[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over een kabinetsreactie naar aanleiding van de berichtgeving over het samenvoegen van alle inspecties tot één Nationale Inspectie

Vernieuwing van de rijksdienst

Brief regering

Nummer: 2019D21465, datum: 2019-05-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31490-251).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31490 -251 Vernieuwing van de rijksdienst.

Onderdeel van zaak 2019Z10425:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

Nr. 251 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2019

Bij brief van 10 april 2019 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken mij een kabinetsreactie gevraagd naar aanleiding van de berichtgeving over het samenvoegen van alle inspecties tot één Nationale Inspectie. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.

Op 8 april jl. is prof. mr. Pieter van Vollenhoven door de NOS geïnterviewd over zijn nieuwe boek «Oproep van een waakhond». De heer Van Vollenhoven bepleit in het boek en het interview het opgaan van de tien bestaande overheidsinspecties in één Nationale Veiligheidsinspectie. Daarnaast pleit hij voor een nadrukkelijke scheiding tussen veiligheidsonderzoek en strafrechtelijk onderzoek, met als doel om het leren van fouten te stimuleren. De heer Van Vollenhoven maakt zich bovendien zorgen over de onafhankelijkheid van de rijksinspecties ten opzichte van hun departement.

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld1, is het uitgangspunt van het kabinet, dat de zorg voor veiligheid een kerntaak van de overheid is, maar dat de primaire verantwoordelijkheid daarvoor bij de bedrijven en instellingen zelf ligt. Alleen indien initiatieven van het bedrijfsleven tot zelfregulering voldoende bijdragen aan de borging van publieke belangen, kan er voor de rijksoverheid aanleiding zijn om een stap terug te doen. De zorg voor een evenwichtige balans tussen zelfregulering en overheidstoezicht blijft een belangrijk aandachtspunt. Zelfregulering kan het overheidstoezicht niet zomaar vervangen.

Voor wat betreft de organisatie en het functioneren van de rijksinspecties zijn er de afgelopen jaren enkele structurele keuzes gemaakt. Deze keuzes zijn:

• clustering van rijksinspecties, dichtbij hun beleidskern en werkveld;

• versterking en uniformering van de onafhankelijke positionering van rijksinspecties ten opzichte van hun beleidsdepartement;

• het werken als ware één rijksinspectie, door verregaande samenwerking tussen rijksinspecties.

Het kabinet is het met de heer Van Vollenhoven eens dat kunnen leren van fouten een belangrijk element is van de gewenste veiligheidscultuur bij bedrijven en instellingen. Zij zijn zelf dan ook verantwoordelijk voor een veiligheidscultuur waarbij leren voorop staat. De rijksinspecties zien hier ook op toe en dit is een vast onderwerp van gesprek met de besturen van bedrijven en instellingen.

Daarnaast is het bij incidentonderzoek ook nu al zo dat informatie die aan de rijksinspecties gegeven wordt in het kader van de bestuursrechtelijke toezichtbevoegdheden, niet gebruikt kan worden in strafrechtelijk onderzoek.

Het kabinet en de toezichthouders blijven zich daarnaast inzetten voor de verdere ontwikkeling en innovatie van het rijkstoezicht. Zo wordt thans samengewerkt via het Programma innovatie toezicht. Daarnaast is er op operationeel niveau op verschillende plekken sprake van intensieve samenwerking, zoals bij Schiphol en de Rotterdamse haven en ten aanzien van fraudeaanpak.

Het kabinet blijft voorts inzetten op de verbetering van de slagvaardigheid en de effectiviteit van het toezicht. Het kabinet hecht eraan om wat de organisatie en werkwijze van de rijksinspecties betreft, op de ingeslagen weg voort te gaan, zodat lopende verander- en verbetertrajecten hun beslag kunnen krijgen. De velden waarin de diverse inspecties werken kennen een grote diversiteit. Het opgaan van de inspecties in één nationale inspectie zou niet alleen bijzonder ingewikkeld zijn, het zou geen voordelen opleveren boven het samenwerken «als ware men één rijksinspectie». Bovendien zou het bundelen afbreuk doen aan het kabinetsbeleid om inspecties – onverminderd hun onafhankelijkheid – te positioneren «dichtbij hun beleidskern en werkveld».

Wat betreft de onafhankelijkheid van de rijksinspecties, zij ten slotte gewezen op de borging daarvan door middel van de «Aanwijzingen inzake de rijksinspecties»2. Door deze Aanwijzingen hebben de Ministers die verantwoordelijk zijn voor een rijksinspectie zich gebonden aan onafhankelijk toezicht.

De Ministers kunnen algemene en bijzondere aanwijzingen geven aan de rijksinspecties. De algemene aanwijzingen worden gepubliceerd in de Staatscourant, de bijzondere aanwijzingen worden, na vaststelling, onverwijld aan de Staten-Generaal gezonden. Een bijzondere aanwijzing mag bovendien niet gegeven worden ten aanzien van het weerhouden van een rijksinspectie om een specifiek onderzoek te verrichten of af te ronden, ten aanzien van de wijze waarop een rijksinspectie een specifiek onderzoek verricht, of ten aanzien van de bevindingen, oordelen en adviezen van een rijksinspectie.

Met deze regulering ten aanzien van de rijksinspecties is de onafhankelijkheid van het toezicht adequaat gewaarborgd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren


  1. Zie Kamerstuk 31 490, nr. 215.↩︎

  2. Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken van 30 september 2015, nr. 3151041, houdende de vaststelling van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties, Stcrt. 2015, nr. 33574.↩︎