[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetspositie

Bijlage

Nummer: 2019D19130, datum: 2019-05-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Kabinetspositie Europese Concurrentiekracht (2019D19129)

Preview document (šŸ”— origineel)


Kabinetspositie Europese concurrentiekracht

Inleiding ā€“ De EU in een veranderende wereld 

Door durf, openheid en samenwerking behoort de Europese Unie (EU) tot de
meest succesvolle economieƫn ter wereld en de beste plekken in de
wereld om te wonen en werken. Het is belangrijk om dit vast te houden om
ook in de toekomst leidend te zijn. Hiervoor moeten we vooroplopen in de
transitie naar een duurzame en digitale economie, het behalen van de
doelen uit het Klimaatakkoord van Parijs en de Sustainable Development
Goals (SDGs) en zorgdragen voor een open en toekomstbestendige EU.
Tegelijkertijd is het door de veranderende mondiale verhoudingen meer
dan ooit van belang alert te zijn op het borgen van een gelijk speelveld
met de rest van de wereld en het bewaken van onze economische
veiligheid.  

De Nederlandse economie is gebaat bij een sterk mondiaal handels- en
investeringssysteem dat zo vrij mogelijke handel bevordert. Een groot
deel van onze welvaart hebben we te danken aan ons gunstige
vestigingsklimaat, grensoverschrijdende kapitaalstromen en vrije handel,
met name binnen de Europese interne markt. Openheid brengt Nederland al
eeuwen welvaart; tegenwoordig wordt een derde van het Nederlandse bbp
verdiend met export. De totale waarde van investeringen in Nederland
door buitenlandse investeerders bedraagt 104,6% van het bbp en de
Nederlandse investeringen in het buitenland bedragen meer dan 164% van
het bbp in 2016. Internationale economische verwevenheid is hiermee een
feit. Deze verwevenheid is een motor voor economische groei.
Buitenlandse investeringen brengen kennis met zich mee en zorgen voor
het uitwisselen van technologieƫn en ideeƫn. Handel en concurrentie
met buitenlandse bedrijven creƫren prikkels om te innoveren. Daarom is
Nederland ook in Europees verband altijd voorstander geweest van vrije
en geĆÆntegreerde markten. 

Tegelijkertijd veranderen de mondiale verhoudingen en moet de EU hierop
inspelen. Grofweg vallen de volgende vier ontwikkelingen te
onderscheiden die kwetsbaarheden met zich meebrengen voor ons
verdienvermogen en onze veiligheid. Ten eerste spelen opkomende
economieƫn een steeds grotere rol in de wereld. Zo nam het gewicht van
OESO-landen in de wereldeconomie af van ruim 60% in 1995 naar ongeveer
45% twintig jaar later. Deze opkomende economieƫn hebben in sommige
gevallen een andere opstelling en omgang met de internationale regels.
Hoewel de sterke groei van bijvoorbeeld China mede dankzij
liberalisering, vrije markten en directe buitenlandse investeringen
heeft plaatsgevonden, speelt de staat in meerdere sectoren nog een
relatief grote rol. Ten tweede vertonen grote handelspartners zoals de
Verenigde Staten protectionistische neigingen. Hierdoor staan de
internationale spelregels rondom handel in toenemende mate onder druk.
Ten derde dreigt de EU achter te lopen op het gebied van nieuwe
sleuteltechnologieƫn. Zo lopen China en de VS voorop bij de
ontwikkelingen op het gebied van artificiƫle intelligentie. Ten slotte
zijn er zorgen over cyberveiligheid en economische spionage (zoals in
het kader van de ontwikkeling van 5G). Technologie raakt op die manier
in toenemende mate verknoopt met onze economische veiligheid. Een
bijkomend gevolg op de lange termijn kan zijn dat de EU afhankelijk
wordt van andere landen voor specifieke technologieƫn die voor de
nationale veiligheid van belang zijn. 

Deze ontwikkelingen hebben als gevolg dat het principe van open markten
onder druk komt te staan en er sprake is van een heroverweging van de
rol van de overheid in de markt. In dit kader publiceerden Frankrijk en
Duitsland eerder dit jaar het Manifest voor een Europees industriebeleid
dat klaar is voor de 21e eeuw. Ook het kabinet vindt het van belang om
een Europees antwoord te vinden op de huidige economische
ontwikkelingen. Er moet een goede balans worden gevonden tussen
enerzijds het beschermen tegen oneerlijke concurrentie van buitenaf en
anderzijds de mogelijkheid om onbelemmerd zaken te doen, zowel binnen
als buiten de EU.  Aandacht voor economische veiligheid (nationale
veiligheidsbelangen gerelateerd aan economische activiteiten) is daarbij
van groot belang. Dit uit zich in het credo ā€œopen waar het kan,
beschermend waar het moet, altijd alert, nooit naĆÆefā€. 

Box 1: Essentie Nederlandse positie

Nederland zet in op een open markt waarbij de voordelen van
internationale handel, toegang tot wereldwijde waardeketens en
internationale concurrentie behouden blijven. Binnen de interne markt
zijn strenge mededingingsregels en politiek onafhankelijk toezicht nodig
voor het beschermen van de belangen van de consument en het faciliteren
van eerlijke concurrentie. 

Voor de transitie naar een duurzame en digitale economie is een modern
Europees innovatie- en industriebeleid van belang. Gezamenlijk optrekken
binnen de EU bevordert de ontwikkeling van sleuteltechnologieƫn en
onderzoek en innovatie. Hiervoor moeten op EU-niveau voldoende middelen
beschikbaar zijn. Zo richt het kabinet zich op een modern en financieel
houdbaar MFK dat zich sterker richt op onderzoek en innovatie.

De EU moet niet naĆÆef zijn als het gaat om oneerlijke concurrentie
vanuit derde landen. De EU moet haar marktmacht adequaat gebruiken om
met nieuwe en bestaande instrumenten een level playing field in de
handel met derde landen af te dwingen en zo de voordelen van een open
markt volledig te kunnen benutten.

Door middel van een versterking van de bescherming van vitale sectoren,
de uitwerking van een investeringstoets op nationale
veiligheidsrisicoā€™s bij investeringen en overnames als laatste
redmiddel, een beter gebruik van wet- en regelgeving en meer
bewustwording bij bedrijven wil het kabinet een adequaat antwoord bieden
op risicoā€™s rondom (cyber)veiligheid en economische spionage.

Versterken Europese concurrentiekracht

Een toekomstbestendige EU begint bij het scheppen van de juiste
randvoorwaarden voor economische groei op nationaal niveau. Op veel
beleidsterreinen die concurrentiekracht kunnen versterken, zijn het de
lidstaten zelf die de verantwoordelijkheid dragen. Zo zijn zaken als
sterke instituties, macro-economische stabiliteit, onderwijs, een goed
werkende arbeidsmarkt en aantrekkelijk investeringsklimaat in eerste
instantie een nationale aangelegenheid. De EU vormt een bundeling van
nationale krachten om de randvoorwaarden voor economische groei en
concurrentiekracht van alle lidstaten te verbeteren. Door
grensoverschrijdende economische processen binnen de Europese interne
markt is er een sterke verbondenheid tussen de lidstaten en daarmee een
wederzijdse verantwoordelijkheid. Om de economische weerbaarheid en
groeipotentie van de EU te vergroten is het van belang dat lidstaten
zich houden aan bestaande afspraken zoals gemaakt in het Stabiliteits-
en Groeipact en serieuze invulling geven aan de land specifieke
aanbevelingen uit het Europees Semester.

 

De interne markt is Ć©Ć©n van de belangrijkste verworvenheden binnen de
Europese Unie en vormt de basis voor een hogere welvaart, meer banen en
een betere economische weerbaarheid. Het vrij verkeer van goederen,
diensten, kapitaal en personen is hierin cruciaal. De interne markt
zorgt voor de concurrentie en schaalvoordelen die Europese bedrijven
innovatiever en internationaal competitief maken. Consumenten profiteren
hierdoor van nieuwe producten en diensten tegen lage prijzen. De sterke
mededingings- en staatssteunregels binnen de interne markt gelden
hiervoor als een randvoorwaarde. 

Niettemin kent de Europese interne markt in vergelijking met andere
grote binnenmarkten zoals die van de Verenigde Staten nog serieuze
interne belemmeringen. Zo zijn sectoren zoals de financiƫle sector en
telecommunicatiediensten vaak nog nationaal gericht, waardoor ze
relatief gefragmenteerd zijn. Belemmeringen tussen aparte fiscale of
sociale stelsels en verschillen in taal en cultuur zijn lastig te
overbruggen. Dat er al veel is gebeurd om de interne markt in te richten
en te versterken betekent niet dat de EU geen ambitieuze agenda moet
opstellen om bedrijven grensoverschrijdend te laten groeien en de
Europese concurrentiekracht te vergroten. Naast het versterken van de
interne markt en handhaven van sterke mededingingsregels, is een
Europees onderzoek- en innovatiebeleid & modern industriebeleid van
belang om de Europese concurrentiekracht te behouden en vergroten.

Versterken interne markt

Het versterken van de interne markt is van groot belang voor een
concurrerender, eerlijker en sterker Europa. Hierbij hebben de volgende
zaken prioriteit: 

Een toekomstbestendige interne markt. De interne markt moet toegerust
zijn op het digitale tijdperk. Allereerst is hiervoor een focus nodig op
het verzilveren van kansen van digitalisering door versterking van de
ecosystemen voor innovatie, competitieve markten en het verminderen van
de fragmentatie. Betere datadeling (rekening houdend met
gegevensbescherming) zorgt ervoor dat informatie eerder beschikbaar is
ten behoeve van bijvoorbeeld innovatie. Het kabinet vraagt daarom de
Commissie om een hernieuwde integrale en cross-sectorale agenda op het
gebied van digitalisering op te zetten. 

Beleid op basis van behoeften, effectievere implementatie en handhaving
bestaande regels. Er hoeft niet altijd nieuwe wetgeving gemaakt te
worden. Vaak kan een belemmering effectiever worden aangepast door het
huidige interne markt acquis coherenter en effectiever toe te passen.
Nederland vraagt de nieuwe Commissie vooral om meer aandacht te schenken
aan de implementatie en handhaving van huidige regelgeving en meer
ruimte te geven aan bottom-up initiatieven en pilotprojecten om zo
sneller aan de behoeften van de markt te kunnen voldoen.

Versterken van de interne kapitaalmarkt. Europese bedrijven moeten
betere toegang krijgen tot financiering buiten de traditionele kanalen
om (zoals banken), met name voor het opschalen van  ondernemingen.
Hoewel financiering van buiten de EU ook nuttige expertise mee kan
brengen, bestaat de zorg dat snelgroeiende bedrijven hierdoor de EU
verlaten. Betere toegang tot financiering binnen de EU vermindert dit
risico en zorgt ervoor dat bedrijven in de EU sneller kunnen
doorgroeien. Uitbreiding en stimulering van grensoverschrijdende
risicospreiding maakt de financiƫle sector daarnaast ook stabieler.

Een interne markt die beschermt. Het is van belang dat iedereen kan
profiteren van de voordelen van de interne markt. Dit vereist aandacht
voor de sociale dimensie van de EU. Het kabinet ziet daarbij graag dat
er aandacht uitgaat naar uitdagingen waarvoor de EU als geheel staat en
waar Europese samenwerking of coƶrdinatie een meerwaarde heeft, zoals
op terreinen als arbeidsmobiliteit, de veiligheid en gezondheid op de
werkvloer en de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden bijvoorbeeld bij
bedrijven die opereren in (meerdere lidstaten van) de EU.

Een duurzame interne markt. De EU moet voorop blijven lopen in de
transitie naar een duurzame economie om de kansen voor groei en banen te
verzilveren. Hiervoor zal Europa strikte milieu- en productstandaarden
moeten blijven hanteren en belemmeringen voor de circulaire economie in
bestaande regelgeving weghalen.

Versterken mededingingsrecht

Stevige en politiek onafhankelijke handhaving van de mededingingsregels
door de Europese Commissie is van groot belang om bedrijven concurrerend
en innovatief te houden, ketens goed te laten functioneren, consumenten
te beschermen en markten open te houden. 

Het kabinet is van mening dat het mededingingsrecht toegerust moet zijn
op de uitdagingen die de 21ste eeuw nu al met zich meebrengt, en in de
toekomst met zich mee zal brengen, in lijn met de conclusies van de
Europese Raad. Ook wil het kabinet verkennen in hoeverre aanpassingen
van onderdelen van het EU-mededingings- en staatssteunkader kunnen
leiden tot een gelijker speelveld, zowel binnen als buiten de EU.

Om het mededingingstoezicht ook binnen de interneteconomie voldoende
effectief te houden, vraagt het kabinet daarom de Commissie om de
evaluatie van de mededingingsregels door te zetten en waar nodig
noodzakelijke aanpassingen te maken. Er kan onder andere gekeken worden
of de toepassing van het mededingingsrecht kan worden verduidelijkt,
bijvoorbeeld door in de richtsnoeren duidelijker te maken hoe met
toenemende belang van data moet worden omgegaan. Daarnaast zouden de
fusiedrempels kunnen worden aangepast zodat alle relevante transacties,
ook in de digitale economie, binnen de scope van het toezicht blijven. 

Voor het landbouwdomein zet het kabinet in op verheldering van de
mededingingskaders - en indien nodig aanpassing daarvan - om de positie
van de boer in de keten te versterken. Ook kan de transitie naar een
duurzame economie worden vergemakkelijkt door samenwerking in de keten
beter mogelijk te maken.

Box 2: Frans-Duits Manifest voor een Europees Industriebeleid dat klaar
is voor de 21ste eeuw

Op 19 februari jl. publiceerden Frankrijk en Duitsland het Manifest voor
een Europees Industriebeleid dat klaar is voor de 21ste eeuw. In dit
manifest roepen Frankrijk en Duitsland op om in Europa meer gezamenlijk
op te trekken en strategischer te opereren.

Het kabinet deelt brede delen van de analyse van het stuk en verwelkomt
dan ook het Frans-Duitse pleidooi voor een Europese inzet op sterke
multilaterale instellingen, open markten en een ambitieus Europees
handelsbeleid. 

Het kabinet deelt daarnaast ook de mening dat een gelijk speelveld met
derde landen  moet worden verbeterd, bijvoorbeeld op het gebied van
aanbestedingen. Ook kan het Kabinet zich vinden in de doelstelling de
kapitaalmarktunie te vervolmaken en in het voornemen om groots te
investeren in innovatie. 

Het kabinet staat kritisch tegenover een aantal andere punten uit het
manifest. Zo zorgt een algehele versimpeling of verzwakking van
staatssteunkaders voor een oneerlijk concurrentievoordeel voor bedrijven
die kunnen profiteren van overheidssubsidies, garantstellingen en
goedkope staatsfinanciering, en is daarom onwenselijk. Bedrijven die
geen staatssteun ontvangen kunnen uit de markt worden geprijsd, met
verlies van concurrentie als gevolg. Bovendien tast dit voorstel het
gelijke speelveld op de interne markt aan. 

Ook staat het kabinet kritisch tegenover de voorgestelde verruiming van
de Europese mededingingskaders. In het Frans-Duitse manifest wordt
gesteld dat de regels omtrent fusies een obstakel zijn voor de vorming
van grote Europese ā€˜kampioenenā€™ die wereldwijd de strijd aan kunnen
blijven gaan met concurrenten uit Aziƫ en de VS. De angst bestaat dat
Europese bedrijven vanwege de mededingingsregels in hun omvang
achterblijven en op een niet te overbruggen achterstand komen te staan
ten opzichte van hun Chinese of Amerikaanse concurrenten.

De huidige mededingingsregels verhinderen de vorming van nationale of
Europese kampioenen in principe niet, als er maar voldoende concurrentie
overblijft binnen de Europese interne markt. Daarbij is het niet van
belang of het spelers van binnen of buiten de EU zijn. De regels nemen
echter niet mee in hoeverre Europese partijen buiten de Europese interne
markt kunnen concurreren.

Het mee laten wegen van de concurrentiepositie van bedrijven buiten de
Europese markt heeft als risico dat de mededinging op de Europese
interne markt zwakker wordt. Er kunnen dan immers fusies worden
goedgekeurd die kunnen leiden tot (semi)monopolisten op de interne markt
ten behoeve van de concurrentie buiten de interne markt. Het
resulterende gebrek aan concurrentie op de interne markt zou leiden tot
hogere prijzen voor consumenten en een verminderde prikkel voor
bedrijven om te innoveren. Daarnaast garandeert een fusie niet
automatisch een Europese kampioen: het samenvoegen van bedrijven is
immers niet altijd een succes gebleken.

Als instrument om dergelijke kampioenen te creƫren wordt, naast het
versoepelen van de mededingingskaders, de introductie van het
evocatierecht op Europees niveau genoemd. Dit zou er voor zorgen dat de
ER de mededingingsbesluiten van de Europese Commissie naast zich neer
kan leggen. Het kabinet is nadrukkelijk voorstander van politiek
onafhankelijk fusietoezicht op EU-niveau. Politieke nationale belangen
stroken namelijk niet altijd met het algemene belang in afzonderlijke
lidstaten.

Europees onderzoek- en innovatiebeleid & modern industriebeleid 

Het versterken van de Europese concurrentiekracht vraagt om een
intensivering van de Europese samenwerking op het gebied van onderzoek,
innovatie en de toepassing van nieuwe duurzame technologieƫn. Waar zich
grensoverschrijdende effecten voordoen kan Europese samenwerking door
schaalvoordelen efficiƫnter zijn dan versnipperde nationale
inspanningen. Daarom is het Europees beleid gericht op onderzoek en
innovatie een van de Nederlandse prioriteiten voor het toekomstig
Meerjarig Financieel Kader. Ook private partijen zullen hun
investeringen in R&D waar mogelijk moeten verhogen.

Het kabinet ondersteunt de prominente plek die Europese (en mondiale)
maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieƫn innemen in het
toekomstige Horizon Europe programma voor onderzoek en innovatie.
Excellentie en impact (zowel wetenschappelijk, als maatschappelijk en
economisch) moeten daarbij wat het kabinet betreft de belangrijkste
selectiecriteria zijn. 

Sturen vanuit maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieƫn
sluit goed aan bij het Nederlandse Missiegedreven Topsectoren- en
Innovatiebeleid en de Nationale Wetenschapsagenda. Deze aanpak stelt
alle onderzoekers en ondernemers in staat om kansen te benutten.
Nederland is dan ook positief over de introductie van missies als
onderdeel van de tweede pijler van Horizon Europe. Door vroegtijdig in
te spelen op grote transities kan de EU daar bovendien een
koploperspositie verwerven. Aangezien het veelal gaat om mondiale
transities, biedt het exporteren van deze kennis kansen om het Europese
verdienvermogen te versterken. 

Om de Europese innovatie- en concurrentiekracht te versterken moeten ook
de middelen voor het cohesiebeleid veel meer worden gericht op
innovatie. Naast R&D kan dit ook investeringen in niet-technologische
innovatie bevatten, gericht op maatschappelijke uitdagingen. Het is
tevens van belang dat innovatie-investeringen vanuit het Europees Fonds
voor Regionale Ontwikkelingen aansluiten op de investeringen die via
Horizon Europe in onderzoek en innovatie worden gedaan, zodat synergie
wordt gecreƫerd en versnippering wordt voorkomen.

Europa moet meer samenwerken rondom waardeketens die van strategisch
economisch belang zijn of cruciaal zijn voor onze veiligheid (zie ook
paragraaf 4). Dit betreft bijvoorbeeld waardeketens die cruciaal zijn
voor de transitie naar een duurzame en digitale Europese economie of
waarvoor we niet afhankelijk willen worden van derde landen (zoals
vitale infrastructuur en bepaalde sleuteltechnologieƫn). Voor een
aantal strategische waardeketens worden via het Strategic Forum for
Important Projects of Common European Interest (SF IPCEI) al
gezamenlijke actieplannen opgesteld. Dit kan een belangrijke impuls
geven aan grootschalige gezamenlijke investeringsplannen waarmee Europa
ook in de toekomst leidend kan zijn. Wel dient ervoor gewaakt te worden
dat IPCEI een instrument wordt om bestaande industrieƫn met een sterke
lobby te beschermen in plaats van echte vernieuwers te ondersteunen. Dat
zou op termijn het Europese innovatie- en concurrentievermogen juist in
de weg staan.

  

 Creƫren gelijk speelveld

Nederland is gebaat bij een open en betrouwbaar mondiaal handels- en
investeringssysteem. Om de internationale handel te bevorderen en
eerlijk te laten verlopen, zijn afdwingbare regels nodig, waar ieder
land zich aan houdt. Ook moet dit systeem een effectieve mogelijkheid
bieden om geschillen te beslechten. De huidige multilaterale regels zijn
ontoereikend in het licht van de veranderende internationale
verhoudingen en de opkomst van economieƫn waarin bepaalde sectoren
direct of indirect door de overheid worden ondersteund en daardoor onder
de marktprijs hun producten kunnen aanbieden. Daarnaast worden regels
die we hebben afgesproken, niet altijd nageleefd en het signaleren van
overtreding van regels leidt niet automatisch tot een verbetering. Zo is
de regelgeving met betrekking tot de bescherming van intellectuele
eigendom in derde landen in belangrijke mate in lijn met internationale
afspraken, maar ervaren Europese bedrijven in de praktijk soms toch
belemmeringen bij de handhaving van hun intellectuele eigendom. Dit
alles leidt tot een ongelijk speelveld voor onze bedrijven. Daarom is
het belangrijk dat de EU haar vooraanstaande positie op de wereldmarkt
beter inzet om een gelijk speelveld af te dwingen. Eensgezind optreden
vanuit de EU is hierbij belangrijk, zoals gebleken uit de EU-China top
van 9 april jl.

Multilateraal en bilateraal onderhandelen

Het kabinet is en blijft van mening dat goede afspraken maken in
multilateraal verband de beste manier is om een gelijk speelveld af te
dwingen. De WTO staat echter in toenemende mate onder druk. Daarom moet
de EU haar economisch gewicht gebruiken om de WTO te hervormen en de
WTO-regels aan te scherpen waar nodig. 

Parallel aan multilaterale onderhandelingen, werkt de EU aan bilaterale
afspraken via handels- en investeringsakkoorden met derde landen.
Bilaterale handelsakkoorden hebben een toegevoegde waarde omdat ze
verder kunnen gaan dan wat multilateraal en plurilateraal haalbaar is.
Daarbij is het belangrijk dat ze het multilaterale proces aanvullen en
niet ondergraven. Moderne handelsakkoorden van de EU met derde landen
gaan niet alleen over markttoegang van goederen en diensten maar ook
over het bevorderen van een gelijk speelveld. Voorbeelden hiervan zijn
de EU-Canada en EU-Japan handelsakkoorden, met aandacht voor onder meer
mededinging, staatsbedrijven, arbeidsnormen en milieuafspraken. 

De EU onderhandelt ook met een aantal landen over bilaterale
investeringsakkoorden, waaronder met China. De onderhandelingen met
China verlopen stroef, juist omdat de EU wil dat in het akkoord ook
afspraken worden gemaakt over een gelijk speelveld. Het gaat hierbij
bijvoorbeeld om toegang van buitenlandse bedrijven tot bepaalde
sectoren, de bescherming van intellectueel eigendom en eisen op gebied
van joint ventures en technologieoverdracht. Sectoren waarvoor verdere
marktopening voor Nederland het meest gewenst is zijn landbouw, de
financiƫle sector, transport, gezondheid en juridische diensten.
Bilaterale verdragen zijn tevens een effectief instrument om Europese
sociale en milieustandaarden bij handelspartners te promoten. 

Box 3: WTO onder druk

Er zijn meerdere redenen aan te wijzen voor de toenemende druk op de
WTO. Allereerst heeft de Doha-agenda uit 2001 wegens gebrek aan
consensus nauwelijks gezorgd voor nieuwe handelsregels. De huidige
WTO-regels zijn hierdoor ontoereikend, bijvoorbeeld op het gebied van
industriƫle subsidies en digitale handel. Ten tweede, ondanks de
verwachting dat China zich onder de disciplines van de WTO zou
ontwikkelen tot een vrije markteconomie naar westers model, is dit niet
gebeurd, zoals blijkt uit de aanhoudend grote rol van de staat in de
Chinese economie. De WTO heeft hier op dit moment geen afdoende antwoord
op. Daarbij claimt China markteconomie status, hetgeen relevant is voor
antidumping zaken. Verder houdt China binnen de WTO vast aan de status
van ontwikkelingsland, hetgeen het land recht geeft op extra
flexibiliteit die eigenlijk niet past bij de positie van tweede economie
van de wereld. Een laatste reden voor de toenemende druk op de WTO is de
blokkade van het geschillenbeslechtingssysteem van de WTO door de VS,
wat mogelijk resulteert dat het geschillenbeslechtingsmechanisme per 1
december 2019 niet meer kan functioneren. Dit zou een aderlating zijn
voor het systeem, omdat het de kans vergroot dat WTO-leden een loopje te
nemen met de bestaande regels.

Nederland en de EU zetten in op aanscherping van de bestaande WTO-regels
en de ontwikkeling van nieuwe WTO-regels. Zo ontwikkelt de EU samen met
een aantal gelijkgestemde landen voorstellen om een gelijk speelveld te
bevorderen in relatie tot industriƫle subsidies, staatsbedrijven en
(gedwongen) technologieoverdrachten. Andere multilaterale fora zoals de
G20, OESO en Unctad kunnen een aanvullende rol spelen. 

Handelsdefensieve maatregelen

Het handelsdefensief instrumentarium is van belang om op te kunnen
treden tegen dumping en handelsverstorende subsidiƫring. De hervorming
van dit instrumentarium is in 2018 afgerond, waardoor de EU in staat is
eerder en harder op te treden. Maatregelen zijn genomen ten aanzien van
het versnellen van procedures en het verhogen van anti-dumpingheffingen.
Dit heeft in de afgelopen maanden bijvoorbeeld geleid tot effectieve
bescherming op het gebied van staal. Het kabinet acht het niet wenselijk
om het instrumentarium op dit moment verder op te rekken. Het is nu zaak
dat dit de tijd krijgt om zich te bewijzen, met aandacht voor zowel de
belangen van Europese producenten als Europese gebruikers. 

Overheidsaanbestedingen

Overheidsaanbestedingen in Europese lidstaten staan op dit moment open
voor bedrijven uit andere Europese lidstaten, en voor bedrijven uit
derde landen waar de EU een bilateraal of plurilateraal akkoord mee
heeft, zoals de Government Procurement Agreement (GPA) onder de WTO.
Omgekeerd kunnen Europese bedrijven meedoen aan overheidsaanbestedingen
in die landen. 

Aanbestedende diensten mogen op dit moment hun aanbestedingen
openstellen voor bedrijven uit derde landen waar de EU geen bilateraal
of plurilateraal akkoord mee heeft, maar kunnen er ook voor kiezen die
uit te sluiten. Bedrijven uit EU-lidstaten hebben niet altijd toegang
tot overheidsaanbestedingen in die derde landen. 

De Europese Commissie heeft de onderhandelingen voor een International
Procurement Instrument (IPI; Instrument voor Internationale
Overheidsopdrachten) heropend. Het voorstel heeft als doel om derde
landen waar de EU geen bilateraal of plurilateraal akkoord mee heeft, te
bewegen om zoā€™n akkoord aan te gaan. Daarmee ontstaat meer
wederkerigheid, doordat bedrijven uit EU-lidstaten ook toegang krijgen
tot overheidsaanbestedingen in die derde landen. 

Onder het huidige IPI-voorstel kan de Europese Commissie een maximale
(fictieve) prijsopslag van 20% introduceren op inschrijvingen van
bedrijven uit genoemde derde landen op EU-aanbestedingen. Het voorstel
stelt dat aanbestedende diensten naast deze prijsopslag geen andere
restrictieve maatregelen mogen nemen en deze inschrijvingen dus
bijvoorbeeld niet kunnen uitsluiten.

Het kabinet is van mening dat het huidige Commissievoorstel verder
onderbouwd en aangepast dient te worden om de mogelijkheid te behouden
dat inschrijvers uit derde landen kunnen worden uitgesloten van
individuele aanbestedingen. 

Bescherming intellectueel eigendom

Europese bedrijven zijn gebaat bij een wereldwijd gelijk speelveld op
het gebied van bescherming van intellectuele eigendom. Dat geldt zowel
op het niveau van regelgeving als op het niveau van uitoefening van
intellectuele eigendomsrechten. 

Het kabinet is daarom voorstander van de totstandkoming van het unitair
octrooi en het Eengemaakt octrooigerecht. Dit nieuwe Europese
octrooisysteem maakt octrooibescherming in Europa eenvoudiger,
efficiƫnter en goedkoper. Het is dan ook zeer gewenst dat het systeem
spoedig in werking zal treden.

Het kabinet vindt het belangrijk dat indien derde landen internationale
afspraken over intellectuele eigendom niet nakomen of bedrijven
serieuze, discriminatoire belemmeringen ervaren tijdens de handhaving
van hun intellectuele eigendomsrechten, hier in EU-verband actie op
wordt ondernomen.

Exportkredietverstrekking

Het kabinet pleit voor een gelijk speelveld voor het verstrekken van
exportkredietverzekeringen door overheden. EU lidstaten zijn gebonden
aan de ā€˜Arrangement on Officially Supported Export Creditsā€™ dat
toeziet op een eerlijke toepassing van de exportkredietverstrekking. Ter
bevordering van een gelijker speelveld vinden er momenteel brede
onderhandelingen plaats in de International Working Group on Export
Credits, met als doel om zo veel mogelijk landen aan regels te binden. 

Indien dit zonder de gewenste resultaten blijft, is het noodzaak om op
andere wijze de concurrentiekracht van Europese exporteurs ten opzichte
van derde landen te vergroten. Dit kan gerealiseerd worden door het
bepleiten van een flexibilisering van de financiƫle voorwaarden van de
ā€˜Arrangement on Officially Supported Export Creditsā€™.

Nederland kan dit niet zelfstandig. De inzet van EU-lidstaten kan het
best worden meegenomen in de bredere (handel- en
investeringsgerelateerde) onderhandelingen van de EU met de betreffende
landen die zich niet gebonden voelen aan de Arrangement (zowel OESO als
niet-OESO landen). Ā 

Regels voor eerlijke concurrentie met ondernemingen uit derde landen

Het kabinet zet in op een gelijk speelveld ten opzichte van derde
landen, met het doel om zowel binnen de Europese interne markt als
daarbuiten Europese en niet-Europese ondernemingen onder vergelijkbare
voorwaarden met elkaar te laten concurreren, zoals aangegeven in het
regeerakkoord.

Het kabinet onderzoekt daartoe mogelijkheden om de bevoegdheden van de
Europese Commissie te versterken. Het doel is om handhavingsmaatregelen
te kunnen treffen indien een onderneming uit een derde land, door
gebruik te maken van overheidsfinanciering van dat derde land, de
eerlijke mededinging op de interne markt verstoort, of dreigt te
verstoren.

Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen

Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO), met
aandacht voor mensenrechten, arbeidsomstandigheden, biodiversiteit en
milieu, is belangrijk voor het behalen van de Sustainable Development
Goals (SDGs). Wanneer meer bedrijven hier naar handelen, draagt dit ook
bij aan een gelijker speelveld. Overheden en bedrijven moeten hun
verantwoordelijkheid nemen, zowel in Europa als elders in de wereld. 

Leiderschap van de EU is nodig. De Europese Commissie wordt verzocht om
een initiƫrende en coƶrdinerende rol te spelen binnen de EU. De
Commissie kan dit doen door het ontwikkelen van een actieplan, inclusief
een Europees raamwerk voor IMVO. Het raamwerk, met een doordachte mix
van beleidsinstrumenten, kan zorgen voor een gelijker speelveld voor
bedrijven actief op de Europese markt. 

Onze economische veiligheid bewaken 

De verwevenheid van economieƫn draagt enerzijds bij aan vreedzame
samenwerking, simpelweg omdat we elkaar nodig hebben, anderzijds brengt
het ook risicoā€™s voor onze nationale veiligheid met zich mee. Dit is
bijvoorbeeld het geval indien er ongewenste zeggenschap ontstaat binnen
vitale ondernemingen. Om risicoā€™s van economische activiteiten op onze
nationale veiligheid op een adequate manier te beheersen dienen
veiligheids- en economische belangen integraal gewogen te worden,
waarbij maatwerk en proportionaliteit uitgangspunten zijn. Tevens dient
het bewustzijn over mogelijke risicoā€™s bij publieke en private
partijen te worden vergroot.   

Het kabinet zet in op een sterke Europese economie en een gelijk
speelveld met wederzijdse markttoegang en bescherming van intellectueel
eigendom om risicoā€™s voor de nationale veiligheid te beheersen (zie
paragraaf 2 en 3). Een innovatief Europa is immers ook een minder
kwetsbaar Europa. Daarnaast moet het instrumentarium op orde zijn om de
nationale veiligheid en openbare orde te borgen.

Box 4: Nationale maatregelen economische veiligheid

Bescherming vitale sectoren

Het kabinet heeft ex ante analyses uitgevoerd van de bescherming van
vitale sectoren in Nederland, zoals water, energie, betalingsverkeer,
telecom en de mainports Schiphol en Rotterdam en versterkt deze waar
nodig. Hiertoe worden verschillende maatregelen uitgewerkt. 

Voor een betere bescherming tegen ongewenste zeggenschap in de
telecomsector is reeds een wetvoorstel voor een aanvullende
investeringstoets ingediend. 

Ook kijkt het kabinet of bestaande wet- en regelgeving beter kan worden
benut en worden  maatregelen uitgewerkt voor een betere bescherming bij
inkoop en aanbesteding. Voor de defensiesector is in de Defensie
Industrie Strategie uitgebreid aandacht besteed aan deze themaā€™s. 

Onderzocht wordt of naast de bestaande lijst vitale sectoren ook voor
landbouwgronden en bepaalde regionale infrastructurele werken een
beschermingsregime noodzakelijk is.

Beschermen nationale veiligheid bij overnames en investeringen

Het kabinet werkt aan een nationale investeringstoets op nationale
veiligheidsrisicoā€™s bij investeringen en overnames als een laatste
redmiddel. De bestaande en nieuwe sectorale wetgeving moet hier goed op
zijn aangesloten en vormt het startpunt. Uitgangspunt is dat een verbod
in het kader van de investeringstoets alleen daar zou moeten worden
ingezet als er geen alternatieve beschermingsmaatregelen voor handen
zijn.

 

Beschikbaarheid van kritische technologie, kennis, cruciale grondstoffen
en mineralen

Risicoā€™s voor onze veiligheid zitten niet alleen in ongewenste
veranderingen in zeggenschap van private ondernemingen. Door
technologische ontwikkelingen wordt de beschikbaarheid van kritische
technologie en kennis steeds belangrijker voor onze economische
ontwikkeling en verduurzaming alsmede de toegang tot cruciale
grondstoffen en mineralen van buiten de EU. Nederland en de EU moet zich
beraden hoe deze toegang te behouden. 

Technologische ontwikkelingen vragen ook om waakzaamheid met betrekking
tot export van strategische en dual-use goederen, kennisdiplomatie en
cyberspionage. Daartoe zal het kabinet vergunningen inzake export van
strategische en dual-use goederen strikter toetsen en wordt er
onderzocht op welke manier de kennisregel kan worden uitgebreid naar
andere risicolanden en bijvoorbeeld opleidingen waar zeer specifieke
technische kennis kan worden opgedaan.  



Nederland kan en moet deze uitdagingen niet alleen het hoofd bieden. Een
gezamenlijke Europese inzet en samenwerking met andere internationale
partners is gewenst, bijvoorbeeld om de veiligheid van onze toekomstige
digitale infrastructuur (zoals rondom 5G) te borgen. Nederland geeft
zich ook rekenschap van de geopolitieke invloed die derde landen in
Europa uitoefenen. Zo heeft de acquisitie van infrastructuur in
EU-lidstaten door Chinese (staats)bedrijven of de groeiende aanwezigheid
van dergelijke bedrijven op de grondstoffenmarkt invloed op de wijze
waarop Europa zich ten opzichte van China kan positioneren. Bovendien is
het noodzakelijk om legitieme veiligheidszorgen te adresseren over
vraagstukken als 5G of gevoelige overnames van technologiebedrijven in
verband met het uitgesproken standpunt van de VS, onze belangrijkste
NAVO-bondgenoot en garantor van de Europese veiligheid. 

EU-verordening investeringstoetsing 

Recent is een EU-verordening rondom investeringstoetsen aangenomen. De
verordening geeft een kader voor het toetsen van buitenlandse
investeringen op grond van nationale veiligheid en openbare orde en zal
daarom worden meegenomen bij de uitwerking van de investeringstoets in
Nederland. Lidstaten zijn niet verplicht tot het instellen van een
investeringstoets, maar wel tot het instellen van een nationaal
contactpunt. Het kabinet wil deze verordening benutten om in
samenwerking met andere lidstaten onze informatiepositie te versterken. 

De verordening is nieuw en moet zich nog bewijzen. De verordening moet
binnen drie jaar geƫvalueerd worden en kan gebruikt worden om te
beoordelen of verdergaande stappen nodig zijn.

Vermeden moet worden dat nationale veiligheidsargumenten oneigenlijk
gebruikt worden bijvoorbeeld voor protectionistische doeleinden of om
niet levensvatbare economische activiteiten in stand te houden.
Protectionistische maatregelen uit naam van nationale veiligheid
berokkenen het investeringsklimaat veel schade en komen de welvaart als
de veiligheid niet ten goede.

Economische spionage en cybersecurity

Via digitale middelen wordt spionage op het Nederlandse bedrijfsleven en
andere instellingen gepleegd om informatie van financieel-economische
waarde te ontvreemden. Hiervoor zijn in Nederland maatregelen
aangekondigd in de Internationale Cyber Strategie en de Nederlandse
Cyber Security Agenda, o.a. om het bewustzijn te vergroten. 

Het kabinet zet met de Nederlandse Cybersecurity Agenda (NCSA), die in
april 2018 aan uw Kamer is aangeboden, in op een digitaal veilig
Nederland. De aanpak richt zich onder meer op het tegengaan van
kwaadwillende cyberactiviteiten van statelijke actoren. Zo wordt
bijvoorbeeld geĆÆnvesteerd in het versterken van de weerbaarheid van
digitale processen en een meer robuuste infrastructuur. Bovendien wordt
de digitale slagkracht verder op orde gebracht om te kunnen reageren op
de toename van de digitale dreiging en grootschalige cyberincidenten die
de nationale veiligheid bedreigen. Nog voor het Zomerreces ontvangt Uw
Kamer een brief over de voortgang van de Nederlandse Cyber Security
aanpak zoals in de NCSA uiteen is gezet. In deze brief zal tevens worden
ingegaan op het binnenkort te verschijnen Cyber Security Beeld Nederland
2019 (CSBN2019).

Het kabinet onderstreept ook het belang van internationale samenwerking
op dit thema en roept op deze te versterken. Diplomatieke instrumenten
(inclusief attributie) zoals die in het kader van de EU Cyber Diplomacy
Toolbox zouden vaker ingezet moeten worden. Bovendien wordt - naar
aanleiding van de Europese Raad van 18 oktober 2018 - een
cybersanctieregime afgerond. 

 Zie onder meer Kamerstuk 30 821, nr. 38.

 Het kabinet heeft in 2018 de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
gepresenteerd, waarin kabinetsbrede ambities en doelstellingen voor een
succesvolle digitale transformatie in Nederland zijn geformuleerd.

 Zie conclusies van de Europese Raad van 21 en 22 maart 2019. 

 Zie ook paragraaf 3 onder ā€˜Regels voor eerlijke concurrentie met
ondernemingen uit derde landenā€™.

 Zie ook paragraaf 3 onder ā€˜Overheidsaanbestedingenā€™.

 De motie Verhoeven over een Europese strategische technologieagenda en
de conclusies van de Europese Raad van 21-22 maart jl. laten zien dat
hier draagvlak voor is.

 Horizon Europe bestaat uit een gebalanceerde driepijleraanpak gericht
op: (1) open wetenschap; (2) mondiale uitdagingen en industrieel
concurrentievermogen en (3) open innovatie.

 Voor het versterken van het Europese concurrentievermogen spelen ook de
ā€œEIC pathfinderā€ projecten, die onderdeel worden van de derde pijler
van Horizon Europe, een belangrijke rol. Deze projecten worden specifiek
gericht op het naar de markt brengen van baanbrekende onderzoeks- en
innovatieprojecten.

 Kamerstuk 22 112, nr. 2626

 Kamerstuk 21 501-02, nr. 1808

 Kamerstuk 30 821, nr. 38.

 Kamerstuk 30 821, nr. 72.

 Zie tevens Kamerbrief, ā€˜Verscherpen toezicht op studenten en
onderzoekers uit risicolandenā€™, Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019,
30821, nr. 70. 

 Kamerstuk 26 643, nr. 536.

 PAGE   \* MERGEFORMAT 1