Antwoord op vragen van de leden Beertema, Wilders en De Graaf over het bericht 'Moslimdocenten wilden mij weg hebben'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2019D20853, datum: 2019-05-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20182019-2790).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van zaak 2019Z08242:
- Gericht aan: W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Gericht aan: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Indiener: H.J. Beertema, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: G. Wilders, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: M. de Graaf, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2790
Vragen van de leden Beertema, Wilders en De Graaf (allen PVV) aan de Ministers voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Moslimdocenten wilden mij weg hebben» (ingezonden 19 april 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 22 mei 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Moslimdocenten wilden mij weg hebben»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Zijn er nog meer gevallen bekend van leraren die het werken onmogelijk is gemaakt omdat ze kritiek op de islam hebben geuit, zoals eerder de praktijkleraar die is geschorst, omdat hij de profeet Mohammed beledigd zou hebben?2
Antwoord 2
Dergelijke gevallen zijn mij niet bekend.
Vraag 3
Bent u van mening dat een docent het recht heeft zich, buitenschools, kritisch uit te laten over de islam, de immigratie- en de klimaatpolitiek?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de 13 islamitische collega’s op het Sweelinck College in Amsterdam zich buitengewoon onverdraagzaam hebben opgesteld door een pressiegroep op te richten (zelfs met een woordvoerder) en een hetze te starten onder managers, bestuur en zelfs leerlingen, met als enig doel de betreffende docente het werken onmogelijk te maken en uiteindelijk uit de school weg te krijgen en zelfs geen mediation meer wilden aangaan?
Antwoord 4
Het past mij niet om daarover op basis van een krantenartikel een oordeel te vellen. De onderlinge verhouding tussen medewerkers op een school is primair de verantwoordelijkheid van de leiding van de desbetreffende school. Als er spanningen zijn tussen personeelsleden, mag in algemene zin van de schoolleiding worden verwacht dat zij bijdragen aan een oplossing, in het belang van de school en het welzijn van het personeel.
Vraag 5
Deelt u de mening dat docenten, van welke denominatie of politieke overtuiging dan ook, democratische uitgangspunten naar hun leerlingen moeten uitdragen en stimuleren en het respecteren en tolereren van andere meningen dan de hunne actief moeten uitdragen? Zo ja, deelt u de mening dat er voor docenten die het recht op vrijheid van meningsuiting van een collega zo flagrant hebben geschonden, geen plaats is in het onderwijs dat tenslotte als kerntaak heeft om burgerschap te ontwikkelen?
Antwoord 5
Ja, er ligt een belangrijke taak bij leraren en scholen om hun leerlingen de waarden van onze democratische rechtsstaat bij te brengen. Daar hoort ook het respectvol omgaan met andersdenkenden bij.
Het past mij niet om daarover op basis van een krantenartikel een oordeel te vellen. De onderlinge verhouding tussen medewerkers op een school is primair de verantwoordelijkheid van de leiding van de desbetreffende school.
Vraag 6
Deelt u de mening dat hetzelfde geldt voor onderwijsmanagers en -bestuurders die deze docente als een baksteen hebben laten vallen en daarmee hebben toegegeven aan islamitische haat en intolerantie? Zo ja, welke rechtspositionele actie gaat u nemen? Zo nee, waarom slaat u uw eigen regeringsbeleid in de wind?
Antwoord 6
Mij past op basis van een krantenartikel geen oordeel over vermeende handelwijzen van onderwijsmanagers en -bestuurders bij een individuele casus.