet van Wlz-zorg thuis aan financiële grenzen is gebonden). Om de gevolgen van deze zogenaamde zorgval te verminderen is besloten om de maatwerkregelingen zoals extra kosten thuis (EKT) en de meerzorgregeling te verruimen. De extra uitgaven bedragen in 2018 € 10 miljoen.

Overig beleidsmatig

Deze post is het saldo van verschillende beleidsmatige mutaties.

Technisch
Overheveling middelen voorziening voor door gemeenten ervaren knelpunten (overboeking naar gemeentefonds)

Met het interbestuurlijk programma (IBP) is afgesproken om een tijdelijke voorziening te treffen voor gemeenten, die een stapeling van tekorten ervaren bij de uitvoering van de taken in het sociaal domein. De omvang van de voorziening in 2018 is € 200 miljoen. De voorziening is gevuld vanuit VWS (€ 100 miljoen) en het gemeentefonds (€ 100 miljoen). De criteria voor de verdeling van de voorziening voor tekortgemeenten (door de VNG omgedoopt tot Fonds Tekortgemeenten) is door de VNG, in samenspraak met gemeenten, opgesteld. In de Algemene Ledenvergadering (ALV) van de VNG op 27 juni 2018 is door gemeenten ingestemd met zowel de criteria, het instellen van een onafhankelijke commissie ter beoordeling van de aanvragen als met een bijdrage van € 100 miljoen vanuit gemeenten ter vulling van de voorziening. Via de decembercirculaire 2018 is bekend gemaakt welke gemeenten compensatie ontvangen.

Loon- en prijsbijstelling 2018 Wmo huishoudelijke verzorging, Wmo 2015 en Jeugdwet

Deze mutatie betreft het overhevelen van de reservering van de loon- en prijsbijstelling 2018 naar de integratie-uitkering Sociaal domein (delen Wmo 2015 en Jeugdwet) en de integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging voor het jaar 2018.

Loon- en prijsbijstelling 2018 beschermd wonen

Deze mutatie betreft het overhevelen van de reservering van de loon- en prijsbijstelling 2018 naar de integratie-uitkering Sociaal domein, deel beschermd wonen.

Overboeking middelen Transformatiefonds jeugd

De middelen ten behoeve van het Transformatiefonds jeugd van € 18 miljoen per jaar voor de jaren 2018–2020 zijn overgeboekt van het Uitgavenplafond Zorg naar het gemeentefonds, onder het Uitgavenplafond Rijksbegroting.

Aanpak kindermishandeling

In het regeerakkoord is aandacht gegeven aan het verbeteren van de positie van kwetsbare kinderen. Het Nationaal ondersteuningsprogramma kindermishandeling betreft een landelijke aanpak om geweld tegen kinderen tegen te gaan. Voor het VWS-aandeel in het programma is in 2018 € 6,5 miljoen beschikbaar gesteld. De middelen worden overgeheveld vanuit de Wlz.

Overig technisch

Deze post is het saldo van verschillende kleine technische mutaties.

Ontvangsten
Autonoom
Actualisering ontvangsten

Op basis van de meest recente cijfers van de NZa zijn de ontvangsten geactualiseerd voor 2017 en 2018.

Voor 2017 betreft dit grotendeels de afroming van de reserves van de zorgkantoren. Een zorgkantoor mag wettelijk maximaal 20% aan reserve hebben. Als dit wordt overschreden dan dient dit te worden afgeroomd ten bate van het Fonds langdurige zorg.

Voor 2018 is dit het gevolg van lagere inkomsten uit de eigen bijdragen Wlz en een tegenvaller bij de inkomsten van internationale verdragen, d.w.z. de vorderingen op verdragspartners voor in Nederland verleende Wlz-zorg aan het in het buitenland verzekerde personen.

3.3. Begrotingsgefinancierde zorguitgaven

Bij de begrotingsgefinancierde zorguitgaven gaat het met name om middelen die op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet in het gemeentefonds beschikbaar zijn voor de zorg en ondersteuning van jeugdigen, ouderen en mensen met beperkingen. Deze uitgaven staan op de begroting van het gemeentefonds.

Naast de Wmo 2015 en de Jeugdwet vallen enkele andere begrotingsgefinancierde posten onder de bruto zorguitgaven. Tot deze categorie horen bepaalde uitgaven voor zorgopleidingen, de uitgaven voor zorg, jeugd en welzijn in Caribisch Nederland, de uitgaven voor de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de subsidie(regelingen) NIPT, abortusklinieken, overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg (MSZ), en kwaliteit, transparantie en patiëntveiligheid. Deze uitgaven worden in het VWS-jaarverslag verantwoord en toegelicht op de artikelen 1, 2, 4 en 8.

In tabel 9 wordt de ontwikkeling van de begrotingsgefinancierde zorguitgaven weergegeven. De uitgaven die onder de Wmo 2015 en Jeugdwet vallen, worden in tabel 10 gespecificeerd.

De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2018. Hierin worden alleen de mutaties toegelicht die hebben plaatsgevonden na de NvW begroting 2018. Voor een toelichting op de mutaties op basis van de Startnota wordt verwezen naar de NvW begroting (TK 34 775-XVI, nr. 15).

Begrotingsgefinancierde zorguitgaven ontwerpbegroting 2018 7.437,0
Bijstellingen Startnota 17,0
Begrotingsgefinancierde Zorguitgaven NvW begroting 2018 7.454,0
Bijstellingen
Wmo 2015 en Jeugdwet (gemeentefonds) 193,8
Begrotingsgefinancierd (VWS-begroting) – 52,4
Subsidieregeling abortusklinieken (Artikel 1) – 0,1
Subsidie NIPT (Artikel 1) – 7,4
Subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg (Artikel 2) – 2,6
Subsidie kwaliteit, transparantie en patiëntveiligheid (Artikel 2) – 27,4
Zorgopleidingen (Artikel 4) – 2,1
Caribisch Nederland (Artikel 4) 11,2
Wtcg (Artikel 8) – 1,9
Loon- en prijsbijstelling – 26,8
Overige 4,7
Totaal bijstellingen 141,4
Begrotingsgefinancierde-uitgaven jaarverslag 2018 7.595,4
Uitgaven ontwerpbegroting 2018 6.887,8
Bijstellingen Startnota 0,8
Uitgaven NvW begroting 2018 6.888,6
Technisch 193,8
Loon- en prijsbijstelling 2018 overig Wmo 2015 en Jeugdwet 144,1
Loon- en prijsbijstelling 2018 beschermd wonen 44,8
Overig technisch 5,0
Totaal bijstellingen 193,8
Uitgaven jaarverslag 2018 7.082,4
1 Alleen de middelen die behoren tot het Uitgavenplafond Zorg worden hier verantwoord.

Toelichting

Uitgaven

Technisch

Loon- en prijsbijstelling 2018 Wmo huishoudelijke verzorging, Wmo 2015 en Jeugdwet

Deze mutatie betreft het overhevelen van de reservering van de loon- en prijsbijstelling 2018 naar de integratie-uitkering Sociaal domein (delen Wmo 2015 en Jeugdwet) en de integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging voor het jaar 2018.

Loon- en prijsbijstelling 2018 beschermd wonen

Deze mutatie betreft het overhevelen van de reservering van de loon- en prijsbijstelling 2018 naar de integratie-uitkering Sociaal domein, deel beschermd wonen.

Overig technisch

Deze post is het saldo van verschillende kleine technische mutaties.

4. Financiering van de zorguitgaven

4.1. De financiering van de zorguitgaven in 2018

De zorguitgaven worden gefinancierd uit een aantal bronnen. Tabel 11 laat zowel de verdeling over deze financieringsbronnen zien als de ontwikkeling daarin. De totale gefinancierde uitgaven en de totale bijstellingen komen overeen met de cijfers genoemd in eerdere paragrafen van dit Financieel Beeld Zorg (FBZ). In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de bijstellingen op de zorguitgaven in 2018 die hebben plaatsgevonden na de Startnota (opgesteld bij de start van het kabinet). Verder wordt kort stilgestaan bij de doorwerking van de uitgavenbijstellingen uit de Startnota. De uitgavenbijstellingen die zijn verwerkt in de Startnota zijn toegelicht in de nota van wijziging op de VWS-begroting (TK 34 775-XVI, nr. 15).

Wlz 19,9 0,1 20,0 – 0,4 19,6
Eigen betalingen Wlz 1,9 0,0 1,9 – 0,1 1,8
Wlz totaal 21,8 0,1 21,9 – 0,5 21,4
Zvw 45,2 0,1 45,3 – 1,8 43,5
Eigen betalingen Zvw 3,3 – 0,1 3,2 0,0 3,2
Zvw totaal 48,5 0,0 48,5 – 1,8 46,7
Begroting 7,4 0,0 7,5 0,1 7,6
Totaal 77,7 0,1 77,8 – 2,2 75,7
w.v. netto zorguitgaven 72,6 0,2 72,8 – 2,1 70,7

1 Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Bron: VWS, CPB en ZiNL.

4.2. Ontvangsten, uitgaven en vermogens van de zorgfondsen (Zvw, Wlz en AWBZ)

Zorgverzekeringswet (Zvw)

De financiering van de Zvw loopt deels via de zorgverzekeraars en deels via het Zorgverzekeringsfonds (Zvf). Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten van de Zvw.

Zorgverzekeringsfonds
Uitgaven 27,3 0,0 27,3 – 0,2 27,0
– Uitkering aan zorgverzekeraars 24,8 0,0 24,8 0,0 24,8
– Rechtstreekse uitgaven Zvf 2,5 0,0 2,5 – 0,2 2,3
Inkomsten 27,1 0,0 27,1 0,0 27,2
– Inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) 24,0 0,0 24,0 0,0 24,0
– Rijksbijdrage verzekerden 18- 2,7 0,0 2,7 0,0 2,7
– Rijksbijdrage HLZ 0,5 0,0 0,5 0,0 0,5
– Overige baten 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Saldo – 0,1 0,0 – 0,1 0,3 0,1
Vermogenssaldo 2017 0,2 0,0 0,2 0,7 0,9
Vermogenssaldo 2018 0,0 0,0 0,0 1,0 1,0
Individuele zorgverzekeraars
Uitgaven 46,8 0,0 46,8 – 0,9 45,9
– Uitgaven zorg 46,0 0,0 46,1 – 1,6 44,4
– Beheerskosten/saldo 0,8 0,0 0,8 0,8 1,5
Inkomsten 46,8 0,0 46,8 – 0,9 45,9
– Uitkering van Zvf 24,8 0,0 24,8 0,0 24,8
– Nominale premie/eigen risico 22,0 0,0 22,0 – 0,9 21,2

1 Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

2 De meeste cijfers in de kolom jaarverslag 2018 zijn afkomstig of afgeleid van ZiNL-cijfers. De raming van de zorguitgaven van zorgverzekeraars is vrijwel volledig gebaseerd op de maartlevering van ZiNL (met uitzondering van enkele sectoren waar de cijfers te onzeker zijn). Dit geldt ook voor de rijksbijdragen en de post overige baten (rentebaten, wanbetalers, onverzekerden, verdragsgerechtigden). Het vermogen per ultimo 2017 is overgenomen uit het ZiNL-jaarverslag fondsen 2017. Het vermogenssaldo van het fonds in 2017 is hiervan afgeleid. Voor de beschikbaarheidbijdragen is aangesloten bij NZa-cijfers. Voor de inkomensafhankelijke bijdrage is het CPB-cijfer in de EMU-definitie gebruikt.

Bron: VWS, CPB, ZiNL en NZa.

Bij wetswijziging is kort na het verschijnen van de begroting 2018 besloten tot het stabiliseren van het eigen risico op € 385. Dat resulteerde voor 2018 in een € 0,1 miljard lagere opbrengst van het eigen risico, € 0,04 miljard hogere uitgaven zorgverzekeraars (vanwege het gedragseffect) en € 0,1 miljard hogere opbrengst van de nominale premie. Daarnaast muteerden ook de bijdrage aan zorgverzekeraars, de rijksbijdrage en het saldo van het Zvf in beperkte mate. De inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) bleef ongewijzigd als gevolg van afronding. De hogere zorguitgaven, de lagere opbrengst van het eigen risico en de hogere rijksbijdrage zijn verwerkt in de nota van wijziging. Hierin is ook een beperkte wijziging van de loon- en prijsbijstelling verwerkt. Het premie-effect is gemeld in het wetsvoorstel waarin de stabilisering is geregeld2.

De Zvw-uitgaven komen € 1,8 miljard lager uit dan geraamd in de Startnota. Deze bijstelling betreft voor € 1,6 miljard de zorguitgaven van zorgverzekeraars en voor € 0,2 miljard de rechtstreekse uitgaven van het Zvf. Omdat de nacalculatie in het kader van de risicoverevening in sterke mate is afgebouwd, leiden lagere uitgaven van zorgverzekeraars niet automatisch tot een lagere uitkering uit het Zvf aan zorgverzekeraars. In 2018 draagt het Zvf nog een beperkt deel van het risico van uitgavenbijstellingen. De huidige inzichten duiden er op dat de uitkering uit het Zvf aan zorgverzekeraars niet verandert3. De inkomensafhankelijke bijdrage (in de EMU-definitie) komt uit op de raming uit de begroting 2018, net als de overige baten4. De rijksbijdrage voor verzekerden 18- en de rijksbijdrage HLZ zijn exact uitgekomen op de raming in de Startnota.

Het saldo van het Zvf komt op grond van het bovenstaande in 2018 € 0,3 miljard hoger uit dan in de raming die resulteert na verwerking van de stabilisering van het eigen risico. Het vermogenssaldo van het Zvf per ultimo 2018 komt € 1,0 miljard hoger uit. Dit is het gevolg van een opwaartse bijstelling van het vermogen per ultimo 2017 met € 0,7 miljard die resulteert uit het ZiNL-jaarverslag fondsen 2017 en het positieve saldo 2018 van € 0,3 miljard. Het hogere vermogen per ultimo 2017 resulteert per saldo uit lagere uitgaven in het kader van de nacalculatie van zorgverzekeraars over 2014–2017 (samen € 0,7 miljard) en lagere rechtstreekse uitgaven in 2015 en 2016 (samen € 0,2 miljard) en tegelijkertijd lagere inkomsten bij de IAB 2017 (€ 0,2 miljard).

De zorguitgaven van individuele zorgverzekeraars komen naar huidige inzicht € 1,6 miljard lager uit dan in de Startnota. Deze lagere uitgaven werden deels al door zorgverzekeraars voorzien toen zij hun premie vaststelden. Mede daarom valt de opbrengst van de nominale premie € 0,9 miljard lager uit dan geraamd ten tijde van het stabiliseren van het eigen risico. De bijdrage uit het Zvf komt naar huidige inschatting wel uit op de raming ten tijde van het stabiliseren van het eigen risico. De post beheerskosten/saldo komt daardoor € 0,8 miljard hoger uit.

Wet langdurige zorg (Wlz)

Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten van het Fonds langdurige zorg (Flz).

Uitgaven 21,8 0,0 21,9 – 0,5 21,4
– Zorgaanspraken en subsidies 21,6 0,0 21,7 – 0,5 21,2
– Beheerskosten 0,2 0,0 0,2 0,0 0,2
Inkomsten 23,0 0,0 23,0 – 1,0 22,0
– Procentuele premie 17,6 0,0 17,6 – 1,0 16,6
– Eigen bijdragen 1,9 0,0 1,9 – 0,1 1,8
– BIKK 3,6 0,0 3,6 0,0 3,6
Saldo 1,2 – 0,1 1,1 – 0,5 0,6
Vermogen Fonds langdurige zorg 2017 0,3 0,0 0,3 – 0,5 – 0,3
Vermogen Fonds langdurige zorg 2018 1,5 – 0,1 1,4 – 1,1 0,4

1 Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

2 De meeste cijfers in de kolom Jaarverslag 2018 zijn afkomstig of afgeleid van ZiNL-cijfers. De eigen bijdragen, de BIKK en de post overig (rentebaten) zijn overgenomen uit de maartrapportage van ZiNL. Het vermogen van het Flz per ultimo 2017 is overgenomen uit het Jaarverslag Fondsen 2017 van ZiNL. De uitgavencijfers zijn gebaseerd op NZa-cijfers en voor de premieopbrengst 2018 is het CPB-cijfer in de EMU-definitie gebruikt.

Bron: VWS, CPB, ZiNL en NZa.

In de Startnota zijn beperkt hogere uitgaven, beperkt lagere eigen bijdragen en een beperkt hogere Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) verwerkt. De premies zijn niet gewijzigd ten opzichte van de begroting 2018. Per saldo verslechtert het saldo van het Flz met € 0,1 miljard.

De uitgaven gefinancierd via de Wlz zijn € 0,5 miljard lager uitgekomen dan geraamd in de Startnota. De procentuele Wlz-premie heeft € 1,0 miljard minder opgebracht. De BIKK is uitgekomen op de raming in de Startnota. De eigen bijdragen zijn € 0,1 miljard lager uitgekomen dan de raming uit de Startnota. Per saldo zijn de inkomsten van het Flz hierdoor € 1,0 miljard lager uitgekomen dan geraamd in de Startnota.

Vanwege de € 0,5 miljard lagere uitgaven en de € 1,0 miljard lagere inkomsten is het saldo van het Flz € 0,5 miljard lager uitgekomen dan de raming (op € 0,6 miljard). Dit saldo van € 0,6 miljard telt mee in het EMU-saldo.

Het vermogen van het Flz is per ultimo 2017 blijkens het ZiNL-jaarverslag fondsen 2017 uitgekomen op – € 0,3 miljard. Dit is € 0,5 miljard lager dan geraamd in de begroting 2018 en de nota van wijziging. Deze verslechtering resulteert vooral uit neerwaartse bijstellingen bij de premie-inkomsten in 2016. De premie-inkomsten 2017 vallen hoger uit. De uitgaven zijn in 2016 hoger en in 2017 lager uitgekomen.

Het vermogen van het Flz komt naar huidige inschatting per ultimo 2018 € 1,1 miljard lager uit dan geraamd in de begroting 2018 (op € 0,4 miljard in plaats van € 1,5 miljard). Deze € 1,1 miljard is de optelling van de € 0,5 miljard lagere vermogen per ultimo 2017 en het € 0,5 miljard lagere saldo 2018.

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

Met ingang van 2015 verlopen de uitgaven in het kader van de langdurige zorg via de Wlz. Daarom komen er met ingang van 2015 geen nieuwe uitgaven en inkomsten ten gunste of ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ)5. Het vermogen van het AFBZ wordt nog wel beïnvloed door bijstellingen bij de uitgaven en inkomsten van de jaren vóór 2015.

Vermogen – 15,8 0,4 – 15,4

In het Jaarverslag 2017 werd het vermogen van het AFBZ geraamd op – € 15,8 miljard. In de recente ZiNL rapportage financiële afwikkeling AFBZ 2017 wordt het ingeschat op – € 15,4 miljard. De opwaartse bijstelling van € 0,4 miljard hangt voor het grootste deel samen met een opwaartse bijstelling van de opbrengst van de AWBZ-premies, als gevolg van nabetalingen van de belastingdienst. De inkomsten uit de eerste schijf van de loon- en inkomstenheffing worden in eerste instantie verdeeld op basis van ramingen. Achteraf wordt bepaald welk deel van de loon- en inkomstenheffing voor de AWBZ en de Wlz is bestemd. De afwijking van de eerdere verdeling wordt verwerkt via nabetalingen. Dit heeft geen gevolgen voor het EMU-saldo omdat deze nabetaling een verschuiving tussen twee delen van de overheid betreft.

4.3. Ontwikkeling premies voor Zvw en Wlz

Tabel 15 geeft een overzicht van de premies Zvw en Wlz conform de stand ontwerpbegroting 2018 en conform de (voorlopige) realisatie.

Zvw
Inkomensafhankelijke bijdrage regulier (in %) 6,90 0 6,90 0 6,90
Inkomensafhankelijke bijdrage laag (in %) 5,65 0 5,65 0 5,65
Nominale premie (jaarbedrag in €) 1.362 + 9 1.3711 – 63 1.308
Wlz
Procentuele premie (in %) 9,65 0 9,65 0 9,65

1 Anders dan in tabel 15 is weergegeven blijkt dit bedrag niet uit de startnota maar uit het wetsontwerp Het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering voor het jaar 2018 (TK 34 792 nr. 3)

Bron: VWS, CPB.

Zowel de Wlz-premie als de inkomensafhankelijke bijdragen Zvw zijn vastgesteld conform het percentage uit de ontwerpbegroting 2018. Deze percentages wijzigen niet door de bijstellingen uit de nota van wijziging. De nominale premie Zvw werd in de begroting 2018 geraamd op € 1.362. Die raming werd na het stabiliseren van het eigen risico bijgesteld naar € 1.371. De nominale premie voor 2018 is door de zorgverzekeraars € 63 lager vastgesteld dan deze € 1.371.

Tabel 16 geeft weer hoe de bedragen die burgers en bedrijven aan zorg betaalden zich hebben ontwikkeld tussen de stand ontwerpbegroting 2018 en de (voorlopige) realisatie in het Jaarverslag 2018.

Burgers (Nominale premie Zvw, Wlz-premie, eigen betalingen, deel IAB) 48,3 – 2,1 46,2
Compensatie burgers door zorgtoeslag – 5,2 + 0,6 – 4,6
Burgers totaal 43,1 – 1,5 41,6
Werkgevers (IAB) 17,2 + 0,2 17,4
Burgers en bedrijven (uit belastingen) 19,4 – 0,4 19,0
Totaal 79,7 – 1,7 77,9

1 Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Bron: VWS, CPB.

Burgers betalen de nominale premie, het eigen risico Zvw, de Wlz-premie, en de eigen bijdragen Wlz. Gepensioneerden en zelfstandigen betalen daarnaast ook de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Voor burgers met een laag inkomen staat tegenover de nominale premie Zvw en het eigen risico compensatie door de zorgtoeslag. In de begroting 2018 werd geraamd dat deze posten samen per saldo € 43,1 miljard zouden opbrengen. Op basis van de actuele cijfers is dit gedaald naar € 41,6 miljard. De daling van € 1,5 miljard hangt voor € 0,7 miljard samen met de door zorgverzekeraars lager vastgestelde nominale premie Zvw6. De resterende daling betreft vooral lagere opbrengsten bij de Wlz-premie en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Bij deze posten is de opbrengst bij een gegeven percentage lager uitgekomen, omdat de inkomens waarover ze geheven worden lager zijn uitgekomen. Daarnaast leidt de stabilisatie van het eigen risico ook tot een daling.

Werkgevers betalen de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw voor hun werknemers. In de begroting 2018 werd hiervoor € 17,2 miljard geraamd. Op basis van de actuele cijfers is dat gestegen naar € 17,4 miljard. De relevante loonsom is hoger uitgekomen.

De Wmo- en jeugdzorguitgaven, de uitgaven op de VWS-begroting, de rijksbijdragen en de zorgtoeslag worden gedekt uit belastingen. Daarvan valt niet op voorhand te zeggen of het lasten van burgers of werkgevers betreft. Het uit belastingen gefinancierde bedrag is gedaald van € 19,4 naar € 19,0 miljard, vooral vanwege de lagere uitgaven aan zorgtoeslag.

Uit tabel 16 blijkt dat burgers en werkgevers samen € 77,9 miljard hebben afgedragen, terwijl de zorguitgaven € 75,7 miljard bedroegen (zie tabel 11). Het verschil van € 2,2 miljard betreft enerzijds de beheerskosten van zorgverzekeraars van € 1,3 miljard en daarnaast de saldi van het Fonds langdurige zorg (€ 0,6 miljard), het Zorgverzekeringsfonds (€ 0,1 miljard) en de zorgverzekeraars (€ 0,2 miljard).

4.4. Wat heeft de gemiddelde burger in 2018 aan zorg betaald?

Figuur 4 laat zien dat een volwassene in Nederland gemiddeld € 5.580 heeft betaald aan collectieve zorg. Dat betreft niet alleen de nominale premie en de eigen betalingen. Een Nederlander betaalt gemiddeld ook een fors bedrag aan Wlz-premie. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw wordt voor een beperkt deel rechtstreeks door burgers betaald (gepensioneerden en zelfstandigen) en voor het grootste deel door werkgevers. Dat laatste deel beïnvloedt de loonruimte en wordt daarom meegenomen. Via de zorgtoeslag ontvangt de gemiddelde burger een bedrag ter gedeeltelijke compensatie van de nominale premie en het betaalde eigen risico. Als laatste is meegenomen het bedrag dat via belastingen wordt opgebracht ter dekking van de begrotingsgefinancierde zorguitgaven, de rijksbijdragen en de zorgtoeslag.

De gemiddelde lasten voor een volwassene komen daarmee uit op € 5.580 voor het jaar 2018. Dat is € 141 lager dan geraamd in de begroting 2018. De lasten komen lager uit door een lagere premievaststelling door zorgverzekeraars en door lagere Wlz-premieinkomsten. De nominale premie is in 2018 per saldo € 54 lager vastgesteld door de zorgverzekeraars (€ 63 minder dan na de besluitvorming over het eigen risico). Mede hierdoor is de gemiddelde zorgtoeslag € 44 lager uitgekomen. De lagere uitgaven aan zorgtoeslag zijn weer een belangrijke verklaring voor de daling bij de belastingen van € 30. Vanwege de lagere dan geraamde inkomens betaalt de gemiddelde volwassene € 87 minder Wlz-premie en € 1 minder inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Omdat de eigen betalingen € 12 lager uitkomen dan geraamd (waarvan € 7 vanwege het stabiliseren van het eigen risico), komen de totale lasten € 141 lager uit.

5. Meerjarige ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten

5.1. Ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten 2008–2018

Realisatiecijfers worden in latere jaren nog aangepast naar de laatste inzichten. Daardoor kunnen er ook na het verschijnen van VWS-jaarverslagen nog aanpassingen in de cijfers van het betreffende jaar plaatsvinden. In tabel 17 wordt de ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten voor de jaren 2008–2018 weergegeven conform de actuele VWS-stand (stand jaarverslag 2018). De jaren 2015 en daarvoor zijn definitief. Voor de Wlz betreft het voor de jaren 2008–2014 de AWBZ-standen en vanaf het jaar 2015 de Wlz-standen.

Zorguitgaven en -ontvangsten actuele VWS-stand
Zorgverzekeringswet (Zvw)
Bruto uitgaven 31.465 33.756 35.474 35.983 36.672 39.210 39.220 41.828 43.817 45.137 46.701
Ontvangsten 1.311 1.364 1.481 1.499 1.932 2.666 3.125 3.218 3.195 3.187 3.208
Netto uitgaven 30.155 32.392 33.993 34.484 34.739 36.544 36.095 38.610 40.622 41.950 43.493
Wet langdurige zorg (Wlz)
Bruto uitgaven 21.806 23.221 24.135 25.222 27.865 27.452 27.800 19.545 19.930 20.401 21.386
Ontvangsten 1.618 1.594 1.478 1.620 1.697 1.915 1.971 1.892 1.892 1.852 1.813
Netto uitgaven 20.188 21.627 22.657 23.603 26.169 25.537 25.829 17.653 18.038 18.549 19.573
Begrotingsgefinancierde zorguitgaven
Bruto Wmo 2015 (gemeentefonds) 1.475 1.533 1.541 1.456 1.511 1.561 1.714 4.943 4.945 4.899 5.111
Bruto Jeugdwet (gemeentefonds) 0 0 0 0 0 0 0 2.034 1.920 1.878 1.971
Bruto overig begrotingsgefinancierd (VWS-begroting) 783 824 1.327 1.820 1.893 594 577 491 434 500 513
Bruto begrotingsgefinancierde zorguitgaven 2.258 2.357 2.868 3.276 3.405 2.155 2.291 7.468 7.299 7.277 7.595
Ontvangsten 39 63 73 51 21 0 0 0 0 0 0
Netto begrotingsgefinancierde zorguitgaven 2.219 2.294 2.794 3.226 3.384 2.155 2.291 7.468 7.299 7.277 7.595
Bruto zorguitgaven 55.530 59.335 62.476 64.481 67.942 68.818 69.311 68.841 71.046 72.814 75.683
Ontvangsten 2.968 3.022 3.032 3.170 3.650 4.581 5.096 5.110 5.087 5.039 5.021
Netto zorguitgaven 52.562 56.313 59.444 61.312 64.292 64.237 64.215 63.731 65.959 67.775 70.662

1 Exclusief de eenmalige stimuleringsimpuls voor de bouw uit het aanvullend coalitieakkoord Balkenende IV (€ 320 miljoen) die niet aan het Uitgavenplafond Zorg is toegerekend.

2 In 2015 is de Wet langdurige zorg in werking getreden.

Bron: Actuele VWS stand.

In figuur 5 zijn de bijstellingen van de netto zorguitgaven van de Zvw en de AWBZ/Wlz na het verschijnen van de VWS-jaarverslagen grafisch weergegeven voor de jaren 2008–2017. Uit de grafiek blijkt dat de bijstellingen na publicatie van het jaarverslag een grillig patroon kennen. Er zijn zowel jaren waarin de zorguitgaven hoger zijn uitgekomen dan vermeld in het jaarverslag als jaren waarin de zorguitgaven neerwaarts zijn bijgesteld. De omvang van de bijstelling blijft in de meeste jaren binnen een bandbreedte van 1%, met een maximale uitschieter van -2,4% in 2015. De forse bijstellingen voor eerdere jaren (vóór 2016) hangen voor een belangrijk deel samen met de latere verwerking van de realisatiecijfers van de MSZ en ggz. Vanaf 2016 zijn de voorlopige realisatiecijfers van de MSZ en ggz in het jaarverslag van het betreffende jaar verwerkt. De bijstellingen voor 2016 en 2017 zijn daardoor kleiner.

5.2. Horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven 2015–2018

In deze paragraaf wordt de horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven grafisch weergegeven en toegelicht over de afgelopen vier jaren. De horizontale ontwikkeling geeft de jaar op jaar ontwikkeling van de netto zorguitgaven weer.

Hierbij worden een tweetal groeiontwikkelingen onderscheiden:

• Nominale ontwikkeling: de groei van de zorguitgaven inclusief de loon- en prijsontwikkeling.

• Reële groeiontwikkeling: de ontwikkeling van de zorguitgaven gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling van het bbp.

In figuur 6 is de horizontale ontwikkeling van de netto zorguitgaven, gecorrigeerd voor overhevelingen, grafisch weergegeven voor de jaren 2015–2018. Het jaar 2017 komt twee keer terug in deze figuur.

• De eerste drie kolommen (2015–2017) bevatten de gecorrigeerde uitgaven zoals dat tot en met de vorige kabinetsperiode gebruikelijk was. Hierin zijn onder andere de uitgaven die bij de hervorming van de langdurige zorg per 2015 zijn overgeheveld naar de Zvw en de Wmo teruggerekend naar de situatie voor 2015. Dat verklaart ook de grote verschillen bij zowel de Zvw als de Wlz tussen de twee kolommen voor het jaar 2017.

• In de laatste twee kolommen zijn de jaren 2017 en 2018 weergegeven in de definitie die voor deze kabinetsperiode wordt gebruikt. Hierin zijn de zorguitgaven gecorrigeerd voor overhevelingen van de Wmo en Jeugdwet naar de algemene uitkering van het gemeentefonds per 2019, zoals opgenomen in de Startnota (zie nota van wijziging begroting 2018). Hierdoor liggen de totale zorguitgaven in deze twee jaren ruim € 5 miljard lager.

Onderstaand wordt de gemiddelde reële groei van de totale netto zorguitgaven over de periode 1996–2018 weergegeven, onderverdeeld in een aantal tijdvakken:

• 1996–2005: De gemiddelde reële groei in de negen jaar vóór de introductie van de Zvw was 3,7%.

• 2006–2012: De gemiddelde reële groei vanaf de introductie van de Zvw en vóór de kabinetsperiode Rutte II was 5,1%.

• 2013–2017: De geraamde reële groei gedurende de kabinetsperiode-Rutte II was 0,3%.

• 2018: De geraamde reële groei voor het jaar 2018 t.o.v. 2017 is 2,1%.

5.2.1. Horizontale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven

In figuur 7 is de horizontale ontwikkeling van de netto Zvw-uitgaven, gecorrigeerd voor technische bijstellingen en overhevelingen grafisch weergegeven voor de jaren 2015–2018.

• In de eerste drie kolommen (2015–2017) zijn de zorguitgaven gecorrigeerd voor de technische correctie in verband met verkorting dbc-duur en overhevelingen (zoals overhevelingen als gevolg van de hervorming AWBZ).

• In de vierde en vijfde kolom (2017–2018) zijn er geen correcties en overhevelingen geweest bij de Zvw.

Onderstaand wordt de gemiddelde reële groei van de netto Zvw-uitgaven over de periode 1996–2018 weergegeven, onderverdeeld in een aantal tijdvakken:

• 1996–2005: De gemiddelde reële groei in de negen jaar vóór de introductie van de Zvw was 3,2%.

• 2006–2012: De gemiddelde reële groei vanaf de introductie van de Zvw en vóór de kabinetsperiode Rutte II was 4,1%.

• 2013–2017: De geraamde reële groei gedurende de kabinetsperiode Rutte II was 0,6%.

• 2018: De geraamde reële groei voor het jaar 2018 t.o.v. 2017 is 1,5%.

5.2.2. Horizontale ontwikkeling van de Wlz-uitgaven

In figuur 8 is de horizontale ontwikkeling van netto Wlz-uitgaven, gecorrigeerd voor overhevelingen grafisch weergegeven voor de jaren 2015–2018.

• In de eerste drie kolommen (2015–2017) zijn de zorguitgaven gecorrigeerd voor overhevelingen (zoals overhevelingen als gevolg van de hervorming AWBZ).

• In de vierde en vijfde kolom (2017–2018) zijn de zorguitgaven gecorrigeerd voor overhevelingen van de Wmo en Jeugdwet naar de algemene uitkering van het gemeentefonds zoals opgenomen in de Startnota (zie nota van Wijziging begroting 2018).

Onderstaand wordt de gemiddelde reële groei van de netto Wlz-uitgaven over de periode 1996–2018 weergegeven, onderverdeeld in een aantal tijdvakken:

• 1996–2005: De gemiddelde reële groei in de negen jaar vóór de introductie van de Zvw was 6,4%.

• 2006–2012: De gemiddelde reële groei vanaf de introductie van de Zvw en vóór de kabinetsperiode Rutte II was 5,2%.

• 2013–2017: De geraamde reële groei gedurende de kabinetsperiode Rutte II was 0,3%

• 2018: De geraamde reële groei voor het jaar 2018 t.o.v. 2017 is 2,1%.

6. Verdieping Financieel Beeld Zorg

6.1. Verdieping zorguitgaven in deelsectoren

In deze verdiepingsparagraaf wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen van de zorguitgaven. Deze verdiepingsparagraaf is opgedeeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). In deze paragraaf zijn de cijfers over de jaren 2015 tot en met 2018 per deelsector gepresenteerd. Dit geeft een overzichtelijk en gedetailleerd beeld van de budgettaire ontwikkelingen binnen de afzonderlijke onderdelen van de zorg. De bijstellingen zijn weergegeven ten opzichte van de ontwerpbegroting 2018. De toelichtingen zijn onderverdeeld in verschillende categorieën: autonoom, beleidsmatig en technisch.

In deze verdiepingsbijlage worden alleen de belangrijkste bijstellingen die na de tweede suppletoire begroting 2018 hebben plaatsgevonden toegelicht. Voor de toelichting op de NvW begroting 2018 (TK 34 775-XVI, nr. 15), de eerste suppletoire begroting 2018 (TK 34 960-XVI, nr. 1), de ontwerpbegroting 2019 (TK 35 000-XVI, nr. 1) en de tweede suppletoire begroting 2018 (TK 35 095-XVI, nr. 1) wordt verwezen naar de betreffende publicaties.

Als gevolg van afronding kan de som der delen in de tabellen in deze verdiepingsbijlage afwijken van het totaal.

6.1.1. Zorgverzekeringswet (Zvw)

In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële ontwikkelingen binnen de Zvw in het afgelopen jaar voor de jaren 2015 tot en met 2018. In tabel 18 worden de financiële bijstellingen in 2018 per deelsector tussen de ontwerpbegroting 2018 en het jaarverslag 2018 weergegeven. Het beeld voor 2018 is geactualiseerd bij de Nota van Wijziging begroting 2018, de eerste suppletoire begroting 2018, de ontwerpbegroting 2019, de tweede suppletoire begroting 2018 en nu bij het jaarverslag 2018.

De opbouw van de ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten wordt na tabel 18 verder per deelsector weergegeven.

Eerstelijnszorg 5.802,5 – 91,1 5.711,4
Huisartsenzorg 2.999,2 – 125,7 2.873,5
Multidisciplinaire zorgverlening 494,9 105,1 599,9
Tandheelkundige zorg 764,1 – 4,1 760,0
Paramedische zorg 786,2 – 18,0 768,2
Verloskunde 260,9 – 19,3 241,7
Kraamzorg 314,5 – 3,6 310,9
Zintuiglijk gehandicapten 182,8 – 25,6 157,2
Tweedelijnszorg 24.197,4 737,6 24.935,0
Medisch-specialistische zorg 21.840,9 768,7 22.609,6
Geriatrische revalidatiezorg en eerstelijnsverblijf 1.065,4 – 40,8 1.024,5
Beschikbaarheidbijdrage academische zorg 674,6 26,6 701,1
Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg 54,5 – 14,8 39,7
Beschikbaarheidbijdragen overig medisch-specialistische zorg 92,7 0,4 93,1
Overig curatieve zorg 469,4 – 2,4 467,0
Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 3.851,6 – 177,6 3.674,0
Genees- en hulpmiddelen 6.564,6 – 410,8 6.153,8
Geneesmiddelen 4.969,3 – 311,5 4.657,8
Hulpmiddelen 1.595,3 – 99,3 1.496,0
Wijkverpleging 3.778,0 – 135,9 3.642,1
Ziekenvervoer 729,7 13,7 743,4
Ambulancevervoer 611,2 20,6 631,8
Overig ziekenvervoer 118,5 – 6,9 111,6
Opleidingen 1.285,8 – 106,3 1.179,4
Grensoverschrijdende zorg 676,9 – 14,9 662,0
Nominaal en onverdeeld 1.608,7 – 1.608,7 0,0
Bruto Zvw-uitgaven 48.495,3 – 1.794,1 46.701,2
Eigen betalingen Zvw 3.308,4 – 100,7 3.207,7
Netto Zvw-uitgaven 45.186,9 – 1.693,4 43.493,5
Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

In figuur 9 is de samenstelling van de Zvw-uitgaven per sector weergegeven voor het jaar 2018.

Totaal middelen geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (ggz)

De middelen voor de geestelijke gezondheidszorg zijn in de begroting binnen het FBZ verdeeld over de geneeskundige ggz (Zvw) en intramurale langdurige ggz (Wlz).

Daarnaast zijn er per 2015 ggz-middelen overgeheveld vanuit de Zvw en de oude AWBZ naar de Jeugdwet (gemeenten) en vanuit de oude AWBZ naar beschermd wonen onder de Wmo (gemeenten).

Een totaaloverzicht van alle ggz-middelen is in onderstaande tabel opgenomen. Voor de geneeskundige en intramurale langdurige ggz zijn over 2018 geraamde realisatiecijfers opgenomen. Voor de geneeskundige ggz betreft dit een zeer voorlopig cijfer.

Realisatiecijfers over de jeugd-ggz en beschermd wonen zijn niet bekend. Voor de Jeugdwet zijn daarom de bij de overheveling door VWS geraamde bedragen in de tabel opgenomen en voor beschermd wonen zijn de budgetten uit het macrobudget Wmo opgenomen.

Geneeskundige ggz (Zvw)1 3,7 3,8
Intramurale langdurige ggz (Wlz)2 0,5 0,4
Jeugd-ggz (Jeugdwet)3 1,0 1,0
Beschermd wonen (Wmo)4 1,5 1,6
Stand jaarverslag 2018 6,8 7,0

1 Ggz Zvw inclusief poh-ggz (Bron poh-ggz: 2018, Zorgprisma/Vektis).

2 Met ingang van 2018 betreft dit beleidsinformatie op basis van declaratiegegevens.

3 Geraamd beschikbaar budget op basis van het overgehevelde bedrag in 2015. Dit is geen representatief beeld van wat er werkelijk door gemeenten wordt besteed aan de jeugd-ggz.

4 Budgetten op basis van het macrobudget Wmo volgens de meicirculaire gemeentefonds 2018.

Stand ontwerpbegroting 2018 2.561,2 2.644,5 2.924,2 2.999,2
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 1,5 – 7,4 – 209,2 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 107,0
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 – 1,4 0,2 – 5,3 – 150,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 2,8 – 7,3 – 82,6
Totaal bijstellingen – 3,0 – 10,1 – 221,8 – 125,7
Stand jaarverslag 2018 2.558,2 2.634,4 2.702,3 2.873,5
Deze sector bevat de huisartsenzorg. De uitgaven bestaan uit vergoedingen voor inschrijftarieven, consulttarieven (ook voor de POH ggz en POH somatische zorg), avond-, nacht- en weekenddiensten, overige tarieven, bijzondere betalingen, resultaatbeloning & zorgvernieuwing huisartsen, verloskundige hulp door huisartsen en het deel van de kwaliteitsgelden dat betrekking heeft op ondersteuning van de eerstelijnszorg (middelen voor de Regionale Ondersteuningsstructuren).
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 2,8 – 7,3 – 82,6
Op basis van actuele gegevens van het Zorginstituut wordt een onderschrijding van € 82,6 miljoen verwerkt in het jaarverslag. Deze onderschrijding is grotendeels te verklaren uit de doorwerking van de onderschrijding 2017.
Stand ontwerpbegroting 2018 468,7 532,0 482,5 494,9
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 5,9 2,1 101,6 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 19,8
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,4 0,4 3,1 100,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 4,4 – 13,1 – 14,8
Totaal bijstellingen – 5,5 – 1,8 91,6 105,1
Stand jaarverslag 2018 463,2 530,2 574,1 599,9
De multidisciplinaire zorgverlening (MDZ) betreft ketenzorg en geïntegreerde eerstelijnszorg. Binnen de ketens wordt zorg verleend waarbij zorgaanbieders van diverse disciplines de zorgonderdelen in samenhang en in samenwerking met de betreffende patiënt leveren.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 4,4 – 13,1 – 14,8
Op basis van actuele gegevens van het Zorginstituut wordt een onderschrijding verwacht van € 14,8 miljoen.
Stand ontwerpbegroting 2018 743,4 756,6 753,2 764,1
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 0,4 – 1,7 – 6,1 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 19,6
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 – 0,9 – 0,5 – 3,6 – 3,6
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 2,1 – 3,9 – 20,1
Totaal bijstellingen – 1,3 – 4,2 – 13,6 – 4,1
Stand jaarverslag 2018 742,1 752,4 739,6 760,0
Deze sector bevat de eerstelijns tandheelkundige zorg.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 2,1 – 3,9 – 20,1
De uitgaven aan de tandheelkundige zorg zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut. In 2018 is er sprake van een onderschrijding van € 20 miljoen. Deze onderschrijding wordt grotendeels veroorzaakt door het uitblijven van de verwachte volumegroei (circa € 11 miljoen) en een minder hoge tariefstijging van de NZa dan mogelijk verwacht (circa € 7 miljoen).
Stand ontwerpbegroting 2018 676,1 714,5 746,6 786,2
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 1,0 – 1,1 – 3,5 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 33,0
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,4 – 0,2 – 1,2 – 0,1
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 1,2 – 5,7 – 50,9
Totaal bijstellingen – 0,6 – 2,5 – 10,4 – 18,0
Stand jaarverslag 2018 675,6 712,0 736,2 768,2
waarvan fysiotherapie 471,5 487,7 498,1 514,2
waarvan oefentherapie 20,1 20,9 21,4 23,3
waarvan logopedie 116,9 128,1 133,0 138,6
waarvan ergotherapie 33,1 37,8 43,2 48,0
waarvan dieetadvisering 34,0 37,5 40,5 44,1
De paramedische zorg omvat fysiotherapie, oefentherapie Caesar, oefentherapie Mensendieck, logopedie, ergotherapie en dieetadvisering.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 1,2 – 5,7 – 50,9

Fysiotherapie

Op basis van gegevens van het Zorginstituut zijn de realisatiecijfers geactualiseerd. De actuele realisatiecijfers laten voor alle jaren 2016–2018 lagere uitgaven zien dan de actuele stand begroting VWS. Voor 2016 en 2017 gaat het om een bijstelling van € 1 miljoen resp. € 3,5 miljoen. In 2018 is de onderschrijding € 53 miljoen. De onderschrijding 2018 wordt ten dele verklaard doordat de overheveling van de behandeling bij claudicatio intermittens (etalagebenen) vanuit de MSZ naar fysiotherapie nog niet geheel heeft plaatsgevonden.

Overige sectoren

De sectoren logopedie, dieetadvisering, ergotherapie en oefentherapie wijzigen beperkt en laten gezamenlijk een overschrijding zien van € 2,1 miljoen.

Stand ontwerpbegroting 2018 214,4 229,7 240,1 260,9
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 0,3 – 10,7 – 13,3 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 4,2
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,2 – 0,1 – 2,7 – 2,7
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 1,2 – 10,3 – 12,3
Totaal bijstellingen – 0,1 – 12,0 – 26,3 – 19,3
Stand jaarverslag 2018 214,3 217,8 213,8 241,7

Deze deelsector bevat de extramuraal verstrekte verloskundige zorg. Ook de uitgaven voor kwaliteitsontwikkeling (KNOV) worden op deze sector verantwoord.

De verloskundige zorg verricht door huisartsen is bij de deelsector huisartsenzorg opgenomen.

Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 1,2 – 10,3 – 12,3
Op basis van gegevens van het Zorginstituut is in 2018 sprake van een onderschrijding van circa € 12 miljoen. Deze onderschrijding hangt samen met de dalende geboortecijfer (terwijl in de raming rekening is gehouden met een volumegroei in 2018). De stijging van het uitgavenniveau 2018 ten opzichte van 2017 is te verklaren door een aanpassing van de maximumtarieven voor de eerstelijns verloskundige zorg door de NZa.
Stand ontwerpbegroting 2018 294,1 297,2 309,5 314,5
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 0,2 – 4,1 – 8,1 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 3,0
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 – 0,2 0,0 – 1,0 – 1,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 – 0,1 – 5,6
Totaal bijstellingen – 0,4 – 4,1 – 9,1 – 3,6
Stand jaarverslag 2018 293,7 293,1 300,3 310,9
Op deze sector worden de uitgaven voor kraamzorg geraamd en verantwoord. De kraamzorg is tweeledig. Allereerst houdt deze de partusassistentie in: de ondersteuning van de verloskundige bij de bevalling. Daarnaast levert de kraamverzorgende hulp gedurende de eerste dagen na de bevalling en geeft zij advies met betrekking tot de verzorging van de pasgeborene en de kraamvrouw.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 0,0 – 0,1 – 5,6
Op basis van nieuwe Zorginstituut gegevens wordt bij de kraamzorg in 2018 een onderschrijding verwacht van circa € 5,6 miljoen. Deze onderschrijding hangt samen met het dalende geboortecijfer in 2018 (terwijl in de raming rekening is gehouden met een volumegroei in 2018).
Stand ontwerpbegroting 2018 150,3 158,4 181,0 182,8
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 0,4 – 5,8 – 25,4 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 6,5
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,4 0,2
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 0,7 – 4,6 – 19,3
Totaal bijstellingen – 0,4 – 6,4 – 29,6 – 25,6
Stand jaarverslag 2018 149,8 152,0 151,4 157,2
Zorg aan zintuiglijk beperkten betreft de zorg aan auditief en/of communicatief beperkten, visueel beperkten en doofblinden.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 0,7 – 4,6 – 19,3
De actuele gegevens van het Zorginstituut laten in 2018 een onderschrijding van € 19,3 miljoen zien. Sinds de overheveling in 2015 van de zintuiglijk gehandicapten zorg van de AWBZ naar de Zvw, Wmo en Wlz is op deze sector onder de Zvw een forse onderschrijding te zien. De onderschrijding komt met name door een sterke daling bij de zorg voor visueel gehandicapten. Hier is onderzoek naar gedaan door Significant (zie TK 24 170, nr. 160).
Stand ontwerpbegroting 2018 20.035,0 21.420,8 21.659,8 21.840,9
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 89,7 41,7 295,8 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 702,7
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 1,4 6,4 3,6 4,3
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 50,9 5,6 61,7
Totaal bijstellingen – 88,3 99,0 305,1 768,7
Stand jaarverslag 2018 19.946,7 21.519,8 21.964,9 22.609,6
Op deze sector worden de uitgaven aan medisch-specialistische zorg (MSZ) verantwoord.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 50,9 5,6 61,7

Uit de actuele voorlopige realisatiecijfers over 2018 komt naar voren dat de uitgaven bij de sector MSZ € 62 miljoen hoger zijn dan de stand begroting 2019. De raming voor de sector MSZ correspondeert grotendeels, maar loopt niet helemaal synchroon met het mbi-kader op basis van het hoofdlijnenakkoord MSZ. Gecorrigeerd bedraagt de voorlopige overschrijding van het mbi-kader MSZ € 52 miljoen.

Benadrukt moet worden dat het om voorlopige realisatiecijfers gaat, die nog voor circa éénderde zijn gebaseerd op een bijschatting van zorgverzekeraars van feitelijke declaraties.

De bijstellingen ten opzichte van de stand begroting 2019 bedragen ruim € 50 miljoen voor 2016 en ruim € 5 miljoen voor 2017. De bijstelling voor 2016 hangt samen met de definitieve verrekening van contractafspraken tussen zorgverzekeraars en instellingen en de controles voordat de cijfers medio t+3 definitief worden vastgesteld.

Stand ontwerpbegroting 2018 695,2 722,7 1.054,9 1.065,4
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017 0,0 0,0 – 1,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 2,3 – 15,9 – 39,7 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 16,3
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 – 2,5 – 0,9 1,3 0,1
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 9,0 – 46,5 – 57,3
Totaal bijstellingen – 4,8 – 7,8 – 85,9 – 40,8
Stand jaarverslag 2018 690,4 714,9 969,0 1.024,5

Geriatrische revalidatiezorg richt zich met name op kwetsbare ouderen met meerdere aandoeningen, die in het ziekenhuis een medisch-specialistische behandeling hebben ondergaan. Doel is hen te helpen terug te keren naar de oude woonsituatie en maatschappelijk te blijven participeren.

Verblijf dat medisch noodzakelijk is in verband met geneeskundige zorg valt onder de Zorgverzekeringswet. Verblijf in verband met zorg zoals huisartsen die plegen te bieden – het zogenoemde eerstelijnsverblijf – is onder deze aanspraak mogelijk.

Met de geriatrische revalidatiezorg is in 2018 naar huidig inzicht € 742,6 miljoen gemoeid, met het eerstelijnsverblijf € 282 miljoen.

Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 9,0 – 14,9 – 13,4

Geriatrische revalidatiezorg

Op basis van gegevens van het Zorginstituut zijn de realisatiecijfers geactualiseerd. De realisatiecijfers laten voor de jaren 2017–2018 lagere uitgaven zien dan de stand begroting VWS. Voor 2017 en 2018 gaat het om een bijstelling van € 15 miljoen respectievelijk € 13 miljoen. De uitgaven in 2016 vallen € 9 miljoen hoger uit.

Eerstelijns verblijf

In 2017 is het eerstelijnsverblijf overgeheveld van de Wlz naar de Zvw. De cijfers over 2017 lieten eerder al een onderschrijding van het kader zien die incidenteel is verwerkt en die op basis van de actuele cijfers verder oploopt. De forse beschikbare groeimiddelen worden daarmee niet volledig uitgeput. De onderschrijding over 2018 is € 44 miljoen.

– 31,6 – 43,9
Stand ontwerpbegroting 2018 639,4 651,2 667,8 674,6
Bijstellingen jaarverslag 2017 0,0 4,1 4,2 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 22,9
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 4,3 3,6
Totaal bijstellingen 0,0 4,0 8,5 26,6
Stand jaarverslag 2018 639,4 655,2 676,3 701,1
De academische ziekenhuizen en het NKI-AVL krijgen in verband met hun publieke taken – het leveren van topreferente zorg en onderzoek en innovatie – een beschikbaarheidbijdrage academische zorg.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 4,3 3,6
De uitgaven zijn geactualiseerd op basis van gegevens van de NZa. Het bedrag voor 2018 is gebaseerd op de verleningen. De uitgaven voor 2017 en 2018 zijn € 4 miljoen hoger dan eerder geraamd. De beschikbare cijfers over de vaststelling van 2015 en 2016 laten geen verschillen zien.
Stand ontwerpbegroting 2018 38,0 38,3 54,4 54,5
Bijstellingen jaarverslag 2017 0,0 0,0 – 15,6 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 1,1
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 0,5 – 15,9
Totaal bijstellingen 0,0 0,0 – 15,1 – 14,8
Stand jaarverslag 2018 38,0 38,3 39,3 39,7
De academische ziekenhuizen krijgen voor de kapitaallasten die samenhangen met de academische zorg een beschikbaarheidbijdrage.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 0,5 – 15,9
De uitgaven voor 2018 zijn € 16 miljoen lager dan het beschikbare bedrag. De beschikbare cijfers over de vaststelling van eerdere jaren laten geen of geen noemenswaardige verschillen zien.
Stand ontwerpbegroting 2018 72,4 75,5 90,3 92,7
Bijstellingen jaarverslag 2017 2,7 3,3 – 6,6 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 4,3
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,8 3,6 – 3,9
Totaal bijstellingen 2,7 4,1 – 2,9 0,4
Stand jaarverslag 2018 75,1 79,6 87,4 93,1
Op deze sector worden de uitgaven geraamd van de beschikbaarheidbijdragen ten behoeve van de spoedeisende hulp, Calamiteitenhospitaal, helikoptervoorziening en Mobiel Medisch Team-voertuigen voor traumazorg, trauma- en brandwondenzorg, kenniscoördinatie, OTO (opleiden, trainen en oefenen), acute verloskunde, de post mortem orgaandonatie en weefseluitname. De beschikbaarheidbijdragen academische zorg, kapitaallasten academische zorg en opleidingen worden apart gepresenteerd.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 0,8 3,6 – 3,9
De uitgaven zijn geactualiseerd op basis van gegevens van de NZa. De uitgaven voor 2017 en 2018 zijn € 4 miljoen hoger respectievelijk lager dan eerder geraamd. De beschikbare cijfers over de vaststelling van 2015 en 2016 laten geen noemenswaardige verschillen zien, enkel voor 2016 wordt nog een bijstelling van € 0,8 miljoen gedaan.
Stand ontwerpbegroting 2018 77,7 78,2 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 – 29,9 – 46,7 0,0 0,0
Totaal bijstellingen – 29,9 – 46,7 0,0 0,0
Stand jaarverslag 2018 47,8 31,6 0,0 0,0
In verband met de afschaffing van de functiegerichte budgettering in de ziekenhuiszorg in 2012 is er een garantieregeling kapitaallasten in het leven geroepen voor de periode tot en met 2016. Op basis van de afwikkeling door de NZa kan worden bezien in welke mate een beroep is gedaan op deze regeling.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 29,9 – 46,7

In verband met de afschaffing van de functiegerichte budgettering in de ziekenhuiszorg is een garantieregeling kapitaallasten in het leven geroepen. Voor de jaren 2013, 2014, 2015 en 2016 is eerder jaarlijks € 75 miljoen plus loon- en prijsbijstelling op deze sector gereserveerd. In totaal gaat het om € 308,4 miljoen.

De garantieregeling kapitaallasten gaat uit van gegarandeerde kapitaallasten. Een deel daarvan wordt verondersteld via een normatieve vergoeding in de DOT-omzet vergoed te worden. Het restant (gegarandeerde kapitaallasten minus de normatieve vergoeding) is de zogenaamde suppletie. Indien een aanspraak op de garantieregeling wordt gehonoreerd, dan keert het Zorginstituut deze suppletie uit.

De NZa had eind januari 2019 € 70,1 miljoen (2013), € 64,1 miljoen (2014), € 47,8 miljoen (2015) en € 31,6 miljoen (2016) aan aanvragen gehonoreerd. Totaal gaat het om € 213,6 miljoen.

Voor de jaren 2013–2016 konden tot ultimo 2017 aanvragen worden ingediend. De suppletie kan dus alleen nog toenemen op grond van de afwikkeling van lopende aanvragen en de uitkomsten van beroeps- en bezwaarprocedures.

Stand ontwerpbegroting 2018 428,9 439,3 458,5 469,4
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 3,0 – 13,6 – 20,6 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 8,2
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 – 1,6 2,4 0,9 5,9
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 8,2 – 1,3 – 0,2
Totaal bijstellingen – 4,6 – 3,0 – 21,0 – 2,4
Stand jaarverslag 2018 424,3 436,3 437,5 467,0
De sector overig curatieve zorg omvat onder andere de huisartsenlaboratoria, trombosediensten en de uitgaven op basis van de beleidsregel innovatie.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 8,2 – 1,3 – 0,2
De uitgaven voor overig curatieve zorg zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut. De actuele cijfers wijken voor 2017 en 2018 niet noemenswaardig af van de stand begroting 2019. De cijfers over 2016 lieten bij eerdere actualisaties een dalend verloop zien, maar vallen op basis van de meest actuele cijfers hoger uit. Over de jaren heen is sprake van een geleidelijke stijging van de uitgaven.
Stand ontwerpbegroting 2018 3.282,9 3.442,0 3.865,6 3.851,6
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017 0,0 0,0 1,8 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 38,0 – 11,2 – 307,3 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 135,3
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 12,2 3,2 2,7 – 255,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 1,4
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 41,1 – 5,5 – 59,3
Totaal bijstellingen – 25,8 – 49,1 – 308,3 – 177,6
Stand jaarverslag 2018 3.257,1 3.392,9 3.557,3 3.674,0
Deze sector omvat de uitgaven aan geneeskundige ggz en omvat de basis en de gespecialiseerde ggz, de langdurige op behandeling gerichte intramurale ggz, de uitgaven voor de diagnose en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie en de beschikbaarheidbijdragen voor de ggz.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 41,1 – 5,5 – 59,3
Op basis van voorlopige realisatiecijfers vallen de uitgaven voor de ggz (totaal van beschikbaarheidsbijdrage, overgehevelde langdurige ggz en curatieve ggz) in 2018 € 59 miljoen lager uit dan begroot. De onderschrijdingen in 2016 en 2017 zijn toegenomen naar respectievelijk € 343 miljoen en € 310 miljoen. Het in 2018 doorwerkend effect van deze grotere onderschrijdingen kan ook een verklaring zijn voor lagere uitgaven voor de ggz in 2018.
Stand ontwerpbegroting 2018 4.480,6 4.597,1 4.854,3 4.969,3
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 10,1 – 36,8 – 263,1 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 214,4
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 – 7,1 – 1,1 – 4,4 – 4,4
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 22,2 – 15,2 – 92,7
Totaal bijstellingen – 17,2 – 60,2 – 282,7 – 311,5
Stand jaarverslag 2018 4.463,3 4.536,9 4.571,5 4.657,8
Op deze sector worden de uitgaven voor extramurale geneesmiddelen geraamd en verantwoord.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 22,2 – 15,2 – 92,7
Bij de geneesmiddelen is sprake van een onderschrijding van € 93 miljoen in 2018. Deze onderschrijding wordt veroorzaakt door scherpere inkoop door zorgverzekeraars en hoger dan ingeschatte opbrengsten van de prijsarrangementen. Verder geven de zorgverzekeraars aan vanaf 2018 strenger te controleren op onrechtmatig gedeclareerde zorg via de Zvw voor Wlz-gerechtigden. Ook zijn er lagere uitgaven dan geraamd aan voorwaardelijke toelating.
Stand ontwerpbegroting 2018 1.538,0 1.434,5 1.547,5 1.595,3
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 2,4 – 8,1 – 91,1 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 43,7
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 – 1,1 0,9 1,6 1,6
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 0,9 – 9,3 – 57,2
Totaal bijstellingen – 3,5 – 7,2 – 89,5 – 99,3
Stand jaarverslag 2018 1.534,5 1.426,4 1.448,7 1.496,0
Op deze sector worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor extramurale hulpmiddelen die verstrekt worden krachtens de Regeling hulpmiddelen.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 0,9 – 9,3 – 57,2
Bij de hulpmiddelen is sprake van een onderschrijding van € 57,2 miljoen. De gerealiseerde groei bij de hulpmiddelen in 2018 bedraagt 3,6%. In het kader zat een (hoge) budgettaire groei van 6,5%. Er is nog geen eenduidige verklaring: Mogelijk beperken zorgverzekeraars nog steeds de kosten van extramurale hulpmiddelen. Verder geven zorgverzekeraars aan vanaf 2018 strenger te controleren op onrechtmatig gedeclareerde zorg via de Zvw voor Wlz-gerechtigden: een deel van de onderschrijding kan hierdoor verklaard worden.
Stand ontwerpbegroting 2018 3.113,7 3.234,7 3.525,0 3.778,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 0,4 – 24,5 – 101,9 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 129,6
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 – 2,1 3,4 – 8,3 – 47,9
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 14,6 – 1,9 – 217,6
Totaal bijstellingen – 1,7 – 6,5 – 112,1 – 135,9
Stand jaarverslag 2018 3.112,1 3.228,2 3.412,8 3.642,1
Binnen de aanspraak wijkverpleging is sprake van zowel verpleging als verzorging. Hierbij gaat het om verpleegkundige handelingen zoals wondverzorging, injecties en catheterisaties en verzorgende handelingen zoals wassen en aankleden. Binnen de aanspraak wijkverpleging zijn naast de (wijk)verpleegkundige ook verzorgenden en gespecialiseerde verpleegkundigen werkzaam. Financiering kan ook plaatsvinden via een persoonsgebonden budget.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 14,6 – 1,9 – 217,6
Op basis van actuele gegevens van het Zorginstituut wordt op deze sector een onderschrijding verwacht van circa € 218 miljoen in 2018. Een deel van deze onderschrijding hangt samen met de onderschrijding in 2017 (€ 112 miljoen) die in het HLA wijkverpleging 2019–2022 slechts voor € 50 miljoen meerjarig is afgeroomd. Daarnaast controleren zorgverzekeraars vanaf 2018 strenger op in de Zvw gedeclareerde zorg voor cliënten met een Wlz-indicatie. Op grond van een onderzoek door het CBS is geconstateerd dat € 80 miljoen aan zorglasten die voorheen ten onrechte in de Zvw werden gedeclareerd nu ten laste van de Wlz worden gebracht. Ook dit biedt een verklaring voor de geconstateerde onderschrijding. Ten slotte lijkt uit voorlopige gegevens van Vektis te kunnen worden geconcludeerd dat het gemiddeld aantal geleverde uren wijkverpleegkundige zorg in 2018 is gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. Dit lagere aantal uren geleverde zorg kan het gevolg zijn van het gericht inzetten op doelmatige zorg via benchmark-vergelijking tussen verschillende aanbieders.
Stand ontwerpbegroting 2018 518,2 542,9 592,2 611,2
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 1,1 – 6,7 – 32,4 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 20,6
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 – 9,6 0,1 – 7,1 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Totaal bijstellingen – 10,7 – 6,6 – 39,4 20,6
Stand jaarverslag 2018 507,5 536,3 552,7 631,8
De ambulancezorg kent twee kerntaken: spoedvervoer en besteld vervoer. Daarnaast staan ambulances ook paraat voor geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen. Op deze sector worden tevens de uitgaven van de Centrale Posten Ambulancevervoer (CPA) verantwoord.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Doordat een nieuwe systematiek van ramen en verantwoorden is ingevoerd bij de ambulancediensten, kan het Zorginstituut nog geen stabiel beeld van de uitgaven in deze sector geven. Daarom is besloten de uitgaven op deze sector niet te actualiseren.
Stand ontwerpbegroting 2018 113,0 111,2 115,1 118,5
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017 0,0 0,0 1,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 0,3 0,7 – 9,2 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 4,2
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 – 0,1 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 0,1 – 0,8 – 2,6
Totaal bijstellingen 0,3 0,6 – 9,2 – 6,9
Stand jaarverslag 2018 113,2 111,8 105,9 111,6
Het overig ziekenvervoer betreft het vervoer van patiënten van en naar zorgaanbieders. Hiervoor komen verzekerden in aanmerking die chemo-, radiotherapie of nierdialyse ondergaan, die zich uitsluitend in een rolstoel kunnen verplaatsen, zeer slechtziend zijn of van hun zorgverzekeraar hiervoor toestemming hebben gekregen. Het betreft zowel commercieel vervoer als vergoeding van de kosten van openbaar vervoer.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 0,1 – 0,8 – 2,6
De onderschrijding bij het overig ziekenvervoer is € 2,6 miljoen als gevolg van de scherpe inkoop door zorgverzekeraars (m.n. contracten met taxibedrijven).
Stand ontwerpbegroting 2018 1.217,2 1.274,3 1.311,3 1.285,8
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 31,4 – 78,9 0,0 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 43,7
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 0,2 – 101,2 – 150,0
Totaal bijstellingen – 31,4 – 79,1 – 101,2 – 106,3
Stand jaarverslag 2018 1.185,8 1.195,1 1.210,1 1.179,4
Op deze sector worden de specialistische vervolgopleidingen uit het zogenaamde opleidingsfonds (inclusief de opleiding tot huisarts) en een aantal ggz-opleidingen via een beschikbaarheidbijdrage op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) gefinancierd. De uitvoering geschiedt door de NZa. De betalingen lopen via het Zorginstituut Nederland.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 0,2 – 101,2 – 150,0
Op basis van de actuele gegevens is 2017 afgerekend. Hieruit volgt een onderschrijding van circa € 100 miljoen. Het Capaciteitsorgaan constateert dat er steeds meer artsen in opleiding tot specialist (aios) in deeltijd werken. Als gevolg daarvan wordt de raming van de kosten van het opleiden van deze aios naar beneden worden bijgesteld. Tevens leiden ziekenhuizen minder gespecialiseerde verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel op dan waarmee in de raming van het Capaciteitsorgaan rekening is gehouden. Bij een gelijke relatieve bezetting van opleidingsplaatsen in 2018 wordt een onderschrijding verwacht van € 150 miljoen in 2018.
Stand ontwerpbegroting 2018 694,7 633,9 678,3 676,9
Bijstellingen jaarverslag 2017 0,8 1,3 14,7 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 22,6
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,3 2,1 – 1,5 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 – 15,5 – 5,8 – 37,5
Totaal bijstellingen 1,1 – 12,1 7,3 – 14,9
Stand jaarverslag 2018 695,8 621,8 685,7 662,0

Deze sector betreft de grensoverschrijdende zorg binnen en buiten het macroprestatiebedrag (mpb). Binnen het mpb betreft het zorgkosten gemaakt in het buitenland door verzekerden bij Nederlandse zorgverzekeraars.

De grensoverschrijdende zorg buiten het mpb betreft de lasten van internationale verdragen. Het gaat om kosten van zorg aan personen die buiten Nederland wonen en niet aan Nederlandse sociale verzekeringswetgeving zijn onderworpen, maar die op grond van een Europese verordening of een door Nederland gesloten verdrag inzake sociale zekerheid recht hebben op geneeskundige zorg ten laste van Nederland. Het betreft ook de kosten van medische zorg voor personen die verzekerd zijn in het buitenland en langdurig of kortdurend verblijven in Nederland. Deze kosten worden doorberekend aan de internationale verdragspartners. Deze baten worden in mindering gebracht op de lasten.

Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 15,5 – 5,8 – 37,5
Op basis van gegevens van het Zorginstituut zijn de cijfers geactualiseerd. Bij de grensoverschrijdende zorg is op basis van de actuele cijfers sprake van een onderschrijding van in € 37,5 miljoen in 2018. Het Zorginstituut verklaart deze daling doordat een groot aantal vorderingen vanuit het buitenland niet meer verwerkt kunnen worden in 2018. In mei 2018 heeft een systeemwijziging plaatsgevonden, maar door een aantal bevindingen in het systeem zijn de doorlooptijden van vorderingen verlengd.
Stand ontwerpbegroting 2018 0,0 0,0 29,6 1.608,7
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017 0,0 0,0 – 706,9 0,0
Bijstellingen NvW ontwerpbegroting 2018 0,0 0,0 0,0 22,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 0,0 0,0 677,3 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 1.541,0
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 – 5,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 600,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 0,0 515,2
Totaal bijstellingen 0,0 0,0 – 29,6 – 1.608,7
Stand jaarverslag 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Deze niet-beleidsmatige sector heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit deze sector vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling plaats naar de loon- en prijsgevoelige sectoren binnen de Zvw-begroting. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op deze sector geplaatst die nog niet aan de deelsectoren zijn toebedeeld.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 600,0
De in de 2e suppletoire begroting 2017 gerapporteerde onderschrijding van € 600 miljoen op basis van voorlopige gegevens was indicatief en voorlopig op deze sector verwerkt. Deze voorlopige onderschrijding wordt nu tegengeboekt omdat de in maart 2019 van het Zorginstituut ontvangen realisatiecijfers over 2018 nu op de afzonderlijke sectoren zijn verwerkt voor een totaal van € 919,3 miljoen.
Beleidsmatig
Nominaal en onverdeeld Zvw – 84,8
Een deel van de gereserveerde middelen op deze post blijkt niet nodig te zijn en valt vrij. Het gaat voornamelijk om het restant van eerder gereserveerde middelen voor voorwaardelijke toelating. Daarnaast was op deze sector sprake van gereserveerde middelen met betrekking tot extra uitgaven als gevolg van gedragseffecten die verwacht werden vanwege het kabinetsbesluit het eigen risico in 2018 (en volgende jaren) te bevriezen op € 385.
Stand ontwerpbegroting 2018 3.217,7 3.194,8 3.187,1 3.308,4
Bijstellingen jaarverslag 2017 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen NvW ontwerpbegroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 100,7
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Totaal bijstellingen 0,0 0,0 0,0 – 100,7
Stand jaarverslag 2018 3.217,7 3.194,8 3.187,1 3.207,7
Deze sector betreft de opbrengst van het eigen risico binnen de Zvw.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
N.v.t.
6.1.2. Wet langdurige zorg (Wlz)

In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële ontwikkelingen binnen de Wlz in het afgelopen jaar voor de jaren 2017 en 2018. In tabel 20 worden de financiële bijstellingen in 2018 per sector weergegeven tussen de ontwerpbegroting 2018 en het jaarverslag 2018. Het beeld voor 2018 is geactualiseerd bij de nota van wijziging begroting 2018, de eerste suppletoire begroting 2018, de ontwerpbegroting 2019, de tweede suppletoire begroting 2018 en nu bij het jaarverslag 2018.

De opbouw van de ontwikkeling van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten wordt na tabel 20 per deelsector weergegeven en toegelicht.

ZIN binnen contracteerruimte 1 18.107,2 714,8 18.822,0
Ouderenzorg 9.840,1 224,0 10.064,1
Gehandicaptenzorg 6.407,8 410,9 6.818,7
Langdurige ggz 576,2 – 128,8 447,4
Volledig pakket thuis 444,3 216,9 661,1
Extramurale zorg 623,8 – 58,8 565,0
Overig binnen contracteerruimte 215,0 50,7 265,7
Persoonsgebonden budgetten 2.156,2 – 260,8 1.895,4
Buiten contracteerruimte 1.548,4 – 879,9 668,5
Beheerskosten 185,3 11,3 196,6
Overig buiten contracteerruimte2 396,9 75,0 471,9
Nominaal en onverdeeld 966,2 – 966,2 0,0
Bruto Wlz-uitgaven 21.811,9 – 425,9 21.385,9
Eigen bijdrage Wlz 1.879,1 – 66,3 1.812,8
Netto Wlz-uitgaven 19.932,8 – 359,7 19.573,1

1 In verband met de vereenvoudiging van het budget- en nacalculatieproces voor de Wet langdurige zorg (Wlz) ontvangt VWS vanaf 2018 alleen nog het totale omzetplafond in de eerste en tweede contracteerronde en de totale omzet bij de nacalculatie van de NZa en niet de verschillende deelsectoren (ouderenzorg, gehandicaptenzorg, langdurige ggz, volledig pakket thuis, extramurale zorg en overig binnen contracteerruimte). De informatie over de deelsectoren zoals gepresenteerd in tabel 20 betreft om die reden beleidsinformatie op basis van declaratiegegevens (zie ook de toelichting in de VWS-begroting 2018, pagina 249).

2 Bij de Wlz zijn onder de post overige buiten contracteerruimte opgenomen de deelsectoren: bovenbudgettaire vergoedingen, tandheelkunde Wlz, instellingen voor medisch-specialistische zorg Wlz, transitiemiddelen verpleeghuiszorg, overig curatieve zorg Wlz, ADL, extramurale behandeling, zorginfrastructuur, eerstelijns verblijf, orthocommunicatieve behandeling, innovatie en beschikbaarheidbijdrage opleidingen Wlz.

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

In figuur 11 is de samenstelling van de Wlz-uitgaven per sector weergegeven voor het jaar 2018.

Stand ontwerpbegroting 2018 16.225,5 16.635,9 17.255,7 18.107,2
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017 0,0 0,0 – 1,8 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 15,1 115,5 247,9 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 804,6
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 70,4
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 – 34,6 – 19,4
Totaal bijstellingen – 15,1 115,5 211,5 714,8
Stand jaarverslag 2018 16.210,4 16.751,4 17.467,1 18.822,0
Op deze deelsector staat de uitgavenontwikkeling van de intramurale ouderenzorg, gehandicaptenzorg, langdurige ggz (bestaande uit de zorgzwaartepakketten, de normatieve huisvestingscomponent, de toeslagen en vergoedingen voor dagbestedingen en vervoer), het Volledig Pakket Thuis (VPT), de extramurale zorg en de overige Zorg in Natura (ZIN) binnen contracteerruimte.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 34,6 – 19,4
Op basis van de meest recente cijfers van de zijn de uitgaven geactualiseerd voor 2017 en 2018. In 2017 is de onderuitputting uitgekomen op 0,5%. In de begroting is een onderuitputtingspercentage van 0,3% verondersteld. De onderschrijding in 2018 is voornamelijk het gevolg van de vrijval van overdekking van het Wlz-kader.
Stand ontwerpbegroting 2018 1.273,9 1.567,5 1.998,0 2.156,2
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017 0,0 0,0 – 3,7 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 0,0 – 1,3 – 238,6 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 172,0
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 61,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 – 2,9 – 27,8
Totaal bijstellingen 0,0 – 1,3 – 245,3 – 260,8
Stand jaarverslag 2018 1.273,9 1.566,2 1.752,7 1.895,4
Deze deelsector betreft de uitgaven in het kader van de persoonsgebonden budgetten.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 2,9 – 27,8
Op basis van de meest recente cijfers van de NZa zijn de uitgaven geactualiseerd voor 2017 en 2018. In 2017 is de onderuitputting uitgekomen op 14,1%. Dit komt overeen met de veronderstelde onderuitputting waarmee rekening wordt gehouden bij het pgb-kader. Zoals gebruikelijk is verondersteld dat het onderuitputtingspercentage 14% is. De onderschrijding in 2018 is voornamelijk het gevolg van de vrijval van de overdekking van het Wlz-kader.
Stand ontwerpbegroting 2018 1.406,3 891,2 437,5 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 6,9 – 40,5 20,2 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 8,5 0,0
Totaal bijstellingen – 6,9 – 40,5 28,7 0,0
Stand jaarverslag 2018 1.399,4 850,7 466,3 0,0
Deze deelsector betreft de na te calculeren kapitaallasten van de gebouwen waarin Wlz-zorg met verblijf wordt geleverd.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 8,5
Op basis van de meest recente cijfers van de NZa zijn de uitgaven geactualiseerd voor 2017. Dit is het laatste jaar (2017) waar nacalculatie nog plaatsvindt. Vanaf 2018 maken de kapitaallasten integraal onderdeel uit van de ZZP-tarieven via de normatieve huisvestingscomponent.
Stand ontwerpbegroting 2018 156,7 156,4 176,4 185,3
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017 0,0 0,0 1,2 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 7,3 – 15,7 0,1 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 8,1
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 5,5
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 – 5,8 – 2,3
Totaal bijstellingen – 7,3 – 15,7 – 4,5 11,3
Stand jaarverslag 2018 149,4 140,7 171,9 196,6
Onder deze deelsector vallen de uitvoeringskosten van de Wlz van zorgkantoren en de SVB (pgb) en de kosten van het College Sanering Zorginstellingen.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven – 5,8 – 2,3
Op basis van de meest recente cijfers van de NZa zijn de uitgaven geactualiseerd voor 2017 en 2018. In het afgelopen voorjaar zijn de beheerskosten voor de Wlz-uitvoerders voor het jaar 2017 afgerekend o.b.v. de beschikbaar gestelde middelen. Vanwege een afroming van overtollige reserves laat 2017 nu een onderschrijding zien. Voor 2018 is de onderschrijding beperkt.
Stand ontwerpbegroting 2018 665,8 709,6 576,7 396,9
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 1,0 12,2 1,8 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 62,8
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 – 5,9 6,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 10,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 20,5 – 3,8
Totaal bijstellingen – 1,1 12,2 16,4 75,0
Stand jaarverslag 2018 664,7 721,7 593,1 471,9
Op deze deelsector worden de kosten verantwoord van bovenbudgettaire vergoedingen voor individueel aangepaste hulpmiddelen, tandheelkunde Wlz, instellingen voor medisch-specialistische zorg Wlz, transitiemiddelen verpleeghuiszorg, ADL, extramurale behandeling, zorginfrastructuur, innovatie en beschikbaarheidbijdrage opleidingen Wlz.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 20,5 – 3,8
Op basis van de meest recente cijfers van de NZa zijn de uitgaven geactualiseerd voor de jaren 2017 en 2018. Voor 2017 is voornamelijk de post extreme kosten geneesmiddelen aangepast (€ 16,9 miljoen). Voor 2018 is per saldo sprake van een beperkte onderschrijding. Deze wordt veroorzaakt door tegenvallers die voornamelijk betrekking hebben op de hulpmiddelen (€ 14 miljoen), tandheelkundige hulp (€ 9 miljoen), en de extreme kosten geneesmiddelen (€ 16,9 miljoen). Daar tegenover staat een meevaller bij de post transitiemiddelen verpleeghuiszorg (€ 18,3 miljoen).
Stand ontwerpbegroting 2018 – 84,3 – 137,5 1,4 966,2
Bijstellingen NvW begroting 2018 0,0 0,0 0,0 49,8
Bijstellingen jaarverslag 2017 – 68,3 36,7 – 119,4 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 986,7
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 – 25,5
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 67,4 – 3,8
Totaal bijstellingen – 68,3 36,7 – 52,0 – 966,2
Stand jaarverslag 2018 – 152,6 – 100,8 – 50,6 0,0
Deze niet-beleidsmatige deelsector heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit deze deelsector vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling (naar de loon- en prijsgevoelige deelsectoren binnen de begroting) plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op deze deelsector geplaatst die nog niet aan de deelsectoren kunnen worden toegedeeld.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 67,4 – 3,8
De financieringsmutatie is het resultaat van het verschil tussen het moment waarop de NZa de productieafspraken van partijen ontvangt en de verwerking daarvan in de budgetten en de bevoorschotting/declaraties van de instellingen. Er is over 2017 voor € 67,4 miljoen meer productie vergoed dan waar in het jaarverslag over 2017 vanuit werd gegaan. Voor 2018 is de bijstelling gering, maar kent deze hetzelfde gevolg.
Stand ontwerpbegroting 2018 1.892,0 1.882,9 1.858,0 1.879,1
Bijstellingen NvW begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 16,2
Bijstellingen jaarverslag 2017 0,0 8,9 – 24,8 0,0
Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 – 24,8
Bijstellingen ontwerpbegroting 2019 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2018 0,0 0,0 0,0 0,0
Bijstellingen jaarverslag 2018 0,0 0,0 18,7 – 25,3
Totaal bijstellingen 0,0 8,9 – 6,1 – 66,3
Stand jaarverslag 2018 1.892,0 1.891,8 1.851,9 1.812,8
Betreft de eigen bijdragen die binnen de Wlz verplicht zijn.
Toelichting bijstellingen jaarverslag 2018
Autonoom
Actualisering zorguitgaven 18,7 – 25,3

Op basis van de meest recente cijfers van de NZa zijn de Wlz-ontvangsten geactualiseerd voor de jaren 2017 en 2018.

Voor 2017 betreft dit grotendeels de afroming van de reserves van de zorgkantoren. Een zorgkantoor mag wettelijk maximaal 20% aan reserve hebben. Als dit wordt overschreden dan dient dit te worden afgeroomd ten bate van het Fonds langdurige zorg. Dit leidt tot een onderschrijding van € 18,7 miljoen.

Voor 2018 is dit het gevolg van lagere inkomsten uit de eigen bijdragen Wlz en een tegenvaller bij de inkomsten van internationale verdragen, d.w.z. de vorderingen op verdragspartners voor in Nederland verleende Wlz-zorg aan het in het buitenland verzekerde personen.

E. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES RWT’s EN ZBO’s

Deze bijlage bevat informatie over het toezicht op rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) en zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s). In tabel 2 zijn voor de RWT’s en ZBO’s waarvan de baten groter zijn dan € 50 miljoen de baten en lasten nader uitgewerkt.

ZonMw Ja
Totale baten 182.298 247.798 65.500 183.088
Totale lasten 183.124 245.276 62.152 183.664
Saldo van baten en lasten – 826 2.522 3.348 – 576
Toelichting: betreft een ZBO met als baten > € 50 miljoen, zie hiervoor tabel 2 Uitgewerkt overzicht van baten en lasten van grote RWT’s en ZBO (> € 50 miljoen) van VWS. De gegevens over het jaar 2018 zijn bij het opstellen van het jaarverslag van VWS niet tijdig beschikbaar om op te nemen in bovenstaande tabel. In lijn met het de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2019 zijn de gepresenteerde gebaseerd op de cijfers over de jaren 2017 en 2016.
CIZ Nee
Totale baten 65.700 65.700 61.990
Totale lasten 65.700 67.140 1.440 58.838
Saldo van baten en lasten – 1.440 – 1.440 3.152
Toelichting: betreft een ZBO met als baten > € 50 miljoen, zie hiervoor tabel 2 Uitgewerkt overzicht van baten en lasten van grote RWT’s en ZBO’s (>€ 50 miljoen) van VWS.
CAK Ja
Totale baten 119.317 120.055 738 90.081
Totale lasten 119.317 117.465 – 1.852 93.252
Saldo van baten en lasten 2.590 1.114 – 3.171
Toelichting: betreft een ZBO met als baten > € 50 miljoen, zie hiervoor tabel 2 Uitgewerkt overzicht van baten en lasten van grote RWT’s en ZBO’s (> € 50 miljoen) van VWS. De gegevens over het jaar 2018 zijn bij het opstellen van het jaarverslag van VWS niet tijdig beschikbaar om op te nemen in bovenstaande tabel. In lijn met het de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2019 zijn de gepresenteerde cijfers gebaseerd op de cijfers over de jaren 2017 en 2016.
Pur Nee
Totale baten 1.878 1.928 50 2.222
Totale lasten 1.878 1.928 50 2.222
Saldo van baten en lasten – 
CCMO inclusief METC’s Nee
Totale baten
Totale lasten 4.100 3.400 700 2.900
Saldo van baten en lasten – 4.100 – 3.400 – 600 – 2.900
NZa Ja
Totale baten 55.799 55.799 55.035
Totale lasten 56.889 55.556 – 1.333 51.541
Saldo van baten en lasten – 1.090 243 1.333 3.494
Toelichting: betreft een ZBO met als baten > € 50 miljoen, zie hiervoor tabel 2 Uitgewerkt overzicht van baten en lasten van grote RWT’s en ZBO (> € 50 miljoen) van VWS. De gegevens over het jaar 2018 zijn bij het opstellen van het jaarverslag van VWS niet tijdig beschikbaar om op te nemen in bovenstaande tabel. In lijn met het de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2019 zijn de gepresenteerde cijfers gebaseerd op de cijfers over de jaren 2017 en 2016.
ZiNL Ja
Totale baten 51.039 51.220 181 48.747
Totale lasten 51.039 51.290 251 49.090
Saldo van baten en lasten – 70 – 70 – 343
Toelichting: betreft een ZBO met als baten > € 50 miljoen, zie hiervoor tabel 2 Uitgewerkt overzicht van baten en lasten van grote RWT’s en zbo’s (> 50 miljoen euro) van VWS.
CSZ Ja
Totale baten 2.500 2.143 357 2.271
Totale lasten 2.500 2.583 – 83 2.271
Saldo van baten en lasten – 440 274
Toelichting: om het negatieve exploitatieresultaat te dekken, is € 0,44 miljoen onttrokken aan de bestemmingsreserve afbouw CSZ. De gegevens over het jaar 2018 zijn bij het opstellen van het jaarverslag van VWS niet tijdig beschikbaar om op te nemen in bovenstaande tabel. In lijn met het de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2019 zijn de gepresenteerde cijfers gebaseerd op de cijfers over de jaren 2017 en 2016.
CBG Nee
Totale baten
Totale lasten 750 584 – 166 806
Saldo van baten en lasten – 750 – 584 166 – 806
Toelichting: het College ter beoordeling van Geneesmiddelen is onderdeel van het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en wordt in de agentschapsparagraaf nader toegelicht.
Nederlandse Transplantatiestichting Ja
Totale baten 28.009 26.315 1.694 31.066
Totale lasten 28.009 27.672 337 26.612
Saldo van baten en lasten – 1.357 1.357 4.454
Toelichting: de gegevens over het jaar 2018 zijn bij het opstellen van het jaarverslag van VWS niet tijdig beschikbaar om op te nemen in bovenstaande tabel. In lijn met het de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2019 zijn de gepresenteerde gebaseerd op de cijfers over de jaren 2017 en 2016.
FMMU Ja
Totale baten
Totale lasten 240 240 215
Saldo van baten en lasten – 240 – 240 – 215
Toelichting: betreft opdracht voor Indicatie Bovenregionaal vervoer Valys.
Keuringsinstanties op grond van de Warenwet Ja
Totale baten
Totale lasten
Saldo van baten en lasten
Toelichting: hiervoor geldt dat VWS de gevraagde financiële gegevens niet eenduidig uit de financiële administratie kan halen. Dit komt mede doordat er geen of een beperkte bijdrage is die niet in de administratie geoormerkt wordt als bijdrage aan een RWT.
Keuringsinstanties op grond van de Wet op de Medische Hulpmiddelen (DEKRA) Ja
Totale baten
Totale lasten
Saldo van baten en lasten
Toelichting: hiervoor geldt dat VWS de gevraagde financiële gegevens niet eenduidig uit de financiële administratie kan halen. Dit komt mede doordat er geen of een beperkte bijdrage is die niet in de administratie geoormerkt wordt als bijdrage aan een RWT.
Registratiecommissies KNMG, KNMP, KNMT, FGzPt en VenVN Ja
Totale baten
Totale lasten
Saldo van baten en lasten
Toelichting: hiervoor geldt dat VWS de gevraagde financiële gegevens niet eenduidig uit de financiële administratie kan halen. Dit komt mede doordat er geen of een beperkte bijdrage is die niet in de administratie geoormerkt wordt als bijdrage aan een RWT.
Zorgkantoren Wlz Ja
Totale baten
Totale lasten
Saldo van baten en lasten
Toelichting: voor de uitvoering van de Wlz-taken fungeren 12 zorgverzekeraars als zogenoemde concessiehouders (zorgkantoren). Zij zijn als het ware de beheerders van het zorgkantoor in hun zorgkantoor-regio. De Wlz-uitvoerder voert de Wlz uit namens de zorgverzekeraars, de Wlz-zorgaanbieders leveren de daadwerkelijke zorg aan de cliënt. Voor de uitvoering van de taken worden middelen via het Fonds Langdurige Zorg (Flz) aan de zorgkantoren (Wlz-uitvoerders) beschikbaar gesteld.
Uitvoerders Wlz Ja
Totale baten
Totale lasten
Saldo van baten en lasten
Toelichting: voor de uitvoering van de Wlz-taken fungeren 12 zorgverzekeraars als zogenoemde concessiehouders (zorgkantoren). Zij zijn als het ware de beheerders van het zorgkantoor in hun zorgkantoor-regio. De Wlz-uitvoerder voert de Wlz uit namens de zorgverzekeraars, de Wlz-zorgaanbieders leveren de daadwerkelijke zorg aan de cliënt. Voor de uitvoering van de taken worden middelen via het Fonds Langdurige Zorg (Flz) aan de zorgkantoren (Wlz-uitvoerders) beschikbaar gesteld.
ZonMw
Totale baten 182.298 247.798 65.500 183.088
Bijdrage moederdepartement 121.471 180.018 58.547 128.157
Bijdrage overige departementen 45.872 45.641 – 231 43.836
Tarieven/facturaties derden 14.955 22.139 7.184 11.095
Premies
Overige baten
Totale lasten 183.124 245.276 62.152 183.664
Apparaatskosten 21.259 23.011 1.752 23.968
waarvan personele kosten 17.659 19.710 2.051 20.153
waarvan materiële kosten 3.600 3.301 – 299 3.815
Programmakosten 161.865 222.265 60.400 159.696
Overige lasten
Saldo van baten en lasten – 826 2.522 3.348 – 576
Toelichting: bijdrage moederdepartement betreft een forse toename van het aantal programma's die door ZonMw wordt uitgevoerd door VWS. Bijdrage overige departementen: betreft de bijdrage van NWO vallend onder het Ministerie van OCW. Tarieven/facturaties derden: Betreft een forse toename van het aantal programma's die voor derden wordt uitgevoerd. Personele kosten: toename wordt veroorzaakt door de toename van de uitvoering van programma's voor VWS en derden. Programmakosten: toename wordt veroorzaakt door de toename van de uitvoering van programma's voor VWS en derden. De gegevens over het jaar 2018 zijn bij het opstellen van het jaarverslag van VWS niet tijdig beschikbaar om op te nemen in bovenstaande tabel. In lijn met het de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2019 zijn de gepresenteerde cijfers gebaseerd op de cijfers over de jaren 2017 en 2016.
CIZ
Totale baten 65.700 65.700 61.990
Bijdrage moederdepartement 65.700 65.700 61.990
Bijdrage overige departementen
Tarieven/facturaties derden
Premies
Overige baten
Totale lasten 65.700 67.140 1.440 58.838
Apparaatskosten 62.076 64.000 1.924 54.697
waarvan personele kosten 49.602 51.436 1.834 43.061
waarvan materiële kosten 12.474 12.564 90 11.636
Programmakosten
Overige lasten 3.624 3.140 – 484 4.141
Saldo van baten en lasten – 1.440 – 1.440 3.152
Toelichting: De personeelskosten zijn € 8,4 miljoen hoger dan in 2017. Om alle indicaties adequaat te kunnen afhandelen zijn het aantal interne en externe medewerkers in 2018 toegenomen. De overige kosten zijn € 1,0 miljoen lager dan in 2017. Dit is vooral te relateren aan het reeds geheel in 2017 afgeschreven softwaresysteem Portero dat nog in gebruik is. De overige kosten zijn € 0,5 miljoen lager dan begroot. Dit komt doordat er minder gebruikt is gemaakt van externe adviseurs voor € 0,4 miljoen en € 0,3 miljoen lagere uitgaven aan de afname IQ testen ten behoeve van de indicaties in het primair proces. Daarentegen zijn er € 0,2 miljoen meer kosten gerealiseerd dan begroot door hogere afschrijvingskosten op de geactiveerde software van Het Datawarehouse en vanwege extra aanpassingen aan gebouwen.
CAK
Totale baten 119.317 120.055 738 90.081
Bijdrage moederdepartement 119.317 120.001 684 90.049
Bijdrage overige departementen
Tarieven/facturaties derden
Premies
Overige baten 54 53 32
Totale lasten 119.317 117.465 – 1.852 93.252
Apparaatskosten 111.968 111.161 – 807 88.020
waarvan personele kosten 82.288 81.162 – 1.126 60.680
waarvan materiële kosten 29.680 29.999 319 27.340
Programmakosten 7.349 6.304 – 1.045 5.232
Overige lasten
Saldo van baten en lasten 2.590 2.590 – 3.171
Toelichting: verschil realisatie 2017 i.v.m. realisatie 2016: door de overheveling van de burgerregelingen van het Zorginstituut naar het CAK per 1-1-2017, is de begroting van het CAK gegroeid met circa € 30 miljoen. De gegevens over het jaar 2018 zijn bij het opstellen van het jaarverslag van VWS niet tijdig beschikbaar om op te nemen in bovenstaande tabel. In lijn met het de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2019 zijn de gepresenteerde cijfers gebaseerd op de cijfers over de jaren 2017 en 2016.
NZa
Totale baten 55.799 55.799 55.035
Bijdrage moederdepartement 55.585 55.585 54.821
Bijdrage overige departementen
Tarieven/facturaties derden
Premies
Overige baten 214 214 214
Totale lasten 56.889 55.556 – 1.333 51.541
Apparaatskosten 50.091 48.567 – 1.524 43.052
waarvan personele kosten 38.015 36.250 – 1.765 33.273
waarvan materiële kosten 12.076 12.317 241 9.779
Programmakosten 6.798 6.704 – 94 8.464
Overige lasten 285 *285 25
Saldo van baten en lasten – 1.090 243 1.333 3.494

Toelichting: * betreft voornamelijk een naheffingsaanslag van de Belastingdienst inzake omzetbelasting over detacheringsopbrengsten 2013 t/m 2017. Materiële kosten: Voornamelijk hogere kosten automatiseringskosten € 2,1 miljoen en huisvestingskosten € 0,4 miljoen.

Programmakosten: Lagere kosten externe inhuur deskundigheid, uitzendkrachten, onderzoek en advies. De gegevens over het jaar 2018 zijn bij het opstellen van het jaarverslag van VWS niet tijdig beschikbaar om op te nemen in bovenstaande tabel. In lijn met het de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2019 zijn de gepresenteerde cijfers gebaseerd op de cijfers over de jaren 2017 en 2016.

ZiNL
Totale baten 51.039 51.220 181 48.747
Bijdrage moederdepartement 50.222 49.749 – 473 47.267
Bijdrage overige departementen
Tarieven/facturaties derden
Premies
Overige baten 817 1.471 654 1.480
Totale lasten 51.039 51.290 251 49.090
Apparaatskosten 48.273 48.550 277 46.931
waarvan personele kosten 27.702 29.325 1.623 24.668
waarvan materiële kosten 20.571 19.225 – 1.346 22.263
Programmakosten 2.767 2.740 – 27 2.160
Overige lasten
Saldo van baten en lasten – 70 – 70 – 343
Toelichting: In 2018 is € 1,3 miljoen minder uitgegeven aan materiele kosten dan begroot. Dit verschil wordt veroorzaakt door lagere uitgaven op de post bureaukosten, veroorzaakt door lagere uitgaven aan aanbestedingskosten en de uitbesteding van een callcenter. De salariskosten over 2018 vallen € 1,6 miljoen hoger uit dan begroot. De stijging in de personele kosten wordt veroorzaakt doordat er veel vacatures zijn ingevuld met tijdelijke inhuur.

BIJLAGE 2: AFGEROND EVALUATIE EN OVERIG ONDERZOEK

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen Beleidsdoorlichting letselpreventie 2008–2012 2013
Beleidsdoorlichting ziektepreventie 2015
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
De voedingsomgeving op scholen 2016
Evaluatie Nederlands Centrum Jeugdgezondheid 2016
Evaluatie DHW (Drank- en Horecawet) 2016
Derde evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding 2017
Evaluatie preventieve ouderengezondheidszorg 2017
Evaluatie subsidieregeling Nader Onderzoek naar Doodsoorzaak bij Kinderen (NODOK) 2018

Evaluatie Regeling Aanvullende Seksuele

Gezondheidszorg

2018
Evaluatie Jongeren op gezond gewicht 2018
Evaluatie van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen 2018
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
IBO Grensoverschrijdende zorg 2014
Bevordering van de werking van het stelsel 2016
Kwaliteit en Veiligheid 2016
Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg 2018
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Marktscan zorgverzekeringsmarkt 2014
Marktscan geestelijke gezondheidszorg 2014
Marktscan Extramurale Farmacie 2014
Monitor Zorginkoop 2014
Evaluatie wet opsporing onverzekerden 2014
Evaluatie pilots orgaandonatie 2014
Effectonderzoek campagne orgaandonatie in periode 2012–2014 2014
Evaluatie naar het functioneren van het Geneesmiddelenbulletin en Medicijnbalans 2014
Subsidieregeling donatie bij leven 2015
Marktscan zorgverzekeringsmarkt 2015
Marktscan geestelijke gezondheidszorg 2015
Kwantitatieve evaluatie risicoverevening 2015
Evaluatie pilot prijs arrangementen geneesmiddelen 2016
Evaluatie Nederlandse Transplantatiestichting 2016
Effectonderzoek campagne orgaandonatie 2016
Effectonderzoek publiekscampagne vervalsingen 2016
Evaluatie pilot prijsarrangementen geneesmiddelen 2016
Marktscan zorgverzekeringsmarkt 2016 2016
Kwantitatieve evaluatie risicoverevening 2016
Monitor Zorginkoop 2016
Evaluatie van de bijdrage van het Topinstituut Pharma 2016
Vervolgonderzoek medicatieveiligheid 2017
Marktscan zorgverzekeringsmarkt 2017
Kwantitatieve evaluatie risicoverevening 2017
Evaluatie CPZ-Perined 2018
Evaluatie TopZorg 2018
Advies VINEX-regeling 2018
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
De veiligheid telt 2014
Onderzoek effect verhoging Eigen Risico op tweedelijnszorg 2015
Monitor Zvw-pgb wijkverpleging 2015
Monitor Activiteiten zorgverzekeraars overstapseizoen najaar 2015 2016
Fact-finding Collectiviteiten in de Zorgverzekeringswet 2016
Rollen in de zorg 2016
Monitor Collectieve zorgverzekeringen 2016 2016
Monitor Zvw-pgb wijkverpleging 2016 2017
Monitoren overstapseizoen 2016/2017 2017
Monitor ZVW/PGB 2017/2018 2018
Monitoren overstapseizoen 2017/2018 2018
Integrale bekostiging geboortezorg vanaf 2022 2018
Monitor generalistische basis GGZ 2018
Monitor Integrale bekostiging medisch-specialistische zorg 2018 2018
Monitor contractering wijkverpleging 2018 2018
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie inkoop Wmo 2015 in 2014 2015
Voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties en voorzetting Actieplan Ouderen in veilige handen 2015
Evaluatie regeling palliatieve terminale zorg (PTZ) 2015
Inventarisatie naar vernieuwende vormen van dagbesteding 2015
Onderzoek CIZ aanscherping toezicht en handhaving 2015
Rapportage Veilig Thuis: de basis op orde 2016
Aanscherping en verbetering Meldcode en Veilig Thuis 2016
Eindevaluatie Experiment regelarme instellingen (ERAI) 2016
Evaluatie van de Hervorming Langdurige Zorg (incl. Wmo 2015 en Wlz) 2018
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's Aanpak Huiselijk Geweld 2016
Rapportage VN-verdrag handicap in Nederland 2017
Voorstudie kosten en baten van de Toegankelijkheidsakte 2017
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Verkennend onderzoek optimalisatie toegang bovenregionaal doelgroepenvervoer (Valys) 2016
3. Overig onderzoek
Monitor stedelijk kompas 2013 2014
Terugdringen registratielasten in de langdurige zorg 2014
Onderzoek aard en omvang ouderenmishandeling 2015
Onderzoek meerderjarigen met een verstandelijke beperking en tijdelijke behoefte aan beschermde woonomgeving 2015
Cohortstudie daklozen in de vier grote steden 2015
SCP onderzoek informele zorg 2015
Onderzoek eigen bijdragen algemene voorzieningen Wmo 2015 2015
Vooronderzoek geschiktheid van databronnen en de wijze van meten samenloop van huiselijk geweld en kindermishandeling 20161
Vooronderzoek: verbeteren gendersensitiviteit 2016
1 Het onderzoek naar aard en omvang huiselijk geweld en kindermishandeling loopt nog door (tot en met 2018). De eerste (voor)onderzoeken zijn wel verschenen.
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Versterking van de positie van de cliënt 2015
Gezondheidszorg, jeugdzorg en publieke gezondheidszorg in Carabisch Nederland 2017
Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt 2017
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie Wmg en NZa 2014
Evaluatie PGO-support 2014
Regeldruk Wkkgz 2014
Onderzoek intern functioneren NZa 2014
Zorgbalans 2014
Evaluatie Zvw/Wzt 2014
Evaluatie Zorginstituut Nederland 2014
Evaluatieonderzoek toelatingsprocedure buitenlandse artsen 2014
Evaluatie subsidieregeling opleiding tot Advanced Nurse Practitioner en Physician's Assistant (ANP/PA) 2014
Arbeid in zorg en welzijn 2014 2014
Rapport aandacht voor agressie in zorgopleidingen 2014
Arbeidsmarkteffectrapporage fase II 2014
Rapport taakherschikking en kostprijzen Radboud UMC 2014
Naar een meer fraudebestendig pgb 2015
Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging 2015
Evaluatie beleidskader voor subsidiëring van PG-organisaties 2015
Onderzoek inzake de inzet van de Physician Assistant (PA) en de Verpleegkundig Specialist (VS) in relatie tot de Wet BIG 2015
Monitor sectorplannen zorg – Augustus 2016 2016
Monitor Huishoudelijke Hulp toelage (HHT) 4e kwartaalmeting 2016
Opdrachtbemiddeling in de zorg – Onderzoek onder bemiddelaars en zzp'ers 2016
Rapport analyse civiel en tuchtrecht 2016
Compliant registreren en declareren ziekenhuiszorg 2016
De medisch specialist en correct registreren: een onderzoek naar de beleving van medisch specialisten 2016
Regelnaleving declaratieregels fysiotherapeuten Resultaten verkennend onderzoek 2016
Vroegtijdige signalering van mogelijke zorgfraude 2016
Tweede evaluatie van de subsidieregeling opleiding tot advanced nurse practitioner en opleiding tot physician assistant 2016
Zelfstandige bevoegdheden voor de HBO opgeleide verpleegkundige 2017
Rapportage Vervolgonderzoek Merkbaarheidsscan Huisartsen 2017
Evaluatie ZonMw 2017
E-health in verschillende snelheden 2018
Wegwijzer bekostiging e-health 2018
Toetsingskader inzet van e-health door zorgaanbieders 2018
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Nadere beoordeling bestuurskosten NZa 2014
Onderzoek Zorgfraude 2014
Verkenning opsporingsfunctie in de zorg 2014
Raming wijkverpleegkundigen 2015
Toekomstverkenning Arbeidsmarkt van verpleegkundig, verzorgend en sociaal agogisch personeel 2015–2019 2015
Aanpak veroorzakers agressie en geweld 2015
Naar nieuwe zorg en zorgberoepen: de contouren. Rapport over een toekomstgerichte opleidingen- en beroepenstructuur in Nederland 2015
Anders kijken, anders leren, anders doen 2016
De mededingingswet in de eerstelijnszorg 2016
Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt, Zorg en Welzijn (AZW) 2016
Werkwijzer MKBA’s in het sociaal domein 2016
De staat van volksgezondheid en zorg (RIVM) 2016
Zorgverleners en burgers over het openbaar maken van door de tuchtrechter opgelegde berispingen en geldboetes 2017
Complicaties van behandelingen van de huid met Energy Based Devices 2017
Beleidsopties voor het stimuleren van gunstige zorgcontracten onder de restrictie van een macrobudget 2017
Kwantificeren regeldrukmaatregelen 2017
Patiëntendialoog 2017
Begrippen, feiten en cijfers over (ervaren) regeldruk in de zorg 2017
Advies noodzaak en mogelijkheden continuering bedreigde functies Zorgbelangorganisaties 2017
Evaluatie merkbaar minder regeldruk in de eerste lijn 2017
Onderzoek naar kwaliteitsstatuut binnen zorginkoop GGZ 2017
Evaluatie opsporingsfunctie in de zorg 2017
Outcomedoelen in kaart 2018
Monitor Wkkgz 2018
Eerste beelden van mdt-proeftuinen 2018
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Een trekkend bestaan 2016
Rapport Eerste evaluatie Jeugdwet 2018
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de jeugdzorg 2014
Midterm review Actieplan Kinderen Veilig 2014
Monitor Actieplan Kinderen Veilig 2012–2016 2014
Nader onderzoek toegang jeugdhulp 2015
Geef nooit op! Gebrek aan vervolghulp JeugdzorgPlus 2018
Een onderzoek naar het verminderen van administratieve lasten in de verantwoording van jeugdhulpaanbieders aan gemeenten 2018
Overzicht van de 42 Transformatieplannen Jeugd 2018
Verkenning arbeidsmarkt jeugdsector 2018
Onderzoek Jeugdhulp met verblijf, anders dan 2018
Nader onderzoek toename jeugdhulp wijkteams 2018
Onderzoek naar de financiële aspecten van pleegzorg 2018
Onderzoek jaarverantwoording jeugd 2018
Rapportage doorzettingsmacht jeugd 2018
En dan ben je volwassen – Onderzoek naar de leeftijdsgrens van de jeugdhulpplicht 2018
Jeugdhulp 2017 2018
Leeftijdsgrenzen. Betere kansen voor kwetsbare jongeren 2018
Nader onderzoek – Regionale verschillen in het gebruik van jeugdhulp met verblijf 2018
CBS-cijfers jeugdhulp 1e half jaar 2018 2018
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen Beleidsdoorlichting Sport 2017
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Voortgangsrapportage Monitor Sport en Bewegen in de Buurt 2014 2014
Evaluatie Buurtsportcoaches De Brede impuls combinatiefuncties als werkend proces 2017
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Voortgangsrapportage Actieplan Naar een veiliger sportklimaat 2014
Monitor sport en bewegen in de buurt 2015 2015
Sport en Bewegen in de buurt 2016 2016
Sport Toekomstverkenningen 2017
VSK-monitor 2017 2017
VSK-monitor 2018 2018
Rapportage sport 2018 – SCP 2018
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek
Commissie Versterking herinnering WO II 2015
Eindrapport Commissie Versterking Infrastructuur herinnering WO II 2016
1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
2a. MKBA's
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
3. Overig onderzoek

BIJLAGE 3: INHUUR EXTERNEN

Overzicht niet-financiële informatie over inschakeling van externe adviseurs en tijdelijk personeel (bijlage inhuur externen)

Deze bijlage geeft een beeld van de uitgaven (voor baten-lastendiensten de kosten) voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2019. Het betreft de inhuur externen bij het kerndepartement, de adviesraden, de inspecties, het SCP, PD ALT en de baten-lastendiensten (RIVM, CIBG en CBG).

1. Interim-management 2.282
2. Organisatie- en formatieadvies 380
3. Beleidsadvies 2.279
4. Communicatieadvisering 2.326
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 7.267
5. Juridisch advies 290
6. Advisering opdrachtgevers automatisering 24.328
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie 1.644
(Beleids) ondersteunend (som 5 t/m 7) 26.262
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) 11.832
Ondersteuning bedrijfsvoering 11.832
Totaal uitgaven inhuur externen 45.361
Kosten ambtelijk personeel 412.965
Percentages externe inhuur 9,9%
Het percentage externe inhuur bedroeg in 2018 9,9%.

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2018 door het Ministerie van VWS buiten de raamovereenkomsten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief 2

In 2018 is tweemaal boven het maximumuurtarief ingehuurd. In het kader van de verhuizing van het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) van Londen naar Amsterdam is de Landsadvocaat ingehuurd. De Landsadvocaat heeft in korte tijd een advies opgeleverd over het aanbestedingstraject voor ICT en diensten. Gegeven de complexiteit van de vraagstelling en de korte doorlooptijd was deze expertise niet binnen VWS beschikbaar.

LIJST VAN AFKORTINGEN

ACBG Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
ACM Autoriteit Consument en Markt
AFBZ Algemeen Fonds Bijzondere Ziektenkosten
Aids Acquired immune deficiency syndrome
AMvB Algemene Maatregel van Bestuur
AOR Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië
APG Wet Geneesmiddelenprijzen
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BBP Bruto binnenlands product
BES Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BIG Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
BIKK Bijdrage in de kosten van kortingen
BKZ Budgettair Kader Zorg
BMR Bof, Mazelen, Rodehond
BRV Bovenregionale gehandicaptenvervoer
BZK Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ministerie van -
C2000 Communicatie 2000
CAK Centraal Administratie Kantoor
CAO Collectieve Arbeidsovereenkomst
CBG College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CCE Centra voor Consultatie en Expertise
CCMO Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek
CIBG Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg, agentschap
CIO Chief Information Officer
CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg
CJIB Centraal Justitieel Incasso Bureau
CPZ College Perinatale Zorg
CSZ Commissie sanering ziekenhuisvoorzieningen
DALY Disability Adjusted Life Year
dbc diagnose- behandelcombinatie
DCP Decentrale Procedure
DG Directoraat-Generaal
DICA Dutch Institute for Clinical Auditing
DKTP Difterie, kinkhoest, tetanus en polio
EMA European Medicines Agency
ESTT Eenheid Secretariaten Medische Tuchtcolleges
EU Europese Unie
EZK Economische Zaken en Klimaat, Ministerie van -
FBZ Financieel Beeld Zorg
FLO Functioneel Leeftijdsontslag
FO Federatie Opvang
FTE fulltime equivalent
G4 Vier grootste gemeenten van Nederland (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht)
GGZ Geestelijke gezondheidszorg
GMT Directie Geneesmiddelen en Medische Technologie
GR Gezondheidsraad
GRIP Generiek Register, Informatievoorziening & Proces
GVS Geneesmiddelenvergoedingensysteem
HBO Hoger beroepsonderwijs
Hiv Human immunodeficiency virus
HLZ Hervorming Langdurige Zorg
HPV Humaan Papillomavirus
IBO Interdepartementaal Beleidsonderzoek
ICT Informatie- en communicatietechnologie
ICP International Collaboration Program
ICV In Control Verklaring
IenW Infrastructuur en Waterstaat, Ministerie van -
IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg
IJZ Inspectie Jeugdzorg
IKNL Integraal Kankercentrum Nederland
IOC Internationaal Olympisch Comité
IT Informatietechnologie
IVvM Informatievoorziening van Morgen
IVZ InVoorZorg
JenV Justitie en Veiligheid, Ministerie van -
JGZ Jeugdgezondheidszorg
JMV Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording
JOGG Jongeren op Gezond Gewicht
KNMG Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
KNMI Koninklijk Nererlands Meteorologisch Instituut
LNV Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van –
Lvb Licht verstandelijke beperking
LZ Langdurige Zorg
mbo middelbaar beroepsonderwijs
MC Directie Markt en Consument
MC Medisch Centrum
MEE Vereniging voor ondersteuning bij leven met een beperking
METC Medisch Ethische Commissie
MEVA Directie Macro-Economische Vraagstukken en arbeidsmarkt
MO Maatschappelijke Opvang
Movisie Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling
MRP Mutual Recognition Procedure
n.v.t. Niet van toepassing
NIVEL Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg
NKI Nederlands Kanker Instituut
NOC*NSF Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie
NTS Nederlandse Transplantatie Stichting
NvW Nota van Wijziging
NVWA Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit
NZa Nederlandse Zorgautoriteit
OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Ministerie van -
OPaz Ondersteuning Passend Zorgaanbod
OSAS Obstructief Slaap Apnoe Syndroom
ova overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling
p*q price*quantity
PALGA Pathologisch anatomisch landelijk geautomatiseerd archief
PG Directie Publieke Gezondheid
pg patiënten- en gehandicaptenorganisaties
pgb Persoonsgebonden budget
PGO Patiënten- en Gehandicaptenorganisaties
PIA Privacy Impact Assessment
Pkb Persoonlijk kilometer budget
PSIE Prenatale screening van infectieziekten en erytrocytenimmunisatie
PTSS Post Traumatisch Stress Syndroom
PUR Pensioen- en Uitkeringsraad
PVP Patiëntenvertrouwenspersoon
RBV Rijksbegrotingsvoorschriften
RCN Rijksdienst Caribisch Nederland
RHB Rijkshoofdboekhouding
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RTE Regionale Toetsingcommissie Euthanasie
RVB Rijksvastgoed bedrijf
RVP Rijksvaccinatieprogramma
RVS Raad voor Volksgezondheid en Samenleving
RVZ Raad voor de Volksgezondheid en Zorg
RWT Rechtspersoon met een wettelijke taak
SCP Sociaal en Cultureel Planbureau
SER Sociaal Economische Raad
SLA Service Level Agreement
Soa Seksueel overdraagbare aandoening
SPR Strategisch Programma RIVM
SSO Shared Service Organisatie
SVB Sociale Verzekeringsbank
SVB-Z Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg
SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Ministerie van -
TAJ Transitieautoriteit Jeugd
TK Tweede Kamer
TSZ Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten
UMC Universitair Medisch Centrum
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
UZI Unieke Zorgverlener Identificatie
V&O Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen
VINEX Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra
VN Verenigde Naties
VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VOG Verklaring Omtrent Gedrag
VTV Volksgezondheid Toekomst Verkenning
VUT Vervroegde Uittreding
VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ministerie van -
Wbp Wet buitengewoon pensioen 1940–1945
WFZ Waarborgfonds voor de Zorgsector
WGP Wet geneesmiddelenprijzen
WHO World Health Organization – Wereldgezondheidsorganisatie
Wkkgz Wetsvoorstel kwaliteit, klachten en geschillen zorg
Wlz Wet langdurige zorg
Wmg Wet marktordening gezondheidszorg
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
WMO Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen
WO II Tweede wereldoorlog
Wpg Wet publieke gezondheid
WRR Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
Wtcg Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten
WTZi Wet toelating zorginstellingen
WUBO Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945
WUV Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945
ZBO Zelfstandig bestuursorgaan
ZiNL Zorginstituut Nederland
ZN Zorgverzekeraars Nederland
ZonMw Zorgonderzoek Nederland Medische Wetenschappen
Zvw Zorgverzekeringswet
ZZP Zorgzwaartepakket

  1. Bijvoorbeeld: Een tariefmaatregel (effect op de prijs) kan door toenemend zorgvolume (hogere q) meer opbrengen dan geraamd, terwijl de totale zorguitgaven toch toenemen (omdat het effect op de prijs meer dan gecompenseerd wordt door het volume-effect). Een pakketmaatregel kan mogelijk minder opleveren dan geraamd wanneer er substitutie plaatsvindt naar andere vormen van zorg die nog wel worden vergoed.↩︎

  2. TK 34 792, nr. 3.↩︎

  3. In het najaar van 2019 komt hier voor het eerst zicht op met de voorlopige afrekening 2018.↩︎

  4. Dit betreft het saldo van baten en lasten voor wanbetalers, onverzekerden, gemoedsbezwaarden en rente en de premie van verdragsgerechtigden.↩︎

  5. De uitzondering betreft de rente die het fonds moet betalen aan de schatkist.↩︎

  6. € 0,9 miljard ten opzichte van het stabiliseren van het eigen risico.↩︎