Verslag Raad Algemene Zaken in artikel 50 samenstelling van 9 april 2019
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Brief regering
Nummer: 2019D14806, datum: 2019-04-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-1997).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-1997 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2019Z07236:
- Indiener: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2019-04-16 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-04-25 09:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2019-05-15 13:15: Raad Algemene Zaken dd 21 mei 2019/Subsidiariteit (Algemeen overleg), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2019-05-16 13:00: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1997 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2019
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Algemene Zaken inclusief Art. 50 van 9 april 2019.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
VERSLAG RAAD ALGEMENE ZAKEN EN RAAD ALGEMENE ZAKEN IN ARTIKEL 50 SAMENSTELLING VAN 9 APRIL 2019
Raad Algemene Zaken in Artikel 50 samenstelling
De Raad Algemene Zaken in Artikel 50 samenstelling (RAZ Artikel 50) heeft de stand van zaken besproken met betrekking tot de terugtrekking van het VK uit de EU in aanloop naar de extra Europese Raad op woensdag 10 april a.s.
Namens de Europese Commissie bestempelde EU-hoofdonderhandelaar Barnier de situatie als zeer serieus en onzeker en hij onderstreepte het belang van een gezamenlijke positie van de Europese Raad. Hij noemde daarbij de volgende aandachtspunten: (i) de onderhandelingen over het terugtrekkingsakkoord moeten als afgesloten worden beschouwd, maar de tekst van de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen kan nog wel worden aangepast, (ii) de EU27 moeten boven alles de eenheid bewaren, (iii) het belang van de EU27 moet voorop blijven staan, (iv) de EU27 hebben een onverminderde wens om zo spoedig mogelijk een sterke, ambitieuze toekomstige relatie met VK uit te onderhandelen op verschillende terreinen zoals handel en veiligheid en (v) de EU27 moeten voorkomen dat de instellingen van de EU worden belemmerd in hun goede functioneren. Iedere verlenging tot na de start van de Europese Parlementsverkiezingen op 23 mei 2019 betekent dat het VK, op grond van het primaire Unierecht, Europese Parlementsverkiezingen zal moeten organiseren.
In de discussie met de lidstaten stond de duur van een verdere verlenging van de artikel 50 VEU termijn centraal. Geen enkele lidstaat pleitte in deze discussie voor het zonder meer afwijzen van het verzoek van premier May om een verdere verlenging. Sommige lidstaten spraken een voorkeur uit voor een eenmalige verlenging tot 30 juni 2019 zoals het VK heeft gevraagd, maar veel andere lidstaten zouden ook een langere verlenging kunnen accepteren. De Europese Commissie gaf aan dat het aan de ER Artikel 50 is om hierover te besluiten.
In de Nederlandse interventie stond centraal dat Nederland een no deal scenario wil vermijden. In de discussie over het verzoek om verlenging gaf Nederland aan dat met een langere verlenging een «rolling cliff edge» wordt vermeden waarmee voortdurende onrust bij burgers en bedrijven vanwege steeds weer opnieuw uitstel, wordt voorkomen. Dit geeft ook tijd aan het VK om tot een breed gedragen oplossing in het Britse Lagerhuis te komen voor de huidige impasse. Aan een langere verlenging moeten evenwel duidelijke voorwaarden verbonden zijn, zoals het tijdig organiseren van EP-verkiezingen, loyale samenwerking als bedoeld in de EU-verdragen en geen heronderhandelingen van het terugtrekkingsakkoord. Daarnaast moeten de voorbereidingen voor een no deal Brexit vooralsnog worden voortgezet. In dit kader heeft Nederland met veel andere lidstaten aangegeven dat in geval van een no deal scenario commitments van het VK t.a.v. de positie van burgers, de financiële afhandeling en de Ierse grens voorwaarden zijn voor de start van onderhandelingen met het VK als derde land.
In reactie op de inbreng van de lidstaten gaf de Commissie aan voorbereid te zijn op zowel verlenging als een no deal scenario. Wat dit laatste betreft gaf de Commissie aan dat in een no deal scenario financiële steun mogelijk is aan bepaalde sectoren zoals visserij in lidstaten aan de Noordzee en in Ierland. De Commissie heeft aangekondigd hierover op korte termijn een Mededeling te publiceren.
Meerjarig Financieel Kader
De Raad besprak de politieke prioriteiten van het cohesiebeleid en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) onder het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK). Aan de hand van discussievragen van het Voorzitterschap vond o.a. een gedachtewisseling plaats over de beoogde regionale en thematische focus van structuurfondsen en welke mate van flexibiliteit wenselijk is om te kunnen reageren op onvoorziene ontwikkelingen. De vragen over het GLB richtten zich met name op hoe het budget kan bijdragen aan de versterking van de productiviteit, concurrentiekracht en verduurzaming van de Europese landbouwsector.
Nederland stelde ten eerste dat substantiële besparingen op deze beleidsterreinen nodig zijn om ruimte te maken voor nieuwe prioriteiten binnen een houdbare begroting voor de EU27. Dat kan door de nadruk van het cohesiebeleid te leggen op de minst-welvarende lidstaten en GLB-steun meer te koppelen aan prestaties voor maatschappelijke doelen zoals klimaat en milieu in plaats van directe inkomensondersteuning.
Daarnaast verwelkomt Nederland voorstellen om het cohesiebeleid en het GLB te moderniseren. Nederland wil structuurfondsen sterker richten op prioriteiten zoals innovatie, migratie, menselijk kapitaal, veiligheid en klimaat. Daarnaast pleitte Nederland voor een effectieve koppeling van structuurfondsen aan de landspecifieke aanbevelingen uit het Europees Semester. Ten aanzien van het GLB sprak Nederland zich uit tegen het verder gelijktrekken van steunbedragen per hectare (externe convergentie van directe betalingen), gezien de verschillen in kosten tussen lidstaten. Nederland onderstreepte verder het belang van voorstellen om het GLB te verduurzamen zoals een effectieve groene architectuur waaronder verplichte eco-regelingen.
In zijn inleiding stelde Commissaris Oettinger dat bezuinigingen op het GLB en cohesiebeleid onvermijdelijk zijn om de gevolgen van Brexit op te vangen. Een groep lidstaten liet zich echter kritisch uit over de door de Europese Commissie voorgestelde verlaging en verdeling van het cohesiebudget. Evenmin toonden meerdere lidstaten bereidheid om op de directe inkomenssteun voor boeren of middelen voor plattelandsontwikkeling te bezuinigen. De Commissie achtte het onwenselijk dat investeringen in nieuwe prioriteiten geschrapt moeten worden om het GLB en het cohesiebeleid te ontzien.
In de discussie gingen meerdere lidstaten in op de wens om het cohesiebeleid (sterker) te richten op de minst-welvarende regio’s. Er lijkt draagvlak te ontstaan voor de door de Commissie voorgestelde focus op prioriteiten, maar lidstaten spraken ook de wens uit om voldoende flexibiliteit te behouden. De Nederlandse inzet om de koppeling met het Europees Semester te versterken werd door diverse lidstaten gedeeld en ook door de Commissie genoemd. Steun is er ook voor de Nederlandse wens om een link te leggen met inspanningen op het gebied van migratie en integratie. Veel lidstaten spraken steun uit voor de ingezette modernisering en verduurzaming van het GLB. Een aantal lidstaten stelde echter dat om die doelstellingen te realiseren, ook extra financiering nodig is. Op het punt van de convergentie van directe betalingen zijn de standpunten sterk verdeeld. De Raad zal in mei opnieuw over het MFK spreken.
Discussienota «Naar een duurzaam Europa in 2030»
De Raad nam conclusies aan ten aanzien van de discussienota «Naar een duurzaam Europa in 2030» die op 30 januari jl. door de Commissie werd gepubliceerd. Een appreciatie van de discussienota is u middels het BNC-fiche «Naar een duurzaam Europa in 2030» (Kamerstuk 22 112, nr. 2784) toegekomen op 15 maart 2019. Mede dankzij de Nederlandse inzet (conform de motie van de leden Asscher en Jetten, Kamerstuk 35 078, nr. 17) wordt in de Raadsconclusies opgeroepen tot een EU-brede implementatiestrategie die concrete maatregelen en termijnen bevat om de Agenda 2030 in het algehele EU-beleid ten uitvoer te brengen.
Hongarije – Waarden van de Unie
De Raad boog zich voor de vijfde keer over de door het Europees parlement (EP) geïnitieerde artikel 7-procedure tegen Hongarije. De Commissie kwam met een korte stand van zaken met betrekking tot onder meer de academische vrijheid en de vrijheid van vereniging. Ook wees ze op een aantal lopende inbreukprocedures tegen Hongarije, waaronder die inzake de zgn. «Stop Soros»-wetgeving.
Nederland onderstreepte dat de zorgen met betrekking tot mogelijke schending van de Uniewaarden in Hongarije er sinds de start van de artikel 7-procedure niet minder op zijn geworden, en pleitte er samen met negen andere lidstaten voor om zo spoedig als mogelijk de formele dialoog met de Hongaarse regering te beginnen door middel van een eerste hoorzitting.
Polen – Rechtsstaat
De Raad boog zich tevens over de artikel 7-procedure jegens Polen, die de Commissie in december 2017 initieerde. De Commissie gaf aan dat er sinds de vorige bespreking van de rechtsstaat in Polen op de Raad Algemene Zaken van 19 februari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1967) nog altijd geen vooruitgang is te melden. Op 3 april is de Commissie daarom een inbreukprocedure gestart inzake de tuchtprocedure voor rechters, mede in het licht van een aantal recent gestarte tuchtprocedures. Verder wordt in de loop van dit jaar een uitspraak verwacht in de lopende inbreukzaak inzake de Wet op het Hooggerechtshof. Twaalf lidstaten, waaronder Nederland, wezen eveneens op de voortdurende zorgen over de rechtsstaat in Polen, en benadrukten dat de Poolse regering tegemoet dient te komen aan alle punten van zorg uit het met redenen omklede voorstel van de Commissie. Met instemming van Nederland pleitte een aantal lidstaten daarom voor een nieuwe hoorzitting met Polen.
EP-Verkiezingen – Toekomst EU
Tijdens de Raad Algemene Zaken is gesproken over de verkiezingen van het EP, op basis van een discussienota van het Voorzitterschap. De vragen in de discussienota gingen in op de voorbereidingen die door lidstaten worden getroffen richting de EP-verkiezingen, o.a. om de opkomst te stimuleren. Ten tweede werd de vraag gesteld wat lidstaten doen om een positieve discours te bevorderen. Nederland heeft ingebracht dat de regering zich inspant voor een zo hoog mogelijke opkomst (conform de motie van de leden Buitenweg en Jetten, Kamerstuk 35 078, nr. 15) en daarvoor een landelijke informatie campagne voert. De Nederlandse rijksoverheid neemt geen actieve houding in wat betreft inhoudelijke sturing van het publiek debat rond verkiezingen; de campagne is informatief, gericht op het verhogen van de opkomst, en beperkt zich tot het verkiezingsproces. Voor een positief discours, en het vergroten van de steun voor de EU, is het nodig dat de EU resultaten levert voor de burger, op onderwerpen waar Europese samenwerking meerwaarde heeft. Wat Nederland betreft zijn dat vijf prioriteiten, zoals uiteengezet in de Staat van de Europese Unie kamerbrief: migratie, veiligheid, sterke en duurzame economie die beschermt, klimaat, en een EU die eigen belangen en waarden verdedigt in het buitenland. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het functioneren van de EU, onder andere transparantie en rechtsstatelijkheid. Dit vereist ook een effectieve en efficiënte werking van de Europese instellingen. Nederland heeft aandacht gevraagd voor een striktere scheiding van taken van de Commissie, zoals toegezegd in het AO RAZ van 2 april jl.
OVERIG
Laatste stand van zaken terugtrekking van het VK uit de EU
Conform de toezegging gedaan tijdens het AO RAZ op 2 april jl. gaat uw Kamer via deze weg, in aanvulling op de Geannoteerde Agenda van de Europese Raad in Artikel 50 samenstelling (ER Artikel 50) van 10 april 2019 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1431), de laatste stand van zaken toe over de terugtrekking van het VK uit de EU.
Op 5 april 2019 heeft premier May per brief een nieuw verzoek om verlenging van de artikel 50 VEU termijn bij de EU27 ingediend. Premier May heeft gevraagd om een verlenging tot en met 30 juni 2019. In het verzoek schetst zij hoe het VK de ratificatieprocedure van het terugtrekkingsakkoord wil afronden vóór 23 mei 2019, zodat de verlenging in dat geval eerder kan worden beëindigd en voorkomen kan worden dat het VK EP-verkiezingen moet organiseren. Wel benadrukt premier May in haar verzoek dat het VK de noodzakelijke voorbereidingen zal treffen om mogelijk te maken dat het VK EP-verkiezingen kan organiseren indien nodig.
Nadat dit verzoek was ingediend door premier May heeft het Britse parlement op 8 april 2019 een wet aangenomen die een no deal scenario beoogt te voorkomen en die de regering van premier May dwingt hiertoe een verlenging na te streven tot minimaal 22 mei 2019. Op 9 april 2019 steunde het Britse Lagerhuis een motie van de regering van premier May om, conform het verzoek dat premier May indiende bij de EU27, te streven naar een verlenging van de artikel 50 VEU termijn tot en met 30 juni 2019. De EU27 zullen het verzoek om verlenging tijdens de ER Artikel 50 op 10 april 2019 bespreken en hierover met eenparigheid van stemmen moeten besluiten, met instemming van het VK.
Intussen zijn de gesprekken tussen premier May en oppositieleider Corbyn nog gaande. Zij hebben nog geen akkoord bereikt over een oplossing voor de huidige impasse en hoe een meerderheid van het Britse Lagerhuis te overtuigen om voor goedkeuring van het terugtrekkingsakkoord te stemmen. De vraag is of hierover voorafgaand aan de ER Artikel 50 voldoende duidelijkheid komt. Ook het tijdpad voor en de precieze vormgeving van een nieuwe serie indicatieve stemmingen in het Britse Lagerhuis, door premier May toegezegd in het geval dat de gesprekken tussen premier May en oppositieleider Corbyn niets opleveren, zijn op dit moment nog niet bekend.
Kabinetsappreciatie verslag Brexit-rapporteurs over hun bezoek aan Ierland op 20 maart 2019
Tijdens de procedurevergadering van de vaste Kamercommissie Europese Zaken van 4 april 2019 verzocht uw Kamer om voorafgaand aan het plenair debat ter voorbereiding op de ER Artikel 50 van 10 april 2019 een kabinetsappreciatie te ontvangen van het op 27 maart gepubliceerde verslag van het bezoek van de Brexit-rapporteurs aan Dublin en de Iers/Noord-Ierse grens (Kamerstuk 23 987, nr. 333). In dit verslag van de Brexit-rapporteurs zijn geen aanbevelingen aan de regering opgenomen.
Het kabinet verwelkomt dat de Brexit-rapporteurs Dublin en de Iers/Noord-Ierse grens zelf hebben bezocht en aldaar de complexiteit van de uitdagingen die de terugtrekking van het VK uit de EU voor Ierland met zich meebrengt, hebben kunnen zien. Het kabinet heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag. Het kabinet herkent het beeld dat de Brexit-rapporteurs in het verslag beschrijven en onderschrijft de door de Brexit-rapporteurs geschetste dilemma’s en conclusies.
Met de Brexit-rapporteurs erkent het kabinet dat in een no deal scenario de verplichtingen van het Goede Vrijdagakkoord enerzijds en de bescherming van de buitengrens van de EU27 en daarmee van de integriteit van de interne markt anderzijds met elkaar verenigd zullen moeten worden. De backstop, zoals die nu is overeengekomen in het terugtrekkingsakkoord, is hiervoor op dit moment de enige juridisch bindende en operationele oplossing. Dit geldt tenzij en totdat andere oplossingen worden gevonden in het kader van de toekomstige relatie. Onder meer om deze reden blijft het kabinet zich onverminderd inzetten voor ratificatie van het terugtrekkingsakkoord en is heronderhandeling van het terugtrekkingsakkoord, inclusief de backstop, uitgesloten.
Ook wanneer een no deal scenario onverhoopt toch realiteit wordt, kan Ierland rekenen op de volle steun van de Europese Commissie en van de EU-lidstaten, waaronder uiteraard van Nederland. De belangen en randvoorwaarden van de EU27 en Nederland zoals opgenomen in de ER-richtsnoeren van de afgelopen twee jaar zullen in een no deal scenario niet zomaar van tafel verdwijnen. Dat betekent dat de EU27 na een no deal scenario pas weer bereid zullen zijn om met het VK te spreken als het VK zich committeert op de voor de EU27 prioritaire onderwerpen uit het terugtrekkingsakkoord, zoals een oplossing voor de Ierse grenskwestie. De integriteit van de interne markt en het Europees douanegebied is een belangrijke voorwaarde om Europese consumenten te kunnen beschermen tegen bijvoorbeeld dierziekten en onveilige producten en om Europese bedrijven te beschermen tegen oneerlijke concurrentie. De verantwoordelijkheid om de relevante EU-regelgeving, inclusief het EU douanewetboek, te handhaven is een verantwoordelijkheid van alle EU-lidstaten, onder toezicht van de Europese Commissie. Het kabinet heeft er vertrouwen in dat Ierland zijn verantwoordelijkheid hierin zal nemen. Dit is reeds meerdere keren bevestigd, zowel in bilaterale gesprekken alsook publiekelijk. De Europese Commissie staat klaar om Ierland hierbij financieel en technisch te ondersteunen.
Uitvoering motie Verhoeven c.s. over bescherming burgerrechten
Op 2 april 2019 heeft uw Kamer de gewijzigde motie van het lid Verhoeven c.s. aangenomen (Kamerstuk 23 987, nr. 344; Handelingen II 2018/19, nr. 69, Stemmingen overige moties Europese Top en de Brexit) die de regering verzoekt zich in te zetten voor loskoppeling van het burgerrechtengedeelte uit het terugtrekkingsakkoord indien het no deal scenario onvermijdelijk wordt. Het kabinet en de EU27 blijven zich volop inzetten voor de ratificatie van het terugtrekkingsakkoord om een ordelijk vertrek van het VK uit de EU te kunnen realiseren. Op dit moment is een no deal scenario nog steeds vermijdbaar: indien de ER het verzoek om verlenging van premier May honoreert, zal de Nederlandse inzet volledig gericht blijven op het goedkeuren van het terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord is in zijn integraliteit van belang voor een ordelijke terugtrekking van het VK uit de EU. Het is de beste manier om de rechten van burgers te waarborgen. In het terugtrekkingsakkoord zijn namelijk wederkerige, juridisch bindende afspraken met het VK opgenomen met passende waarborgen voor naleving inclusief een rol voor het EU Hof van Justitie.
Het kabinet laat er geen misverstand over bestaan dat de positie van burgers ook in een no deal scenario prioritaire aandacht heeft. Mede in het kader van eerdergenoemde motie heeft Nederland daarom tijdens de RAZ Artikel 50 op 9 april 2019 aandacht gevraagd voor de positie van burgers. Ook in het geval van een no deal scenario moeten de rechten van EU-burgers in het VK worden zeker gesteld als een van de voorwaarden voor verdere gesprekken met het VK. De Europese Commissie heeft deze inzet ondersteund. Het hoofdstuk met de afspraken over burgerrechten uit het terugtrekkingsakkoord biedt daarvoor een goede basis.
Verordening Europees burgerinitiatief
Op 21 december 2018 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de nieuwe verordening betreffende het Europees burgerinitiatief.1 In die brief heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd uw Kamer te informeren zodra de tekst van de verordening definitief zou zijn. Tijdens de Raad Algemene Zaken heeft de Raad het voorstel tot herziening van de bestaande verordening zonder discussie aanvaard. Het EP heeft dat eerder, op 12 maart 2019, gedaan. De inhoud van het aanvaarde voorstel is ongewijzigd ten opzichte van het voorstel waarover uw Kamer in december jl. is geïnformeerd. Hierin worden de belangrijkste standpunten van Nederland conform het BNC-fiche van 20 oktober 2017 voldoende weerspiegeld.2 De verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en zal met ingang van 1 januari 2020 van toepassing zijn. Thans is een voorstel tot aanpassing van de Uitvoeringswet verordening Europees burgerinitiatief aan de herziene verordening in voorbereiding. De regering stelt zich ten doel om dit wetsvoorstel voor het zomerreces bij uw Kamer in te dienen.
Transparantie
In het AO RAZ van 2 april jl. heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de Nederlandse inzet ten aanzien van een vertrouwelijk document van het raadssecretariaat dat recent is verschenen.3 Zoals u bent geïnformeerd, is transparantie sinds enkele maanden onderwerp van gesprek in verschillende voorportalen van de Raad. In mijn brief van 25 januari jl. heb ik uw Kamer laten weten dat de beleidsnota, die ten grondslag ligt aan deze besprekingen, goed aansluit op zowel de Nederlandse inzet ten aanzien van transparantie maar ook de zorgen adresseert uit het door uw Kamers geïnitieerde COSAC-paper.4 Uit de laatste besprekingen is gebleken dat veel lidstaten kritisch zijn over de voorgestelde maatregelen. In dit kader is het raadssecretariaat aan het bezien op welke wijze het voorstel kan worden voortgezet zonder draagvlak te verliezen. Wat het kabinet betreft leidt het oorspronkelijke voorstel van het raadsecretariaat tot een daadwerkelijke verbetering van transparantie op de korte termijn. Het kabinet zal de inzet zoals geschetst in de eerdergenoemde brief, dan ook voortzetten. Het is nog niet bekend wanneer het document wordt besproken op Coreper. Uw Kamer zal, zoals toegezegd tijdens het AO RAZ van 2 april, nader geïnformeerd worden over de inhoud van het voorstel, het krachtenveld en de Coreperbespreking tijdens een technische briefing.
MFK deelakkoorden
Zoals tevens toegezegd tijdens het AO RAZ ga ik hieronder nader in op de gesloten akkoorden over de deelverordeningen in het MFK 2021–2027 (verzoek fractie van de PVV). Het betreft op dit moment tien sectorale dossiers waarover het EP en de Raad een gemeenschappelijke lezing (common understanding) hebben bereikt. Deze deelakkoorden hebben geen betrekking op budgettaire en andere horizontale kwesties die in de Raad Algemene Zaken en uiteindelijk de Europese Raad besproken zullen worden. De met het EP bereikte overeenstemming over de vormgeving van deze programma’s is dus onder voorbehoud van de uitkomsten van de horizontale onderhandelingen over het MFK. In de reguliere informatievoorziening aan de Kamer over de besprekingen in de Raad middels o.a. geannoteerde agenda’s en verslagen informeert het kabinet de Kamer over de individuele sectorale voorstellen. Hieronder geeft het kabinet de belangrijkste punten weer uit de recente onderhandelingen waarop een gemeenschappelijke lezing (bijna) is bereikt.
Digital Europe Programme
De Europese Commissie presenteerde het voorstel Digital Europe Programme om de digitale capaciteiten in Europa te versterken. Met name hoogwaardige technologieën zoals Kunstmatige Intelligentie, Cybersecurity en High Performance Computing hebben volgens de Commissie extra investeringen nodig. Op 22 november 2018 bereikte de Raad een gedeeltelijke algemene oriëntatie. De Raad en het EP konden zich vervolgens vinden in een compromistekst. Over de compromistekst worden nog gesprekken gevoerd met de Commissie.
In de onderhandelingen tussen de Raad en het EP waren de volgende punten voor Nederland van belang. Als eerste de focus op excellentie en innovatie. Hierover is overeengekomen dat de focus blijft op hoogwaardige technologieën en de daarbij passende vaardigheden. Als tweede, de invloed van lidstaten op de programmering (governance). Nederland is positief over de bereikte overeenstemming die voorziet in invloed van lidstaten op de programmering via een programmacomité. Tot slot, de kennisdeling en toegang tot de hoogwaardige digitale technologieën zal via de Digital Innovation Hubs verlopen. Uitkomst van de onderhandeling tussen de Raad en het EP is dat naast geografische spreiding ook beschikbaarheid van bestaande innovatiehubs en behoefte van marktpartijen een belangrijke rol spelen in de selectie van Digital Innovation Hubs in dit netwerk.
Ruimtevaartprogramma
In het nieuwe EU-ruimtevaartprogramma worden de bestaande ruimtevaartprogramma’s Galileo (satellietnavigatie) en Copernicus (aardobservatie) onder één groot EU-ruimtevaartprogramma opgenomen. Daarnaast worden er twee nieuwe programmacomponenten voorzien: een component ter monitoring van de ruimte met het oog op veiligheid (Space Situational Awareness) en een component voor veilige satellietcommunicatie voor overheden (GOVSATCOM). Bovendien zijn er onder het nieuwe programma activiteiten voorzien op het gebied van autonome toegang tot de ruimte en het stimuleren van de innovatiekracht van de ruimtevaartsector. Het bestaande agentschap voor Galileo (GSA) krijgt meer taken en wordt omgedoopt tot het European Space Programmes Agency (EUSPA). Ook zal er een nieuwe samenwerkingsovereenkomst komen met het Europees Ruimtevaart Agentschap (ESA) middels een Financial Framework Partnership Agreement (FFPA).
Nederland is tevreden over het bereikte onderhandelingsresultaat, waarin een aantal voor Nederland belangrijke elementen zijn opgenomen waaronder de toevoeging van een horizontale (strategische) Programme Committee, duidelijke en concrete rol voor ESA (governance), waarborgen van de huidige rol van ESA inzake toegang tot de ruimte, en (her)bevestiging van het open databeleid binnen het Copernicus-programma.
Europees Defensiefonds
Het Europees Defensiefonds (EDF) is bedoeld om technologische innovatie en samenwerking in de Europese defensiesector te stimuleren. Via het EDF kan de Commissie bijdragen aan gezamenlijk Europees onderzoek en gezamenlijke capaciteitsontwikkeling. Dat kan in alle fases van industriële ontwikkeling, vanaf de onderzoeks- en ontwerpfase tot aan de ontwikkeling van prototypes en daaruit voortvloeiende test-, kwalificatie- en certificeringsacties.
Voor Nederland waren belangrijke aandachtspunten in de onderhandelingen over het EDF (1) gunstige randvoorwaarden voor deelname van het MKB, (2) het stimuleren van de samenhang tussen het EDF en de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) en (3) de mogelijkheid van deelname van in de EU gevestigde ondernemingen met een moederbedrijf gevestigd in een derde land. Relevant in dit kader is dat in het politiek deelakkoord dat tussen de Raad en het EP is bereikt het volgende is opgenomen: het EDF zal projecten met grensoverschrijdende participatie van het MKB stimuleren door voor die projecten hogere financieringspercentages toe te kennen. Bovendien zijn er in de verordening mogelijkheden opgenomen om in het werkprogramma een aparte categorie in te richten voor het MKB en om specifieke match-making activiteiten voor het MKB te organiseren. Voorts kunnen PESCO-projecten, indien zij in aanmerking komen, een extra medefinancieringsbonus (10 %) ontvangen. Tot slot geldt dat in principe alleen samenwerkingsprojecten waarbij ten minste drie in aanmerking komende entiteiten uit ten minste drie lidstaten of geassocieerde landen betrokken zijn, in aanmerking komen voor financiering. Echter, in het politiek deelakkoord is opgenomen dat in de EU gevestigde dochterondernemingen van ondernemingen uit derde landen bij wijze van uitzondering ook in aanmerking kunnen komen voor financiering, mits aan specifieke voorwaarden is voldaan zodat de veiligheids- en defensiebelangen van de EU en de lidstaten niet in gevaar worden gebracht. Buiten de EU gevestigde entiteiten zullen geen EU-financiering ontvangen, maar kunnen wel deelnemen aan samenwerkingsprojecten. De EU sluit dus niemand uit van het Europees Defensiefonds, maar stelt wel voorwaarden voor het verkrijgen van financiering.
Justitie
De gemeenschappelijke lezing op het Justitie Programma kon snel worden bereikt doordat het belang van een akkoord voor de ontwikkeling van de Europese ruimte van recht gebaseerd op Unie-waarden, rechtsstatelijkheid (rule of law) en wederzijdse erkenning en vertrouwen breed werd gedeeld. Over toegang tot het recht, bevorderen van justitiële samenwerking in civiele zaken en strafzaken en de effectiviteit van nationale rechtstelsels bestond tussen Commissie, Raad en EP geen verschil van mening. Bovendien konden enkele meer horizontale punten die bij het Rights and Values Programma (zie volgende onderdeel) waren opgelost, worden overgenomen.
Nederland is positief over het bereikte onderhandelingsresultaat. Zo is mede door Nederlandse inzet in de doelstellingen van het programma de brede scope en nadruk op rechtsstatelijkheid verder aangevuld met het belang van versterking van democratie, rechtsstaat en grondrechten met inbegrip van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht. Het belang van opleiding en van een gezamenlijke rechtscultuur zijn behouden gebleven. Op voorstel van het EP is een bepaling over «mainstreaming» opgenomen waarin gender, kinderen en slachtoffers alsmede non-discriminatie een plek hebben gekregen, hetgeen ook positief is.
Rechten en waarden
Ook op het Rights and Values Programma (RVP) kon snel een gemeenschappelijke lezing worden bereikt. Het belang van een akkoord voor de versterking van de Unie-waarden teneinde open, democratische en inclusieve samenlevingen te ondersteunen werd algemeen onderschreven. Zelfs in die mate dat naast de drie bestaande onderdelen («strands») een nieuwe strand «to protect and promote Union values» is toegevoegd en dat de naam van het programma is aangevuld met gelijkheid en burgerschap (RECVP). Tegen het opnemen van Gender Equality in de Rights-strand was beperkt verzet.
Nederland is positief over het bereikte deelakkoord op het RVP. Het is voor Nederland belangrijk dat in de doelstellingen van het programma, de brede scope en de nadruk op civil society en inclusiviteit (o.a. lhtbi), behouden is gebleven. De naamswijziging (van RVP naar RECVP) versterkt de continuïteit en herkenbaarheid in de naamgeving van de programma’s, evenals het belang van participatie en non-discriminatie. Enkele horizontale aandachtspunten zijn ondervangen. Belangrijkste is dat de invoering van een (of meer) nationale contactpunten – als best practice – als optie en niet als een verplichting is opgenomen.
Connecting Europe Facility
De Connecting Europe Facility (CEF) is een financieringsfaciliteit voor de Europese netwerken voor vervoer, energie en digitaal. Een speerpunt in de onderhandelingen van Nederland betrof de inzet om een groter aandeel van de CEF-transportmiddelen in te zetten voor de horizontale doelen (veilig, slim en duurzaam). Nederland wilde ook meer aandacht voor projecten die synergie beogen tussen de drie sectoren. Dit speerpunt is zeer goed gerealiseerd door middel van hoge cofinancieringspercentages en de reservering van 40% van de algemene envelop hiervoor. Nederlandse voorstellen in het kader van militaire mobiliteit om hier nader invulling aan te geven in de verordening werden goed ontvangen en zijn meegenomen in het deelakkoord. Binnen CEF-Energie is er met alle voor Nederland belangrijke doelstellingen goed rekening gehouden. Het gaat om de focus op integratie van hernieuwbaar, decarbonisatie, verbondenheid van Europees energienetwerk en aandacht voor energie- en klimaatdoelstellingen. Om dit te bereiken is er ook aandacht gekomen voor de evaluatie en eventuele herziening van de verordening voor de trans-Europese Energie Netwerken. Een belangrijk punt voor Nederland, aangaande de mogelijkheid van CEF-projecten met derde landen, werd in de Verordening opgenomen. Dit kan relevant zijn voor Nederland na Brexit. Tot slot heeft Nederland in het kader van CEF-digitaal aangegeven prioriteit te geven aan programma’s op het gebied van crossborder 5G.
LIFE
EU-programma LIFE is het financiële stimuleringsprogramma om uitvoering te geven aan Europees Natuur-, milieu en Klimaatbeleid. Binnen het bereikte deelakkoord op LIFE zijn een aantal voor Nederland belangrijke elementen opgenomen. Allereerst, de uitbreiding van het programma met het thema «schone energie». Daarvoor vindt een overheveling plaats vanuit van het programma Horizon. Ten tweede, het maximale cofinancieringspercentage is vastgesteld op 60% met uitzondering van thema’s biodiversiteit en energie. Meerdere lidstaten gaven aan op die thema’s behoefte te hebben aan een hoger percentage, waarvan de hoogte later in het werkprogramma wordt vastgesteld. Nederland zag geen noodzaak voor een uitzondering van de categorie energie uitgesproken en heeft zich tegen een hoger cofinancieringspercentage uitgesproken.
Horizon
Het betreffende deelakkoord is een gebalanceerd compromis. Het komt op de belangrijkste punten tegemoet aan de Nederlandse inzet met excellentie en impact als hoofdcriteria, verankering van open science, samenwerking door de gehele kennis- en innovatieketen heen en vereenvoudiging van partnerschappen. Het grootste punt van discussie betrof widening participation. Met name deelnemers uit Centraal- en Oost-Europese landen (EU13-landen) verwerven relatief weinig financiering uit het programma. Dat wordt door deze landen als oneerlijk beschouwd; zij zien deelname aan het Kaderprogramma graag wijder verspreid binnen Europa, bijvoorbeeld door de introductie van geografische criteria voor de spreiding van middelen. De uitkomst van de widening participation discussie is in lijn met de Nederlandse kabinetsinzet. De excellentie- en impactprincipes worden behouden en maatregelen ten behoeve van widening participation worden alleen gefaciliteerd in het daarvoor gealloceerde deel «Verbreding van de deelname aan en versterking van de Europese Onderzoeksruimte». Nederland steunt het akkoord. Uw Kamer zal medio april middels een aparte brief een verdere toelichting ontvangen op de inhoud van het akkoord.
InvestEU
InvestEU dient publieke en private investeringen te bevorderen door garantiestelling vanuit het EU-budget. In de laatste triloogonderhandelingen met het EP is een deelakkoord bereikt. Dit betreft een gebalanceerd compromis. Zoals gemeld in het BNC-fiche ondersteunt Nederland de voorzetting van het huidige EFSI (Europees Fonds voor Strategische Investeringen) in een nieuw te vormen InvestEU-programma. InvestEU dient publieke en private investeringen te bevorderen door garantiestelling vanuit het EU-budget. Er zijn vier beleidsvensters opgesteld waar deze garanties op gericht kunnen worden: duurzame infrastructuur, onderzoek/innovatie en digitalisering, MKB-financiering en sociale investeringen. Genoemde beleidsluiken sluiten aan de bij Nederlandse inzet op maatschappelijke uitdagingen en het bevorderen van de Europese concurrentiekracht.
Een belangrijk punt van de Nederlandse inzet was de goede aanhaking van InvestNL op het voorziene InvestEU-programma. Nederland heeft in de discussies over InvestEU veel aandacht gevraagd voor een evenwichtige rolverdeling tussen de Commissie en de EIB. Hierbij is een duidelijke scheiding tussen de beleidsverantwoordelijkheid door de Commissie en de uitvoeringtaken van de EIB van belang. Een goede inrichting van de governance kan dit waarborgen. De «sustainability proofing» toets is verbreed naar alle vier de beleidsvensters van InvestEU. Projecten die niet verenigbaar zijn met het bereiken van de klimaatdoelstellingen komen niet in aanmerking voor financiering uit InvestEU. De Commissie zal met een lijst van dergelijke projecten komen. De bijdrage vanuit het beleidsvenster duurzame infrastructuur aan EU klimaat en milieu doelen is verhoogd van 50% naar 55%. Dit is in lijn met de Nederlandse inzet. Investeringen in fossiele brandstoffen, een aantal uitzonderingen daargelaten, zijn uitgesloten van financiering. Dit is eveneens in lijn met de Nederlandse inzet. Nederland heeft ingezet op minder ruim geformuleerde uitzonderingen, maar verwelkomt de uitsluiting van investeringen in fossiel.
Fiscalis
In het deelakkoord over het nieuwe Fiscalis-programma zijn de Raad en het EP enkele wijzigingen van het oorspronkelijke Commissievoorstel overeengekomen. Zo is er meer aandacht voor deelname aan het programma door ontwikkelingslanden en zijn er in de overwegingen onder andere verwijzingen naar belastingfraude en belastingontduiking opgenomen.
De overeengekomen tekst is grotendeels in lijn met de Nederlandse inzet. Belangrijke punten zijn dat het meerjarig strategisch plan voor IT-gerelateerde zaken door de Commissie en de lidstaten samen wordt opgesteld en dat is overgenomen dat externe experts worden geselecteerd door de Commissie en de lidstaten gezamenlijk. Dit leidt tot meer transparantie en meer invloed voor lidstaten op besluitvormingsprocessen. Hoewel Nederland eerder de voorkeur heeft uitgesproken voor handhaving van een jaarlijks werkprogramma, is in de huidige tekst opgenomen dat werkprogramma’s maximaal drie jaar mogen beslaan. Doel hiervan is het verminderen van administratieve lasten voor zowel de Commissie als de lidstaten. Daar staat tegenover dat er jaarlijks een voortgangsrapport zal worden opgesteld door de Commissie. Transparantie ten aanzien van activiteiten onder het programma is hiermee wat Nederland betreft voldoende geborgd.