[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 juni 2019 (Kamerstuk 21501-31-528)

Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2019D23340, datum: 2019-06-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2019D23340).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z10824:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2019D23340 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben enkele fracties de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Geannoteerde Agenda Raad WSB van 13 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 528), Verslag van de Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 10 en 11 april 2019 te Boekarest, Roemenië (Kamerstuk 21 501-31, nr. 522), Herziening coördinatieverordening sociale zekerheid (EU verordening 883/2004) (Kamerstuk 21 501-31, nr. 523), Fiche: Mededeling voor meer efficiënte besluitvorming in het sociaal domein (Kamerstuk 22 112, nr. 2800), Toekomst van de sociale dimensie van de EU (Kamerstuk 21 501-31, nr. 527) en SER advies «prioriteiten voor een fair Europa» (Kamerstuk 21 501-31, nr. 526).

De voorzitter van de commissie,
Rog

Adjunct-griffier van de commissie,
Kraaijenoord

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

2. Geannoteerde Agenda Raad WSB van 13 juni 2019

3. Verslag Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 10 en 11 april 2019 te Boekarest, Roemenië

4. Herziening coördinatieverordening sociale zekerheid (EU verordening 883/2004)

5. Fiche: Mededeling voor meer efficiënte besluitvorming in het sociaal domein

6. Toekomst van de sociale dimensie van de EU

7. SER advies «prioriteiten voor een fair Europa»

II Antwoord / Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende documenten met betrekking tot de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 juni 2019. Zij hebben hierover nog een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de WSB-Raad van 13 juni 2019. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda van de Raad WSB van 13 juni aanstaande. Zij hebben nog enkele vragen over de inzet van de Minister.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende documenten met betrekking tot de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 juni 2019. Zij hebben hierover nog een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende documenten met betrekking tot de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 juni 2019. Zij hebben hierover nog een aantal opmerkingen en vragen.

2. Geannoteerde Agenda Raad WSB van 13 juni 2019

De Minister geeft in zijn brief naar de mening van de leden van de PVV-fractie een teleurstellende afwachtende houding weer bij de bestrijding van Werkloosheidswet (WW)-fraude door arbeidsmigranten. Zo is het onbegrijpelijk dat Polen ongestoord aangeven kan dat er geen juridische grondslag zou zijn voor een samenwerking bij de aanpak van verblijfsfraude en het achterhalen van de feitelijke verblijfplaats van de arbeidsmigrant wanneer het vermoeden bestaat dat deze persoon in Polen verblijft en onterecht een Nederlandse uitkering ontvangt. Het kan niet zo zijn dat Polen hier de regie heeft. Het gaat om Nederlandse WW-uitkeringen en volledige samenwerking van bestrijding van WW-fraude moet worden geëist. Is de Minister bereid een volledige stop op de uitkeringen in te zetten wanneer landen (op onderdelen) niet meewerken bij de bestrijding van uitkeringsfraude?

Daarnaast zijn de leden van de PVV-fractie van mening dat de Minister meer vaart moet maken met de verbetering van de bedrijfsvoering van het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Hoe is het mogelijk dat simpele vragen over opgelegde sancties bij fraude niet of nauwelijks specifiek kunnen worden beantwoord? Het is een puinhoop bij het UWV en de Minister zou de regie moeten nemen. Helaas blijkt ook nu uit de beantwoording op de door de leden van de PVV-fractie gestelde vragen dat dit nog altijd niet het geval is en dat er in een tijd van digitalisering op ronduit amateuristische wijze en tempo informatie over uitkeringsfraude moet worden opgezocht. Wanneer ziet de Minister de ernst van de situatie bij het UWV in en worden er echt stappen gezet? Zijn bijvoorbeeld de verantwoordelijke bestuursleden voor het hele WW-debacle bij het UWV al aangepakt en vervangen?

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat sociale zekerheid, arbeidsmarkt en werkgelegenheid en daarbij de aanpak van armoede nationale bevoegdheden zijn. Ook het verstrekken van materiële basisvoorzieningen is geen Europese aangelegenheid. Deze leden zijn resoluut tegen de verplichting om een specifiek percentage binnen het Europees Sociaal Fonds plus (ESF+) te besteden aan het bestrijden van materiële deprivatie, zoals voorgesteld door de Europese Commissie (hierna Commissie). Zij verzoeken de Minister zich hiertegen te verzetten en onder geen beding akkoord te gaan met bovengenoemde.

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat de manier waarop landen omgaan met de loonkloof tussen mannen en vrouwen, de balans tussen werk en privé en de zorg voor kinderen een nationale aangelegenheid is waar de Commissie zich niet in hoort te mengen. Zij verzoeken de Minister zich hiertegen te verzetten en onder geen beding akkoord te gaan met verdere Europese bemoeienis met bovengenoemde.

De leden van de CDA-fractie lezen dat als gevolg van het uitstel van stemmingen over het rapport van rapporteur Balas over de herziene coördinatieverordening sociale zekerheid het nieuwe Europees parlement straks meer ruimte heeft om een eigen koers te bepalen. Hoe groot is die ruimte? Wat houdt deze ruimte precies in? Hoe ziet het tijdspad er naar verwachting uit? Hoe groot is de kans dat de demissionaire Commissie nog iets gaat doen op dit dossier?

Wat houden de Poolse voorwaarden in waarnaar op pagina 2 van de geannoteerde agenda in de tweede alinea wordt verwezen? Hoe luiden deze? Waarom maken de systemen van het UWV geen onderscheid tussen de diverse maatregelen? Is dit een bewuste keuze of een tekortkoming van het systeem? Ziet de Minister aanleiding om de systemen aan te passen? In de voetnoot staat dat 80% van de geëxporteerde uitkeringen naar Polen gaat. Waarheen gaat de overige 20%? Wordt bijgehouden of opgelegde maatregelen leiden tot een gedragsverandering, zodat bijvoorbeeld kan worden vastgesteld of er sprake is van herhaaldelijk in de fout gaan? Waarom wel of niet?

Wat is de (juridische) status van een Memorandum of Understanding (MOU), waartoe Nederland en Polen nu de mogelijkheden verkennen?

De Minister schrijft dat Polen het gevoel heeft dat Nederland onvoldoende onderneemt om misstanden tegen te gaan. Op wat voor misstanden doelt de Poolse overheid precies? Herkent de Minister deze signalen?

Hoe beoordeelt de Minister de Poolse uitvoeringspraktijk voor wat betreft het beleid ten aanzien van WW-gerechtigden. Sluit deze uitvoeringspraktijk aan op de Nederlandse? Hoe verloopt de informatiewisseling tussen de Poolse autoriteiten en het Nederlandse UWV? Met andere woorden: hoe gaat die in zijn werk? Het UWV en de Poolse autoriteiten werken samen op het terrein van terugvordering. Hoe beoordeelt de Minister deze samenwerking? Zijn er punten waar het knelt?

De leden van de CDA-fractie vragen welke lidstaten (principieel) tegen het Richtlijnvoorstel gelijke behandeling buiten arbeid zijn om redenen van subsidiariteit. De Minister heeft al eerder zorgen geuit over de wijze waarop de doelstellingen volgens het voorstel zouden moeten worden gerealiseerd. Uit het commentaar bij deze agenda blijkt dat de Minister nog steeds bezorgd is. Op welke punten spitst deze bezorgdheid zich toe? Betreffen deze nog altijd de reikwijdte, de terminologie, de financiële en administratieve lasten? Verwacht de Minister dat er de komende tijd voortgang gaat worden geboekt op het dossier? Bijvoorbeeld nu het Europees parlement als gevolg van de verkiezingen een andere samenstelling krijgt.

De leden van de CDA-fractie vragen welke negen EU-lidstaten het meeste gebruikmaken van de middelen uit het Europees Fonds voor de Meest Behoeftigen (EFMB/FEAD)? Kan de Minister een oordeel geven over de effectiviteit van de ingezette middelen in deze landen? In hoeverre wordt de Nederlandse opvatting dat het verstrekken van Nederlandse basisvoorzieningen een nationale in plaats van een Europese aangelegenheid moet zijn door andere lidstaten gedeeld? Hoe groot acht de Minister de kans dat de verplichte bijdrage aan materiële deprivatie alsnog van tafel gaat, gegeven het krachtenveld in de Raad?

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een volledige appreciatie kan geven van het gedeeltelijk mandaat op de ESF+ verordening. Over welke zaken, naast de sterke koppeling met het Europees Semester, is de Minister nog meer positief? Over welke zaken is de Minister minder positief?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de Minister niet kon instemmen met de algemene oriëntatie op de Verordening Europees Globaliseringsfonds (EGF). Was dit wegens de Nederlandse wens om EGF en ESF+ samen te voegen en uitbreiding van het budget te beperken? Welke andere lidstaat stemde ook tegen?

De leden van de D66-fractie vragen wat het voorzitterschap van Finland zou kunnen betekenen voor de ontwikkelingen van de verordening coördinatie sociale zekerheid (Vo 883). Is de verwachting dat zij de ambitie van Commissaris Thyssen om toch nog tot een akkoord te komen op Verordening 883 zullen proberen te faciliteren?

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat hij zal inbrengen bij de discussie over fair mobility bij het lunchdebat. Hoe kijkt de Minister naar de beschreven problemen in de discussienotitie, zoals dat grensoverschrijdende werkenden vaker onder hun niveau werken? Welke mogelijkheden zijn er om ook deze vorm van ongelijkheid tegen te gaan? Deze leden vragen hoe de Minister kijkt naar de tweede punt in de discussienotitie over het bevorderen van vrijwillige terugkeer van werknemers uit andere EU-landen om een brain drain te bestrijden.

De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de Minister zich zal inzetten om de Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid ook in de komende periode te agenderen. Deze leden vragen of de Minister mogelijkheden ziet binnen de huidige verhoudingen om toch een stap te maken voor betere bescherming tegen discriminatie, ook buiten werk. Zij vragen welke andere lidstaten graag voortgang zouden willen zien. Is de Minister bereid om in gesprek te gaan om te kijken in welke vorm er ook voortgang geboekt zou kunnen worden?

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of de Minister kan reflecteren op de Raadsconclusies over de loonkloof. Welke aanbevelingen zouden ook voor Nederland relevant kunnen zijn? Ziet de Minister dit ook als belangrijk onderwerp voor de nieuw aan te treden Commissie om mee aan de slag te gaan?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister een reactie te geven op uitlatingen in de pers van Commissaris Thyssen dat zij in de korte tijd die nog rest met Raad en het Europees parlement wil gaan samenzitten om te kijken wat op Verordening 883 nog mogelijk is. Hoe realistisch acht de Minister de mogelijkheid dat de huidige Commissie nog druk gaat zetten op dit dossier?

De Minister geeft aan dat het UWV de uitkering kan stopzetten als een uitkeringsgerechtigde niet meer staat ingeschreven bij het Poolse regionale arbeidskantoor. In hoeveel gevallen gebeurt dat niet en wat is daar dan de reden voor? Wat doet het UWV precies met het maandelijkse bericht van de Poolse organen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister van mening is dat de Poolse autoriteiten op dit moment voldoende doen aan arbeidsbemiddeling, handhaving en controle. Kan hij nader duiden wat de houding van de Poolse autoriteiten is hierin?

Met betrekking tot de Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid zijn de leden van de GroenLinks-fractie benieuwd hoe de Minister de toekomst van dit nu tien jaar geblokkeerde dossier ziet. Wat is zijn voorkeur ten aanzien van de koers die de dit najaar inkomende nieuwe Commissie voor dit dossier zal kiezen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de Minister vindt van de oproep van de Raadsconclusies over gezondheid en veiligheid op het werk in de context van nieuwe vormen van werk om aanvullende processen en instrumenten te onderzoeken bovenop de traditionele inspectiemiddelen en om na te gaan of digitale technologieën kunnen worden ingezet om risico’s in te schatten en goede voorbeelden van maatregelen te delen. Is de Minister van mening dat dit inderdaad een prioriteit zou kunnen zijn voor een nieuwe Commissie?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het overleg met de Poolse autoriteiten over de misstanden die Poolse arbeidsmigranten in Nederland ondervinden. Binnenkort komt de Minister met voorstellen om deze misstanden aan te pakken. Wordt daarbij ook gekeken naar de omstreden uitzonderingen op de Wet aanpak Schijnconstructies, namelijk huur- en zorgverzekering mogen inhouden op het loon? Zo nee, waarom niet?

Vinden er binnenkort ook overleggen plaats met andere lidstaten dan Polen, die evenzeer te maken hebben met arbeidsmigratie zoals Roemenië en Bulgarije? Zo ja, met welke landen en wanneer zullen die overleggen plaatsvinden?

De leden van de SP-fractie constateren dat ook de kwartaalrapportage van de Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Commissarissen op de agenda staat. Het doel van de Richtlijn is onder andere dat beursgenoteerde vennootschappen zich inspannen om te bereiken dat in 2020 minstens 40% van de leden van raden van commissarissen vrouw is. Deelt de Minister de mening dat dit a priori een zaak van de lidstaten zelf is?

De leden van de 50PLUS-fractie vragen hoe de Minister de komende tijd de bezwaren tegen het werkloosheidshoofdstuk van de herziening van Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004) kracht bij gaat zetten, in het bijzonder het fundamentele bezwaar tegen verruiming van WW-export. Wat wordt nu, na de Europese verkiezingen, de strategie van de Minister? Hoeveel ruimte heeft het nieuwe Europees parlement, zoals de Minister stelt, voor een eigen koers?

Kan de Minister de leden van de 50PLUS-fractie verder informeren over de actuele stand van zaken rond de gesprekken en afspraken met Polen over de WW-uitkeringsfraude? Is er überhaupt wel een betrouwbaar beeld van de kwaliteit van de handhaving van WW-exportregels in Polen? Dat lijkt de leden van de 50PLUS-fractie cruciaal. Zij vragen echt meer zekerheid over volledige terugvordering van ten onrechte betaalde WW en een betere aanpak van verblijffraude (in Polen). Polen lijkt niet erg mee te willen werken op het punt van verblijffraude, met het verstrekken van gegevens over de verblijfplaats van de uitkeringsgerechtigde. Als daar geen oplossing voor komt, blijft het dweilen met de kraan open. De leden van de 50PLUS-fractie willen ook graag snel duidelijkheid en concrete stappen om misstanden tegen onder andere Poolse migrantenwerknemers in Nederland tegen te gaan.

De leden van de 50PLUS-fractie vinden het volstrekt onbegrijpelijk dat wel het aantal opgelegde handhavingsmaatregelen wegens het niet voldoen aan WW-exportregels bekend is (630 maatregelen in 2018), maar niet de aard van die maatregelen. Zijn het waarschuwingen, kortingen of beëindiging van de uitkering of zijn het boetes? Daar moet structureel verandering in komen. De leden van de 50PLUS-fractie zien hier graag een harde toezegging op tegemoet.

Wat betreft het Commissievoorstel voor de Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid van personen ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid verwachten de leden van de 50PLUS-fractie volledige inzet van de Minister. Kan dat toegezegd worden? Deze leden zien graag een nadere toelichting en beschouwing over de in de geannoteerde agenda genoemde positieve grondhouding tegemoet.

Kan de Minister toelichten waarom het kabinet geen voorstander is van de verplichting om een specifiek percentage binnen ESF+, bedoeld om bij te dragen aan een beter presterend en veerkrachtig sociaal Europa, te besteden aan armoede onder de meest kwetsbaren in de samenleving? Graag ontvangen de leden van de 50PLUS-fractie ook een toelichting waarom de Minister het EGF wil samenvoegen met ESF+ en pleit voor beperking van de uitbreiding van het EGF.

3. Verslag Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 10 en 11 april 2019 te Boekarest, Roemenië

Nederland heeft tijdens de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 10 en 11 april 2019 aangegeven transparantie belangrijk te vinden bij het terugdringen van beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen. De leden van de 50PLUS-fractie vinden dat ook het mede door haar ingediende initiatiefwetsvoorstel gelijke beloning daaraan moet gaan bijdragen. Deelt de Minister die mening? Wat wordt de inzet van de Minister op het Europese toneel om gendergelijkheid te bevorderen en de loonkloof tussen mannen en vrouwen verder terug te dringen?

4. Herziening coördinatieverordening sociale zekerheid (EU verordening 883/2004)

De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat het rapport van rapporteur Balas niet in stemming is gebracht en dat een nipte meerderheid van het Europees parlement heeft ingestemd met uitstel. De verwachting is echter dat het Europees parlement dit dossier in het najaar van 2019 weer zal oppakken. Wat is gelet op de verkiezingsuitslag, de inschatting van de Minister met betrekking tot de steun voor dit voorstel en dan met name voor wat betreft de export-WW? Deze leden vragen de Minister hoe hij ervoor gaat zorgen dat voor dit specifieke punt van uitstel afstel komt. Zij eisen meer regie van de Minister en niet langer de afwachtende, haast fatalistische houding die zij tot nu toe gezien hebben. Hoe gaat hij hier invulling aan geven?

Het nieuwe Europees parlement zal besluiten hoe verder te gaan met de herziening van de coördinatieverordening sociale zekerheid 883/2004. De leden van de 50PLUS-fractie vragen hoe de Minister zich de komende tijd gaat verzetten tegen verruiming van WW-export en hoe hij pijnpunten uit de verordening gaat halen. Welke kansen ziet hij voor Nederland en gelijkgezinde lidstaten?

5. Fiche: Mededeling voor meer efficiënte besluitvorming in het sociaal domein

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister op lopende Europese en relevante dossiers per dossier kan aangeven wat overstappen naar besluitvorming via gekwalificeerde meerderheid zou betekenen voor de Nederlandse positie op die dossiers. Ziet de Minister nog andere manieren om besluitvorming in het sociale domein doeltreffender te maken, anders dan via de wijze van stemmen? Zijn er ervaringen met het inroepen van de passerelle-bepaling op andere beleidsterreinen dan Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)? Is de besluitvorming daar inderdaad efficiënter en kwalitatief beter van geworden?

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister ook mogelijke voordelen ziet van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid op het gebied van non-discriminatie. Welke horizontale aanpassingen zijn wat de Minister betreft mogelijk ongewenst? Deze leden vragen welk kader de Minister zal hanteren bij de vragen aan de Commissie over de horizontale en fundamentele gevolgen van het voorstel. Welke gevolgen zouden wat de Minister betreft niet wenselijk zijn om te besluiten met gekwalificeerde meerderheid op het gebied van non-discriminatie? Zou het besluiten met een gekwalificeerde meerderheid met de huidige verhoudingen een verbetering van de bescherming van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en intersekse personen (LHBTI) binnen de EU kunnen bewerkstelligen? Zijn er veranderingen in het krachtenveld die er nu toe leiden dat dit voorstel voor stemmen met gekwalificeerde meerderheid, ook over non-discriminatie buiten werk, voorligt?

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of de Minister voldoende ruimte ziet om onder de huidige besluitvorming met unanimiteit convergentie in het kader van de sociale pijler naar boven te bevorderen. Zij vragen of unanieme besluitvorming over sociale zekerheid en sociale bescherming van werknemers voldoende ruimte biedt om ook bij grensoverschrijdende arbeid in de toekomst verder te werken aan gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plek. Deze leden vragen of deze gebieden voldoende onderscheidend zijn. Wat zouden de risico’s kunnen zijn binnen het huidige speelveld voor besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid? Tot slot vragen deze leden op welke termijn de Minister verwacht dat er actie ondernomen zal worden op dit voorstel voor besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn teleurgesteld in de afhoudende houding van de Minister inzake het voorstel van de Commissie om te overwegen om over aanbevelingen op het terrein van sociale zekerheid en sociale bescherming van werknemers met gekwalificeerde meerderheid te besluiten. Deze leden delen de mening van de Commissie dat het gezien de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt nodig is om snellere besluitvorming te bespoedigen. Voorts vinden deze leden de argumentatie van de Minister dat lidstaten eigen verantwoordelijkheid hebben inzake sociale bescherming, niet helemaal passend. Deelt de Minister de mening van deze leden dat besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid niet hoeft te betekenen dat individuele lidstaten bevoegdheid verliezen?

De leden van de SP-fractie zijn evenals de Minister van mening dat sociale zekerheid allereerst een bevoegdheid is van de individuele lidstaten en dat vooral ook moet blijven. Wat voor de Commissie meer efficiënte besluitvorming is, is volgens deze leden een eufemisme voor het buitenspel zetten van nationale parlementen. De mededeling beschrijft de mogelijkheden om af te stappen van besluitvorming op basis van unanimiteit binnen het sociaal domein. Evenals de leden van de SP-fractie is ook de Minister van mening dat dit onwenselijk is. Deze leden verlangen echter van de Minister om veel sterker nog dan in het genoemde fiche, in krachtige bewoordingen afstand te nemen van dit idee. Is de Minister daartoe bereid? Wanneer denkt hij wel een indicatie te hebben van hoe het krachtenveld verdeeld is? Hoe gaat de Minister zich ervoor inzetten dat er geen meerderheid voor dit onzalige plan ontstaat? Of werpt de Minister evenals bij de export-WW de handdoek in de ring zodat Nederland straks alsnog met lege handen staat?

Voor de leden van de 50PLUS-fractie is afstappen van unanimiteit bij kwesties van sociaal beleid onbespreekbaar. De Minister onderschrijft dit gelukkig. Voorzichtigheid is moeder van de porseleinkast. De leden van de 50PLUS-fractie vinden het verder absoluut noodzakelijk heel goed na te gaan wat het Commissievoorstel met betrekking tot non-discriminatie precies inhoudt, wat de reikwijdte is en mogelijkerwijs kan zijn. Dat is nu niet duidelijk. Deze leden zien graag een nadere beschouwing over dit vraagstuk tegemoet.

6. Toekomst van de sociale dimensie van de EU

De leden van de CDA-fractie zijn in afwachting van de beantwoording van de vragen en opmerkingen die zij naar aanleiding van het schriftelijk overleg over de brief Toekomst van de sociale dimensie van de EU hebben gesteld. Ter aanvulling hierop zijn deze leden benieuwd naar de eerste gedachten over de SZW-wetgevingsagenda voor de komende Commissieperiode.

De leden van de SP-fractie merken op dat de Minister de ambitie zegt te hebben de verdere vormgeving van de sociale dimensie proactief te beïnvloeden. Hij wil daarbij vasthouden aan de bestaande bevoegdheidsverdeling. Deze leden hebben dat de afgelopen decennia heel vaak gehoord van de diverse kabinetten Rutte, maar constateren dat Brussel zich toch met steeds meer bemoeit, ook met instemming van Nederland. Kan de Minister heel precies aangeven wat hij onder de bestaande bevoegdheidsverdeling verstaat en wat voor hem nog acceptabel is om over te dragen en waar de grens ligt?

Voor dit agendapunt verwijzen de leden van de 50PLUS-fractie naar de bijdrage die reeds geleverd is voor het schriftelijk overleg over de brief Toekomst van de sociale dimensie van de EU dat onlangs heeft plaatsgevonden.

7. SER advies «prioriteiten voor een fair Europa»

De leden van de CDA-fractie lezen in de kabinetsreactie dat ondernemers regelmatig aanlopen tegen het feit dat autoriteiten uniforme Europese regels verschillend interpreteren. Welke concrete maatregelen kan de Minister zelf nemen om ervoor te zorgen dat regels beter worden gehandhaafd? Hoe gaat de Minister bijdragen aan betere informatievoorziening over geldende nationale regelgeving richting ondernemers, zoals de SER signaleert?

Wanneer wordt een akkoord verwacht tussen de Raad en het Europees parlement over het pakket «Een new deal voor consumenten» ten aanzien van consumentenbescherming?

De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister het uitgangspunt van gelijk loon voor gelijke arbeid op dezelfde plek deelt met de SER. De SER geeft echter aan dat de meldingsplicht voor gedetacheerde werknemers nog niet in werking is getreden, waardoor een belangrijk instrument voor controle en handhaving ontbreekt. Op dit punt lijkt de Minister vooralsnog niet thuis te geven en stelt dat de nieuwe meldingsplicht alleen van start kan gaan als de afstemming tussen ketenpartijen goed is uitgewerkt en vertaald naar een digitaal systeem. Deze leden zien graag een uitgewerkt tijdspad wanneer dit dan wel goed geregeld is tegemoet. Bovendien vragen zij zich af waarom dat tot op heden niet het geval is.

Voor dit agendapunt verwijzen de leden van de 50PLUS-fractie naar de bijdrage die reeds geleverd is voor het schriftelijk overleg over de brief Toekomst van de sociale dimensie van de EU dat onlangs heeft plaatsgevonden.

II Antwoord / Reactie van de Minister