[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Ervaringen met MER in Limburg alsmede reactie op SP-initiatief “Huizen van het recht”

Rechtsstaat en Rechtsorde

Brief regering

Nummer: 2019D22267, datum: 2019-05-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29279-519).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29279 -519 Rechtsstaat en Rechtsorde.

Onderdeel van zaak 2019Z10807:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2018-2019

29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 519 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2019

Tijdens het algemeen overleg over de rechtspraak op 31 januari 2019 heeft het lid Van Nispen (SP) verzocht of ik de kamer wil informeren over de initiatieven en ervaringen met Maatschappelijk Effectieve Rechtspraak (MER) in Limburg.1 Ik heb toegezegd om uw Kamer hierover te informeren. In de beantwoording van vragen gesteld tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019 (Kamerstuk 35 000 VI) op 20 en 22 november 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 25, item 29 en Handelingen II 2018/19, nr. 27, items 7, 10 en 14) heb ik toegezegd nog met een nadere reactie te komen op het initiatief van het lid Van Nispen over de «Huizen van het recht». Met deze brief voldoe ik aan beide toezeggingen.

Effectieve conflictoplossing

Zoals ik eerder, onder meer in mijn brief over maatschappelijk effectieve rechtspraak, heb aangegeven, vind ik het van groot belang dat de rechtspraak bijdraagt aan daadwerkelijke oplossing van conflicten.2 In de diverse MER-projecten wordt door de Rechtspraak gekeken hoe gerechtelijke procedures laagdrempeliger, eenvoudiger en oplossingsgerichter kunnen worden gemaakt. Hierbij wordt vanuit het perspectief van de rechtzoekende gekeken welke (integrale) aanpak nodig is om het probleem zo goed mogelijk en duurzaam te kunnen oplossen. De inzet van de Rechtspraak op dit thema ondersteun ik van harte. Des te meer, omdat dit ook aansluit bij de doelen die ik nastreef met de herziening van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. In het gemoderniseerde stelsel is het ook de bedoeling geschillen in een vroeg stadium op een laagdrempelige en duurzame manier op te lossen.3

Huis van het recht

In het in maart 2018 gepresenteerde initiatief «Huizen van het recht» van het lid Van Nispen wordt voorgesteld dat mensen bij een fysiek loket terecht kunnen met hun juridische of maatschappelijke problemen. Ook hierbij ligt de nadruk op het in een zo vroeg mogelijk stadium oplossen of voorkomen van een probleem doordat de toegang (tot het recht) laagdrempelig, betaalbaar en in de buurt van de mensen is georganiseerd. Bij zo’n «Huis van het recht» kan – afhankelijk van het probleem – een spreekuurrechter, mediator, advocaat, schuldhulp of zorgverlener ingezet worden. Daarnaast kan samengewerkt worden met het wijkteam van de gemeente en de sociale dienst. De partijen die een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van een probleem worden dus volgens het initiatief in een Huis van het recht samengebracht en weten elkaar op die manier ook beter te vinden.

Het lid Van Nispen heeft tijdens het algemeen overleg over de Rechtspraak d.d. 25 april 2018 (Kamerstuk 29 279, nr. 438) toegelicht positieve eerste reacties te hebben ontvangen vanuit de Rechtspraak, mediators, advocaten, gemeenten en andere partijen. Ook uit gesprekken die in het ontwerpproces voor de modernisering van de rechtsbijstand zijn gevoerd blijkt dit beeld. De gedachte die ten grondslag ligt aan het concept «Huis van het recht» sluit aan bij de ontwikkelingen van de laagdrempelige toegang in de herziening van de rechtsbijstand, maatschappelijk effectieve rechtspraak en alternatieve geschiloplossing.

De Rechtspraak heeft mij geïnformeerd over het initiatief om in de gemeenten Heerlen en Roermond te komen tot een proef met een «Huis van het recht». Dit is één van de projecten die de Rechtspraak uitvoert in het kader van MER. De rechtbank Limburg werkt hierin samen met de gemeenten Heerlen en Roermond en andere instanties. De ambitie van de samenwerkende partijen is om voor de zomer een uitgewerkt plan te hebben voor een pilot in Heerlen die snel gevolgd wordt door een pilot in Roermond. De bedoeling daarbij is om aan te sluiten bij bestaande samenwerkingsverbanden (zoals met het Juridisch Loket) en die verder uit te breiden. Voor het «Huis van het recht» komen zaken in aanmerking met een «maatschappelijke en/of persoonlijke urgentie». Bij het concept wordt ook gekeken of mogelijk elementen van de taak en werkwijze van de Belgische vrederechter kunnen worden betrokken.

De Rechtspraak behoudt daarbij uiteraard haar onpartijdige en onafhankelijke positie. Ook wordt de rechter geen probleemoplosser of hulpverlener, maar hij zet zijn bevoegdheden wel op een manier in die kan bijdragen aan de oplossing van problemen van de rechtzoekenden, bijvoorbeeld door verschillende zaken uit verschillende rechtsgebieden op een zitting te behandelen.

Ik sta positief tegenover initiatieven waarbij de rechtzoekende centraal staat, waarin de verbinding tussen juridische en sociale hulpverlening wordt gelegd, en waarbij wordt ingezet op het vroegtijdig, snel en duurzaam interveniëren in geschillen. Het is belangrijk dat daarmee in de praktijk wordt geoefend om te ontdekken welke werkwijzen het beste passen bij welke problemen en welke belemmeringen daarbij eventueel spelen. Ik zal de ontwikkelingen rond de pilots in Heerlen en Roermond volgen en de uitkomsten ook betrekken bij de verdere ontwikkeling van de laagdrempelige toegang tot het recht in het kader van de modernisering van de rechtsbijstand, maatschappelijk effectieve rechtspraak en alternatieve geschiloplossing.

Naast het initiatief onder de noemer Huis van het recht is de rechtbank Limburg bezig met projecten op het gebied van video-rechtspraak en worden er initiatieven ontwikkeld waarbij de rechtbank een bijdrage levert aan de oplossing van schuldenproblematiek.

Video-rechtspraak

Het plan bij dit project is om procespartijen, indien zij en de rechter daarmee instemmen, door middel van een videoverbinding tussen het gemeentehuis in Venray en de rechtbank Limburg de zitting bij de rechtbank kunnen bijwonen zonder dat zij naar de rechtbank hoeven af te reizen. Het doel hiervan is om de toegang tot het recht en de rechter voor burgers te vergemakkelijken en daarmee te vergroten. Gestart zal worden met niet complexe zaken op het gebied van bewind. Momenteel zit deze pilot nog in de opstartfase. De commissaris van de Koning, die geïnformeerd is over onder meer de pilot videorechtspraak, wil een doorontwikkeling van het videonetwerk onderzoeken voor gebruik van communicatie tussen burgers en overheidsorganen in meer algemene zin.

Overigens wordt ook op andere plaatsen in het land ervaring opgedaan met videorechtspraak zoals bij de rechtbanken Noord-Nederland en Noord-Holland.

De rechtbank en schuldenproblematiek

Rond schuldenproblematiek werkt de rechtbank Limburg samen met betrokken instanties. In 2018 is reeds met diverse van hen gesproken over het inrichten van een schuldenloket bij de rechtbank. Een pilot met een schuldenloket zal starten eind 2019/begin 2020. In alle rechtszaken waarin sprake is van (achterliggende) schuldenproblematiek kunnen mensen dan door de rechter naar het schuldenloket worden verwezen. Met een doorverwijzing kan worden voorkomen dat mensen dieper in de schuldenproblemen komen. De ervaring leert immers dat naarmate mensen dieper in de schuldenproblemen zitten, de oplossing steeds ingewikkelder en moeilijker te bereiken is. Tevens zijn uniformering van schuldhulp door gemeenten en monitoring van het verloop van de schulden belangrijke doelstellingen van de pilot.

Het schuldenloket zal bij de rechtbank Limburg worden ingericht. Bij de pilot zijn voorts de Kredietbank Limburg en Plangroep (schuldhulpverlening) betrokken. In de klankbordgroep t.b.v. het project zitten gemeente Weert, Roermond, Maastricht en Sittard-Geleen.

Naast de rechtbank Limburg worden ook door andere rechtbanken pilots uitgevoerd of ontwikkeld op het gebied van schuldenproblematiek. Dit sluit aan bij het streven van het «Visiedocument schuldenproblematiek en rechtspraak» dat gerechtelijke procedures helpen om de situatie van mensen met schulden te verbeteren en bij de Brede schuldenaanpak van dit kabinet.

De drie genoemde projecten bij de rechtbank Limburg bevinden zich nog in een verkennend of ontwikkelingsstadium. Het betreft, bij de initiatieven rondom het huis van het recht en schuldenproblematiek, projecten die gezien de noodzaak van samenwerking met verschillende organisaties en instanties, niet van de ene op de andere dag tot stand komen. Bovendien leren de ervaringen met andere pilots in het kader van maatschappelijk effectieve rechtspraak, dat de eerste fase er een is van bijstellen en leren en dat het enige tijd duurt alvorens er sprake is van een substantiële zaakstroom. Dat is ook logisch en passend bij innovatieprocessen.

Ik word door de Raad voor de rechtspraak periodiek geïnformeerd over de ontwikkelingen op het terrein van MER. De lopende pilots zullen door de Rechtspraak worden geëvalueerd waarbij het van belang is dat getoetste succesvolle innovatieve werkwijzen op termijn kunnen leiden tot nieuwe en verbeterde rechterlijke procedures. Ik ben dan ook benieuwd naar de uitkomsten van deze en andere pilots en zal na evaluatie hiervan samen met de Rechtspraak bekijken welke varianten landelijk ingevoerd kunnen worden en beoordelen in hoeverre wijziging van wet- of regelgeving daarvoor noodzakelijk is. De herziening van de (gesubsidieerde) rechtsbijstand zal hierbij ook betrokken worden.

De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker


  1. Kamerstuk 29 279, nr. 493.↩︎

  2. Zie de brief van 20 april 2018, Kamerstuk 29 279, nr. 476↩︎

  3. Zie de brief van 9 november 2018, Kamerstuk 31 753, nr. 155↩︎