Lijst van vragen en antwoorden over werkdrukmiddelen primair onderwijs
Primair Onderwijs
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2019D17914, datum: 2019-04-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-460).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -460 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2019Z08803:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-05-14 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-05-22 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-06-26 10:00: Wetgevingsoverleg over de Slotwet 2018, het Jaarverslag 2018 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-09-04 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-10-09 14:00: Leraren (Algemeen overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 460 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 6 mei 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 6 maart 2019 inzake werkdrukmiddelen primair onderwijs (Kamerstuk 31 293, nr. 435).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 26 april 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
1. Wordt met de kasschuif het totaalbedrag aan werkdrukmiddelen dat aan het primair onderwijs wordt overgemaakt groter, kleiner of blijft het gelijk?
Het besluit om voor schooljaar 2019/2020 € 333.500.000 beschikbaar te stellen, en de middelen voor de schooljaren na 2019/2020, wordt opgenomen in de Voorjaarsnota 2019 die door de Minister van Financiën naar uw Kamer wordt gestuurd. Omdat het een kasschuif betreft, blijft het totaalbedrag aan werkdrukmiddelen gelijk.
2. Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn van de kasschuif en een overzicht geven van de middelen die scholen na 2019/2020 krijgen voor het bestrijden van de werkdruk?
Zie beantwoording vraag 1.
3. Klopt het dat er op andere begrotingsposten geld overblijft en deze middelen worden ingezet voor het bestrijden van de werkdruk? Zo ja, om welke begrotingsposten gaat dit en om hoeveel geld?
Zie beantwoording vraag 1.
4. Wordt de beloofde 430 miljoen euro voor het bestrijden van de werkdruk nog deze kabinetsperiode gehaald?
Zie beantwoording vraag 1.
5. Klopt het dat is toegezegd dat in de evaluatie van de werkdrukmiddelen voorafgaand aan de uitkering van de tweede tranche wordt gekeken naar de verdeling van middelen tussen het s(b)o1 en het regulier onderwijs? Zo ja, welke gevolgen heeft de kasschuif voor deze toezegging?
Die toezegging klopt en blijft gelden. In de tussenevaluatie van het werkdrukakkoord wordt gekeken of de gekozen verdeelsleutel, namelijk een gelijk bedrag per leerling ongeacht schoolsoort, de juiste is. In het onderzoek wordt onder andere gekeken naar het (v)so en sbo. Mocht het onderzoek daar aanleiding toe geven, kan de verdeelsleutel aangepast worden.
6. Is er een verschil in werkdruk die leraren in het primair onderwijs ervaren tussen stedelijke gebieden en perifere gebieden? Is er een verschil in werkdruk die leraren in het primair onderwijs ervaren tussen groeigebieden en krimpgebieden? Zo ja, is hier een verklaring voor te geven?
Het werken op een school in een stedelijk gebied vraagt iets anders van een leraar dan in een perifeer gebied. Tegelijkertijd verschillen oorzaken voor werkdruk ook van persoon tot persoon, en van school tot school. Hier is op dit moment geen eenduidige verklaring voor te geven. In de tussenevaluatie van het werkdrukakkoord wordt gekeken naar verschillen tussen scholen én regio’s in de aanpak van de werkdruk.
7. Op welke wijze worden de werkdrukmiddelen besteed? Zijn er verschillen aan te geven tussen schoolsoorten (regulier of speciaal) of tussen scholen in stedelijke gebieden of landelijke gebieden of groeiregio's en krimpregio's?
Begin dit jaar heeft DUO Onderwijsonderzoek & advies op eigen initiatief onderzoek gedaan naar het werkdrukakkoord onder leraren in het basisonderwijs. Dit onderzoek liet het volgende beeld zien:
Inzet (extra) onderwijsassistent(en) | 53% |
(extra) formatie voor groepsleerkrachten | 32% |
Inzet van een of meer (extra) vakleerkrachten | 32% |
Inzet (extra) teamondersteuners om administratieve of organisatorische last te verminderen | 18% |
Investering in meer/betere ICT-middelen | 10% |
Inzet van (extra) remedial teachers of gedragsspecialisten | 6% |
Professionaliserings- en/of ontwikkelingstraject voor het team | 5% |
Andere zaken | 8% |
Geld is (nog) niet besteed | 0% |
Ook de AVS heeft recent een peiling onder haar leden gedaan, dit geeft het volgende beeld
Onderwijsassistent(en) | 28% |
Extra leerkracht | 24% |
Extra vakleerkrachten | 17% |
Conciërge | 6% |
Administratief medewerker | 4% |
Extra uren leerlingenzorg | 7% |
Anders, namelijk... | 15% |
In beiden onderzoeken is geen uitsplitsing gemaakt tussen schoolsoorten of tussen scholen in stedelijke en landelijke gebieden, of tussen groei en krimpregio’s.
8. Is bekend hoe de werkdruk van leraren wordt verlaagd in omringende landen?
Ook in het Verenigd Koninkrijk wordt gewerkt aan het verminderen van de werkdruk van leraren. Zo is daar een workload reduction toolkit gepubliceerd. Hier is bijvoorbeeld een handreiking in opgenomen met hoe werkdruk verminderd kan worden op het gebied van nakijken.2 Ook is er vanuit Ofsted (inspectie) een lijst met «mythes» gepubliceerd waarvan het onderwijs dacht dat het wettelijke verplichtingen waren.3
Deze initiatieven zijn vergelijkbaar met de Nederlandse aanpak. Zo is samen met de Inspectie van het Onderwijs de handreiking «Ruimte in Regels» uitgebracht en is de toolkit «Operatie Regels Ruimen» gepubliceerd om scholen te faciliteren om de administratieve last terug te brengen.
9. Hoe wordt gemeten dat de werkdruk verminderd is door de inzet van de werkdrukmiddelen? Naar welke indicatoren wordt dan gekeken? Zijn er concrete cijfers over de effectieve en efficiënte besteding van middelen? Wat zijn de redenen dat deze signalen representatief zijn voor de gehele sector? Zijn de signalen op basis waarvan wordt geconcludeerd dat de middelen efficiënt worden ingezet representatief voor de sector?
De tussenevaluatie bestaat uit verschillende typen onderzoek om zo een breed beeld te krijgen van hoe de werkdrukaanpak gestalte heeft gekregen in de praktijk. Bekeken wordt of de beschikbare middelen zijn besteed aan een aanpak voor werkdruk, of het afgesproken proces is gevoerd en of de aanpak merkbaar effect heeft gehad. Hiervoor wordt gekeken naar de verantwoording in de jaarverslagen, worden enquêtes uitgevoerd en interviews afgenomen. In de enquêtes worden teamleden op school bevraagd naar de genomen maatregelen, of deze effect hebben gehad. Ook worden de teamleden bevraagd op hun afwegingen voor de gekozen aanpak. Hiervoor wordt aangesloten bij de indicatoren zoals gebruikt in de Werkdruk Wegwijzer van TNO.
Uit recente peilingen en onderzoeken blijkt dat het afgesproken proces wordt gevolgd op scholen en dat leraren weten hoe de middelen zijn ingezet. 76% van de leerkrachten in het basisonderwijs geeft in het onderzoek van DUO Onderwijsadvies & onderzoek aan dat binnen hun team een enigszins tot sterk lagere werkdruk ervaren wordt door de inzet van de werkdrukmiddelen. Oorzaken waardoor (nog) geen werkdrukvermindering binnen het team ervaren wordt is bijvoorbeeld omdat onderwijsassistenten ingewerkt moeten worden, of dat niet alle collega’s profiteren van de maatregelen.4
10. In hoeverre voeren lerarenteams niet alleen met elkaar het gesprek over het verminderen van hun werkdruk en wegen ze daarbij af welke aanpak het beste past binnen hun context, maar krijgen zij ook daadwerkelijk zeggenschap over de beslissingen die vallen over de besteding van de werkdrukmiddelen? Bij welk deel van de scholen voor primair onderwijs vindt zelfs niet het gesprek met lerarenteams plaats?
In het werkdrukakkoord is afgesproken dat teams het gesprek voeren over het verminderen van de werkdruk én dat de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad instemmingsrecht heeft op de besteding van de werkdrukmiddelen. Uit de enquête van de AVS geeft 98% van de schoolleiders aan dat met het team het gesprek is gevoerd over de werkdrukmiddelen.5 Wanneer het proces niet verloopt volgens deze afspraken, kunnen leraren terecht bij het meldpunt (meldpunt@werkdrukpo.nl).
11. Waarom is de beslissing om middelen uit het werkdrukakkoord eerder beschikbaar te stellen niet mede overlegd met twee andere oorspronkelijke ondertekenaars van dat akkoord, te weten de AOb6 en FvOv7, maar alleen met CNV Onderwijs?
In deze tijd van een lerarentekort is het van groot belang dat zittende leraren niet omvallen vanwege de werkdruk. Door het eerder beschikbaar stellen van middelen krijgen scholen nog meer mogelijkheden om de werkdruk te verminderen. Ik heb daarom, mede na verzoek van CNV Onderwijs, verkend of middelen eerder beschikbaar gesteld konden worden. Het klopt dat de verkregen ruimte voor het toe te passen van een kasschuif uiteindelijk niet meer gedeeld is met de oorspronkelijke groep die aan de basis stond van het werkdrukakkoord. Ik ben er vanuit gegaan dat het versneld beschikbaar stellen van extra middelen voor scholen volledig in de geest van de gemaakte afspraken was. De deelnemers aan de landelijke tafel lerarentekort zijn wel geïnformeerd over het versneld beschikbaar stellen van de extra middelen voor de aanpak van de werkdruk. Omdat de AOb al enige tijd geleden om hen moverende redenen besloten heeft niet meer aan deze overleggen deel te willen nemen heeft deze informatie hen niet bereikt.
12. Wat was voor zowel het ministerie als CNV Onderwijs de reden dat de Minister ruim een week voor de grote onderwijsstaking van 15 maart 2019, mede op verzoek van CNV Onderwijs, het eerder beschikbaar stellen van de middelen uit het werkdrukakkoord bekendmaakte?
Scholen zijn hierover geïnformeerd, vooruitlopend op de Voorjaarsnota, zodat zij voldoende tijd hebben om hier rekening mee te houden in het formatieplan voor schooljaar 2019/2020. Bijvoorbeeld door onderwijsassistenten en vakleerkrachten aan te trekken, de tot nu toe meest gekozen aanpak van scholen. Veel scholen starten namelijk met de invulling van het formatieplan in het voorjaar.
13. Hoeveel van de werkdrukmiddelen zijn besteed aan externe consultants, procesbegeleiders enzovoort? Herkent u de signalen dat deze beroepsgroep actief acquireert met de toevoeging dat zij te financieren zijn vanuit de middelen uit het werkdrukakkoord?
De inzet van de werkdrukmiddelen vindt plaats na gesprek in het team én instemming van de P-MR. Schoolteams zijn dus zelf aan zet om te beslissen hoe de middelen worden ingezet. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat het geld wordt ingezet op een manier die voor teams nuttig zijn. Uit voorgaande cijfers blijkt dan ook dat het overgrote deel van de middelen wordt ingezet voor meer handen in de klas.
14. Waar kan de uitslag van de peiling van de PO-Raad worden gevonden? Is er een link naar de peiling?
De peiling van de PO-Raad kan gevonden worden via: https://www.poraad.nl/file/11608/download?token=5r9bKGwZ. Daarnaast heeft de AVS recent ook een peiling uitgevoerd. De resultaten van deze peiling zijn te vinden via: https://www.avs.nl/sites/default/files/documenten/artikelen/Brief%20AVS%20inzake%20uitkomsten%20peiling%20werkdrukmiddelen.pdf
15. In hoeveel gevallen wenden scholen de werkdrukmiddelen aan om tegenvallers op te vangen in de exploitatielasten, zonder dat de werkdruk voor de man of vrouw die voor de klas staat, aantoonbaar vermindert?
Zie beantwoording vraag 7 en 13.
16. Klopt het dat u aangeeft samen met het onderwijs in te zetten op een breder pakket aan landelijke en regionale maatregelen om het lerarentekort aan te pakken? Kunt u aangeven welke nieuwe, het afgelopen kalenderjaar niet eerder naar voren gebrachte, maatregelen om het lerarentekort te bestrijden zoal aan de orde zijn gekomen? Is hier ook aanvullend budget voor beschikbaar? Is het verhogen van de salarissen ook als optie langsgekomen?
Ja. In de brief van 16 januari 20198 aan uw Kamer over het lerarenbeleid en in het daaropvolgende Algemeen Overleg van de vaste commissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 januari over Werken in het onderwijs9 , is uitgebreid ingegaan op het pakket van maatregelen. Hierbij investeert het kabinet vanaf 2019 € 13 miljoen voor de regionale aanpak van het tekort in de verschillende onderwijssectoren en is de het budget voor zijinstromers in het onderwijs verhoogd met € 13 miljoen.
Momenteel zijn samenwerkende schoolbesturen en opleidingen (inclusief de G4) in de regio hard aan de slag met de planvorming en het oppakken van de uitvoering. Zo zijn de eerste vanaf 15 januari 2019 ingediende aanvragen voor de subsidieregeling regionale aanpak lerarentekort eind maart toegekend.10 Er is veel belangstelling voor de regeling. Hieruit spreekt een breed gedeelde notie dat de oplossing van het vraagstuk van de tekort vraagt om samenwerking tussen en commitment van alle betrokken partijen in de regio.
Momenteel wordt een monitor van de regionale aanpak ontwikkeld. In de loop van dit najaar levert deze monitor een eerste tussenstand op. Dit geeft ook input voor de wijze waarop de regionale aanpak wordt voortgezet in 2020 en volgende jaren. Uiteraard wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.
Het kabinet investeert jaarlijks ook aanzienlijk in de verhoging van de lerarensalarissen (€ 270 miljoen). Hier ligt natuurlijk ook een relatie met de aanpak van de voorspelde flinke tekorten in het po want mede door deze forse investeringen wordt het aantrekkelijker om in het po te komen én te blijven werken. Hierbij is bij herhaling door mij aangegeven dat dit het maximum is dat deze kabinetsperiode beschikbaar is.
17. Kunt u aangeven om hoeveel scholen het gaat in de zinsnede: «zijn er slechts enkele meldingen binnen gekomen waar, samen met sociale partners, naar een oplossing is gezocht»? Wat zijn de specifieke problemen waar zij tegenaanlopen?
Bij het meldpunt zijn tot op heden acht meldingen binnengekomen. In deze gevallen werden bijvoorbeeld bestedingsdoelen vastgesteld door het bestuur of schoolleiding zonder instemming van de P-MR en/of overleg met het team. In andere gevallen werd bijvoorbeeld een deel van de middelen ingehouden. Daarnaast zijn 49 vragen binnengekomen bij het meldpunt. Deze vragen hadden betrekking op het proces of de hoogte van het bedrag voor de school.
18. Waarom vindt er een tussenevaluatie specifiek plaats in 2020? Waarom wordt er niet gekozen voor een constante monitoring?
Voor de tussenevaluatie worden verschillende typen onderzoek uitgevoerd. Zo worden enquêtes afgenomen, casestudy’s uitgevoerd, en jaarverslagen geanalyseerd. Een deel van deze onderzoeken start nog dit schooljaar, om zo de ontwikkelingen over de tijd te kunnen volgen om een volledig beeld te verkrijgen voor de tussenevaluatie.
19. Hoe worden mensen uit de sector ingelicht over het meldpunt vanuit de sociale partners?
Vorig jaar zijn alle scholen en besturen per brief geïnformeerd over het werkdrukakkoord en het meldpunt. Daarnaast is in vrijwel alle communicatie over het werkdrukakkoord, door zowel OCW als sociale partners, aandacht besteed aan het meldpunt.
sbo: speciaal basisonderwijs↩︎
https://www.gov.uk/government/publications/reducing-teachers-workload/reducing-teachers-workload↩︎
https://www.gov.uk/government/publications/school-inspection-handbook-from-september-2015/ofsted-inspections-mythbusting↩︎
https://www.duo-onderwijsonderzoek.nl/wp-content/uploads/2019/03/Rapportage-Onderzoek-Effecten-Werkdrukakkoord.pdf↩︎
https://www.avs.nl/sites/default/files/documenten/artikelen/Brief%20AVS%20inzake%20uitkomsten%20peiling%20werkdrukmiddelen.pdf↩︎
AOb: Algemene Onderwijsbond↩︎
FvOv: Federatie van Onderwijsvakorganisaties↩︎
Kamerstuk 27 923, nr. 345↩︎
Kamerstuk 27 923, nr. 356↩︎
Stcrt. 2018, nr. 68805, publicatie 06-12-2018↩︎