[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2019D18581, datum: 2019-05-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de voortdurende aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines; ’s-Gravenhage, 18 december 2018 (2019D18580)

Preview document (🔗 origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de
voortdurende aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in
Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17
van Malaysia Airlines; ’s-Gravenhage, 18 december 2018 (Trb. 2019, 9)

TOELICHTENDE NOTA

A. ALGEMEEN

1. Inleiding 

Op 18 december 2018 is te ’s-Gravenhage een Verdrag tot stand gekomen
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de
voortdurende aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in
Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17
van Malaysia Airlines (Trb. 2019, 9) (hierna: ‘het verdrag’). Het
verdrag strekt ter vervanging van het op 1 augustus 2014 te
's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der
Nederlanden en Australië inzake de aanwezigheid van Australisch
overheidspersoneel in Nederland ten behoeve van de reactie op het
neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines (Trb. 2014, 142)
(hierna: ‘het verdrag uit 2014’). 

Het verdrag uit 2014 werd kort na het neerhalen van vlucht MH17 voor een
jaar gesloten en is vervolgens vijf maal met een jaar verlengd. De
laatste verlenging vond plaats op 29 juni 2018 (Trb. 2018, 88). Nu er
door de staten die deelnemen aan het Joint Investigation Team (JIT) is
besloten dat de vervolging en de berechting van strafbare feiten die
verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 in Nederland zal
plaatsvinden, is er aanleiding om het huidige eenjarige verdrag te
vervangen door een meerjarig verdrag, dat van kracht zal blijven voor zo
lang dat ten behoeve van het opsporingsonderzoek en de vervolging en
berechting nodig is. Het verdrag is mede op het nadrukkelijke verzoek
van Australië tot stand gekomen. 

Het meerjarige verdrag is grotendeels een kopie van het huidige
eenjarige verdrag uit 2014, met slechts enkele accentverschillen die
verband houden met de huidige fase van het MH17-onderzoek. Het verdrag
regelt onder meer de rechtspositie van het Australische
overheidspersoneel in Nederland, de in- en uitvoer van Australisch
materiaal, het gebruik van Nederlandse bases, politieterreinen en andere
voorzieningen en de afhandeling van eventuele vorderingen tot
schadevergoeding. Bij het opstellen van het verdrag zijn de partijen
uitgegaan van de bepalingen die internationaal gebruikelijk zijn in
Status of Forces Agreements, waarmee staten een regeling plegen te
treffen voor het verblijf van hun militaire en civiele defensiepersoneel
in het buitenland. Daarnaast is er door de partijen aansluiting gezocht
bij de regeling die is neergelegd in het op 18 april 1961 te Wenen tot
stand gekomen Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (Trb. 1962,
101 en 159). 

2. De aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland

Nederland en Australië werken nauw samen bij de reactie op het
neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines. Bij deze samenwerking
zijn van de Australische zijde niet alleen functionarissen van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel betrokken, maar ook
functionarissen van de  Australische Federale Politie (AFP). De rol van
het door de AFP in Nederland geplaatste team is om het MH17-onderzoek
van het Joint Investigation Team (JIT) te ondersteunen. Door middel van
onderzoek, inlichtingen en forensische expertise levert de AFP
assistentie aan de Nationale Politie en het Openbaar Ministerie om te
komen tot een succesvolle identificatie, en zo mogelijk arrestatie, van
de verantwoordelijken voor het neerhalen van vlucht MH17. Daarnaast
verleent de AFP bijstand bij de voorbereiding van de vervolging van
verdachten in Nederland.

Begin 2019 waren er vijf leden van het Australische team van de AFP
werkzaam in Nederland.

3. Een ieder verbindende bepalingen

Naar het oordeel van de regering kunnen het eerste en het tweede lid van
artikel 3, artikel 4 en de artikelen 6, 7 en 9 worden aangemerkt als een
ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de
Grondwet, die binnen de Nederlandse rechtsorde aan andere
rechtssubjecten dan de verdragsluitende partijen rechten of bevoegdheden
toekennen of plichten opleggen. 

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikelen 1 en 2 – Begripsomschrijvingen en de reikwijdte van de
Activiteit

In de eerste twee artikelen worden twee afkortingen geïntroduceerd en
twee termen gedefinieerd. Voor de Australian Federal Police wordt de
afkorting „AFP” gebruikt en voor de Vienna Convention on Diplomatic
Relations de afkorting „VCDR”. De termen „Australisch
overheidspersoneel” en „de Activiteit” zijn met opzet ruim en met
niet-limitatieve opsommingen gedefinieerd, opdat alle bij de reactie op
het neerhalen van vlucht MH17 betrokken Australische
overheidsfunctionarissen, alsmede alle door hen in dat kader verrichte
handelingen, binnen de reikwijdte van dit verdrag worden gebracht. De
uiteindelijke reikwijdte van de Activiteit wordt op grond van artikel 2
door de partijen in onderling overleg vastgesteld. Artikel 10 bepaalt
daarnaast nog voor alle duidelijkheid dat ook de zogenaamde
„Australische Hoge vertegenwoordiger” (Australian Senior
Representative) tot het Australisch overheidspersoneel in de zin van dit
verdrag wordt gerekend. Door deze verduidelijking wordt buiten twijfel
gesteld dat ook aan deze functionaris, die als contactpersoon voor de
Nederlandse overheidsinstanties fungeert, dezelfde rechtspositie wordt
toegekend als aan de overige leden van het Australische
overheidspersoneel.  

Artikel 3 – Toepasselijke wet- en regelgeving

Artikel 3 van het verdrag bepaalt dat, voor zover niet beperkt in dit
verdrag, de Nederlandse wet- en regelgeving van toepassing is op het
Australische overheidspersoneel dat werkzaamheden zal verrichten in
Nederland, en dat het Australische overheidspersoneel geacht wordt zich
daaraan te houden.

Artikel 4 – Rechtspositie van Australisch overheidspersoneel

In Artikel 4 wordt de rechtspositie van de leden van het Australische
overheidspersoneel gelijkgesteld aan de rechtspositie van de leden van
het administratieve en technische personeel van een ambassade, zoals
neergelegd in het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (Trb.
1962, 101 en 159). Deze gelijkstelling brengt mee dat de leden van het
Australische overheidspersoneel functionele immuniteit genieten. Dit
houdt in dat zij immuniteit genieten voor de handelingen die zij in hun
officiële hoedanigheid verrichten. Het tweede lid bepaalt dat, indien
een lid van het Australische overheidspersoneel werkzaamheden verricht
onder dit verdrag, maar tegelijkertijd als diplomatiek ambtenaar
werkzaam is bij de Australische ambassade in Nederland, de bepalingen
van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer prevaleren boven
dit verdrag. De rechtspositie van deze functionaris wordt dan bepaald
door het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer.

Artikel 5 – Vorderingen

Op grond van het gestelde in het eerste lid van artikel 5 zien de
partijen af van het instellen van alle vorderingen tegen elkaar die uit
de Activiteit kunnen voortvloeien. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om
civielrechtelijke vorderingen naar aanleiding van de schade aan hun
eigendommen of naar aanleiding van het letsel of het overlijden van hun
personeel. Op deze hoofdregel wordt in het eerste lid een uitzondering
gemaakt voor de gevallen waarin sprake is van opzettelijk wangedrag,
roekeloosheid of grove nalatigheid. 

In het tweede lid is een regeling opgenomen voor de gezamenlijke
afhandeling van de vorderingen van derden, die voortvloeien uit het
handelen of nalaten van het Australische en/of Nederlandse
overheidspersoneel dat gedurende de Activiteit is verricht en dat niet
onder de verantwoordelijkheid van een derde valt.

Artikel 6 – Binnenkomst en vertrek van overheidspersoneel

Artikel 6 bevat de regels met betrekking tot de toegang tot, het vertrek
uit en de verplaatsing van het Australische overheidspersoneel binnen
Nederland. Dit artikel beoogt een eenvoudiger grensoverschrijding
mogelijk te maken. Binnenkomst, vertrek en verplaatsing geschiedt op
basis van paspoorten, zonder visumplicht.

Artikel 7 – Verplaatsing en gebruik van goederen en vergunningen

Artikel 7 complementeert het voorgaande artikel door een regeling te
treffen voor de bij het Australische overheidspersoneel behorende
goederen. Deze goederen worden vrijgesteld van alle vergunningen, in- en
uitvoerrechten, belastingen en heffingen. De vrijstelling van heffingen,
belastingen en lasten is echter niet van toepassing op de aankoop van
goederen in Nederland.  

Artikel 8 – Voorzieningen

Artikel 8 bepaalt dat het Australisch overheidspersoneel in overleg met
Nederland gebruik mag van bases, opleidingscentra, politieterreinen en
andere voorzieningen. Het tweede lid voorziet in de mogelijkheid dat het
Australische overheidspersoneel in Nederland tijdelijke voorzieningen
opzet die nodig zijn voor de Activiteit. De Australische Hoge
vertegenwoordiger treedt hierover in overleg met de bevoegde Nederlandse
autoriteiten.

Artikel 9 – Uniformen

Artikel 9 bepaalt dat het Australisch overheidspersoneel is toegestaan
om in het kader van de uitvoering van hun functie in Nederland hun
Australische uniform te dragen. 

Artikel 10 – Coördinatie

Ten behoeve van een goede en voortvarende samenwerking tussen het
Australische overheidspersoneel en de Nederlandse autoriteiten benoemt
Australië een Hoge vertegenwoordiger. Zoals in de toelichting bij
artikel 1 is aangegeven, behoort de Australische Hoge vertegenwoordiger
tot het Australisch overheidspersoneel in de zin van dit verdrag en
heeft hij dezelfde rechtspositie als de overige leden van het
Australische overheidspersoneel.

Artikel 11 – Veiligheid en beveiliging van overheidspersoneel 

In dit artikel is bepaald dat Nederland verantwoordelijkheid draagt voor
de veiligheid in Nederland van het Australische overheidspersoneel en de
bij hen behorende goederen. De Nederlandse instanties werken daarbij
samen met de Australische instanties.  

Artikel 12 – Uitwisselen van informatie

In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat de
informatie-uitwisseling tussen Nederland en Australië geschiedt op
basis van de bestaande, van toepassing zijnde bilaterale overeenkomsten
of regelingen, met inbegrip van die ter bescherming van gerubriceerde
informatie. Verstrekte informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor
de doeleinden waarvoor die informatie is verstrekt. Informatie kan
alleen aan derden worden doorgegeven met de schriftelijke toestemming
van het land (Nederland of Australië) dat de informatie heeft
verstrekt.

Het tweede lid schrijft voor dat informatie die betrekking heeft op het
overheidspersoneel van de andere partij of de slachtoffers van vlucht
MH17, met inbegrip van persoonsgegevens, namen, gewonden of doden, of
andere informatie die gevoelig kan zijn, niet wordt verstrekt aan welke
persoon of instantie dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de andere partij waarop de informatie betrekking heeft.

Artikelen 13 t/m 15 – Slotbepalingen 

In de slotbepalingen wordt de verhouding tussen het nieuwe meerjarige
verdrag en het huidige eenjarige verdrag uit 2014 nader uitgewerkt. Het
verdrag uit 2014 treedt in principe op 30 juni 2019 buiten werking.
Indien het meerjarige verdrag echter voor die datum in werking zal
treden, dan zal het verdrag uit 2014 ingevolge artikel 14, tweede lid,
van het meerjarige verdrag buiten werking treden op de datum dat het
meerjarige verdrag in werking treedt. Voor het overige bevatten de
slotbepalingen louter standaardbepalingen die geen nadere toelichting
behoeven. 

Koninkrijkspositie

Voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, zal het verdrag
ingevolge artikel 13 uitsluitend voor het Europese deel van Nederland
gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet
openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26,
zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).