Verslag van een interparlementaire conferentie betreffende het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) en het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de Europese Unie
Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
Verslag van een bijeenkomst
Nummer: 2019D21075, datum: 2019-05-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33130-14).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.A. (Pia) Dijkstra, Tweede Kamerlid (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 33130 -14 Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid .
Onderdeel van zaak 2019Z10227:
- Indiener: P.A. (Pia) Dijkstra, Tweede Kamerlid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Defensie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-05-28 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-06-06 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2019-06-12 13:30: Aansluitend aan de stemmingen de Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Staten-Generaal | 1/2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
33 130 Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
M/ nr. 14 VERSLAG VAN EEN CONFERENTIE
Vastgesteld 22 mei 2019
Een delegatie van beide Kamers der Staten-Generaal heeft op donderdag 7 en vrijdag 8 maart 2019 deelgenomen aan de Interparlementaire Conferentie voor het Gemeenschappelijk Buitenlands, Veiligheids- en Defensiebeleid (GBVB/GVDB1) van de Europese Unie in Boekarest, Roemenië.
De delegatie bestond uit mevrouw Pia Dijkstra (Tweede Kamer, D66; delegatieleider), mevrouw Vlietstra (Eerste Kamer, PvdA; plaatsvervangend delegatieleider), de heer Koopmans (Tweede Kamer, VVD), de heer Schaap (Eerste Kamer, VVD) en mevrouw De Vries (Tweede Kamer, VVD). De delegatie werd ambtelijk ondersteund door mevrouw Prenger namens de Tweede Kamer, de heer Van Luijk namens de Eerste Kamer en de heer Fonck namens de Eerste Kamer.
De Nederlandse delegatie brengt als volgt verslag uit over haar werkzaamheden voorafgaande aan en gedurende de conferentie in Boekarest.
Donderdag 7 maart 2019
Briefing door de Nederlandse ambassadeur in Boekarest
De delegatie heeft voorafgaand aan de conferentie een briefing gekregen door de Nederlandse ambassadeur in Boekarest, mevrouw Stella Ronner-Grubačić. In de briefing stond de actuele politieke, economische en maatschappelijke situatie in Roemenië centraal. Er werd gesproken over de prioriteiten van het Roemeens EU-voorzitterschap en over de bilaterale relatie tussen Roemenië en Nederland.
Openingssessie
De conferentie werd geopend door openingstoespraken van de Voorzitter van de Roemeense Senaat en de Voorzitter van de Roemeense Kamer van Afgevaardigden. In hun toespraken gingen zij voornamelijk in op de situatie in de zuidoostelijke regio van de Europese Unie, waarbij onder meer de gespannen situatie aan de Europese grenzen aan bod kwam, alsmede het uitbreidingsperspectief van de Europese Unie. Ook de voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken van de Roemeense Senaat en de vicevoorzitter van het Europees Parlement hielden een korte bijdrage, waarin onder meer werd uitgekeken naar de aankomende verkiezingen voor het Europees Parlement in mei 2019.
Sessie 1: Het Oostelijk Partnerschap – tien jaar van Europese aspiraties
In de eerste inhoudelijke sessie van de conferentie werd ingegaan op het Oostelijk Partnerschap. Het Oostelijk Partnerschap is een samenwerkingsverband tussen de Europese Unie en de landen Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland, gericht op betere politieke en economische samenwerking met de oostelijke buurlanden van de EU. Het Oostelijk Partnerschap is van start gegaan in 2009 en viert zodoende in 2019 haar tienjarig jubileum.
In deze sessie kwamen drie inleidende sprekers aan het woord. De heer Teodor Meleşcanu, Minister van Buitenlandse Zaken van Roemenië, gaf aan dat het Roemeense EU-voorzitterschap een sterke focus heeft op het zetten van nieuwe stappen in de relatie met de landen van het Oostelijk Partnerschap. Roemenië ziet sterk de waarde van stabiele en welvarende landen aan de grenzen van de EU en probeert dan ook om tijdens haar voorzitterschap te werken aan concrete resultaten in de aanloop naar de Oostelijk Partnerschap-Top in 2020, vooral in het kader van de zogenaamde «20 for 2020 Deliverables», oftewel de 20 doelstellingen voor 2020 die in 2017 zijn opgesteld.
De heer Thomas Mayr Harting, Directeur Europa en Centraal Azië bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), gaf een overzicht van de resultaten die in de voorbije tien jaar zijn bereikt. De regio is weerbaarder geworden en bijvoorbeeld op het gebied van economie, goed bestuur, energie en connectiviteit zijn goede stappen gezet.
De Roemeense senator Titus Corlăţean bracht ten slotte een aantal uitdagingen voor de komende tien jaar naar voren. Hiervan is het zorgen voor blijvende toewijding en inzet van de Europese lidstaten één van de belangrijkste punten.
Namens de Nederlandse delegatie sprak mevrouw Vlietstra haar zorgen uit over de invloed van Rusland en mogelijk ook Turkije en China in de landen van het Oostelijk Partnerschap. Ze benadrukte dat de regio in geopolitiek opzicht van steeds groter belang wordt gezien de spanningen die zich de laatste jaren voordoen.
Sessie 2: Het strategische belang van de Zwarte Zee
Het Zwarte Zee gebied omvat Griekenland, Bulgarije, Roemenië en Moldavië in het westen, Oekraïne en Rusland in het noorden, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan in het oosten en Turkije in het zuiden. In deze sessie stond het strategisch belang van de regio centraal. De sessie werd geopend met drie inleidingen, gevolgd door een gedachtewisseling met de conferentiedeelnemers.
De heer Ioan Mircea Pașcu, vicevoorzitter van het Europees Parlement, onderstreepte het economische en militaire belang van de Zwarte Zee en de rol die de NAVO in de regio heeft gespeeld na de Russische annexatie van de Krim in 2014. Naar zijn mening moet de EU meer aandacht geven aan deze regio en meer gebruik maken van het volledige scala aan instrumenten, zoals crisispreventie en -beheer, evenals militaire middelen om de veiligheid van deze regio te waarborgen.
De heer Gabriel Beniamin Leş, Minister van Defensie van Roemenië, ging in zijn inleiding in op de veiligheids- en defensie-aspecten van het Zwarte Zeegebied. De regio is van groot belang voor Roemenië, dat direct aan de Zwarte Zee ligt. Gezien de ernst van de dreigingen in de regio benadrukte hij de noodzaak voor een Europese strategische visie voor de Zwarte Zee. Aandachtspunten daarbij zijn de implementatie van de EU-strategie voor maritieme veiligheid, een beter maritiem situationeel bewustzijn door meer informatiedeling, weerbaarheid tegen hybride dreigingen en strategische communicatie tegen desinformatie. Ook de derde inleider, de heer Sorin Ducaru ambassadeur in Roemenië, pleitte voor een coherent en gecoördineerd Europees beleid voor de regio. In dit kader noemde hij dat hard power nog altijd belangrijk is, maar dat meer aandacht zou moet uitgaan naar nieuwe complexe dreigingen, waaronder cyber- en hybride dreigingen.
De heer Koopmans sprak zijn zorgen uit over de moderne oorlogsvoering in de regio, zoals bijvoorbeeld de inzet van drones in Oost-Oekraïne. De heer Koopmans vroeg de sprekers of er een EU-strategie wordt ontwikkeld om dergelijke nieuwe dreigingen het hoofd te bieden. De sprekers erkenden unaniem de noodzaak voor meer aandacht voor deze nieuwe dreigingen. Volgens de heer Ducaru wordt helaas nog altijd 80% van de middelen voor veiligheid en defensie besteed aan klassieke capaciteitsontwikkeling.
Videogesprek met de Hoge Vertegenwoordiger: de prioriteiten van het GBVB/GVDB en de toekomst van onze Europese veiligheid
Tijdens deze sessie zou de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, mevrouw Federica Mogherini, via een videoverbinding een toespraak houden en vragen van de aanwezige parlementsleden beantwoorden. Vanwege het niet tot stand komen van een functionerende videoverbinding kon deze sessie echter geen doorgang vinden.
Vrijdag 8 maart 2019
Sessie 3: De GVDB driehoek: CARD-PESCO-EDF
In de afgelopen twee jaar zijn grote stappen gezet in het GVDB met de totstandkoming van de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO), de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) en het Europees Defensiefonds (EDF). In de derde sessie werd ingegaan op de uitdaging die nu ligt in de uitvoering van deze initiatieven die elkaar moeten aanvullen en moeten leiden tot gezamenlijke projecten die tastbare, operationele resultaten opleveren.
De heer Domecq, uitvoerend directeur van het Europees Defensieagentschap (EDA), gaf een overzicht van de uitvoering en de samenhang van PESCO, CARD en het EDF. Volgens de heer Domecq is 2019 hét jaar van implementatie waarbij deze initiatieven de kern moeten gaan vormen van het defensieplanningsproces en moeten worden geconsolideerd en geïntegreerd in het nationale defensieplanningsysteem. Dit vereist een andere mindset en eigenaarschap van de lidstaten. De Hoge Vertegenwoordiger zal medio 2019 een verslag publiceren over de interacties, verbanden en samenhang tussen de drie EU-defensie-initiatieven.
De heer Molenaar, senior expert defensieaangelegenheden bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), gaf een overzicht van de structurele tekorten waarmee de defensiesector in de EU te maken heeft en de versnippering van de defensie-investeringen, en de initiatieven die de EU in reactie hierop heeft ontplooid. De heer Molenaar onderstreepte dat deze initiatieven niet concurreren met de NAVO, maar de NAVO juist versterken. Tot slot deed de heer Molenaar de oproep aan de aanwezige parlementariërs om hun regeringen te blijven bevragen en aansporen om samenwerking de norm te maken als het gaat om de ontwikkeling van nieuw defensiematerieel.
De heer Koopmans benadrukte in de daaropvolgende discussie de noodzaak voor een strategie en adequate capaciteiten om burgers te beschermen tegen moderne oorlogsvoering. De heer Koopmans vroeg de sprekers wat er in dit kader gedaan wordt en wat parlementariërs zouden moeten doen om hun burgers te beschermen. In reactie hierop stelde de heer Domecq dat het tegengaan van hybride dreigingen direct onderdeel uitmaakt van het Capability Development Plan (CDP), waarin de Europese prioriteiten op het gebied van capaciteitsontwikkeling zijn vastgelegd. Zo wordt er bijvoorbeeld gekeken hoe mini drones kunnen worden tegengehouden of hoe kritieke infrastructuur zoals havens kunnen worden beschermd. De heer Domecq benadrukte verder dat parlementen kunstmatige intelligentie (KI) moeten promoten en dat meer nationale investeringen in KI essentieel zijn. Tot slot stelde de heer Domecq dat bij de ontwikkeling van KI het internationaal en humanitair recht moeten worden nageleefd en dat het belangrijk is dat het onderzoek doorgaat. KI gaat niet alleen om killer robots en drones, maar biedt ook mogelijkheden om burgers en de eigen strijdkrachten te beschermen, aldus de heer Domecq.
Workshop A: De toekomst van het GBVB/GVDB na de Brexit
Tijdens vier workshops werden de aanwezige parlementsleden verdeeld over vier kleinere, parallelle sessies. In Workshop A werd gesproken over de gevolgen van de Brexit voor het Gemeenschappelijk Buitenlands, Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU.
In zijn inleidende bijdrage stelde het Franse parlementslid Jean Jacques Bridey, voorzitter van de commissie voor Defensie in het Franse Lagerhuis, dat de noodzaak van meer Europese samenwerking op het gebied van defensie inmiddels bij alle lidstaten lijkt te zijn doorgedrongen als gevolg van diverse geopolitieke ontwikkelingen, zoals de spanningen in de relatie met Rusland.
Mevrouw Ana Gomes, lid van het Europees Parlement, sprak over de consequenties van het uittreden van het Verenigd Koninkrijk voor de Europese defensiecapaciteiten, waarbij zij aangaf dat het gewicht van het Verenigd Koninkrijk binnen de EU als het gaat om defensie niet kan worden onderschat. De Brexit is op dit punt volgens mevrouw Gomes dus een grote aderlating voor de EU, waarbij zij aangaf dat de Brexit tegelijkertijd ook het gevoel van urgentie en noodzaak om nader samen te werken bij de overige lidstaten kan verhogen.
Workshop B: Strategie voor de Donauregio
In deze workshop, die namens de Nederlandse delegatie werd bijgewoond door de heer Schaap, werd ingegaan op de EU-strategie voor de Donau-regio. De EU-strategie voor de Donau-regio maakt deel uit van de zogenaamde Macro-regionale strategieën van de EU. Deze strategieën richten zich op een gedefinieerde geografische regio en hebben als doel om de gezamenlijke uitdagingen waar de landen binnen die regio voor staan het hoofd te bieden, bijvoorbeeld op het terrein van innovatie of milieu en klimaat. De strategieën omvatten zowel EU-lidstaten als niet EU-lidstaten.
De EU-strategie voor de Donau-regio bestaat sinds 2011. In totaal maken veertien landen onderdeel uit van de strategie, te weten negen EU-lidstaten (Oostenrijk, Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Duitsland, Hongarije, Roemenië, Slovenië en Slowakije) en vijf landen die (nog) geen lid zijn van de EU (Bosnië, Montenegro, Servië, Moldavië en Oekraïne). Naast een strategie voor de Donau-regio bestaan er strategieën voor het Baltische Zeegebied, voor de Adriatische en Ionische regio en voor de Alpenregio. Nederland is geen partij binnen deze regionale strategieën (omdat Nederland simpelweg geografisch niet tot deze regio’s behoort).
Tijdens de workshop werd door de heer Doru Claudian Frunzulică, lid van het Europees Parlement, aangegeven dat de Donaustrategie voor Roemenië één van de prioriteiten binnen haar EU-voorzitterschap vormt. Hij legde hierbij uit dat de EU-strategie voor de Donau-regio zich richt op vier pijlers. Deze vier pijlers hebben betrekking op het verbeteren van de fysieke infrastructuur, op milieubeheer, op het bevorderen van sociaaleconomische ontwikkeling en op verbetering van de uitvoeringscapaciteit van overheden. De heer Radu Gorincioi, coordinator van de EU-strategie voor de Donau-regio namens Roemenië, gaf aan dat de strategie ook juist in het leven is geroepen om op gerichte wijze directe verbeteringen voor burgers te bewerkstelligen, bijvoorbeeld als het gaat om (digitale) infrastructuur.
Workshop C: Cyberveiligheid en hybride oorlogsvoering
De heer Koopmans nam deel aan de workshop over cyberveiligheid en hybride oorlogsvoering. De workshop werd ingeleid door de heer Mihnea Costoiu, rector van de polytechnische universiteit van Boekarest, die het belang van onderwijs onderstreepte bij het tegengaan van hybride- en cyberdreigingen. Daarna legde de heer Cătălin Aramă, general manager van CERT-Roemenië, uit wat de rol van de instelling is bij het versterken van de nationale cyberveiligheid en riep op tot meer samenwerking tussen nationale en Europese autoriteiten. In de daaropvolgende discussie werd geconstateerd dat hoewel cyber en hybride oorlogvoering geen nieuw fenomeen zijn, de toenemende digitalisering van de samenleving en infrastructuur nieuwe kwetsbaarheden met zich meebrengt. Onderwijs en opleiding zijn cruciaal bij het aanpakken van deze bedreigingen en zouden niet alleen gericht moeten zijn op IT-experts, maar ook op de gehele samenleving. Ten slotte werd door een aantal parlementariërs de noodzaak benadrukt voor meer internationale wet- en regelgeving op dit terrein.
Workshop D: Militaire mobiliteit – een uitdaging om synergiën te ontwikkelen tussen de EU en NAVO
Op uitnodiging van het Roemeense parlement gaf het lid De Vries, in haar hoedanigheid als voorzitter van de vaste commissie voor Defensie van de Tweede Kamer, een toespraak tijdens deze workshop. Zij sprak daar onder meer over de leidende rol van Nederland op het terrein van militaire mobiliteit en hoe in Nederland uitvoering wordt gegeven aan de politieke afspraken die de EU-lidstaten en NAVO-bondgenoten afgelopen zomer op het hoogste niveau hebben gemaakt om militaire mobiliteit in Europa te verbeteren.
Mevrouw de Vries benadrukte het belang van uitvoering van de gemaakte afspraken en pleitte voor een actieve rol van nationale parlementen in het toezicht hierop. Ook sprak zij over de uitdagingen in EU-NAVO samenwerking. Een daarvan is informatie-uitwisseling. Belangrijke informatie voor het verbeteren van militaire mobiliteit in Europa is vaak geclassificeerd en kan daardoor niet, of slechts zeer beperkt, worden gedeeld tussen beide organisaties. Daarnaast is de voortgang van de EU-NAVO samenwerking op het terrein van militaire mobiliteit moeilijk te monitoren. Dit moet worden verbeterd.
Tot slot deed mevrouw de Vries de oproep aan het Finse parlement om militaire mobiliteit weer te agenderen tijdens de volgende conferentie in Helsinki. Verder sprak brigadegeneraal Eduard Simion, namens de NAVO, over EU-NAVO samenwerking op dit terrein en gaf de heer Constantin Negrea, hoofd logistiek van het Ministerie van Defensie van Roemenië, een overzicht van de uitvoering van de afspraken in Roemenië. In de daaropvolgende discussie vroeg mevrouw Vlietstra de sprekers wat de belangrijkste huidige obstakels zijn en hoe die overkomen kunnen worden. In reactie hierop werd door de sprekers een reeks aan fysieke, juridische en regelgevende belemmeringen genoemd en werd het belang van commitment van lidstaten onderstreept om de gemaakte afspraken uit te voeren en deze obstakels te overkomen.
Sessie 4: Een geloofwaardig perspectief voor uitbreiding en een versterkte Europese betrokkenheid bij de Westelijke Balkan
Tijdens de afsluitende plenaire sessie kwam het toetredingsproces van de landen op de Westelijke Balkan aan bod. Momenteel kent de EU vier kandidaat-lidstaten op de Westelijke Balkan (Servië, Montenegro, Albanië en Noord-Macedonië) en twee landen met de status van potentiele kandidaat-lidstaat (Bosnië-Herzegovina en Kosovo).
De eerste inleidende spreker bij de sessie, het Europarlementslid Victor Boștinaru, was van mening dat de landen op de Westelijke Balkan grote stappen voorwaarts hebben gezet in de laatste jaren als het gaat om stabiliteit en veiligheid. Er moeten nog verdere hervormingen worden doorgevoerd, maar er zijn duidelijk stappen in de goede richting. Het is daarom noodzakelijk dat de EU haar inzet en betrokkenheid blijft tonen en een geloofwaardig perspectief schetst: de Balkanlanden mogen niet aan het lijntje worden gehouden, want dan bestaat de kans dat het proces spaak loopt en de landen uit de Europese invloedsfeer verdwijnen.
Mevrouw Tanja Miščević, hoofd van het Servische onderhandelingsteam voor toetreding tot de EU, gaf een overzicht van de laatste stappen die zijn gezet in de relatie tussen Servië en Kosovo. In algemeenheid sprak zij over het belang van verzoening in de Balkanregio, die in het verleden geteisterd is door oorlog en conflict tussen de diverse landen en volkeren.
De heer Konstantinos Douzinas, voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken en Defensie van het Griekse parlement, bracht naar voren dat de EU oog moet hebben voor de positieve ontwikkelingen in de landen op de Westelijke Balkan. Hij sprak hierbij over de dialoog tussen Griekenland en Noord-Macedonië ten aanzien van het naamconflict, dat na vele jaren en moeizame onderhandelingen uiteindelijk is opgelost.
De delegatieleider,
P. Dijkstra
De plaatsvervangend delegatieleider,
Vlietstra
De griffiers van de delegatie,
Van Luijk
Prenger
GBVB: Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid van de EU;
GVDB: Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU.↩︎