Informatie over een aangekondigde uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op 27 mei 2019 met mogelijk gevolgen voor de Nederlandse overleveringspraktijk
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019
Brief regering
Nummer: 2019D21502, datum: 2019-05-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35000-VI-118).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 35000 VI-118 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019.
Onderdeel van zaak 2019Z10433:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-05-28 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-06-05 10:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-06-05 10:00: JBZ-Raad Luxemburg op 6 en 7 juni 2019 (is omgezet in een schriftelijk overleg) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-06-05 12:00: JBZ-Raad Luxemburg op 6 en 7 juni 2019 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-10-03 10:00: Formele JBZ-Raad 7 en 8 oktober (Luxemburg) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2019-10-09 14:45: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2018-2019 |
35 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019
Nr. 118 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2019
Hierbij informeer ik uw Kamer over een aangekondigde uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op 27 mei 2019 met mogelijk gevolgen voor de Nederlandse overleveringspraktijk.
Het Hof zal naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Ierse rechter uitspraak doen over de vraag of een officier van justitie kan worden aangemerkt als een «rechterlijke autoriteit» in de zin van het Kaderbesluit inzake het Europees aanhoudingsbevel (EAB). In de praktijk van overlevering tussen de lidstaten op grond van het Kaderbesluit is het al meer dan 15 jaar de regel dat een officier van justitie een EAB kan uitvaardigen.
De Advocaat-Generaal oordeelde in zijn conclusie van 30 april jl. in deze zaak echter dat een officier van justitie niet zou kan worden aangemerkt als «uitvaardigende rechterlijke autoriteit» in de zin van het Kaderbesluit omdat een officier van justitie – kort gezegd – niet rechterlijk genoeg is; hij is in de rechtsstelsels van verschillende lidstaten immers niet volledig onafhankelijk door het bestaan van een aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van justitie. De conclusie van de Advocaat-Generaal is als bijlage bij deze brief gevoegd1.
Indien het Hof de Advocaat-Generaal volgt in zijn conclusie zal dit gevolgen hebben voor de Nederlandse overleveringspraktijk. Mogelijk noopt de uitspraak zelfs tot aanpassing van de Overleveringswet op dit punt, indien officieren van justitie niet langer als «rechterlijke autoriteit» zouden mogen fungeren. Indien nodig, zal een wetswijziging met de grootst mogelijke spoed ter hand worden genomen. Hiertoe zijn inmiddels de nodige voorbereidingen getroffen.
Na de uitspraak zal ik uw Kamer zo spoedig mogelijk nader informeren over de gevolgen van de uitspraak en de eventueel noodzakelijke aanpassingen in de praktijk of de Overleveringswet.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎