Antwoord op vragen van de leden Moorlag en Ploumen over landbouwgif in Drenthe
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D17033, datum: 2019-04-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-2396).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
- Mede namens: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
- Mede namens: B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Onderdeel van zaak 2019Z04453:
- Gericht aan: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: W.J. Moorlag, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: E.M.J. Ploumen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2396
Vragen van de leden Moorlag en Ploumen (beiden PvdA) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Medische Zorg over landbouwgif in Drenthe (ingezonden 7Â maart 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Medische Zorg (ontvangen 24 april 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018â2019, nr. 2004.
Vraag 1
Kent u het bericht «Bij de buren van de lelieteler daalt een nevel van pesticiden op de trampoline neer» en het bericht «Drentse burgers meten landbouwgif in bodem en vinden 57 middelen»?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt ook u het begrijpelijk dat burgers ongerust en bevreesd voor hun gezondheid en welbevinden zijn als er in de bodem en groenten in hun tuin 57 bestrijdingsmiddelen worden aangetroffen? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om de vrees weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik begrijp dat burgers zich zorgen maken. Burgers verwachten geen gewasbeschermingsmiddelen in hun bodem of tuin als ze die zelf niet gebruiken. Daarom ben ik ook in gesprek gegaan met betrokken omwonenden.
Overigens zijn niet alle gevonden stoffen te relateren aan de lelieteelt. Er zijn 15 stoffen gevonden die niet meer zijn toegelaten, blootstelling aan deze stoffen zal dus gaan afnemen. Het CBS rapporteert eens in de vier jaar over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw, gebaseerd op opgaven van agrariërs. Uit de gegevens uit 2016 blijkt dat 18 van de 57 stoffen die zijn gevonden in bodem- en gewasmonsters ook worden gebruikt in de lelieteelt. Er zijn ook stoffen gevonden die in andere landbouwgewassen mogen worden gebruikt en enkele ook in of om het huis (gazon, kamerplanten, insectenwerend) (zie tabel 1 in bijlage 3 van deze brief).
Het Ctgb heeft het onderzoek geanalyseerd (zie bijlage bij brief over blootstellingsonderzoek gewasbeschermingsmiddelen «Ctgb advies onderzoek naar bestrijdingsmiddelen en omwonenden»). De in de monsters aangetroffen gehaltes zijn vergeleken met veilige grenswaarden die gebruikt worden bij de toelating van de betreffende middelen. Uit deze vergelijking blijkt dat van alle 57 stoffen de veilige grenswaarden niet worden overschreden.
Verder wordt gewerkt aan het verder terugdringen van emissies van gewasbeschermingsmiddelen. Mijn ambities richten zich op weerbare planten en teeltsystemen, het verbinden van landbouw en natuur en als er dan toch behoefte is aan gewasbeschermingsmiddelen, dan nagenoeg zonder emissies naar de leefomgeving en nagenoeg zonder residuen op producten. Dat is de kern van de «Toekomstvisie gewasbescherming 2030» die recent aan uw Kamer is aangeboden.
Vraag 3
Waarom moeten bewoners zelf zorgen voor onderzoek naar chemische stoffen in de bodem en gewassen in hun buurt, in welke gevallen moet een overheidsinstelling die verantwoordelijkheid nemen, welke instelling is dat en waarom was daar in dit geval geen sprake van?
Antwoord 3
Van bewoners wordt niet verwacht dat zij zelf dienen te zorgen voor onderzoek naar chemische stoffen in de bodem en gewassen in de buurt. Er geldt een Europees systeem van voorzorg waarbij gewasbeschermingsmiddelen pas op de markt mogen komen en worden gebruikt als na uitgebreid wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat er geen onaanvaardbare risicoâs zijn voor mens, dier en milieu. De overheid evalueert en monitort (naleving van) wet- en regelgeving en reageert op nieuwe signalen. Zo worden voedingsmiddelen, oppervlaktewater en grondwater onderzocht op het voorkomen van resten van gewasbeschermingsmiddelen en is een uitgebreid onderzoek gestart (blootstellingsonderzoek gewasbeschermingsmiddelen, OBO) naar blootstelling via lucht en (huis)stof van omwonenden, naar aanleiding van een advies van de Gezondheidsraad (2014). Het rapport is op 10Â april jl. aan uw Kamer aangeboden.
Vraag 4
Acht u het mogelijk dat de uitbreiding van landbouwareaal voor de teelt van lelies en andere bloemen in Drenthe voor meer gezondheidsrisicoâs kan gaan zorgen? Zo ja, betekent dit dat die groei beperkt moet gaan worden dan wel dat er strengere eisen aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen moeten worden gesteld en hoe gaat u daarvoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Uit de beoordeling van het Ctgb van de gevonden gehaltes van gewasbeschermingsmiddelen in de bodem en op gewassen bij de inwoners in Westerveld, blijkt dat er geen grenswaarden zijn overschreden. Bovendien blijkt ook uit het OBO-blootstellingsonderzoek dat alle meetresultaten beneden de veilige grenswaarden zijn gebleven.
Daarnaast richtte het OBO-blootstellingsonderzoek zich op de vraag in welke mate omwonenden van specifieke velden blootgesteld werden aan gewasbeschermingsmiddelen. Ook hier bleek dat er geen grenswaarden overschreden werden. Het kabinet zal de Gezondheidsraad vragen om dit vraagstuk te betrekken in hun advies, zoals aangekondigd in de brief aan uw Kamer van 10Â april jl. (kenmerk IENW/BSK-2019/64595. Zolang de teelt beneden de veilige grenswaarden blijft, is er geen aanleiding de teelt te beperken.
Vraag 5 en 6
Deelt u de zorgen van de in het artikel genoemde hoogleraar toxicologie van de Universiteit Utrecht over het feit dat er een variĂ«teit aan stoffen is gevonden, over de vermenging van deze stoffen in de bodem en over de mogelijke risicoâs van opstapeling van de bestrijdingsmiddelen? Zo ja, waarom en welke gevolgen verbindt u daaraan? Zo nee, waarom deelt u die zorgen niet?
Deelt u de mening van de in het artikel genoemde hoogleraar dat «het de hoogste tijd [is] dat er internationaal afspraken worden gemaakt over de milieulast van pesticiden in de grond», waarbij er niet alleen naar individuele stoffen moet worden gekeken maar ook «naar het stapeleffect van de verschillende gewasbeschermingsmiddelen die gelijktijdig worden toegepast in de landbouw»? Zo ja, hoe gaat u zich hiervoor inzetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5 en 6
In het huidige toelatingsbeleid wordt een risicobeoordeling per aanvraag (per middel of tankmix) uitgevoerd. Stapeling van verschillende stoffen is mogelijk relevant als deze stoffen eenzelfde werking hebben op een organisme. In de huidige beoordelingsmethoden zijn volgens het Ctgb ruime veiligheidsmarges ingebouwd. Onderzoek van het RIVM aan de cumulatieve blootstelling van residuen op voedsel liet geen combinatierisicoâs zien en daaruit bleek dat de huidige beoordelingsmethodiek toereikend is (Kamerstuk 27 858, nr. 433).
Tegelijkertijd is het wenselijk dat preciezer wordt gekeken naar effecten van een cumulatieve blootstelling via alle blootstellingsroutes. De Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) werkt aan een richtsnoer om gecombineerde blootstelling aan verschillende stoffen te kunnen beoordelen. Nederland (RIVM en WUR) is actief betrokken bij de totstandkoming van dit richtsnoer en zal het recente RIVM rapport daarbij ook inbrengen.
Vraag 7
Deelt u ook de mening van de genoemde hoogleraar bodemdegradatie en landbeheer aan de Wageningen Universiteit dat onderzocht moet worden welke risicoâs omwonenden lopen door de verspreiding van pesticiden? Zo ja, wilt u het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en/of de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) onderzoek laten doen om vast stellen of en in welke mate er gevaren zijn voor de volksgezondheid en de omwonenden, en de Kamer daarvan op de hoogte stellen? Zo nee, weet u al wat de korte- en langetermijngezondheidseffecten van de aangetroffen stoffen kunnen zijn en wat zijn die effecten dan?
Antwoord 7
Zoals in de voornoemde brief van 10Â april jl. beschreven, heeft het kabinet de Gezondheidsraad opdracht gegeven om nader te onderzoeken of er gezondheidsrisicoâs zijn en hierover te adviseren. Tot op heden hebben de verschillende studies geen duidelijke verbanden aangetoond tussen blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en het optreden van gezondheidseffecten. Het recente RIVM-rapport Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (RIVM 2019-0052) laat zien dat er geen grenswaarden zijn overschreden en dat in de huidige toelatingsmethodiek de blootstelling volgens het Ctgb ook niet wordt onderschat.