Stand van zaken Landelijke Aanpak Afhandeling Mijnbouwschade
Mijnbouw
Brief regering
Nummer: 2019D20764, datum: 2019-05-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32849-187).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 32849 -187 Mijnbouw.
Onderdeel van zaak 2019Z10085:
- Indiener: E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-05-28 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-06-04 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2019-06-12 12:00: Mijnbouw/Groningen (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-09-03 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
32 849 Mijnbouw
Nr. 187 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2019
Met de brief van 2 april 2019 heb ik uw Kamer het advies van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) over de landelijke aanpak afhandeling mijnbouwschade gestuurd (Kamerstuk 32 849, nr. 181). Ik heb daarbij aangegeven uw Kamer, vooruitlopend op mijn appreciatie van het Tcbb-advies, voor het Algemeen Overleg mijnbouw van 22 mei 2019 te zullen informeren over de stand van zaken. Dat doe ik bij dezen.
Ik ga hierna achtereenvolgens in op: de landelijke aanpak versus de schadeafhandeling voor de gaswinning Groningen, het Tcbb-advies, het nieuw te ontwikkelen beleidskader, een aantal actuele ontwikkelingen en het vervolgproces.
Landelijke aanpak versus schadeafhandeling gaswinning Groningen
De landelijke aanpak afhandeling mijnbouwschade betreft de afhandeling van alle schade door bodembeweging door mijnbouwactiviteiten in Nederland, met uitzondering van schade door bodembeweging door de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (hierna: gaswinning Groningen). Het gaat dan om schade door gaswinning uit de kleine velden (inclusief gasopslagen), geothermie, zoutwinning en de voormalige steenkolenwinning in Limburg. De reden om in de landelijke aanpak de schade door de gaswinning Groningen uit te zonderen is dat deze schade van een geheel andere orde is dan die door andere mijnbouwactiviteiten in Nederland. Schade door de gaswinning Groningen wordt gekenmerkt door de uitzonderlijke omstandigheid dat zich in één regio in Nederland in korte tijd een groot aantal relatief gelijksoortige gevallen van schade voordoet met in verreweg het grootste deel van de gevallen de gaswinning Groningen als oorzaak. Dit onderscheid rechtvaardigt een eigenstandige aanpak.
Tcbb-advies
Ik heb 19 oktober 2018 de Tcbb verzocht te komen tot een voorstel voor een uniform gedragen landelijk schadeprotocol voor de kleine gasvelden op land. Dit verklaart de focus in het Tcbb-advies op de landelijke afhandeling van schade door bodembeweging door de gaswinning uit de kleine velden. Door de brede afstemming met belanghebbenden heeft dit advies zeer bruikbare inzichten opgeleverd. Omdat het voor een burger met mijnbouwschade aan zijn woning niet moet uitmaken welke mijnbouwactiviteit daar precies de oorzaak van is, moeten de algemene principes van de landelijke aanpak onverkort werkbaar te zijn voor alle mijnbouwactiviteiten die hieronder vallen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat uitgekeerde schadebedragen ten laste komen van de betreffende mijnbouwonderneming. Zoals toegelicht in mijn brief van 9 april 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 605) aan uw Kamer is de beantwoording van de causaliteitsvraag daarvoor cruciaal.
De beoordeling van de toepasbaarheid van de door de Tcbb genoemde uitgangspunten voor andere mijnbouwsectoren dan de gaswinning uit de kleine velden, heeft in het Tcbb-advies in mindere mate plaatsgevonden. Dit was voor mij reden om het Tcbb-advies ter consultatie voor te leggen aan VNG, IPO en – mede met het oog op het overeen te komen schadeprotocol en convenant voor de gaswinning uit de kleine velden – aan de koepel van olie- en gasbedrijven NOGEPA. Daarnaast bespreek ik het Tcbb-advies ook nog met de geothermiesector, de zoutbedrijven en de provincie Limburg. Ik verwacht de betreffende reacties voor 1 juni 2019.
Beleidskader
Alle met de landelijke schadeafhandeling samenhangende inhoudelijke thema’s, waarvan er hierboven al een aantal zijn benoemd, zullen hun uitwerking krijgen in het beleidskader Landelijke Aanpak Afhandeling Mijnbouwschade. Onderdelen van dit beleidskader zijn:
– Het landelijk loket
– De instelling van de Commissie Mijnbouwschade
– Het mandaat van de Commissie Mijnbouwschade
– Het totstandbrengen van een adequate uitvoeringsorganisatie voor de Commissie Mijnbouwschade
– Het maken van afspraken tussen instanties zodat ook voor gestapelde mijnbouw het indienen van één schadeclaim volstaat
– De wijze van vaststelling van de causaliteit bij een melding van mijnbouwschade
– Het realiseren van een schadeprotocol per mijnbouwsector
– Het bewerkstelligen dat mijnbouwondernemingen zich committeren aan het uitbetalen van toegekende schadebedragen
– Hoe om te gaan met mijnbouwschade na verjaring
– De herijking van het Waarborgfonds mijnbouwschade
Dit beleidskader zal helderheid verschaffen over het gehele pakket aan maatregelen dat ik in dit verband wil nemen. Ik bekijk nog of het daarbij wenselijk is om in de schadeafhandeling te differentiëren tussen bestaande en nieuwe schadegevallen.
Ik zal bij de voorbereiding hiervan ook afstemming zoeken met bewonersgroepen die te maken hebben met mijnbouwactiviteiten. Mogelijk leidt dit nog tot aanvullingen op bovenstaand overzicht.
Actuele ontwikkelingen
Ik bekijk momenteel ook de mogelijkheid om de Commissie Mijnbouwschade te kunnen instellen zonder dat dit een wijziging van de Mijnbouwwet vereist. Ik ben verder van plan de uitvoeringsorganisatie voor de Commissie Mijnbouwschade te beleggen binnen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De komende periode verkent een RVO-kwartiermaker de concrete randvoorwaarden voor een adequate uitvoeringsorganisatie ter ondersteuning van de Commissie Mijnbouwschade. Daarnaast streef ik ernaar om specifiek voor de gaswinning uit de kleine velden, het betreffende schadeprotocol en convenant met de betrokken gasbedrijven op zo kort mogelijke termijn te kunnen vaststellen.
Ik besef dat dit een wijziging betreft van mijn eerder richting uw Kamer geuite verwachtingen ten aanzien van het tijdstip van vaststelling van het schadeprotocol voor de gaswinning uit de kleine velden1. De reden hiervoor is dat ondertussen duidelijk is dat ook voor de gaswinning uit de kleine velden een meer gedetailleerd inzicht in de concrete uitvoeringspraktijk nodig is, voordat bedrijven bereid zijn zich te committeren aan uitspraken van de commissie. Daarbij komt dat ik, vanwege de gewenste landelijke uniformiteit, het schadeprotocol gaswinning kleine velden pas wil vaststellen zodra ik het vertrouwen heb dat de generieke elementen hierin ook haalbaar zijn voor de andere mijnbouwsectoren (zoals geothermie).
Voor vragen over de afhandeling van schadeclaims die bestemd zouden zijn voor de Commissie Mijnbouwschade maar die ik nu al krijg, probeer ik in samenspraak met de betrokken partijen, en zo nodig de Tcbb, te komen tot een voor claimanten bevredigende afhandeling.
Vervolgproces
Mijn appreciatie van het Tcbb-advies – een belangrijke tussenstap in de opmaat naar bovengenoemd beleidskader – stuur ik u voor de zomer van 2019. Ik zal daarin aangeven welke onderdelen van het advies ik overneem, op welke punten ik mij nog nader beraad en waar nog aanvulling noodzakelijk is. Ik zal daarbij ook ingaan op de vraag bij wie de bewijslast ligt voor het aantonen van het oorzakelijk verband tussen de gebouwschade en de mijnbouwactiviteit, op de wijze waarop het oorzakelijk verband dient te worden aangetoond, en – rekening houdend met de reacties uit de consultatie – op het tijdpad om tot een gebalanceerd en uitvoerbaar beleidskader te komen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Kamerstuk 32 849, nrs. 137 en 156↩︎